A 1 g e m e a Hieuws* en Advertentieblad Seeuwsch-YUaaderen. No. 4296. Dinsdasc 28 October 1902. Schoolgeld. Belasting op het honden van tionden. H i nder w e t. On.veiIigh.eid Vaarwater. 42e Jaar^an^;. abonnement Y 0 0 t FETJILLETON. 0NSCHULDIG VER00RDEELD. GEMEENTE PHILIPPINE. Binnenland. Inzending van advertentien voor 3 uren op den dag der uitgave. 41) VEERTIENDE HOOFDSTUK. UITGELOOT op de geldleening 1890, 1°. 25 en op idem 1898, N°. 6. Hij heeft het niet volduende geacht haar hart ENGELAND. TER NETONSCHE (MEANT. Voor Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,—Franco per post: Nederland 1,10. Vow Belgie 1,40. Voor America 1,82*. Men abonneert zich bjj alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. AD ViSTKNTlU: Van 1 tot 4 regels 0,40, Voor elken regei meer 0,10, Bjj directe opgaaf ran driemaal plaatsing derzelfde adrartentu wordt da pr|s slechts tveemaal berekend, Grootere letters worden naar plaatsroimte berekend. p|t h„d ywUtjm* Woea.d»». e. VwiJdag.svo.td, al^^^wd^TFeestdage.., I.IJ de Firms 1». J. Vi» UK UIDI «o Vmw Heues. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen ter kennis dat het 3« suppletoir kohier van het Schoolgeld voor het open baar lager onderwijs in deze gemeente voor 1902, in afschrift, gedurende vijf maanden, op de secretane der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Ter Neuzen, den 27 October 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J A. P. GEILL, Burgemeester. J. L. OOSTERHOFF, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van TEB NEUZEN brengen ter kennis, dat het suppletoir kohier van de belasting op het houden van honden, No. 2, in deze gemeente, voor 1902 in afechrift, gedurende vijf maanden, op de secretane der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Ter Neuzen, den 27 October 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J A. P. GEILL, Burgemeester. J. L. OOSTERHOFF, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN gezien de arlt. 6, 7 en 12 der Hinderwet (Staatsblad no. 222 van 1896,) maken bekend dat op heden ter gemeente-secretarie ter visie is gelegd oen verzoek van A. THOLENS te Ter Neuzen om eene definitieve vergunning teneinde de schoorsteen zijner bakkenj, waarvoor hem bij besluit van 4 November 1901 voor den nroeftijd van een jaar ontheffing is verleend tot het plaatsen van een John's reel- en vonhenvanger, in den thans bestaanden toestand te behonden en dat op Maandag 10 November 1902, des namiddags 8 uren, ten raadhuize dezer gemeente, gelegenheid zal worden gegeven om tegen het behonden dier inrichting bezwaren in te brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lichten. Ter Neuzen, 27 October 1902. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, J. A. P. GEILL, Burgemeester. J. L. OOSTERHOFF. Secretaris. De Burgemeester van TER NEUZEN brengt bij deze ter kennis van zeevarenden dat op den 28" October a. s. en zoo noodig volgende dagen, schietoefeningen zullen worden gehouden van het fort op de Hnrssens. Verdere inlichtingen omtrent deze schietoefeningen kunnen door belanghebbenden worden verkregen ter secretarie der gemeente op de nren, waarop deze geopend is. Ter Neuzen, den 27 October 1902. De Burgemeester voornoemd, J. A. P. GEILL. Burgemeester en Wethouders van Philippine, (get.) CAMMAERT, Burgemeester. (get.) J. L. DE MULDER, Wethouder. De herfst heeft den zomer vervangen. Allen, die Parijs verlaten hebben om de badplaatsen te bezoekeo, keeren langzamerhaud terug en al de wintervermakelijkheden vangen weder aan. Prinses Sophia Lavisine en Karel Merieux zijn nog altijd in het noorden van Frankrijk, in het kleine badplaatsje Vaucotte. Gedurende den geheeleu zomer is de prinses geen enkele maal naar Parijs geweest. Men ge- looft dat ze in Rusland is en prios Orsilof, die door verschillende personen naar nieuws omtrent haar gevraagd is, heeft geantwoord Zij leeft stil op een van haar landgoederen en zal niet in ons midden terugkeeren voor haar rouw is geeindigd. Baron Merieux acht de listen welke hij in den eersten tijd toepaste niet meer noodzakelijk. Thans verwijdert hij zich niet meer plotseling, om zijn afwezigheid te doen betreuren en zijn macht over haar op die mamer te versterken. De prinses was geheel gewonnen, overwonnen. Zij leefde slechts door hem en voor hem. Hij was haar meester. Zij behoorde hem toe. Hij geeft een bevel, zij gehoorzaamt zonder te aarzelen. Haar trots als prinses, als Russische, is ver- dwenen. Zij heeft hem vooral lief, omdat zij mecnt, dat hij haar werkelijk aanbidt. Daarvan heeft hij baar weten te overtuigea. In den loop der vorige week is men in Enge- land onaangenaam opgeschrikt door telegrammen en brieven uit Somaliland, meldende een reeks gevoelige nederlagen, welke der Britsche expeditie, onder aanvoering van kolonel Swayne, door den zoogenaamden Gekken Mullah zijn toegebracht. Jarenlang zijn de Engelschen reeds bezig dit geduchte Mohammedaansch, half-wereldlijk, half- geestelijk opperhoofd, te beoorlogen. Met zijn ruwe en fanatieke strijders weet hij zich in het onherbergzame land aan de Zuidkust van de Golf van Aden aan onderwerping te onttrekken. In den loop van het vorig jaar sloot Engeland een verbond met negus Menelik van Abessinie om te trachten den Mullah er onder te krijgen. Een Britsche expeditie trok van de kust op, terwijl de Abessiniers van hun land uit zouden ageeren. Waarom dit plan niet gelukt is, of het opgegeven werd, is nooit gebleken. Dat het niet slaagde, komt voldoende aan het licht door de omstandig- heid, dat de Engelschen dit jaar een nieuwe expeditie uitrustten en ditmaal geheel op eigen houtje. Wei werd een overeenkomst gesloten met Italie, welks bezittingen aan Somaliland grenzen, ten doel hehbende, den Britschen troepen de gelegenheid te verzekeren, den Mullah, zoo noodig ook op Italiaansch gebied, te bestoken. Dezen zomer rnkte de expeditie uit en uit al wat men er tot dusver van hoorde, bleek, dat zij met groote moeilijkheden te strijden had en al zeer weinig voortgang maakte. Het Britsche prestige heeft nu, door de jongste nederlagen, in Somaliland een gevoeligen knak gekregen. Een grootere expeditie zal dienen te worden uitgerust, want nu, minder dan ooit, mag Groot-Brittannie wijken. Hadji Mohammad Abdoellah zoo heet de Gekke Mnllah eigenlijk behoort tot den stam van Soleiman Ogaden en woonde vroeger te Kob Fardod, een dorp, 170 mijlen landwaarts van het Britsche havenplaatsje Berbera, aan de Golf van Aden, gelegen. Hij is nog jong, heeft een donkere huidskleur, is lang en mager en draagt een kleine sik. alleen te treffen, ook op haar verstand heeft hij een beroep gedaan door haar belangen in de zaak te betrekken. Nu en dan verdwijnt de minnaar om plaats te maken voor den raadsman en den vriend. Op een morgen tegen het einde van October ging hij volgens gewoonte uit, om de post te gemoet te gaan. Wat zijt gi] lang weggebleven, zeide zij toen hij bij haar kwam, was de post vandang zoo laat Hij antwoordde niet en toen keek ze hem eerst aan- Mijn hemel, wat hebt ge P riep zij. Uw gezicht is geheel vertrokken. Hebt ge slecht nieuws gehoord Neen, neen, ik heb niets, ik heb niets, vergist u. En ik zeg dat ge wel iets hebt. Zoo, heb ik u nog nooit gezien. O, ik wil, dat ge het me zegt. Ge antwoord niet, ge hebt dus geheimen voor mij Mogen er tusschen ons geheimen bestaau? Spreek Ik wil dat ge spreekt. Toen hij eindelijk niet meer de kracht had om weerstand te bieden, fluisterde hij met nauwelijks heorbare stem Ik bezit niets meer. Op levendigen toon riep zij Hebt ge niets meer Hoe is dat mogelijk Wat is er dan gebeurd Hij deed zich langen tijd bidden voor hij ant woorddeWaartoe zou dat dienen? Waarom zou ik u kwellen, door over vervelende zaken te spreken. Zij drong zoo aan, dat hij er mede eindigde, zich te laten bepraten. Tusschen de jaren 1896 en 1899 volbracht Mohammad Abdoellah verschillende bedevaarten naar Mekka, waar hij zich aansloot bij de Mos- imsche sekte van Mohammad Saleh, die hem tot zijn vertegenwoordiger in Somaliland benoemde. Die sekte is 6en der geheime genootschappen, welke haar vertakkingen over de geheele Moslimsche wereld verspreiden de leden zweren niets omtrent inn Mnllah aan het licht te zullen brengen. Zij werd tegen 1887 in Berbera overgeplant en haar oorspronkelijke bedoeling was te predikeb 1. Grooter regelmatigheid in de uren van het gebed2. meer aandacht te schenken aan gods- dienstzaken 8. verbod van /,Kat". #Kat" is een blad, dat door Arabieren en Somali's gepruimd wordt en benevelende eigen- schappen bezit. Toen zijn sekte wies, begon ook's mans waanzin. lij begon op te geven van zijn bovennatuurlijke eigenschappeu. Zoo beweerde hij te kunnen hooren wat op 200 mijlen afstands gezegd werd en kogels in water te kunnen veranderen. Zijn volgelingen noemden zich derwischen en de andere lieden van den stam scholden zij voor caffirs (ongeloovigen) uit. Dit laatste zette kwaad bloed en de Mullah, die het noodig oordeelde, zijn volgelingen te steunen, begon gelden te heffen onder de stammen, zeggende dat dit dienen moest, om de zaak van den gods- dienst te bevorderen. Wie zich verzette, werd gedood. De Mullah wist wapenen te krijgen, die in kustplaatseu werden binnengesmokkeld en de manneu van den Mullah waren weldra in staat, de gewone inlanders, die enkel met speren gewapend zijn, te terroriseeren. In Juli 1899 heette het, dat de Mullah geheel en al het hoofd kwijt was. Toen kreeg hij den bijnaam van den jGekke." In September 1900 toonde hij zijn krankzinnigheid" in de gruwelen, welke hij be- dreef na zijn overwinniug op den stam Habr Awat. Hij wierp toen kinderen in brandende huizen en sneed vrouwen de borsten af. Uit den godsdienstigen hervormer was langzamerhand een bloedig roover eu tiran gegroeid. De stammen uit de buurt van Berbera riepen de hulp in van de Britsche overheid en deze eischte van den Mullah, dat hij met zijn raids zou ophouden. Er kwam een trotsch en onbeschaamd antwoord. Toen besloten de Britten hem onschadelijk te maken. Maar dezen hebben zich blijkbaar geen begrip gemaakt van de groote moeielijkheden, welke die taak zou opleveren. Sedert 1899 toch hebben voortdurend kleine expedities plaats, die .meer of minder ver iu het steenachtige, waterlooze Jand doordringen, den Mullah een eindweegs achter- najagen, hem eeuig vee ontnemen en dan weder terugkeeren om in het volgend seizoen een nieuwe poging te wagen. Ondertusschen neemt de macht van den Mullah gaandeweg toe. In December des vorigen jaars beschikte hij over circa 15,000 man, van wie velen met geweren waren gewapend. De Mullah is steeds omringd door een met vergiftigde pijleu gewapende lijfwacht. Naar het heet, wordt den Mullah hulp verleend door zekeren Karl of Salomon Inger, een Hongaar van afkomst, die, na een korte poos in het Hon- gaarsche leger te hebben gediend, naar Noord- Amerika is gegaan en daar een avontuurlijk leven heeft geleid. Hij moet reeds onder den Mahdi hebben gediend en zich later bij Osman Digma te Omdurman hebben aangesloten. In 1897 intrigeerde hij bij den sultan tegen Engeland en trachtte ook door bemiddeling van Henri van Orleans bij de Fransche regeering aan te dringen op het nitroepen van een protectoraat over Soedan. Toen dit mislukte, trachtte hij een Hongaarsche kolonie in Somaliland te stichten. Een schip bracht emigranten uit Hongarije naar de Somalikust en Inger nam den titel van emir Soleiman aan. De kolonisatie mislukte echter. Na tal van avonturen en omzwervingen door Afrika en Europa schijnt Inger echter weder in Somaliland te zijn aangekomen, waar hij (.blank adviseur" van den Gekken Mullah is geworden. Hadji Soedi, de voornaamste luitenant van den Mullah, is een gewezen tolk bij de Britsche marine. Hij was eertijds rijk, zeer rijk geweest. Sedert langen tijd echter was hij het niet meer. Voor hij haar kende, voor hij leerde beminnen, had hij zijn leven en fortuin dwaas verkwist, om zich te ver- zetten en zijn geest en verbeelding bezig te houden ten koste van zijn hart, dat niet kon beminnen. Den dag toen hij haar ontmoette en hij begreep dat zijn leven eindelijk een vast doel kreeg, dat hij het genot niet meer achterna mocht jageu, omdat hij het geluk gevonden had, bezat hij niet meer dan 250 duizend gulden. Op raad van een vriend plaatste hij dit geld in een goede onderneming. Naar algemeen oordeel was zij uitmuntend, en moest zij schoone renten afwerpen. Als het mede liep, kon hij best rekenen op 25 duizend gulden rente. Daarop was hij vertrokken, ver van de wereld, ver van alle geraas, alle nieuws, alle zaken. Helaas De maatschappij welke hem had moeten verrijken was slecht geloopen. Hij verloor niet alleen zijn inkomsten maar ook zijn geheele fortuin. Al sprekende verkrenkelde hij een brief, welke hij in de hand hieldhij toonde haar die, zeggende Zie zelf. Ik kan mij uiet vleien met de minste hoop. Het nieuws staat zoo vast als een paal boven water. Men windt er geen doekjes om. Een deskundige in geschreven schrift zou onge- twijfeld bemerkt hebben, dat de letters in dezen brief veel overeenkomst vertoonden met de hand van baron Merieux, maar prinses Sophia dacht er zelfs niet aan, een enkelen blik te werpen op het papier, dat hij haar voorhield. Toen hij haar alles gezegd had, nam zij op haar beurt het woord En is dat niet mijn schuld, zeide zij. In Aan H. M. de Koningin is volgend adres ver- zonden Geven met verschuldigden eerbied te kennen Ondergeteekenden, alien kerkeraadsleden in ver schillende gemeenten van de Nederl. Herv. kerk in de classis Alkmaar, Vergaderd ter Diaconale Conference, dat zij in de nitoefening der diaconale armver- zorging in toenemende mate belemmering onder- vinden van collectanten die zoowel op het platte- land als in de steden, huis aan huis een beroep doen op de goedgeefschheid der bevolking, dat de wetsbepalingen niet voldoende blijken te zijn om ongewenschte inzamelingen, met allerlei misbruiken, daaraan verbonden, te voorkomen, weshalve zij de vrijheid nemen zich te wenden tot Uwe Majesteit, met het eerbiedig verzoek om plaats van n met uw zaken bezig te houden en er op te letten, zijt ge hier uit achting voor mij gekomeu. Ik ben de oorzaak van uw geheelen ondergang. Gij, hoe zou dat nu mogelijk zijn. Zeker. Slechts aan mijzelf denkende, heb ik u geen tijd gelaten, aan uw eigen zaken te denken en als ik nu bedenk, wat gij altijd waart voor mij. Ja, mij gaaft ge raad, en deedt mijn fondsen goed beleggen. Mij hebt ge verrijkt, terwijl men u arm maakte. Ik kan niet toestaan, dat het zoo blijft. Dat verlies gaat slechts mij aan, niemand anders dan mij. Maar hoe bedoelt ge dat, ik begrijp u niet. Driftig wordend, ging zij voort Boven alles beschouw ik mij als uw vriendin, als uw zuster. Tusschen ons mag geen valsche bescheidenheid bestaan. Sta mij toe, mij voor te stellen, dat ik het ben, die deze som van 250 duizend gulden verloren heb en geef mij de toe- stemming dat verlies te dekkendoor uw goeden raad heb ik veel meer verdiend. Wij zullen de verliezen zoowel als de winsten te zameu deelen, dat is niet meer dan billijk. NooitNooitriep hij. Maar zij hield vol. Neen, neenzeide hij met flinke stem. Ge zoudt mij een ondienst bewijzen, ja, ge zoudt mij kwetsen, als ge nog een woord over dat onder- werp zoudt zeggen. Ik mag niet langer naar u luisteren. Tusschen ons mag nooit sprake zija van geldzaken. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1902 | | pagina 1