Zitting van Donderdag 7 Jtini.
fen liij hoorde dat zij met Misseghers was weggegaan,
kwam bij hem de gedachte op dat ,/zij kapot zou
gemaakt zijn door Misseghers." Zijn vrouw had
hem gezegd voor Misseghers bang te zijn, daar
deze haar meermalen had bedreigd.
De tweede getuige Maria Haeck, dochter der
vermoorde vrouw, wendt bij het komen op de
tribune het hoofd terzijde om Misseghers niet
aan te zien.
Getuige herkent de haar vertoonde kleederen
en sieraden als door haar moeder gedragen, toen
zij 13 April naar St. Nicolaas ging.
Haar moeder had gezegd 's avonds thuis te
zullen komen, doeh kwam niet. De familie heeft
tot elf uur op haar gewacht en is toen te bed
gegaan. Men dacht in de eerste dagen niet, dat
moeder iets kon zijn overkomen of vermoord zou
zijn; wel dat zij wellicht bij familie was gebleven.
Eerst eenige dagen later, toen men hoorde dat
Misseghers ook naar St. Nicolaas was geweest,
kwam de gedachte aan moord op.
Getuige wist dat Misseghers haar moeder altijd
naliepen deze had hare dochter herhaaldelijk
gezegd, dat Misseghers haar bedreigd had met
den dood.
Getuige heeft Misseghers slechts eenmaal in
haar huis, nadat hij op haar vader had geschoten.
Hij mocht niet meer in huis komen.
Toch kwam hij wel eens bij haar moeder, als
getuige weg was, en zij heeft der vermoorde
herhaaldelijk haar verhouding tot Misseghers
verweten.
Zij ontkende echter haar moeder gedreigd te
hebben haar het leven te zullen ontuemen, als zij
die verbintenis niet afbrak.
De bekl. zegt daarop, dat het niet waar is dat
vrouw Haeck bang was voor hemintegendeel
zij zocht hem steeds op.
De derde getuige, Rosalie Haeck, de andere
dochter van de vermoorde vrouw, die gehuwd is
en niet thuis woont, verklaart dat haar het ver-
dwijnen harer moeder bekend is geworden, eenige
dagen na 13 April, uit een brief van hare zuster.
Getuige is sedert een jaar of vijf getrouwd en
heeft voor dien tijd Misseghers wel eens bij haar
thuis gezientnaar nooit iets bemerkt van een
intiemen omgang tusschen Misseghers en haar
moeder. Wel wist zij dat haar moeder bang van
hem was, wijl hij haar bedreigde. Dat had de
overledeue haar in 1899 nog gezegd.
Haar moeder had haar ook eens gezegd, dat
zij zich liever in duizend stukken zou laten snijden
dan met Misseghers weg te gaan.
De bekl. merkt op, dat getuige wel wist dat
haar moeder hem beminde.
Getuige ontkent dit.
Voor naar hare plaats te gaan, wendt zij zich
eensklaps om en roept, de hand uitstrekkende
naar Misseghers, hem toe /ytnoordenaar
Daarop volgde getuige Aug. Ongena, die den
zak in den put had zien drijven, dezen heeft
opgehaald en den inhoud heeft onderzocht, welke
bestond uit een vrouwenromp, eenige kleeren en
steenen.
Over de vondst en het vervoeren van den zak
met inhoud getuigden ook L. F. de Busscher,
Belgisch gendarme en K. van Wensberghe. Laatst-
genoemde herkende het. lijk als dat van vrouw
Haeck aan een lilteeken dat hij wist dat zij had.
Clemence Verhoeve herkende de haar vertoonde
kleeren en B. de Vos, die later in den put ge-
doken heeft en de later opgehaalde zakken vond,
had het hoofd der verdwenen vrouw herkend.
Dit laatste was ook het geval met get. Aug. Baes
L! Baetens, wachtmeester der gendarmerie te
Moerbeke, heeft een en ander in beslag genomen
en opgezonden naar het parket in Gent.
G. Cremers, brigadier der njksveldwacht te
Koewacht, is ook bij het ophalen der zakken
tegenwoordig geweest en geeft inlichtingen omtrent
de plaatselijke gesteldheid van het huis van
Misseghers. Toen hij met de Belgische justitie
in de woning kwam, zag het er overal smerig uit,
IL-Ji1
zijn vroegere somberheid. Ik kan er mij geen
verklaring van geven.
Als ik mij niet vergis, dan heb ik hoogerop
in dit dagboek medegedeeld, dat hij nooit aan
eenig sterveling vergunt zijn hut binnen te tre-
den, en de zaak zoover drijft dat hij zijn eigen
bed opmaakt, en de plaats zelf schoonhoudt.
Tot mijn onuitsprekelijke verbaziug, overhandig-
de hij mij heden den sleutel daarvan en verzocht
mij naar omlaag te gaan om den juisten tijd op
te neinen, zooals zijn chronometer dien aaugaf,
terwijl hij zelf de zonnehoogte opteekende, want
het liep tegen den middag. Zijn hut is een
kaal vertrekje, dat behalve een waschtafel en
enkele boekeu, maar zeer weiiiig meubels bevat,
en op geen andere weelde kan bogen dan eenige
schilderijen aan den wand. De meesten hiervan
zijn nog slechts kleine goedkoope olieographieen,
maar er hing ook een schets in waterverf van het
hoofd eener jonge vrouw, die aanstonds mijue op-
merkzaamheid gaande maakte. De kwijnende,
droomerige oogen, met hun lange neerhangende
wimpers en het breede, lage voorhoofd, waar nog
geen zorgen of kwellende gedachten hunne groeven
op achter hadden gelaten, vormden een groote
tegenstelling met de scherpafgeteekende, vooruit-
stekende kaakbeenderen en den vastberaden trek
pm de onderlip.
(Wordt vervolgd).
met uitzondering van het privaat en den kelder,
blijkbaar was daar gedweild.
Bekl. gaf toe het privaat te hebben geledigd,
ontkende den kelder te hebben schoon
maar
gemaakt, wat getuige onmogelijk achtte.
De verklaring van den heer R. Herssens, onder-
zoeksrechter te Gent, die het onderzoek heeft
geleid, stemde omtrent de vervuiling van de
woning van Misseghers met die van den vorigen
getuige overeen. Hij gaf verder verschillende
inlichtingen omtrent de ervaringen door hem
tijdens het onderzoek. Bekl. heeft van begin af
halstarrig ontkent.
Bij het confronteeren van Misseghers met het
gevonden lijk ontroerde dezehet kwam getuige
echter voor dat de ontroering geveinsd was.
De bekl. zeide dat hij de stukken van het
lichaam, toen die hem vertoond werden, niet heeft
herkend.
De daarop volgende getuige H. Leboucq,
professor aan de universiteit te Gent, en wetsdokter
in Belgie, heeft de lichaamsdeelen onderzocht,
die saamgevoegd uit maakten een volledig lijk van
een vrouw die door verbloeding het leven had
verloren. Daar het hoofd aan eene zijde bijna
geheel gekneusd was, doet dit vermoeden dat de
vrouw met een stomp werktuig op het hoofd is I
geslagen en het lichaam later in stukken is
gesneden. Getuige durfde niet beweren dat de
vrouw met den eersten slag dood is geweest, maar
evenmin staat vast dat het lichaam in stukken
gesneden is terwijl er nog leven in was, ofschoon
dat wel mogelijk is.
Door den verregaanden staat van ontbinding
was eene juiste conclusie onmogelijk.
De moordenaar moet, te oordeelen naar de wijze
van verdeeling der stukken, vooral waar de sneden
bij de gewrichten zijn aangebracht, daarin een zekere
handigheid hebben bezelen, slechts bij een slager
is die te veronderstellen.
Op de vraag van het 0. M. antwoordt hij dat
bij het doorsnijden van het heupgewricht eenig
geluid hoorbaar is, en aan den verdediger antwoordt
hij dat dit krakend geluid niet buitengewoon
sterk is.
De heer Th. Swarts, professor in de scheikunde
te Gent verklaarde dat de steenen, in de zakken
gevonden, gelijk zijn aan die, genomen uit de
achterplaats van het huis van Misseghers en niet
afkomstig zijn uit het huis van Haeck, wat behalve
uit den vorm ook blijkt uit het verschil in de
gebruikte mortel.
Deze verklaring werd bevestigd door prof. A. van
den Berghe, assistent van den vorigen getuige.
Ed. Pluijm, herbergier te St. Nicolaas, ver
klaarde dat bekl. met vrouw Haeck op 13 April
in zijne herberg zijn geweest, daar wat gebruikt
hebben, en dat bekl. schreide. De vrouw klaagde
dat zij het thuis niet kon uithouden omdat man
en dochter het haar zoo lastig maakten.
Bekl. zeide niet te weten daar geschreid te
hebben hij zou ook niet weten waarvoor.
Eulalia Verschorre te Koewacht, verklaart een
haar vertoonde briefkaart te herkennen, als zijnde
van de hand van Misseghers van andere stukken
was' zij niet zoo zeker.
Bekl. zeide die kaart evenmin als een ander
hem vertoond papier te hebben geschreven.
De heeren E. Busschaart en R. Schouman,
experten in schriftzaken te Gent, hebben twee
stukken onderzocht, en als hun overtuiging staat
vast, dat die door dezelfde hand geschreven zijn
Daarna werd de zitting tot Donderdag 10 uur
geschorst.
O a
De eerste getuige Adelaide van Hoey uit Stekene,
verklaart een en ander dat haar door bekl. 4
weken nadien, omtrent zijn reis met vrouw Haeck
naar St. Nicolaas, op 13 April vertelt heeft. Dat
Prudentia (vrouw Haeck) bij het terugkomen naar
hare zuster gegaan is en zich later weer bij hem
heeft gevoegd. Vrouw Haeck had zich op den
weg voor zijne voeteu geworpen en gezegd met
hem te willen leven en sterven.
Een dag later kwam hij weer en vertelde toen
dat Prudentia niet thuis was gekomen en heel
Koewacht in rep en roer was. Hij zeide dat vrouw
Haeck naar huis was gegaan, maar bang was
bekeven te worden omdat zij zoo laat thuis kwam.
Bekl. gaf toe misschien wel iets van het uitgaan
te St. Nicolaas gezegd te hebben, maar overigens
niets. Dit zeggende wond hij zich zeer op.
Uit een proces-verbaal van den commissaris van
politie te Stekene blijkt dat de getuige haar verhaal
door haar 14jarigen zoon deed aanvullen en zeide
dat hij 't wel beter kon uitleggen dan zij.
Getuige houdt vol alles uit den mond van M
te hebben, ook dat Prudentia, van haar zuster
komende, tusschen Stekene en Koewacht voor hem
op de knieen gevailen is.
Hierna volgden eenige verdere getuigenissen
over handelingen van bekl. en vrouw Haeck te
St. Nicolaas op 13 April. Een hunner had ook
bekl. zien schreien en vrouw Haeck had als reden
daarvan opgegeven dat hij met haar weg wilde
loopen, maar zij haar man en kinderen niet wilde
verlaten.
De getuige Pluijm verklaarde nog pertinent
hij had daarvan vroeger nooit gesproken
dat Misseghers en de vrouw afspraken bij het
naar huis gaan te Stekene afscheid te nemen,
omdat zij te Koewacht niet samen wilden gezien
worden.
De alsnu voor geroepen dochter van dezen
getuige, verklaarde daarvan niets gehoord te hebben
en zeide dat haar vader daarover met haar nimmer
gesproken hadtoen de president haar op 't
vreemde daarvan wees, herinnerde zij zich dat
haar vader er wel over gesproken heeft.
A. Lammens te Stekene heeft 13 April's avonds
omstreeks half acht niet ver van zijne woning
Prudentia en Misseghers ontmoet. Eerstgenoemde
i bang naar huis te gaan voor haar dochter.
Misseghers zeide aan de deur te zullen luisteren
als er gekeven werd en in dat geval naar binnen
te zullen springen. Bij zijne woning gingen zij
verder.
Bekl. verklaart te hebben gezegd als hij later
hoorde dat zij bekeven was er zich mee te zullen
bemoeien.
Marie de Coninck te Stekene verklaart beiden
den bewusten avond te hebben zien voorbijgaan.
Nabij hare woning ging de vrouw den Sleenweg
over, doch Misseghers ging de Dwarsstraat in.
Nu volgde Victoria Vervaet, herbergierster te
Kniedorp, zuster van het slachtoffer. Zij verhaalde
van het laatste bezoek harer zuster, die wegens
hare dochter bang was naar huis te gaan. Misseghers
had haar vroeger gezegd dat hij hare zuster be-
zitten moest. De verstandhOuding tusschen Haeck
en zijn vrouw was heel goed. De overledene heeft
zich over haar man nooit beklaagd, maar wel over
hare dochter. Het was een goed huishouden.
Hare zuster is ongeveer 10 minuten bij haar
gebleven.
Getuige Ppulina Bauwens, te Koewacht, heeft
uitzicht op de achterplaats van Misseghers, die
zelf zijn huishouding deed. Zij heeft tot haar
verwondering in den morgen van Zaterdag gezien
dat Misseghers uit zijn huis komende een dweil
uitspoelde, toen weer in huis ging en later nogeens
de dweil schoonmaakte. Dat had zij hem nog
nooit zien doen.
Leonie Bauwens, zuster der voorgaande getuige,
heeft hem een paar jaar geleden zien schuren of
dweilen.
Bekl. zegt uit Brussel een zak asch te hebben
meegebracht, die hij op het land heeft verwerkt,
en die zak zal getuige hem hebben zien uitsr-oelen.
De getuige P. Bauwens kon dit niet tegenspreken.
De litting werd voor een half uur geschorst.
Na de pauze werd het eerst gehoord K. van
Wensberghe. Deze verklaarde dat hij in't laatst
van April Misseghers heeft zien rijden, op den
weg naar de kerk, met een kruiwagen waarop
drie baalzakken lagen, die nog al zwaar schenen
De plaats waar hij bekl. zag, was dicht bij den vijver.
(Misseghers luisterde met spanning naar deze
verklaring.)
Getuige zegt zich op den weg bevonden te
hebben toen Misseghers van het Hollandsche kwam
en in de richting van den put reed. Den vol-
genden dag zag hij, toevallig, op den weg het
spoor van den kruiwagen heen en weer, maar niet
verder dan tot de hekjes van Ongena en Poppe.
Getuige heeft Misseghers goeden avond gezegd en
deze heeft hem terug gegroetMisseghers ging
met den kruiwagen niet naar zijn land, maar kan
er wel vandaan gekomen zijn.
Bekl. ontkent op den genoemden tijd daar ge-
reden te hebben, of hij het vroeger wel eens deed
weet hij niet; 't kan gebeurd zijn.* Hij had toen
ook geen kruiwagen meer, wijl hij al koopdag
had gehouden.
Getuige houdt zijn verklaring staande en waar
hij vroeger geen bepaalden tijd aangaf verklaart
hij nu als zijn overtuiging dat het tusschen 16
en 20 April geweest is. Hij heeft ook wel degelijk
bekl. herkend.
De verdediger merkt op dat getuige tegen personen
gezegd heeft, dat hem f 50 beloofd was, als hij
in zijne verklaring ten nadeele van M'sseghers
bleef vathouden en verzocht die twee getuigen
a decharge tegenover hem te hooren.
Dit geschiedt, waarop de eerste, A. de Vleesch
houwer, verklaart den vorigen getuige wel eens
gevraagd te hebben of hij zich niet in den persoon
vergist had, omdat hij zelf daar omstreeks dien
tijd met een kruiwagen had gereden, waarop
varkens lagen. Hij reed 's morgens met een ge
vulden, des avonds met een ledigen wagen, toen
lagen er ook geen zakken op. Hij heeft niet van
Van Wensberghe gehoord dat hij f 50 zou krijgen.
De volgende getuige it decharge Pelagie de
Beule heeft van Van Wensberghe hooren zeggen
dat de getuigen in de zaak-Misseghers 50 zoudei
uitbetaald krijgen.
Van Wensberghe wordt nog gevraagd of hij
Misseghers des morgens heeft zien rijden en of
hij dit ooit tegen iemand gezegd heeft. Hij
antwoordt ontkennend en stemt ook niet toe met
Pelagie over geld gesproken te hebben.
Hortensia van Waesberghe verklaart in 't laatst
van April Misseghers nabij den put te hebben
gezien, hij had drie gedeeltelijk gevulde zakken
op zijn kruiwagen en reed in de richting van den
put. 't Was of half den middag, of half den avond.
Bekl. zegt een paar dagen vdor zijn aanhouding
mest op zijn land te hebben gebracht.
Getuige heeft hem een paar dagen vroeger of
later, nitdat hij naar St. Nicolaas was geweest met
een kuip beer naar zijn land zien rijden.
Bekl. ontkent dit, daar is geen kwestie van.
Met paard en wagen heeft hij mest op 't land
gebracht.
Getuige houdt hare verklaring staande.
C. L. D. Swarteld te Koewacht verklaart dat
bekl. bij hem een kruiwagen in bewaring had en
dat Misseghers die den 12 Mei gebruikte.
Jan van Sluijs, verklaart dat Van Wensberge
hem ook van 't rijden op 't laatst van April ver
telde. Getuige die op de kaart de plaats aanwijst,
heeft daar ook voetsporen gezien, maar deze waren
niet meer te meten. Ook deze getuige deelde
mede dat het huis van beklaagde er erg vuil uitzag,
met uitzondering van den kelder, waarin wel wat
zand lag dat van aardappels afkomstig kan zijn,
maar zij leek kortgeleden schoongemaaktvoor
een aardappelenkelder was het te schoon. De
beerput was geheel schoon.
Bekl. verklaarde zijn kelder niet schoongemaakt
ts hebbende beerput heeft hij" schoongemaakt
om den beer op 't land te brengen.
Leouardus Vermandel heeft op een Zaterdag-
avond in het laatste deel van April voorbij Misseghers
huis gaande, licht in den kelder gezien hij bleef
even stilstaan en hoorde een geluid als van het
breken van beenderen, hij hoorde niet slaan, doch
alleen kraken.
Bekl.Onwaar, mijnheer de president. Hij
ontkent verder dien avond in den kelder te zijn
geweest en daar licht gebrand te hebben. Ik ben
Zaterdag 29 April eerst over 10 uur thuisgekomen.
Getuige verklaart omstreeks 9 uur het geluid
te hebben gehoord. Dat hij zoolang zweeg was,
omdat hij bevreesd was en van alle menschen
moet leven.
Amelius de Sadeleer, werkman te Koewacht,
gaat alleen Zaterdags naar den scheerder; zooook
't laatst van April of begin Mei, toen hij, voorbij
't huis van Misseghers gaande, in het huis of in
den kelder hoorde kappenhij meende dat het
niet 't geluid was van houtkapgen, maar een ander
geluid. Hij wist dat Misseghers van huis was,,
waarom het zijn aandacht trok dat er toch gekapt
werd.
Getuige Vermandel nog nader ondervraagd kan
niet juist zeggen of hij zijne waameming op 22
of 29 April gedaan heeft.
De getuigenis van Erans Verstraete loopt over
het ledigen van den beerput, wat bekl. voorgeeft
te zijn geschiedt voor hij naar St. Nicolaas ging,
wat getuige tegenspreekt.
J. Elegeert, arbeider te Koewacht, heeft gezien
dat er onder de deur van Misseghers een dag
voordat hij van dezen een kuipje kocht, vuil
water stond het had niet geregend.
Bekl. kon niet anders opgeven dan dat het
water van een regenbui was blijven staan.
Getuige verklaarde een soortgelijken zak met
een gat er in als hem vertoond werd voor Mis
seghers met kaf te hebben gevuld.
P. Elegeert, dochter van voorgaande getuige,
bevestigde op enkele punten de verklaring haars
vaders.
Ernilie de Bruyne heeft op 12 Mei bekl. nabij
den put een oogeublik zien stil staan, er naar
kijkende.
Ph. van der Steen, te Moerbeke, heeft 10 a 14
dagen vdor 't vermissen van vrouw Haeck, bekl.
geschoren en toen zijn scheermes lang maar
smal voor hem aangezet.
T. Grandsart, ook scheerder, heeft diens scheermes
ook meermalen geslepen het was een half sleet
smal mes. Deze getuige heeft met zekeren Schrijver
gesproken tegen wie Misseghers gezegd had voor-
nemeus te zijn met vrouw Haeck weg te gaan.
Dit gesprek is na het verdwijnen der vrouw ge-
voerd. Misseghers heeft toen gezegd dat men
haar nimmer meer zou terugzien.
Daarna bevestigt getuige De Schrijver de
getuigenis van Grandsart.
Bekl. stemt toe dat hij met De Schrijver gesproken
heeft, maar kan zich niet herinneren gezegd te
hebben, dat men vrouw Haeck nimmer zou terugzien.
Veronica de Caluwe, barbierster te Koewacht,
was niet gewoon bekl. te scheren, doch na 13
April kwam hij een paar malen, zeggende zijn
mes kwijt te zijn.
De Voorzitter wijst bekl. op den vreemden
samenloop, dat zijn scheermes juist kwijt raakte
in de dagen dat vrouw Haeck verdween. Hij
gebruikte dat thuis. Waar is het verloren
Bekl. kon daarover geen opheldering geven.
Het geheele huis is doorzocht, zeer nauwkeurisr,
doch het mes is niet gevonden.
Eulalie Verschorre, heeft Misspghers 26 April
ten harent gezien. Hij had een krab in de liuker-
wang en toen zij hem daarnaar vroeg zeide hij,
die in het bosch opgedaan te hebben. Verder
zeide Misseghers met vrouw Haeck, (met wie hij
vroeger ook wel eens bij haar was geweest) nadat
deze bij hare zuster was geweest, door het bosch
naar de Koewacht te zijn gekomen, en nabij't dorp
afscheid van haar genomen te hebben. Hij sprak
ook over hare verdwijning en opperde de meenig
dat zij met haar man ruzie had gehad. Een paar
dagen later zeide hij haar in een gesprek dat men
vrouw Haeck nooit meer te Koewacht zien zou.
Misseghers heeft herhaaldelijk getracht vrouw
Haeck tot vluchten over te halen, doch dit wilde
zij niet, omdat zij haar man en kinderen niet
verlaten kon.
Thomas Verschorre, werkman te Koewacht, vader
van de vorige getuige, heeft Misseghers wel eens
ontmoet in de herberg van zijne dochter, ook
den 26 April.
Hij heeft toen het gesprek van Misseghers met
zijne dochter gehoord en verklaart in gelijken geest.
Bekl. zegt dat de getuige liegt.
Getuige heeft ook gehoord, dat Misseghers zeide
j dat men vrouw Haeck niet meer zien zou.