No. 4307. Ter Neuzensche Courant Zaterdag 22 November 1902. 42" Jaargang.
TWBEDB BLAD.
Binnenland.
FETJILLETON.
ONSCHULDIG VEROORDEELD.
In de zitting der Tweede Kamer van gisteren
deelde "de heer Van den Heuvel, Dinsdag door
de vergadering der Provinciale Staten van Noord-
Brabant verhinderd het incident-Van Kol bij te
wonen, mede, dat hij als rapporteur der afdeeliug,
waarin de heer Van Kol zitting had, gebruik
heeft gemaakt van diens aanteekeningen tot aan-
vulling van zijn rapport, dat hij ten slotte met
de heer Van Kol heeft doorloopen. Deze heeft
trouwens in zijn //Kort Woord' erkend, dat al
zijn opmerkingen in de afdeeling door den heer
Van den Heuvel in diens rapport zijn opgenomen.
Indische Begrooting.
In het vervolg zijner rede betoogde de heer
Van Kol, dat het anti-revolutionnair program,
waar het geldt de koloniale politiek, reeds nu
volslagen fiasco heeft gemaakt en dat de inlander
wordt geexploiteerd ten bate van het Europeesch
kapitalisme. Spreker bepleitte staats-cultuur-
ondernemingen en drong ten slotte aau op het
breagen van een groot offer ten bate van Indie
uit onze schatkist.
De motie-Vau Kol zal worden behandeld op
nader te bepalen dag.
De heer De Waal Malefijt begroette dezen
Minister als een man van vaste beginselen.
De uitgaven voor militairislische doeleinden
achtte spr. niet te hooghet ware onbillijk, den
Minister van een militaristischen tendenz te be-
schuldigen. Een politiek van absolute non-inter
ventie in Indie achtte spr. onmogelijk. Geldelijke
steun aan de zeuding als zoodanig wordt door
de rechterzijde niet verlangd.
De heer Van Vlijmen achtte het schrikbeeld,
alsof de Minister de militaristische belangen boven
de sociaal-economische zou stellen, volkomen ou
gegrond.
Spreker wraakte Van Kol's beschuldiging van
imperialisme.
De Regeering treedt in Indie slechts noode
met de wapenen op, slechts indien het onver-
mijdelijk is. De overgroote meerderheid der
bestuursambtenaren is bezield met den geest onzer
Regeering, om verzoenend en bemiddelend op te
treden.
De heer Verhey sloot zich aan bij hen die thans
daden eischen in het belang van Indie.
Ter bezuiniging wilde spr. meer plaatsen doen
innemen door inlanders in allerlei betrekkingen,
waarvoor zij geschikt zijn. Spr. vereenigde zich
geheel met 's Ministers opvatting, dat de sterkte
van ons leger in Indie zich sorgvuldig moet be
palen tot wat noodig is voor de handhaving van
ons gezag. Spr. betreurde, dat in de Troonrede
geen verklaring omtrent Atjeh voorkomt, waar
zijns inziens het aantal troepen dient vermeerderd.
De heer Van Bylandt ontkende eveneens, dat
onze Regeering door veroveringszucht bezield is.
Wq hebben orde en rust in onze eigen bezittingen
te bevorderen en treden slechts gewapenderhand
op waar men onze hulp vraagt. Spreker vreesde,
dat het voortdurend spreken over ^imperialistische
politiek" in het buitenland een verkeerden indruk
zal maken.
De heer Roell meende, dat het moederland met
behoeft te voorzien in alle tekorten van Indie,
waar deze voortvloeien uit noodeloos kostbare
organisaties, en wees op misrekeningen in de
Indische begrooting; hij drong op grooter nauw-
keurigheid in de begrooting aan.
De heer Cremer verwachtte van den Minister
veel goeds en keurde de door den heer Van Kol
gewenschte permanente eommissie voor de Indische
begrooting af en was integendeel voor uitbreiding
der macht van de Indische regeering.
De Minister van Kolonien dankt voor de wel
willende outvangst en verklaarde volkomen te
handhaven het door hem als Kamerlid ontwikkelde
beginsel, dat Nederland een zedelijke roeping
tegenover Indie heeft te vervullen, hoewel de
52)
In de hokken der mannen waren nog verscheidene
zakken met sinaasappelen over; bij de vrouwen
zou men echter moeite hebben gehad er nog een
paar te vinden. Als uitgehongerde wezens hadden
zij zich op de vruchten geworpen, die haar waren
gegeven, om ze in weinige uren te doen ver-
dwijnen. Robin vulde een emmertje met een
twintigtal sinaasappelen, plaatste den bewusten
appel bovenop en liet het geschenk aau de vrouwen
brengen. Robin plaatste zich zonder gerucht te
maken voor een opening in het luik, waardoor
zij alles kon gadeslaan, wat er binnen gebeurde.
De vrouwen slaakten kreten van vreugde bij
het zien van den nieuwen voorraad vruchten, die
zoo zeer naar haar smaak waren. Zij vlogen er op
„n en strekten alien tegelijk de handen uit om
een appel te grijpen. Marcelle Hebert hield ze
tegen en had de mand met vruchten bij zich ge
nomen en Marcelle Hebert was in het ongestoorde
bezit van den appel met het papier. Verheugd
in het uitmuntend gelukken van haar list werd
Marcelle echter plotaeling gestoord door het onver-
wacht geroep van Robin
econnuiische toestand zorg eischt, waarschn*de de
Minister tegen tot moedeloosheid stemmende over-
drijving van den chronischen nood op Java.
In het Regeeringsantwoord op het voor-
loopig verslag der 1 weede Kamer over de
staatsbegrooting voor 1903 wordt o. m. verklaard
Dat de schipperij (in de nota van den heer
Van Twist bedoeld) in de laatste jaren in min
gunstigen toestand verkeert, is der Regeering
niet onbekend en een speciaal onderzoek, om
dienaangaande licht te verspreiden, kan dan ook
niet noodzakelijk worden geacht.
De toestanden van het verkeerswezen zijn in
de laatste jaren aanmerkelijk gewijzigd. Aanleg
van spoor- en tramwegen en verbetering van
waterwegen hebben het vervoer in alle richtingen
in buitengewone mate doen stijgen, maar daar-
nevens heeft ook het vervoerwezen zelf ingrij-
pende veranderingen ondergaan. oor zooverre
uit bestaande regelingen bijzondere belemmerin-
gen voor de kleinere schipperij voortvloeien, is
de Regeering steeds bereid bij haar inkomende
klachten nauwgezet te onderzoeken en daaraan
zooveed mogeljjk tegemoet te komen.
Wil men dat de vreemde schipper spoediger
dan thans onderworpen worde aan de bedrijfs-
belasting, dan bedenke men dat eene ingewik-
kelde wetswijziging zou worden ondernomen
voor een nagenoeg onbeteekenend financieel
belang. Sedect de invoering van de hediijfs-
belasting, wordt gemiddeld doorde Nederlandsche
schippers slechts pl.m. 1/6 betaald van de som
door hen in het voormalig patentrecht bijge-
dragen. De meeste aanslagen zijn dan ook niet
hooger dan een a twee gulden. Gesteld de
buitenlandsche schipper, ook al deed hij slechts
een vracht per jaar, werd verplicht zoodanig
bedrag ten voile te betalen wat zou dit den
Nederlandschen schipper baten V
Ten opzichte van //de bijzondere punten van
legislatieven aard", waarover in de afdeelingen
van gedachten is gewisseld, wordt het volgende
opgemerkt
1°. Dat de wet van 24 Mei 1897 nu reeds
geacht wordt, min of meer verouderd te zijn,
stelt te leur, zoo men er op let, dat deze wet
eerst met 1898 is ingevoerd en dat hare werking
zelfs over 1902 nog niet voleind is. Nadere
voorziening ten behoeve der gemeenten kan
intusschen noodig blijken, en, overtuigd dat de
gemeente-financien niet spaak mogen loopen,
wenscht de Regeering ook aan dit vraagstuk
hare ernstige zorg te wijden.
De opgaven omtrent de uitkomsten van de
werking der Leerplichtwet over 1901 zijn tot dus-
ver nog niet volledig ingekomen, en vele die in-
kwamen, moesten wegens onnauwkeurigheid ter
correctie worden teruggezonden. Ook op het
terugkomen van deze laatste opgaven wordt
gewacht. Eerst na volledige kennis van den
toestand te hebben gekregen, zal de Regeering
kunnen overwegen, wat ten deze geraden zal
zijn. Reeds nu echter wenscht zij uit te spreken,
dat zij in geen geval tot den toestand van veel-
vuldige verwaarloozing der opvoeding en van
ongeregeld schoolbezoek, die voor de invoering
van de Leerplichtwet bestond, wenscht terug te
keeren. Indien tot intrekking moest worden
overgegaan, zou dit slechts kunnen geschieden
na of bij de aanneming van een ontwerp, dat
bedoeld kwaad, doch naar een ander stelsel, kon
fnuiken.
3°. Een ontwerp in zake de Drankwet is in
bewerking, en de Regeering vertrouwt dat het
haar gelukken zal, dit zoo tijdig aan de orde
te kunnen stellen, dat de termijn van 1 Mei
1904 niet onder vigeur van de thans geldende
wet verstrijke.
4°. Het ontwerp voor pensioneering van
bijzondere onderwijzers en van weduwen en
weezen van alle onderwijzers. Ook voor leeraren
van gymnasia en sommige andere gemeentelijke
scholen, die geen Rijksinrichtingen zijn (de
Geef mij het briefje, dat ge daareven ont-
vangen hebt, riep hij haar toe.
Welk briefje, mijnheer?
Het is onuoodig te veinzen, ik heb alles
gezien.Het briefje hebt ge verborgen in
uw kleed.
Marcelle Hebert wierp het hoofd achterover,
en haalde het briefje voor den dag en gaf het
den opzichter.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
bijzondere scholen vooralsnog uitgezonderd) zal
een voorziening worden voorgedragen. Ten
opzichte van de wettelijke regeling van de
pensioneering van onderwijzers aan ambacht-
scholen is nog geen beslissing genomen.
5°. Het is de bedoeling veel van hetgeen in
het wetsontwerp betreffende de arbeids- en
rusttjjden van volwassen werklieden voorkwam,
in het nieuwe ontwerp voor eene arbeidswet
op te nemen. Regeling van Zondagsarbeid,
voor zoover het onmogelijk zal blijken dien
geheel te stuiten, ligt in het voornemen der
Regeering slechts wenscht zij zich de beslissing
in welk ontwerp dit geschieden zal, voor te
behouden.
6°. Een herziening der Zondagswet hoopt
het Kabinet reeds in het eerstvolgende zittings-
jaar aan de orde te kunnen stellen.
De vrees alsof het in de bedoeling van het
Kabinet lag ten deze den toestand te forceeren,
zal ongegrond blijken. Verstandig beleid maakt
het geraden, zich ten deze aan het goede in den
bestaanden toestand aan te sluiten, door de wet
de verdere ontwikkeling van dat goede te be
vorderen, en aldus den weg tot een latere nog
meer afdoende herziening der wet te effenen.
7°. Van de wenschelijkheid, om in den
reehtstoestand der ambtenaren verbetering te
brengen, is de Regeering overtuigd. De aan-
geprezen verbetering zal het best zijn tot stand
te brengen na de regeling der administratieve
rechtspraak.
8°. Tot wettelijke regeling van het ambachts-
onderwijs wenscht de Regeering vooralsnog niet
over te gaan. Zonder zulk een regeling heeft
het zich krachtig ontwikkeld, en in de voor-
waarden bij het verleenen van Rijkssubsidie
gesteld, is reeds het begin van een bestuurs-
regeling voo'rhanden.
9°. Invoering van eenheid van tijd wenscht
de Regeering voorhands niet aan de orde te
stellen. 1
10°. Het ontwerp tot inperking van den
vaccinedwang zal binnenkort de Kamer kunnen
bereiken. Reeds nu kan worden medegedeeld
dat in dit ontwerp met het meeningsverschil
onder de leden van de meerderheid, waarop het
Kabinet steunt, rekening is gehouden.
Ho. Het nader onderzoek, dat omtrent het
ontwerp der afsluiting en gedeeltelijke inpol-
dering van de Zuiderzee wordt ingesteld, is nog
niet afgeloopen. De belangen der binnen-
schipperij worden door de Regeering niet uit
het oog verloren.
12°. Dezelfde financieele omstandigheden
welke het der Regeering ten vorigen jare on
mogelijk maakten eenige toezegging te doen
omtrent afschaffing van nog bestaande tollen,
zijn nog en in niet mindere mate aanwezig.
De Kamer van Koophandel te Middelburg
besloot volgend adres aan de Tweede Kamer te
zenden
,/Waar wij ons bij adres van 15 April 1901
tot u wendden met het verzoek de motie van den
heer Van Gijn, sfrekkende. om de betrokken
Ministers uit te noodigen in den loop van het
zittingsjaar 1901/2 den aanleg van een verbeterden
waterweg over Brouwershaven naar zee te be
vorderen, krachtig te steunen, opdat aan de ge-
varen, verbonden aan de grilligheid van het
vaarwater in het Hellegat, in het belang en van
Zeeland met West. Noord-Brabant en van's lands
verdediging en van Dordrecht een bevredigeud
einde worde gemaakt,
daar mochten wij met waardeering ontwaren,
dat die motie met nagenoeg algemeene siemmen
door uw hooge vergadering werd aangenomen.
Met zekere spanning zagen wij uit naar het
ontwerp tot vaststelling van hoofdstuk IX der
staatsbegrooting voor 1902, maar wij werden, na
biervan thans te hebben kennis genomen, zeer
teleurgesteld, toen wij in de memorie van toe-
lichting moesten lezen, dat eerst in de tweede
Niet lang na het verhaalde in het vorige hoofd
stuk, was het hoofd der opzichters bezig een verslag
van het gebeurde op te stellen. Hij bereikte er
even wel niet volkomen het doel mede, dat hij zich
had voorgesteld. Had hij het aan den eersteu
luitenant gericht, den persoon die in het bijzonder
met het toezicht op de veroordeelden was belast,
dan zou deze waarschijnlijk zonder verder onderzoek
en uit gewoonte, de cachotstraf hebben opgelegd.
Het toe»al wilde echter, dat de commandant
de man van het hoogste gezag aan boord van
het verslag kennis kreeg. Zooals wij reeds gelegen-
heid hadden op te merken, was deze iemand van
strenge beginselen. Als commandant verlaugde
hij strikte gehoorzaamheid aan de gegeven bevelen.
Hij was dien dag bijzonder in zijn humeur.
De gezondheidstoestand zijner officieren, soldaten,
manschappen en zelfs der veroordeelden, die onder
zijn bevel naar Caledonie werden overgevoerd, liet
nieits te wenschen over. Een paar gevallen van
koorts uitgezonderd, had zich niets bijzonders en
niet de minste schijn eener aanstekelijke ziekte
vertoond. De Teis was daarbij voorspoedig. Sedert
het fregat de kusten van Brazilie had verlaten,
had het geregeld zijn acht knoopen in het uur
geloopen een zeer fatsoenlijke gang voor een
transportschip.
Als het weder gunstig bleef, zou men in weinige
dagen de Kaap de Goede Hoop rondkomeu en een
vlugge reis maken.
Onder deze gunstige omstandigheden, die nooit
nalaten op den echten zeeman een verzachtenden
invloed uit te oefenen, las de commandant het
bewuste verslag in een geheel andere stemming
dan de opsteller had verwacht. Hij liet den kapi-
tein der mariniers komen en beval hem de beide
veroordeelden Armand Fortier en Marcelle He
bert op zijn straflijst te zetten, de eerste voor
14 dagen in de ijzers en de laatste voor 8 dagen.
In vergelijking met hetgeen ze onder andere
omstandigheden hadden kunnen krijgen, was de
opgelegde straf bijzonder licht.
De opzichter Robin was buiten zichzelven van
woede. Hij had zoo vast op een maand cachot
gerekend, dat hjj Fortier in het bijzijn zijner
kameraden, die straf reeds aangekondigd had.
Nu hjj belet werd deze op te leggen, voelde hi
helft van 1902 met de peilingen in het Hellegat,
waarvoor in de begrooting van dat jaar een post
was uitgetrokken, is begonnen.
Waar het hier geldt een zaak, waarbij een
veelzijdig, alzoo in menig opzicht algemeen
belang is betrokken, daar zij het ons vergund,
gelijk wij de eer hebben bij deze te doen, onze
volkomen instemming te betuigen met hetgeen
terzake onlangs door de Kamer van Koophandel
en Fabrieken te Dordrecht en den raad dier ge-
meente is besloten, en alzoo, ook ter wille van
de belangen, waarvan de behartiging aan ons is
toevertrouwd, Uwe Hooge vergadering te verzoeken
wel te willen medewerken, opdat zoo spoedig
mogelijk aan de motie-Yan Gijn uitvoering worde
gegeven."
Door den heer P. van Laer te Oosterbeek
is een adres gericht tot den Minister van Binnen-
andsche Zaken, waarin adressant te itennen geeft
,/dat hij zich ter genezing eener infectie gesteld
lad onder behandeling van Dr. J. G Fijan, destijds
militair geneesheer te Arnhem, en op diens aan-
raden en voorseturiften zich onderworpen heeft aan
een behandeling met z. g. Ronjtgenstralen door
den heer Martin Loth, zich noemende Rdntgen-
terapeuth te Arnhem
#dat die behandeling voor requestrant zeer be-
denkelijke gevolgen heeft opgeleverd, ja hem zelfs
voor zijn leven heeft ongelukkig gemaakt, en dat
requestrant in de ondervonden wijze van behandeling
en de daaruit voortgevloeide gevolgen aanleiding
leeft gevonden die feiten te brengen ter kennis
zoowel van den inspecteur van het geneeskundig
staatstoezicht als van het Openbaar Ministerie, maar
dat geen dezer autoriteiten, ook niet na een zeer
nauwkeurig en uitgebreid onderzoek door den
rechter-commissaris, grond heeft gevonden voor
een strafvervolging te dezer zake."
Teneinde de verschrikkelijke gevolgen van een
behandeling met Rontgenstralen door bevoegden
of onbevoegden, voor anderen te voorkomen, heeft
hij gemeend deze zaak ter kennis van den Minister
te moeten brengen, teneinde deze na kennisneming
van de daarop betrekking hebbeude stukken, zoo-
danige maatregelen zal nemen, als hij zal meenen
te behooren.
TER NEUZEN, 21 November 1902.
Naar wij vernemen bestaat er gegronde
hoop, dat gunstig zal beschikt worden op het
adres aan Z.Exc. den Minister van Oorlog om
het voorbereidend militair-onderricht ook alhier
nog dezen winter te doen geven en dat dit binnen
kort zal aanvangen.
Gisterenavond is de met de leiding belaste
kapitein uit Middelburg reeds hier geweest om
enkele zaken te regelen.
Gedep. Staten van Zeeland hebben bepaald,
dat de zittingen van den Militieraad, na afloop
der zittingen te Middelburg, zullen worden geopend
te Oostburg, op 13 December a. s., te Hulst op
16 December en dat de Militieraad vergadert te
Oostburg voor de gemeenten in het voormalig
4e district en te Hulst voor de gemeenten in het
voormalig 5e district.
Donderdag werd aan het gebouw van het
provinciaal bestuur te Middelburg aanbesteed het
onderhoud van de rijkswaterleidingen bewesten en
beoosten het kanaal Ter Neuzen, gedurende de
jaren 1903, 1904 en 1905. (Raming f 5475
per jaar).
Hiervoor werd ingeschreven door de heeren G. J.
Balkenstein voor 5270, C. van der Hoofl voor
5265, J. Simons voor f 5075, K. de Vos voor
f 4930, alien te Ter Neuzen, J. Lindenbergh Cz.
te Wemeldinge voor f 4880 en A. Tholens Dingz.
te Ter Neuzen voor f 4260.
Philippine. Door den vroeg ingevallen vorst
hebben hier vele bietenverbouwers groote schade.
Niet alleen dat de bieten aan kaai en dijken
bevriezen, maar vele boeren hebben nog verschei
dene gemeten in den grond staan, die zij door
zich tegenover al de gevangenen in zijn gezag
gekrenkt, zijn eer als gevangenbewaarder leed er
onder. Nog een ander oorzaak maakte zijn drift
gaandehij was gestoord in zijn plannen. Hij
had zich van den straftijd van Fortier veel voor
gesteld, om dezen onder de leus #uit het oog
uit het hart," bij Marcelle Hebert te vervangen.
Intusschen zat er voor hem hoe gaarne hij
het voorwerp zijner wraakzucht ook naar het
cachot onder in het ruim had gebracht niets
anders op, dan de bevelen van den commandant
te gehoorzamen en zijn slachtoffer voor 14 dagen
de ijzers aan te laten doen. Hi] gunde zich het
genoegen daarbij tegenwoordig te zijn en tezorgen
dat de ring aan het been zoo nauw mogelijk sloot,
de ijzeren stang zoo kort mogelijk was, ten einde
den ongelukkige de minst mogelijke vrijheid te
laten en het slot behoorlijk werd voorzien.
De straf om in de ijzers te worden gesloten,
werd door de mannelijke veroordeelden in hetzelfde
hok ondergaan, waarin zij vertoefden, de gestrafte
vrouwen echter werden aan boord van dit schip
in een ander hok opgesloten. Een kleine ruimte
van niet veel meer dan een meter in het vierkant,
zonder luiken aan de voorzijde en dat zich juist
tegenover het hok van Fortier bevond.
(Wordt vervolgd).