BIJVOEGSEL Ter Neuzensche Courant Zaterdag 27 September 1902. No. 4283. FEUILLET ON. ONSCHULDIG VEROORDEELD. Binnenland. Beroep der Boeren-Genecaals op de beschaafde wereld. Het is den Engelschen gansch niet naar den zin, dat de Boeren ffe aalmoes van hun regeering niet als een geweldig humane daad en het Engelsche volk deswege niet als het allerchristelijkste aller christelijke volken hebben geprezen, en, in stilte, hun weduwen en weezen niet Helen lijden. Men kan er blijkbaar niet bij, dat de Boeren tot een dergelijke huichelarij niet in staat zijn. De Amerikaansche gift. Het incident-Leopold Stefanie. Lijkdienst voor de Belgische Koningin. Minister Idenburg. VAN DE VAN Het zal de wereld nog versch in het geheugen zijn, hoe de Boeren na een bangen strijd voor huune onafhankelijkheid van meer dan twee en een half jaar, eindelijk genoodzaakt zijn geworden de terinen van overgave, han door de Regeering van Zijne Britsche Majesteit, Koning Edward VII, voorgelegd, door middel van hunne afgevaardigden te Vereeniging aan te nemen. Gelijktijdig werd ons door die afgevaardigden opgedragen ons uaar Eugeland te begeven, ten einde in de eersle plaats een besoep op onze nieuwe Regeering te doen, om de ontzaglijke ellende, die door de lengte en breedte der nieuwe Kolonies heerscht, te verzachteu. Slaagden wij hierin uiet, dan zouden wij een beroep voor lief- dadige bijdragen op de menschelijkheid van de beschaafde wereld doen. Daar wij er tot dusverre niet in geslaagd zijn de Engelsche Regeering te bewegen ons volk verder behulpzaam te zijn, en de nood onbe- sohrijfelijk hoog is, blijft er voor ons niets over dan ons te wenden naar de volkeren van Europa en Amerika. In de hachelijke dagen, die wij doorworsteldeu, was het ons en de ouzen zoet, gedurig blijken van sympathie uit alle oorden teontvangen. De geldelijke en andere ondersteuuingen aan onze vrouwen en kinderen in de concentratiezampen, en aan de krijgsgevangenen in alle deelen der aarde, droegen oneindig veel bij om het lot van die arrne ongelukkigen te verlichten, en wij nemen deze gelegenheid te baat, om namens het volk van de gewezen Republieken ouzen inuigen dank te betuigen aan alien, die ons in het verleden liefdadiglijk hebben ondersteund. Het Boeren- volkje kau nimmer de hulp vergeten, die hetzelve bewezen werd in de doukere uren van zijne be- proeving. Het volk van de twee Republieken had alles veil voor zijne onafhankelijkheid en nu de woistel- strijd voorbij is, staat het tolaal geruineerd. Hoewel wij niet de gelegenheid hadden eeu nauwkeurigen staat op te maken van de ver- woesting, aangericht in de twee Republieken, zijn wij op grond van onze persooulijke kennis over- tuigd, dat er minstens dertig duizend huizen op de boerenplaatsen en bovendien tal van dorpen door de Britten gedurende den oorlog verbrand of vernield zijn. Ouze woningen met de meubelen zijn verbrand of vernield, onze boomgaardeu neergeveld, alle landbouwgereedschappen stukgeslagen, molens ver- nietigd, elk levend dier is weggevoerd of gedood niets bleef ons, helaas over. Het land is eene woestenij. Ook heeft de oorlog vele slacht- offers geeischt en het land weergalmt van het geween der hulpelooze weduwen en weezen. Bovendien behoeft niet te worden herinnerd hoeveel in de toekomst voor opvoeding van de kinderen onzer burgers zal noodig zijn. In dezen grooten nood wenden wij ons nu tot de wereld met het verzoek om door liefdadige bijdragen onze weduwen en weezen, onze ver- minkteu en andere nooddruftigen te hulp te komen en onze kinderen behoorlijk te doen onderwijzen. Wij wijzen op de verschrikkelijke gevolgen vau den oorlog, om onze groote behoefte ter keunis van de wereld te brengen en geenszins om de gemoederen op nieuw gaande te maken. Het 'Ii i TIENDE HOOEDSTUK. Ik behoef u niets te vragen, zeide juffrouw Berard, ua de deur barer nederige wouing ge- opeud te hebben, voor Hanley Gardiner nog een woord kon zeggen. Aan uw blik zie ik, dat wij niet geslaagd zijn. Hij antwoordde niet, maar viel neer op eeu stoel. Zij trad op hem toe en greep zijn hand Wees niet bedroefd, mijn vriend, zeide zij. Ik was voorbereid op dezen treurigen uilslag. Ik had 't voorzien en voorspelde 't u wel. En toch had men 't mij zoo vast beloofd Wie? Onze reohters P Neen, geen enkele had er zich toe verbonden. Van twaalf personen zijt gij dadelijk genoodzaakt geweest om teerkeunen, dat negen zelfs geen oogenblik uaar uw voor- stellen zouden luisteren, dat zij het meest verleide- lijke aanbod zouden verwerpen. Toen hebt ge u gewend tot de drie anderen. En wat is er gebeurd Gehoorzamende aan den een of anderen aandrang, beheerscht door een wil, waaraan zij geen weerstand konden bieden, hebben zij belofteu gedaan, wellicht met het vooruemen ze te houdeu. Maar weder reenter gewordeu, hebben zij aan niets anders gedacht dan aan hun plicht, en alle beloften waren vergeten. zwaard rust nu in de schede en alle geschillen zwijgen in tegenwoordigheid van zoo groote ellende. De schade, door den oorlog berokkend, is on- beschrijfelijk groot, zoodat hel kleine bedrag, dat Engeland, volgens de termeu van overgave, zal schenken, zelfs indien tienmaal vermenigvuldigd, geheel en al ontoereikend zal zijn om ook maar de oorlogsverliezen te dekken. De weduwen en weezen, de verminkten en nood druftigen, en onze kinderen voor wie alleen wij dit beroep doen, zullen dus daaruit weinig en in de rneeste gevallen niets trekken. Alle bijdragen zullen gestort worden in een fonds, genaamd ^Het Generale Boeren-Hulp-Eonds", en dit fonds zal uitsluitend besteed worden om in de behoeften van de personen voor wie hetzelve verzameld wordt, nu en in de toekomst te voorzien. Wij verzoeken vriendelijk de hartelijke samen- we.king van de bestaande Comites in de verschil- lende landen van Europa en Amerika en staan nu op het punt, die landen beurtelings een bezoek te brengen, ten einde de zaak behoorlijk te orga- niseeren. LOUIS BOTHA. C. R. DE WET. J. H. DE LA REY. Eilieve, men moet toch niet altijd anderen zoo naar zich zelf beoordeelen. Het zoo kalrn en waardige beroep van de Boeren- generaals op de beschaafde wereld schijnt in Enge land kwaad bloed te zetten. De wPall Mall Gazette" vermoedt de medewerking van den gehaten Dr. Leyds bij het opstellen van 'i stnk. Het ware, durft het blad schrijven, waardiger voor de generaals die thans de Engelsche onderdanen zijn, geweest, het klagen na te laten als zij eeu beroep doen op het medelijden vau de wereld. Verder keuren alle bladen, behalve de #Daily News", krachtig deu toon en het karakter van de proclamatie af. Zij noemen deze een poging om de vijandige stemming tegen Engeland aan te wakkeren, en een verzwijgen van de waarheid, die gelijk staat met een valschheid. Dit laatste zal men te bewijzen hebben. Ook de /Westminster Gazette", die wel eens den Boeren gunstig gezind is geweest, vreest, dat de eerste vruchten van het beroep een herleving van den toorn tegen Eugeland en wellicht een herleving van den ttgenzin tegen de Boeren en hun leiders in Engeland zullen zijn. Wat het laatste betreft, dat kan wezen. Voor het eerste is de kans niet heel groot. In hun waardig optreden doen de generaals zelf al het mogelijke om betoogingen tegen Engeland te voor- komeu. Botha ontving, zooals wij in ons vorig nummer reeds meedeelden, door bemiddeling van Arnold White, van H?nry Phipps van de Carnegie Staal Trust eene gift van 250,000. Bij het schenken dezer gift sprak Phipps de hoop uit, dat thans de vrede zou gekomen zijn en alle oneeuigheid begraven zou wezen, en dat niets zou gedaan worden wat vijaudig is tegen Engeland. Hij wenschte, dat het bedrag zou worden beheerd door Botha, De la Rey en een derde. Generaal Botha zeide, dat hij niet aarzelde te verzekeren, dat het geld geheel voor liefdadige doeleiudeu zou worden besteed, en volstrekt niet zou worden gebruikt op een wijze die vijandig tegenover Engeland zou kunnen zijn. In overeen- Ja, zeide hij terneergeslagen, met uw uit- muntend inzicht, weet ge in woorden te brengen wat ook mijn oordeel is. Weluu ik moet mijn nederlaag erkenuen. Het schijnt, dat ik uw land nog niet genoeg ken. In Amerika zou ik geslaagd zijn. Dat komt omdat Amerika jonger is dan Erankrijk. Verbaas u er niet over mij zoo te hooren spreken. Mijn vader, die thans zelf een slaohtoffer is van de gerechtigheid, heeft mij toch steeds ingeprent haar te eerbiedigen. Geloofde hij dan, dat alle rechters onfeil- baar zijn? Neen. Eeuigen zijn niet ongevoelig voor staatkundige invloeden, waardoor zij wel eens op een dwaalspoor gebracht worden. Maar voorbeel- den, dat zij hun geweten het zwijgen opleggen, om aan eenig persoonlijk belang te voldoen, ziju niet te vinden. Werkelijk, mijn vriend, van dieu kant is niets te verwachten. Thans is echter de vraag wat moeten wij doen en wat zal er van vader worden? Ge zijt toch uiet ontmoedigd, niet waar Ikriep hij. O, ge kent mij nog niet. De nederlaag, de teleurstelling wekt mij juist op. Ik wordt slechts te vuriger in den strijd en mijn wensch om te overwinneu wordt steeds grooter. Ik zal uw vader bevrijden, ik wil hem redden. Ik hebt 't beloofd en ik herhaal het, Mijn tijd, mijn fortuiu en m^n leveu behooren u toe Ik heb, zeide zij zacht, de hulp van uw tijd aangenomen, maar uw fortuin stemming met het denkbeeld aan Phipps stelde Botha voor, dat de derde administrateur zou zijn sir James Rose Innes, de attorney-general van Transvaal of sir H. J. Gould Adams, luitenant- gouverneur van den Oranje-Vrijstaat. Botha voegde daaraan toe //Ik sloot vrede in den volsten zin des woords, mijn eenig doel is thans mijn landgenooten bij te staan in hun ellende." De heer Phipps deelde zijn plan aan het Engel sche departement van Kolonien mede, en sprak daarbij zijn meening uit, dat het beheer door een commissie en het onafhankelijk nazien der rekening het publiek vertrouwen zou geveu. Daar- op heeft Chamberlain geantwoord, dat hij daarmede meeging. De Minister voegde er bij, dat hij, indien Phipss er in toestemde, bereid was, een Engelschman als lid van de commissie van beheer te benoemen, en dat het fonds zich zeker meer zou kunnen verheugen in Engelsche sympathie, indien het bestemd werd voor alle weduwen en weezen, zonder onderscheid van ras en godsdienst. Indien het echter uitsluitend bestemd werd voor de Boeren, was Chamberlain toch bereid, mede te werken om een behoorlijke administratie te verzekeren. De heer Phipps zeide, dat de gifi alleen bestemd was voor weduwen en kinderen. Het incident tusschen den Belgischen Koning en ziju dochter Stefanie, die als jong meisje, v66r haar huwelijk met kroonprius Rudolf van Oosten- rijk, de lievelinge was van het volk, heeft in Belgie een geweldigen indruk gemaakt. Men kan er nog niet van zwijgen. En over den toch reeds zoo onpopulairen Koning zijn heel barde noten gekraakt. De republikeinen lachen daarbij in hun vuistje. Nog nooit, zeggen zij, is zoo doel- treffende republikeinsche propaganda gemaakt, als thans door den Koning zelf. Hoe groot de algemeene ontstemdheid geworden is, blijkt uit het feit, dat men wter allerhoogtse plaatse" zich gedwongen ziet, zich officieus en vet gedrukt iu 't //Journal de Bruxelles" eenigszins te rechtvaardigen. In deze nota wordt verklaard dat prinses Stefanie Spa heeft verlaten, toen zij vernam, dat zij aan de officieele plechtigheden niet kon deelnemen. Voor haar tweede huwelijk, dat tegen het formeele protest van haar ouders plaats had, was haar kennis gegeven, dat zij voor- taan noch in Belgie, noch in Oostenrijk aan koninklijke plechtigheden kon deelnemen. De Koning had het uiet afgekeurd dat de Prinses aan hi t doodsbed vau haar moeder had willen bidden, maar het was hem onmogelijk, aan een voormalige Belgische Priuses voorrechten toe te staan, waarvan hij zelf afstand gedaan had. Ook over den buiteugewonen eenvoud van de lijkplechtigheid meent de Koning zich te moeten rechtvaardigen, door zich op een overeenkomst tusschen hem en zijn gemalin te beroepen. Te Weenen heerscht, naar van daar aan de //Times" wordt gemeld, eveueeus groote verontwaardiging. Natuurlijk, zegt de correspondent, maakt men hier vergelijkiugeu tusschen de houding door den Belgischen souverein aangenomen tegenover zijn dochter, en de wijze waarop Keizer Frans Jozef diezelfde Priuses Stefanie, zijn scheondochter, behaudeld heeft. Het is bekend, dat Koning Leopold het huwelijk der Prinses met graaf Lonyay uiet wilde goedkeuren, en alles deed, om de verwezenlijking van dat huwelijksplau te beletten. Daarentegen heeft Frans Jozef, toen hij overtuigd was dat zijn schoondochter en graaf Lonyay veel van elkaar hielden, bereidwillig zijn toestemming gegeven. Dat de Koning niet wilde dat gravin Lonyay bleef bidden bij het lijk van haar moeder, vindt men ongehoord. De ,/Allgemeine Zeitung" zegt, dat een Koninklijk paleis maar zelden het tooneel geweest is van zulk een familiedrama. 'Il'fl"-1 I I O riep hij, haar iu de rede vallend, ben ik uw vriend dan niet? Zeker, maar mijn armoede maakt mij op enkele punten wellicht eenigszins al te gevoelig. Uw armoede! Maar als uw vader er in toestemt zijt gij morgen schatrijk. Zij keek hem verbaasd en over het geheele lichaam bevend aan. Zij vreesde, dat hij een aanbod zou doen, dat voor goed een einde zou hebben moeten maken aau hunne verhouding. Spoedig echter hielp hij haar uit die dwaling. Ja, ging hij voort, gij zult rijk zijn, als uw vader aan een Amerikaanschen vennootschap, welke reeds op mijn aandrang gevormd is, het geheim van zijn laatste ontdekking, of liever uitvinding wil verkoopen. Zij glimlachte en zeide Ik geloof gaarue, dat gij tegelijkertijd de directeur, de administrateur en de eenige aandeel- houder zijt vau die vennootschap. Als er van een uitvinding sprake is, dan zijt gij het, die uitgevonden hebt, hoe gij mij diensten kunt bewijzen, zonder dat ik in de meening zou komen, verplichting aan u te hebben, eeu krijgslist om mijn gevoeligheid niet te krenken. Ook daarvoor ben ik u dankbaar. Hij was op het punt van te antwoorden, maar met een gebaar legde zij hem het zwijgen op. Welnu, zeide zij, uw edelmoedigheid, uw belangeloosheid, wijzen mij den weg, welke ik moet volgen. Luister goed naar mij. Ik wil een heiligen plieht vervullen, mijn vader redden, hem Brussel, 25 September. De plechtige lijkdienst voor de Koningin werd heden om 10 uur in de St.-Gudule gehouden. Er waren strenge politie- maatregelen genomen. Een ontelbare menigte verdrong zich om de kerk. Politie, brandweer en gendarmes bewaarden de orde. De eerewacht bestond uit de burgerwacht en 't garuizoen. De lantarens branden omfloersd. De rouwversiering in de kerk was indrukwekkend. De Koningin heeft op het adres van ant- woord op de Troonrede, door de eommissie uit de Tweede Kamer Woensdag aangeboden, het vol- gende geantwoord //Mijneheereu wIk verzoek u aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal mijn dank over te brengen voor haar adres van antwoord. //Overtuigd van de toewijding der Kamer aan de zaak van het vaderland, verneem ik ook thans met voldoening de verkl&ring, dat zij haar beste krachten hoopt te wijden aan de behandeling van de gewichtige voorstellen, welke by haar zullen worden ingediend." z/Moge God ook dit jaar haren arbeid zegenen." Het Vaderland, dat de keuze van Minister Kuyper, om den heer Idenburg de portefeuille van Kolonien toe te vertrouwen, een goede keuze noemt, bespreekt de bedenking die is gemaakt, dat de nieuwe Minister Indie slechts kent van deu mililairen kant. Het blad geeft daarbij een overzicht van de verdieustelijke loopbaan die de heer Idenburg achter zich heeft en die eindigde in April 1901, toen hij met verlof naar Nederland kwam en bij de groote verkiezingen gekozen werd tot lid van de Tweede Kamer voor Gouda. z/Als Kamerlid heeft hij zich in het afgeloopen zittingsjaar doen keunen als een bekwaam, veel- aij iig en buiteugewoon ijverig man op kolouiaal gebieJ. Zeker, hij is eeu Calvinistisch Christen, maar, het mag hier uitdrukkelijk worden gecon- stateerd, dat hij de verdraagzaamheid zelve is. Hij stond met zijn Calvinisme als kadet, aan de Koninklijke Militaire Academie en als officier in Indie, in levensopvatting lijnrecht tegenover de overgroote meerderheid zijner kameraden, maar dit heeft hem natuurlijk kennis doen maken met hun beginselen. Die kennismaking heeft zijn op- vatling voor hem zelf geenszins gewijzigd, maar ze. heeft hem dit eene geleerd waardeeriug voor, het zich kunnen iudenken in de moderne levensop vatting, dit uiet de zijne was. //Idenburg is een goed spreker en een handig debater. Wij ziju overtuigd dat zijn verdraagzaam Chris tendom nooit militant zal optreden tegen de mil- lioeuen andersdeukenden, de mohammedaansche onderdanen onzer Koningin in het verre Oosten." Het bezwaar dat men hem te jong vindt, zou het blad eerder een voordeel noemen. Hij is trouwens eenige jaren ouder dan de heer Lely, toen deze in 1891 voor de eerste maal Minister van Waterstaat werd. Er zijn lieden die beweren dat het onmogelijk is, dat eeu kapitein der genie, als Minister van Kolonien, de hierarchische chef van een generaal der genie, deu tegenwoordigeu gouverneur-generaal wordt. Dit bezwaar noemt //Het Vad." in werke lijk heid geen bezwaar. z/De generaal der Nederlandsche genie Roose- boom is sedert hij gouverneur-generaal werd gouverneur-generaal en, wat hij vroeger was, doet er ten dezen niets toe. De kapitein der Indische genie, Idenburg, zal als Minister van Kolonien ontrukken aan de handen der gerechtigheid, wier slachtoffer hij is, de deuren voor hem openen, welke men voor altijd achter hem gesloten waant. Dat is een zware, gevaarlijke taak, vol moeilijkheden. Maar toch zullen wij overwinnen riep de Amerikaan. Tengevolge van een noodlottig toeval, is mijn vader, die tot nog toe geheel naar zijn eigen srnaak kon leven, zoo vrij als een vogel iu de lucht, plotseliug beroofd van alles wat hem tot heden vreugde bood Als hij versche lucht wil inademen, zal men hem zeggen: Blijfmaarin die werkplaats, tusschen deze vier muren, in dit tusschendek van een schip, misschien wel in het cachot. Als hij wil slapen zal men hem toe- schreeuwen Sta op! Als hij wil uitrusten of nadeuken, zal men hem bevelen te werken. Als hij vraagt mij te mogen omhelzen, zal men hem antwoorden Dit is de dag niet, of 't is er nu geen tijd voor. Laat ons met rust, ge hebt geen dochter meer, ge hebt niets meer, ge zijt niets meer. Ge hebt misschien nog een wil overgehou- den, welnu dien zullen wij breken een lichaam, dat zullen wij uitputten, een ziel, die willen wij dooden. Ge behoort niet meer aan u zelf, ge behoort aan ons, aan de administratie der gevan- genis. Ge hebt geen naam meer en zijt niets anders dan een cijfer Welnu, ik wil niet, neen ik wil niet, dat 't zoo zal zijn, zoo zal worden. Ik wil hun slacht offer, hun slaaf, hun cijfer, hun prooi ontrukken, (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1902 | | pagina 5