A1 g e a e e a Hieuws* en Advertentieblad voor 2eeuwsch*?laanderen, No. 4032. Zaterdag 9 Februari 1901. 41a Jaargang. Het huwelijk der Koningin. ABONNEMENT: Door den grooten toevloed van advertentien zal van dit nummer een tweede blad ver- schijnen dat morgen aan onze abonne's zal worden toegezonden. TER \EI /.EVNCHE (IIIRiVr. Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post: Yoor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,82J. Men abonneert zich bjj alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. ADVERTENT!^: Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer /0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjf slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsroimte berekend. Inzending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave. ■»1< bl»t1 vt»rHchIJnt jlaanilag", 4V«k'B»cI»k- en Vrijdngavond, uUaeinmleril op Keestdnven, bij de Firnm P. jr. 4 DH illllh te f'rr beaz Reeds vroeg in den morgen van gisteren was in de Residentie veel volk op de been, terwijl een groote rnassa zich vooral in den omtrek van het paleis concentreerde. Op het bepaalde uur werd in de Witte zaal van het paleis het burgerlijk huwelijk voltrokken. Uit Hare vertrekken aan de zijde der Koningin- Moeder naar de roode antichambre geleid, begaf zich de Koninlijke bruid aan de zijde van haar bruidegom en gevolgd door de hooge familieleden naar de Witte zaal. Hier vertoefden de Minister van justitie; Mr. Cort van der Linden, als ambte naar van den burgerlijken stand, die in deze functie werd bijgestaan door den Haagsehen gemeente- secretaris, den heer E. Evers. Mede stonden daar geschaard de heeren, die de hooge eer genoten getuigen te zijn bij het opmakeu der akte, n.l. Mr. A. van Naamen van Eemnes, voorzitter van de Eerste Katner, Mr. J. G. Gleich- man, voorzitter van de Tweede Kamer, luitenant- generaal Jhr. G. M. Verspijck, adjudant-generaal van H. M. de Koningin, K. J. G. baron Van Hardenbroek van's Heeraartsberg en Bergambacht, opperkamerheer van H. M. de Konigin, Luit.-Gen. graaf C. H. F. Du Monceau adj.-generaal, Chef van het Militaire Huis van H. M. de Koningin, Jhr. Mr. J. W. M. Schorer, vice-president van den Raad van State. Voorts was aanwezig de heer Dr. Langfeld, Landes-gerichtsprasident. Toen het Bruidspaar had plaats genomen sprak de Minister van justitie het volgende Alvorens over te gaan tot de voltrekking van het huwelijk, waartoe ik, Minister van justitie, als ambtenaar van den burgerlijken stand, krachtens de wet en volgens het verlangen van het Vorstelijk Bruidspaar, geroepen ben, wend ik mij tot 1 we Koninklijke Hoogheid Groothertogin Marie van Mecklenburg Schwerin, als moeder van den Hoogen Bruidegom, met de eerbiedige vraag of Uwe Koninklijke Hoogheid bereid is Hare toe- stemming te geven tot deze echtverbiutenis. De Groothertogin sprak het toestemmend ja" uit. Evenzoo wend ik mij tot Uwe Majesteit Koningin-Weduwe der Nederlanden, als moeder van de Koninklijke bruid, vervolgde de Minister, met gelijke vraag of Uwe Majesteit bereid is ook Hare toestemming te geven tot deze echtverbintenis. Ook de Koningin-Moeder sprak het //ja" uit, vtaarna de Minister voortging „Nu dan uit de verkregen toestemmingen (fUit de overgelegde bescheiden gebleken is, dat //uiets meer in den weg staat aan de vervulling zyvan Uwen wensch, Hooge Bruidegom en Bruid, his het oogenblik gekomen, waarop ik van U, //een woord vraag, dat niet alleen voor U zelven //maar ook voor ons geliefd Vaderland van zoo r/onschatbaar gewicht is. ,/lk noodig U eerbiedig uit van Uwe zetels op /./te staan en elkander de rechterhand te geven //en vraag U Heinrich Wladimir Albrecht Ernst, //Hertog van Mecklenburg, en U, Wilhelmina //Helena Paulina Maria, bij de gratie Gods Konin- z/gin der Nederlanden, Princes van Oranje-Nassau, Hoi gij verklaart, dat Gij elkander aanneemt tot #echtgenooten en dat Gij getrouwelijk alle de z/plichten zult vervullen, welke door de Wet aan z/den huwelijken staat verbonden zijn. z/Wat is daarop Uw antwoord P Toen beider plechtig //ja" was uitgesproken, vervolgde de Minister //Zoo dan verklaar ik, Minister van Justitie, //Ambtenaar van den burgerlijken stand, in uaam z/der Wet U door het huwelijk verbonden. Nadat de hooge Echtgenooten hunne zetels weder hadden ingenomen, werd de huwelijksakte voorgelezen en onderteekend door de Hertog, de Koningin, de Moeder van den Hertog, de Moeder van de Koningin, de twee vorstelijke bloedverwanteu, de zes getuigen en door den Minister van Justitie, ambtenaar van den burgerlijken stand. Nadat de buwelijksakte onderteekend was, wendde de Minister van Justitie zich tot de Hooge Echt genooten en sprak als volgt Hooge Echtgenooten Van ganscher harte wensch ik U geluk met de voltrekking van Uw huwelijk. U in de eerste plaats, Vorstelijke Echtgenoot Uit liefde voor Uwe Koninklijke Bruid hebt Gij Uw dierbaar Mecklenburg, sedert eeuwen aan Uw geslacht verknocht, verlaten. Gij hebt thans de plechtige gelofte afgelegd Haar //hou en trouw" te zijn de dankbaarheid en nanhankelijkheid van Haar Volk is U gewaarborgd. U ook, Majesteit, U bovenal, geld mijn wensch. Van Uw wiegje af heeft het Nederlandsche volk U, zijn lieve Koningskind, zien opgroeien onder de hoede van Uwe geerbiedigde en beminde Moeder; Blijde heeft het U, zijn Koningin, gehuldigd, toen gij bevestigd hebt het aloud verbond van Nederland en Oranje, veilig in wederzijdsche trouw En thans viert het met U het hooggetijde van Uw leven, met de bede in het hart, dat U en Uw Gemaal allesbeschoren mogezijn, wateen menschen- paar gelukkig kan maken. Hooge echtgenooten Het geluk dat Gij tot lief en leed vereend, elkander bereidt, straalt ver buiten Uwe echtelijke woning. God geve dat Uw echt ten zegen zij voor U zelven, tot vreugde van Uw hooge verwanten en tot heil van het dierbaar Vaderland Hiermede was het Burgerlijk huwelijk voltrokken. En dadelijk vormde zich de stoet voor den tocht naar de kerk. Er was in den morgen al iets zeer indrukwekkends in den, voor het jonge Echtpaar gereed gemaakten glorieweg. Maar vooral bijzonder is hij als de feestelijke stoet er door gaat, zeer langzaam. Dan leeft aan bijde zijden een enorme huldiging. Dan stijgt, waar hij gaat, een geroep van blijdschap op, z6o als wij 't nog nimmer gehoord hebben, zoo vol, z66 hartelijk. Het is een werkelijk z66r mooie stoet. Er was heel wat te zien aan dezen vorstenstoet. 't Geleek voor zoover men in de rijtuigen kon zien een kalcidoscoop van borsten, glinsterend van goud, witte pluimen, vederbossen, pickelhauben sjako's en veelkleurige zijden toiletten. Eindelijk nadat het laatste van deze staatsie- rijtuigen is voorbijgetrokken, daar komt de beroem- de gouden koets, dit sprookjes-feestrijtuig. Be- spannen met de acht paarden, aan de teugels geleid door koetsiers, en aan weerszijden van het statierijtuig vier gegalonneerde lakeien, vormt dit geschenk van de Amsterdammers een blinkend middelpunt, dat aan menigeen een kreet van be- wondering ontlokt over de pracht van al dat ver- guldsel, de geschilderde wapens het snij- en glaswerk en nog meer bijzonderheden van dit lichaam van kunstarbeid. Maar die uitingen, zij gaan weldra op in de golven van gejuich uit de zee van duizenden, die bij het zien van het Hooge Echtpaar vergezeld van H. M. de Koningin-Moeder, die tegenover Haar kinderen gezeten is, een juichkreet aan- heffen, die weer door anderen overgenomeu wordt en zoo gaat dat voort tot aan de kerk. O, wat was dat treffend schoon die rit van het paleis naar de kerk Maar voor dien tijd eerst, dat heen- en weergedwarrel, die schittering van de uniformen, dat vroolijk gedoe van al die menschen, die duizenden, die daar al stonden van heel vroeg af in den morgen. En hoe ordelijk, hoe voorbeeldeloos ordelijk, wat Koninklijk vrij, die breede w#g 't Was geen opeengestapelde massa, die opdrong. neen, maar dat kon, dat mocht ook niet. Aan rijen, in dikke rijen stonden ze rond op de stoepen, in de straten bij 't Paleis, een bonte zoom, zooals overal langs de straten tot de kerk. Eerst 't aanrijden van de statierijtuigen even voor twaalf, de opstelling, hoe mooi, hoe sprook- jesachtig, die uniformen en toiletten. En toen stapten Ze eindelijk in, het Hooge Paar en de Koninklijke Moeder en toen ging 't door de rijen, he, o, die gouden koets, wat schittering. Statig ging zij in beweging, in de aangegeven volgorde, en toen stegen ze op, allerlei geest- driftuitingen, de hoera's, de hoezee's en leve's. Maar 't verstomde ook enkele oogenblikken in de straten, want er kwamen zakdoeken, moeilijk gehaald uit de beknelde zakken. Ze huilden ook, de vrouwen van Nederland, want deed Zij 't ook niet, de //Eerste Vrouw van Nederland" Ging ook Haar zijden doekje niet teikeus naar de oogen f En nam Prins Hendrik der Nederlanden, ook niet even de hand van den steek, waarmede bij voortdurend bedankt had aan de menigte, aan //Zijn Volk" voor die spontane indrukwekkende hulde, om er mede te wuiven Geen wanklank heeft den rit verstoord. Het publiek heeft meegeleefd, eenige oogenblikken van heerlijke vreugde; 't heeft, bij duizenden en duizenden langs den weg geschaard, den gang naar de kerk vanaf het Paleis voor Kouingin Wilhel mina, Prins Hendrik en voor de Koningin-Moeder, maar ook bovenal voor zichzelf onvergeetelijk ge- maakt. Op ongeveer het daarvoor bestemde tijdstip was de stoet aan de prachtig versierde kerk. Langzaam en plechtig was, terwijl het geheele kerkpubliek eerbiedig opstond de intrede van het jonge Paar. Het koor zong tot het op de be stemde zetels had plaats genomen. Hoe stil was 't toen het Echtpaar eenmaal de voor Hen bestemde zetels had ingenomen en dr. G. J. van der Flier, Hofkapelaan, zijn plechtig dienstwerk begon te verrichten. Na het plechtig gebed zong de gemeente gezang 224 vers 1. Gezegend d'echt Die U verbindtzijn banden Zyn bloemen en zijn juk, de trouwe handen, Door God ineen gelegd Daarop hield ds. G. J. van der Flier, een toespraak naar aanleiding van de woorden uit Psalm 4:7b: //Verhef Gij over ons het licht Uws aauschijus o Heer i" Spreker begon met te zeggen dat een feesture was aangebroken, waarin heel het volk deelt en die het jubellied //dankt, daukt nu alien God" uit tal van harten deed opslijgen. Daarna ontwikkelde hij hoe de bede in het psalmwoord de voorwaarde bevat van duurzaam huwelijksgeluk. Immers dit geluk bestaat niet in uitwendige dingen maar in de stemming des harten en geen betere stemming dan waar de behoefte aan Gods leiding en Gods liefde in ons woont. Die behoefte spreekt zich uit in zonnige dagen, maar niet minder op andere tijden. De bede om licht onderstelt duisternis en er komen ook aan den huwelijkshemel donkere wolkjes. Het huwelijk hegint reeds met offers te vragen. Ook hier moeten zij gebracht door den Hoogen Bruidegom, die land en volk verlaat, door de Hooge Bruid. Die van nu aan niet meer een geliefde Moedere aldoor aan Haar zijde zal zien. En ook voor de toekomst bliift de keer- zijde van het leven niemand bespaard. Daarom hebt Gij, Vorstelijk Bruidspaar, dan vooral het gebed van David niet te vergeten //Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijris, o Heer!" Niet minder is het U van noode, om den plicht, dien U het huwelijk oplegt, naar eisch te ver vullen, het is ie plicht der liefde, en dit zegt zooveel, want dit geldt Uwe wederkeerige ver- houding. Die verhouding moet zijn: de Man het hoofd, de Vrouw het hart. Dit geldt al verder het drageu van elkanders lasten, in het huwelijk komen toch twee zondige menschen bijeeu, vau welke ieder zijn eigen gebreken heeft. Dit geldt eindelijk de eeuheid, waartoe Gij geroepen zijt naar Gods beveldie twee zullen tot een zijn. Welnu, de liefde alleen is het, die aulk een band legt en bewaart. Maar zal die baud niet verslappeu, dan moet teikeus de bede het hart vervullen Verhef Gij orer ons het licht Uws aanschijns, o Heer! llierna had de eigenljjke inzegening plaats van het huwelijk. De hofprediker las een gedeelte voor van het huwelijksformulier, deed de gebruikelijke vragen, terwijl na de beantwoording h'ervau, de verwisse- ling der trouwringen het gesloten verbond be- zegelde. Het was doodstil in de kerk toen dit gebeurde. Koningin Wilhelmina en Prins-Gemaal Hendrik spraken met vaste stem Hun //ja" uit. Het z/ja" van den Prins klonk 1 aid door de kerk. Zichtbaar waren de Koningin-Moeder en de Moeder van den Hertog aangedaan. Nu knielde het Vorstelijk Paar neder en sprak de voorganger de eigenlijke inzegening uit, waarop de geheele gemeente staande de vier laatste regels van Gezang 96 aanhief Vader, sla ons steeds in liefde gade Zoon des Vadersschenk ons aw genade; Uw gemeensehap, Geest van God Amen! zij ons eeuwig lot. Nadat deze handeling was volbracht, werd met korte toespraak aan de Hooge Gehuwden een bijbel aangeboden. Een eveneens korte gelukwensch volgde hierop, mede een woord tot de Koningin-Moeder en de Groothertogin van Mecklenburg-Schwerin, waarna ten slotte door alien gezongeu werd Psalm 183 3 Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen Daar woont hp zelf, daar wordt Zijn heil verkregen, En 't leven tot in eeuwigheid Met het uitspreken van den zegen eindigde de godsdienstige plechtigheid. Zij had juist een half uur geduurd. De Prins-gemaal en de Koningin traden op den predikant toe en dankten hem voor zijn toespraak met een hartelijken handdruk en enkele vrien- delijke woorden. Onmiddellijk viel nu het koor in, terwijl de Jonggehuwden opstonden om het kerkgebouw te verlaten, met de Hjmme van Gliick, vierstemmig met orgel, woorden van den heer P. A. M. Boele van Hensbroek Leon, o Godzoo hoog verheven, Leen aan Uwer kind'ren koor, Leen aan ons gebed gehoor Heer wil, wat wjj vragen, geven HeerGy weet in Uw genade Wat den menschen liefde is. Stralend licht z'op onze paden Zonder haar slechts duisternis. Word' genoten of geleden, Zij, wie ware liefde bindt, Zijn gelnkkig en tevreden Weten zich door U hemind. Zoo G' edn gave Han wilt geven, Wie Uw zegen thans vereent, 't Zij die liefde, di«~in 't ieveu Slechts vereenigd, juicht of weent. Zij Hnn liefde, God en Vader, Als de Uwe, eenwig, rein Dan, dan komen Z' U ste ds nader, Godgelijk wordt dan Hti zijn. Leen, o Godzoo hoog verheven, Leen aan Uwer kind'ren koor, Leen aan ons gebed gehoor Heer wil, wat wij vragen, geven Wilhelmina, Koningin bij de Gratie Gods, en Prins Hendrik der Nederlanden hebben op Hun echtverbintenis de kerkelijke wijding ontvangen. Een Koninklijk saluut van 101 kanonschoten verkondigt den volke, dat deze heilige haudeling volbracht is. Het eerste van die eereschoten laat zijn dof geluid tot binnen de kerkmuren door- dringen en 't is op dat oogenblik alsof een trilling van vreugde gaat door aller harten, alsof het gedreun van het geschut de jubelkreet is, die uit aller gemoed in een toon opgaat. Nn klinkt tot einde van de plechtigheid op het orgel de//Marche Pontificale" vau J. Lemmens en onder het zingen van het koor begeeft het Hooge Echtpaar, gevolgd door de Hooge familie- leden, zich op dezelfde plecbtstatige wijze naar de ontvangkamer. De terugtocht naar het Paleis wordt in omge- keerde volgorde afgelegd, ofschoon dezelfde weg werd gevolgd. Het Hooge Echtpaar reed nu aan de spits van den Vorstenstoet H. M. de Koningin-Moeder had niet in de gouden koets Haar plaats van daar- straks hernomen, maar voegde zich nu in het rijtuig bij de Groothertogin van Mecklenburg, zoodat de wederzijdsche Moeders vau het inge- zegeude Paar gezamenlijk naar het Paleis terug- keerden. Op den terugtocht van het jonggehuwde Vorsten- paar was de geestdrift vau het volk, dichtopeen- gepakt langs de straten, nog warmer dan bij den heenweg. Terstond na afloop van de Huwelijksplechtig- heid ving ten Paleize in de Witte zaal de cour van gelukwenschen aan. Het Hooge Echtpaar en de Vorstelijke familieleden bevonden zich daar om de gelukwenschen in outvangst te nemen. Aan het dejeuner-gala dat daarop aanving namen met het Hooge Echtpaar en de vorstelijke familie leden de daartoe genoodigden deel.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1901 | | pagina 1