Mengeiwerk.
Hel is een kiud van tien jaar, dai haar deze
schrik heeft aangedaan. Zij ondervraagd het.
Maar het wil nieta antwoorden, alleen z«gt het
dat het ook naar Parijs wil. Te Luxemburg aange-
komen roept de dame de beambten. Het kind
heeft geen kaarfje. Daar het nog altijd weigert
te antwoorden, laat de stationchef het naar den
commissaris vau politie brengen. Hier zegt het
kind dat het Raymond Gradjins heet en te
Chevreuse woont.
Ondanks de pogingen van den commissaris
weigert het met een ongelooflijke stijfhoofdigheid
de reden van zijn vlucht op te geven. Het ver-
klaart alleen, dat het zich onder de bank van de
coupe had verborgen gehoudeu, gedurende de reis
tot Massy Palaiseau daar was het uit zijn schuil-
plaats te voorschijn gekomen, meeneude te Parijs
te zijn.
De commissaris liet het kind dien nacht op
zijn bureau slapen en zond den andereu morgen
bericht aan de ouders.
De roman van een schoolrijdster. De be-
kende schoolrijdster barones Yon Rahden (een
geboren Jenny Weisz uit Breslau) die voor eenige
jaren plotseling blind is geworden heeft haar
memoires gedicteerd, waaraan wij de aangrijpende
beschrijving van haar laatste optreden in het
publiek ontleenen.
De voornaamste oogartsen van Nizza hadden
verklaard, dat bij de barones tengevolge van
een plotselingen bloedaandrang naar het hoofd,
het netvlies van de oogen vernield en de gezichts-
zenuw gescheurd was. Om de nerveuse en
bovendien aan een hartkwaal lijdende school
rijdster niet te zeer op te winden, hadden de
geneesheeren als feroost er bij gevoegd, dat een
zoo plotseling en onder zulke buitengewone
omstandigheden opkomende blindheid niet van
langen duur kon zijn en dat zij na eenigen tijd
zeker haar gezicht terug zou krijgen.
Barones Von Rahden schepte nieuwen moed
en liet den circusdirecteur, die haar geengageerd
had, alleen zeggen, dat zij een tijdlang niet zou
kunnen optreden. De directeur zond dadelijk
zijn secretaris naar haar, die haar trachtte uit
te leggen, dat dit den directeur moest ru'ineeren,
daar haar optreden reeds sedert acht dagen met
groote reclame aangekondigd was en te Nizza
het onderwerp van alle gesprekken uitmaakte.
De ware oorzaak van haar afzegging kon de
secretaris niet vermoeden, want haar oogen stonden
wijd open zoodat geen mensch op het eerste
gezicht kon bemerken, dat zij blind was. De
welbespraaktheid, die de secretaris aan den dag
legde om haar over te halen, bracht de barones
er ten slotte toe hem de voile waarheid te zeggen.
ffTk heb een sluier voor mijn oogen, zeide zij,
ik ben bijna blind."
De directeur dachtechter alleen aan zijn voor-
deel en deed de schoolrijdster het voorstel, dat
zij ondanks haar blindheid zou optreden en nog
wel op een blind paardhij zou de grootste
voorzorgsmaatregelen nemen en voor haar veilig-
heid op zulk een voldoende wijze zorg dragen,
dat zij niet het minste gevaar liep, bovendien
zou zij alleen ongevaarlijke equestrische toeren
doen. De directeur wist zoo overtuigend te
spreken en het hem dreigende financieele verlies
in zulke schelle kleuren te schilderen, dat de
barones ten slotte zwichtte en toestemde nog
dien zelfden avond op te treden. Het was haar
inde gedacbte gekomen, dat zij misschien ondanks
haar blindheid toch nog haar brood zou kunnen
verdienen.
Leelijk om er bang voor te worden, ant-
woordde hij.
Is 't zoo erg
Ja, zoo erg is 't, want de man die u be-
mint, zou er aan kunnen sterven.
De man die mij bemint, misschien hebt ge
gelijk, maar men zou mij eerst moeten beminnen.
Dat is het moeilijkste. Niemand denkt er aan.
Hoe weet ge dat, priuses De eerbied
voor u, maakt 't wellicht onmogelijk.
Ba, de eerbied antwoordde zij, de schouders
even ophalend. Waist ge
Als ge me er toe uitnoodigd, antwoordde
hij glimlachend.
Ik bied u dezen wals aan, die daar juist
begint. Geef me uw arm.
Eenige seconden later wandelden zij door de
zalen en mengden zich tusschen de dansende paren.
Eindelijk zweeg de muziek en zij stonden stil.
Waar wilt ge, dat ik u heen zal brengen,
princes vreeg hij op den kalmsten toon der wereld,
zonder van de minste vermoeienis blijk te geven.
Zij kon niet antwoorden. Zij was geheel buiten
adem. Haar hoofd draaide om. Eindelijk verliet
zij hem plotseling en ging weder naar prins Orsilof,
die het paar geen oogenblik uit het oog had
verloren.
Den volgende morgen ontving baron Merieux
een briefje van een bankier, waarop hij twee
duizend gulden in ontvangst kon nemen. Prins
Orsilof, ongetwijfeld overtuigd, dat de zaak, welke
door hem op touw gezet was uitmuntend stond,
deed zijn eerste storting.
(Wordt vervolgd).
Juist op het vastgestelde uur zou de barones,
die men naar het circus gebracht had, in de
manege verschijnen. //Een diepe ontroering
greep mij aan," schrijft zij, toen ik, zelf blind,
tegenover mijn blind paard stond. Tranen
kwamen in mijn oogen en ik kon slechts met
moeite weder tot kalmte komen."
De barones reed toen de manege binnen en
voelde zich door een bewegende, gonzende men-
scbenmenigte omgeven, maar zij zag absoluut
niets, niet eens den geringsten schijn van de
schitterende circus-verlichting. Het was letterlijk
een rondtasten in het duister. Op het applaus
der menigte lette zij nietzij moest al haar
wilskracht inspannen om meesteres over zich-
zelven te blijven. Haar blinde bengst //Czardas"
had zich tot dusver steeds gehoorzaam getoond
en de barones had niet den minsten angst, dat
hij haar dien avond een streek zou spelen.
maar desondanks was zij zeer opgewonden,
want het publiek had niet het minste vermoeden
van haar toestand en verwachtte ware wonderen
van baar.
Een wilde energie maakte zich van de arme
blinde meesterzij wilde het onmogelijke moge-
lijk maken, daar weigerde plotseling het paard
en wilde niet van de plaatshet bad misschien
gemerkt, dat de hand van de rijderes niet meer
zoo zeker was als vroeger.
z/Een vreeselijke strijd" schrijft de barones,
z/ontstond nu tusschen het dier en mij." Mijn
energie over won. Ik was tot bet uiterste be-
sloten en maakte flink gebruik van de zweep.
Wild gemaakt door mijn ongewoon raw op
treden vloog het paard plotseling, waanzinnig
naar voren. Een blind paard met een blinde
berijdster aan het toeval overgelaten! Ik had
bet duistere gevoel, dat wij in de leegte stortten,
in een onpeilbaren afgrond, in het onmeetbare
niets. De duizenden angstkreten van het publiek
drongen in mijn oor, de aarde opende zich
onder mij, mijn blinde oogen zagen lichtende
punten en kringen een doffe val ik ver-
loor het bewustzijn goddank alles was ge-
eindigd
Alles was echter niet geeindigd, want de eens
zoo gevierde schoolrydster leeft nog en lijdt
bitter gebrek.
De uitvoering van een vonnis.
EEN MARABOUT.
Uit het Fransch door F. H.
Op zekeren dag, in bet jaar 1849, deed ik
in gezelschap van een tolk van de Arabische
bureaux, een wandeling in de omstreken van
Tlemeen, den kant uit van de Marokkaansche
grens. De zon deed de droge en ontbloote
bergtoppen in de verte schitteren, terwijl achter
in de vallei, welke wij volgden, onder de scha-
duw der mirte- en oranjeboomen, onder de
granaten en kurkeien een aangename stilte
heerschte.
Eensklaps, bij het krommen van een pad,
bevonden wij ons tegenover een klein, vierkant
gebouwtje, door een koepeldak gekroond
en geheel en al met de kwast gewit. Voor
de zeer lage aeur was een grijsaard neergezeten,
met langen baard, naar het scbeen wel honderd
jaren oud, de beenen kruiselings over elkaar.
Die grijsaard zat op eentonige wijze een droef-
geestig lied te zingen, zicbzelf begeleidend op
een derbouka, een soort van aardenpot, met
een perkament bespannen, waarop de zanger
op de maat met de band slaat.
Toen hij ons bemerkte, bield de oude Ara-
bier met zijn gezang op en wisselde eenige
heilsuitdrukkingen met mijn metgezel, terwijl
hij tegelijkertijd zijn rechterhand op diens
linkerscbouder legde. Yervolgens ging hij,
met zijn door neus klinkend en trillend geluid
weer voort met zingen. Wij wierpen hem elk
een geldstuk toe, dat hij opving in een pand
van zijn bournous, zwart van smeerigheid, geheel
uitgerafeld, op z'n minst even oud als hij,
daarna vervolgden wij onze wandeling.
Dat is een marabout, voegde de tolk mij
toe.
Marabout in het Arabisch, beteekent heilige
en de kleine tempel of miniatuur-moskee, die
tot woning dient voor den heilige,. wordt eveneens
marabout genoemd. De marabout is voor de
muzelmannen, wat vroeger de kluizenaar was
voor de Christenen.
De levensgeschiedenis van dien grijsaard,
weins leeftijd niemand kent en dien men altoos
hier heeft gezien, is treffend en dramatisch in
haar eenvoud. Die geschiedenis wordt overal
verhaald, tot in Marokko, als een legende.
0 vertel mij baar, verzocht ik hem.
Heel gaarne, antwoordde hij. De aanblik
van deze bergen zal voor u aan den indruk van
dit verhaal bet zijne bijdragen.
In dien tijd werd de geheele landstreek
rondom Tlemeen zoodanig geteisterd door roovers,
meest uit Marokko afkomstig, dat de cadi op
zekeren dag zich genoodzaakt zag troepen op
hen af te zenden, die, na herhaalde bloedige
schermutselingen, ten slotte erin mochten slagen
de streek te bevrijden en verscbeiden hoofden
gevangen te nemen, die terstond voor den cadi
gebracht werden, veroordeeld en onmiddellijk
onthoofd.
Onder hen bevond er zich een, genaamd
Abd-Allah, die slechts werd veroordeeld tot
de afkapping van de rechterhand, uit eerbied
voor zijn zoon Ben-Ahmed, officier in bet
Turksche leger. Een wreed toeval had gewild,
dat juist dien dag Ben-Ahmed het detachement
commandeerde, dat bij de rechtbank dienst deed.
Deze officier stond zeer boog aangeschreven,
niet alleen bij het leger, maar ook in de oogen
van al de burgerlijke ambtenaren.
Uw vader is zeer schuldig, Ben Ahmed,
voegde de cadi hem toe maar met het oog
op uw verdiensten heb ik hem niet ter dood
willeu veroordeelen. Hem zal alleen de rechter
hand worden afgekapt, op de gewone plaats,
waar die vonnissen worden voltrokken. Ik
machtig u om hem te gaan troosten en hem
wel te willen verzekeren, dat het aan u is, aan u
alleen, dat hij het verschuldigd is in het leven
te mogen blijven.
U zij dank geheeten, sidi, voor een
dusdanig gunstbetoon doch ik heb u er een
nog veel grooter te vragen.
Veel grooter? Dat is niet mogelijk
Ge zoudt uw vader ongetwijfeld geheel vrij-
gesproken willen ziendit verzoek is een
braren zoon en u volkomen waardigmaar
ik mag, zonder het grootste onrecht te plegen,
aan uw kinderlijk verlangen niet voldoen
Bedenk, Ben-Ahmed, dat de misdaden van
Abd-Allah niet minder talrijk, niet minder
verfoeilijk zijn dan die zijner makkers, en dat
die afschuwelijke misdaden een boetedoening
eischen
Dat is volkomen mijn gevoelen, sidi,
daarom is het niet de gratie voor mijn vader
waarom ik kom verzoeken, maar de gunst
integendeel, zelf het vonnis te mogen uitvoeren,
dat gij over hem hebt uitgesproken.
Gij
Ja, ik, sidi
Is Abd-Allah dan niet uw vader
Jawel, maar ik beschouw mij niet meer
als zijn zoon, en ik wil deze gelegenheid te
baat nemen den prins een nieuw, schitterend
be wij s te leveren van mijn toewijding en van
mijn ijver in zijn dienst.
OngelukkigeHebt ge dan nimmer
nagedacht wat het kind verschuldigd is aan
den man, die, na hem het leven gesc'nonken
te hebben, hem heeft gevoed, groot gebracht,
beschermd in zijn jeugd, gesteund in zijn
zwakheid Begrijpt ge dan niet, hoe schuldig
een vader ook zij, zijn kind de eerste moet
wezen om hem te verdedigen, te verontschul-
digen, te vergeven Geloof mij, Ben Ahmed,
uw gezond verstand is in de war. Keer tot
uzelf terug, zie er van af een rol te spelen,
die in opstand komt tegen de natuur, en van
u, wiens levenswijze tot op dit oogenblik zoo
verheven was, een afgrijselijken vadermoorder
zou maken.
Helaas ik begrijp dit alles, sidi, maar
er bestaat boven die beschouwingen een heel
veel grooter reden en die oorzaak is, dat mijn
besluit onherroepelijk is. Ik smeek u er om.
Sta niet toe dat een ander dan de zoon van
Abd Allah de uitvoerder zij van uw uitspraak
en wellicht zult gij my later minder ongunstig
beoordeelen.
Welnu, het zij zoo, riep de cadi veront-
waardigd uit. Ga ontaarde zoon. Dat het ge-
schiede volgens uw misdadig verlangen, en ver-
wijder u spoedig uit mijn oogen
Zich vervolgens tot den beul(chauch) wendend,
die zich op eenigen afstand van den rechter be
vond, gaf de cadi hem een wenk om naderbij
te komen.
Gij hebt hem duidelijk gezien, voegde hjj
hem toe, den officier, die daar zoo even is wegge-
gaan
Ik heb hem duidelijk gezien, sidi.
Binnen eenige oogenblikken zal hij weer
terugkeeren. Zult gij hem herkennen, zonder
te weifelen
Ik zal hem herkennen, zonder te wei
felen, sidi.
Best. Die man is op het oogenblik,
waarop ik met u spreek, bezig, de afschuwe-
lijkste der misdaden te bedrijven. Het is een
ondankbare, een slechte zoon, een monster,
een wezen, onwaardig te levenOp het
oogenblik, waarop hij zich zal terugtrekken,
na mij rekenschap te hebben gegeven van een
opdracht, waarmede hij zich zoo pas heeft
belast, zal ik u een wenk geven, en terstond
zult gij hem met een enkelen slag van uw
kromzwaard het hoofd afslaan
Als eenig antwoord, maakte de chaouch een
zeer diepe buiging, terwijl hij de hand bracht aan
het gevest van zijn yazagan.
Bleek en waggelend betrad Ben Ahmed weldra
de zaal en legde op de tafel voor den cadi een ge
heel met bloed overdekte hand neder. Nauwelijks
echter had hij zich ten halve omgewend, na te
hebben" gegroet, of op den afgesproken wenk
scheidde de chaouch hem met een enkelen slag
het hoofd van het lichaam.
Toen hij op den grond lag uitgestrekt, den
bournous wijd opengeslagen, ontwaarde men
met verstomming, dat hij zijn rechterhand niet
meer bezat en dat het bloed hevig vloeide uit
het pas afgesneden gedeelte.
Ben-Ahmed had tot zijn vader gezegd: //De
cadi heeft u op mijn smeeken alle straf kwijtge-
scholden. Keer terstond naar huis en wees voor-
taan, ter herinnering aan mij, een eerlijk man."
En de edelmoedige zoon, de plaats van zijn vader
innemend, had zich op heldhaftige wijze de
rechterhand afgekapt.
Die opoffering vernemende, den schoonsten
trek van kinderlijke liefde, welken de geschiedenis
heeft geboekt, werd de cadi terstond door
wroeging en verdriet overweldigd, viel in een
hevige wanhoop, die niet eer begon te bedaren
dan nadat men Ben Ahmed een schitterende
uitvaart had toebedacht en men de kleine
moskee of marabout had doen verrijzen, welke
ge zooeven hebt gezien en waarin hij ligt
begraven.
En de eerbiedwaardigej grijsaard, met den
grooten witten baard, dien gij voor de moskee
hebt zien zitten, die sedert onheugelijke tijden
hetzelfde droefgeestige lied zingt, dat is Abd
Allah, de ontroostbare vader van Ben Ahmed."
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
Vergadering van Donderdag 24 Juli 1902.
Voorzitter de heer J. A. P. Geill, burgemeester.
Aanwezig de heeren Moes, Van den Hoek, De Feijter,-
Harte, Visser, De Koeijer, Grenu, Van de Velde, DeJonge
en Versluijs.
Afwezig de heeren Wieland, Van der Hooft en Dees.
Na opening der vergadering worden gelezen de notulen
der voorgaande, die worden goedgekeurd.
Aan de orde komt
1* Ingekomen stukken.
a. De Voorzitter deelt mede dat door de Commissie van
Fabricage den 18 Junil.l. op verzoek van Burg en Weth. is
opgenomen de nieuwe toegangsweg naar het station, om na
te gaan of deze weg thans, overeenkomstig het raadsbesluit,
door de geineente kan worden overgenomen. Uit het daarom-
trent ingekomen rapport blijkt dat de bestrating, de rioleering
en de duikers, kortom de werken die nu reeds zijn uitgevoerd,
zich in goeden staat bevinden en kunnen worden aanvaard.
Spreker wil echtar evenwel nog in herinnering brengen
de voorwaarden, waarop die overname zal plaats hebben.
Met den nieuwen toegangsweg wordt tevens door de gemeente
overgenomen de oude weg vanaf het station met het Uaarvoor
riggend plein, tot voorbij de houtloods van de gebroeders
Everaert. De overname van dien ouden weg had reeds voor
lang moeten geschieden, daar volgena wettelijke bepalingen
toegangswegen naar stations, in de kom der gemeente gelegen,
door deze moeten worden overgenomen en onderhouden.
De nieuwe weg wordt overgenomen vanaf den ouden weg tot
aan de spoorbrng bij den zuidbeer. Daarbij doet zich evenwel
nog de omstandigheid voor dat aan laatstgenoemde plaats
nog een deel van den weg aan het Departement van Oorlog
behoort, welk terrein door de spoorwegmaatschappij Mechelen-
Ter Neuzen in bedeleen wordt bezeten, doch dat dan nu
ook door de gemeente moet worden overgenomen, waarvan
evenwel reeds vroeger een contract is opgemaakt.
De toegangsweg wordt nu door de maatschappij ter volie
breedte van 10 Meters aan de gemeente overgegeven, waarvan
in het midden een breedte van 5 Meter is bekeid, welke
bekeiing, zooals gezegd, in orde is bevonden. Verder rust op
de maatschappij Mechelen Ter Neuzen de verplichting om,
onder goedkeuring van Burg, en Weth., ter weerszijden van
de bestrating, telkens over 1O0 M. lengte, een trottoir te
maken van 0,85 M. breed, terwijl aan de eventueele koopers
van bouwgrond langs den weg de verplichting zal worden
opgelegd, eveneens onder goedkeuring van Burg, en Weth.,
in aansluiting met het bestaande trottoir van 0,85 M. dit over
de nog overschietende oppervlakte eene breedte van
1,65 M. te leggen.
Zooals bekend is, moet de spoorwegmaatschappij Mechelen
Ter Neuzen het voor hare rekening te leggen deel van het
trottoir in 5 jaren geheel voltooien en zijn door haar als waar-
borg van de richtige uitvoering en voltooiing aan de ge
meente gegeven 16 obligaties der spoorwegmaatschappij,
welke aan haar bij gedeelten zullen worden teruggegeven,.
naarmate het trottoir verder wordt voltooid en opgeleverd,
terwijl het laatste deel der obligaties als waarborg zal worden
gehouden voor de geheele goede voltooiing der trottoirs.
De heer Dees komt ter vergadering.
De heer Visser vraagt of Burg, en Weth. eventueel maat-
regelen zullen nemen tegen het plaatsen van heiningen door
hen die daar zullen bouwen.
De Voorzitter merkt op dat het plaatsen van hekjes, ter
afsluiting van stoepen, overeenkomstig de bouwverordening,
in nieuwe straten niet meer wordt toegestaan, maar buiten-
dien: de gemeente neemt den weg nu over over de voile 10
Meter breedte, zoodat die grond haar alsdan toebehoort.
De heer Van den Hoek beaamt dit en voegt er aan toe
dat de gemeente met het leggen van die overige trottoir-
breedte niets te maken heeft, dan alleen dat zij er op behoort
toe te zien of het door de koopers van bouwgrond te maken
trottoir aan de eischen voldoet.
De heer Grenu vraagt of men deze gelegenheid niet zou
kunnen aangrijpen om bij de spoorwegmaatschappij aan te
dringen op verbetering van de oude spoorbrug.
De Voorzitter merkt op dat de Kamer van Koophandel
in dien zin ook reeds pogingen heeft aaDgewend.
De heer Van den Hoek deelt mede dat de mspecteur der
maatschappij reeds vernieuwing heeft toegezegd, toen de straat
is opgenomen en door de Commissie van Fabricage op die
brug gewezen werd. De maatschappij was daar voor reeds
met enkele fabrieken in onderhandeling.
Nadat nog enkele opmerkingen zijn gemaakt over hetgeen
met den ouden weg langs het kanaal zal geschieden, welke
naar de meaning van den Voorzitter voor het verkeer zal
worden afgesloten, terwijl enkele leden er op wijzen dat toch
een weg ter breedte van 2 Meter moet vrijblijven, wordt
met algemeene stemmen besloten Burg, en Weth. te machtigen
den nieuwen en een deel van den ouden toegangsweg naar
het station over te nemen, onder de besproken voorwaarden
Een missive van Ged. Staten van Zeeland, d.d. 28
Juni j. 1., waarbij wordt bericht dat de rijksuitkeering inge-
volge de wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156), voor
deze gemeente voor het jaar 1902 bedraagt f 14226,97
Aangenomcn voor kennisgeving.
el. Een missive van Ged. Staten van Zeeland, d. d. 28
Juni j.l., waarbij de goedkeuring wordt bericht van het raads
besluit van 23 Juni 1902, tot uitgifte van grond in erfpacht
Aangenomen voor kennisgeving.
e. Een verzoek van A. Medaets H. de Clercq, aau -
nemers der sluiswerken alhier, om van de geineente te mogen
overnemen 4 oude straatlantaarns, en een later verzoek van
dezelfde heeren om nog een lantaarn.
De Voorzitter deelt mede dat Burg, en Weth. dit verzoek
reeds voorloopig hebben ingewilligd en tegen denzelfden prijs
waarvoor dit vroeger is geschied de lantaarns hebben afgestaan.
Er was haast bij de zaak, omdat die lantaarns moesten riienen
voor verlichting van de op het terrein gemaakte hulp-wegen,
en het was dus in het belang van het publiek verkeer dat
die wegen spoedig goed verlicht werden. Spreker vraagt
thans op deze handeling van het Dag. Best, de goedkeuring
van den Raad.
Z. h. s. wordt deze verleend.
Vervolgens vraagt de Voorzitter voor Burg, en Weth.
machtiging om bij voorkomende gelegenheden, wanneer daar-
voor een goeden prijs geboden wordt, de oude lautaarns en