BIJVOEGSEL
Te: NGUzensche Courant
Zaterdag 14 October 1899. No. 3829.
Gemengde berichten.
Voorwaardelijk Ontslagen.
Omtrent het lijkje van het in duinen ge-
vonden knaapje (zie ons vorig nutnmer) meldt men
nader het volgende
De herkenning berust op de gelijkheid der
kleederen, het breukbandje, dat de knaap droeg
en de aanwezigheid in een broekzak van trara-
kaartjes, door den vader aan ziju zooutje meege-
geven, toen hem dat op 25 April zijn eten had
gebracht.
Toen de moeder haar kind in dien afschuwelijken
toestand herkende, werd zij zoo gesehokt, dat men
haar van de plek moest wegrukken en per rijtuig
huiswaarts vervoeren. Ook de vader was diep be-
wogen.
Het stoffelijk overblijfsel verkeerde in zulk een
verregaanden staat van ontbinding, dat men geen
teekenen van geweld heeft kunnen ontdekken.
Toch zal het naar Leiden worden vervoerd ter
nadere schouwing, waartoe een kistje beschikbaar
werd gesteld.
Op dit oogenblik valt niet te zeggen of aan
misdaad dan wel aan een ongeval gedaeht rnoet
worden. Ook is 't niet zeer waarschijnlijk dat het
nadere onderzoek meer licht in deze duistere zaak
zal brengen. Bij het zien van het lijkje, dat niets
meer is dan een gekleed geraamte, hier en daar
reeds verteerd, valt dit zelfs te betwijfelen.
Op de plek bij den watertoren, waar het lijkje
gevonden werd, zijn konijnenholen en 'tis dus
mogelijk, dat de jongen in een groot konijnen-
hol geraakt en onder het zand bedolven is. Het
lijkje werd niet diep in het zand gevonden, maar dit
zegt niets, want met 't oog op de voortdurende
verstuivingen is 't niet te constateeren of de zand-
bedekking op 't lijkje steeds dezelfde is geweest.
Alle kleedingstukken, die de jongen droeg,
waren dichtgesloten en sporen van bloed zijn op
zijn goed niet ontdekt.
Maar het blijft de vraag, hoe is't kereltje daar
gekomen zonder terug te keeren. Is hij verdwaald
of is hij daar gebracht levend of dood Dat zal
het gerechtelijk onderzoek wellicht ophelderen.
Volgens het Dagblad werd het lijkje gevonden
door een strooper, genaamd Bazuin. Woensdagmor-
gen zijn ongeoorloofd metier in de Oostduinen nabij
den watertoren uitoefende, stiet bij met een stok,
waarmede hij naar konijnen groef, op een hard
voorwerp en ontblootte een kinderschoen. lets
verder uitgravende ontdekte hij tot zijn ontzetting
het in verregaanden staat van ontbinding verkeerend
lijk van een kind.
Hij zond onmiddellijk twee knapen, die er bij
waren, naar het politie-posthuis aan het Gevers
Deyuootplein te Scheveningen, van waar de politie
zich met een raderbaar naar de aangewezen plek
begaf en daarmede het lijk naar het posthuis over
bracht.
Daar vestigde zich reeds dadelijk vermoeden
op de mogelijkheid, dat 't lijkje dat was van den
kleinen Van Wezel, omdat er omtrent de ver-
missing van andere kinderen geen aangifte be-
stond.
Inmiddels werden de autoriteiten in Den Haag
van 't geval in kennis gesteld, en kwamen spoedig
ter plaatse de hoofdcommissaris van politie, de
heer Van Schermbeek, de commissaris van politie
FEUILLETON
33.) r' r"
Ik geloof, dat het de kortste weg is om
iets te weten te komenmaar als u 't bepaald
verlangt, kunnen wij dat nog wel een paar uren
uitstellen en intusschen elke nasporing doen, die
ons mogelijk is. In de eerste plaats dient uit
gemaakt te worden, of uw zoon gisteren-avond ol'
van-nacht thuis is geweest. Als u 't permitteert,
zal ik het dienstpersoneel ondervragen.
De knechts en de meiden, die al gemerkt hadden,
dat er iets niet in den haak was met den jongen
lord, werden elk afzonderlijk binnen geroepen
Wat de inspecteur van hen vernam, was niet veel
Niemand had gewacht op denjongen lord alien
waren om efin uur reeds naar bed. De knecht,
die daarmee was belast, had als gewoonlijk de
lichten uitgedaan in de bibliotheek, in de beneden-
gang en op de trapportalen.
Ei, zei de inspecteur, en hoe was het
van morgen daarmee gesteld Waren de lichten
aan of niet
De man wist het niet; maar een der meiden,
die gewoonlijk 't eerst beneden kwam, zou het we
kunnen zeggen.
Het meisje werd geroepen en verzekerde, dat
het licht gebraud had in de bibliotheek, maar niet
in de gang. Zij had er geen bizonder acht op
geslageu, aangezien ze volstrekt geen vermoeden
had, dat er iets buiteugewoons was gebeurd.
Dat is zonderlinghet ganglicht uit
Draaide zijulordschap gewoonlijk de gaskraan dicht
In de hang niet, wel in de bibliotheek.
de heer Olivier, waarnemend commissaris te
Scheveningen (de heer Sijpkeus is met verlof), en
de beide inspecteurs der recherche, de Aaltz
en Rosmalen, terwijl aan 't posthuis zich reeds
aanvankelijk met de zaak onledig hadden gehouden
de inspecteur jhr. Quintus en de hoofdagent
Blokpoel.
Uit Den Haag meldt men
Omtrent de ontdekking van het lijkje van den
7jarigen Albert van Wezel verneemt men nader
dat bij de autoriteiten, die met het onderzoek in
deze zaak zijn belast het vermoeden meer en
meer veld wint dat men te doen heeft met een
afschuwelijke misdaad, omdat zoowel de plek
waar en de ligging waarin het knaapje gevonden
is een gewoon ongeval zoo goed als geheel uitsluit.
De juiste plaats waar het lijk werd gevonden is
gelegen omstreeks driehonderd meter strandwaarts
van af den watertoren en Horstenhoekschenweg,
een terrein, begroeid met helm en gras, waar
volgens personen, goed in de duinen bekend,
zandstortingen niet denkbaar zijn.
En ook de ligging waarin het kind gevonden
is, wijst zoo goed als zeker op misdaad. Het
kind lag op den rug, geheel in horizontale houdiug,
het hoofd gesteund en ter weerszijden leunende
tegen graszoden. Vandaar dat er moeilijk aan be-
graven kan worden gedaeht. Gisteren kwamen bij de
politie reeds eenige personen om mededeelingen te
doen. De persoonsbeschrijvingen van een man, die zij
vermoedelijk met Albert van Wezel hadden gezien,
stemmen echter niet overeen.
Den dag van de verdwijning 25 April
even vo6r het kind bij zijn vader op het stations-
plein was geweest, zou op het nabijgelegen Rijs-
wijksche plein, een man een jongetje hebben aan-
gesproken en dezen een zak knikkers beloofd
hebben, indien hij mede wandelde. Deze knaap
had 't echter op een loopeu gezet.
Na afloop van de schouwing in het Academische
Ziekenhuis te Leiden, worden de overblijfselen
op verzoek van den vader naar hier overgebracht
om op Nieuw Eik en Duinen te worden begraven.
Te Scherpenisse werden Dinsdagmiddag twee
personen uit Belgie, vermoedelijk man en vrouw,
die aldaar hun intrek in een bierhuis hadden ge-
nomen, door twee marechaussee's te paard uit
Bergen op Zoom gevangen genomen, en naar
genoemde Brabantsche gemeente vervoerd, waar
zij geconfronteerd werden met een logementhouder,
bij wien ze vier nachten hadden gelogecrd en die
na hun vertrek 700 francs miste.
Bij onderzoek bleek, dat de verdachten nog
230 bij zich hadden, dat de ambtenaren in
beslag namen.
Men schrijft uit Utrecht
Op last van hooger haud is, na ingekomen
klachten, door de justitie aan de politie alhier
bevel gegeven tot nader onderzoek van de gevallen
van ernstige mishandeling, waarvan een paar
vgroeuen" onlangs de slachtoffers zijn geweest en
van welke de daders door den senaat reeds met
schorsing en ernstige berisping zijn gestraft. Reeds
zijn de betrokkenen voor een deel door een commis
saris van politie verhoord.
Toen eergisterennacht de vleeschhouwer
J. Boots uit Venlo van de Bleriksche kermis
huiswaarts keerde, werd hij onderweg door een
onbekend persoon aangevallen en zoodanig mis-
handeld, dat hij bewusteloos neervieltoen hij
bijkwam, bleek hem dat zijn gouden horlogeket-
ting met horloge en portemonnaie gerold waren
De vermoedelijke dader, een Duitscher, is door
de marechaussee te Arcen gearresteerd en naar
de strafgevangenis overgebracht.
Het gestolene werd nog in zijn bezit bevonden.
De inspecteur maakte eenige aanteekeuingen en
informeerde verder, of er in de bibliotheek ook
sporen waren gevonden, dat er iemand was geweest
Door vragen aan den knecht en de meid vernam
hij, dat de eerste 's avonds alles op 't buffet in
orde gezet had, terwijl de laatste 's morgens een
karaf en glazen op de tafel had gevonden. Ook
was er in de kamer gerooktze had asch in de
aschbakjes en op den schooisteenmantel een eindje
sigaar gevonden.
Na een ampel verhoor konden de dienslboden
heengaan.
De inspecteur wendde zich nu weer tot den graaf.
Er is geen twijfel aan, dat lord Charlton
hier is geweest met den heer die hem vergezelde,
en dat ze gedrouken en gerookt hebben. Later
zal hij weer zijn uitgegaan met zijn gast. Wi
rnoeten nu allereerst te weten zien te komen, wie
de heer was, met wien uw zoon hier is geweest
De kamerdienaar van mijn zoon weet, dat
hij is gaan dieneeren bij een sportvriend. Waar
schijnlijk heeft hij den bewusten heer daar ontmoet
Dat spoor wordt reeds gevolgd. De kamer
dienaar vertelde aan't bureau, waar zij tie lordschap
gister-avond was gaan dineeren, en er zijn reeds
een paar man naar dien meneer Darvell toe. Zoo-
dra we weten, wie met den lord naar huis gegaan
is, zullen wij zijne verdere bewegingen kunnen
volgen verondersteld, dat ze samen dit huis
hebben verlaten.
Ik kan niet gelooven, dat er verraad is
pleegd. Men kan iemand ziju horloge ontstelen
zonder dat hij daarbij letsel krijgt.
Jamaar ik geloof, dat het horloge niet
gestolen werd op de gewone wijze, en ik zal u
zeggen waarom. Een gewone dief zou er niet
Twee landloopers trachten eergistermorgen
op brutale wijze hun slag te slaan bij den land-
bouwer W. te Voorstonden, onder Brummen.
Daar ze niemand in huis vonden, ging de een
naar het kabinet en brak dat zoodanig open,
dat het geheel beschadigd werd, terwijl de ander
op den uitkijk stond. Daar kwam de vrouw des
huizes, uit de weide naast het huis, en vroeg wat
lij moest, waarop hij vroeg, of ze nog een paard
voor de slachtbank had en tegelijkertijd ging de
ander de voordeur uit en kozen zij het hazenpad,
uist toen ook de boer kwam aanloopen.
De politie uit Zutfen werd hiervan in kennis
gesteld en doet moeite hen op te sporen. Met
zekerheid kan niet worden medegedeeld, wat zij
lebben gestolen.
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
mee naar een pandjeshuis "geloopen zijn, als hij
de inscriptie gelezen had, ert een dief van beroep
verzuimt nooit, op zulke dingen als opschriften
en teekenen te letten. Ze weten met zulke voor-
werpen wel anders raad. Miju opinie is, dat de man,
die het horloge beleende, 't niet door gewonen
diefstal kreeg.
Maar op een eerlijke manier kon hij er toch
niet aankomen. 'tis niet waarschijnlijk, dat mijn
zoon zijn horloge zou geven aan iemand, om er
's morgens negen uur geld op te leenen.
Neen. Mijn idee is, dat het horloge were
opgepikt door iemand, die geld noodig had, en
die 'tverpandde, de vlugste manier om aan zijn
doel te komen. A propos, ik zou den kamer
dienaar nog wel een vraag willen doen als hij
die kan beantwooiden, zal 't ons van groot nut
zijn. Ik zal hem nog eens hier laten komen.
De inspecteur wenschte van den knecht te
weten, of lord Charlton, behalve het horloge, nog
voorwerpen van waarde bij zich had gehad.
De knecht gaf een beschrijving van de manchet-
en overhemdsknoopen, welke de lord droeg. Ge
vraagd, of zijn meester veel geld bij zich hac
gehad, antwoordde hij ontkennend. Zijne lordschap
had hem den vorigen namiddag twee biljetten
van vijftig pond meegegeven, om te wisselen voor
klein papier. Hij was uitgegaan, maar niet ge
slaagd, en toen had de jonge heer gezegd ,,'t Komt
er niet op aan dau zal ik't er zonder doen." Voor
zoover bij wist, had de lord de biljetten weer
gedaan in een klein geldkistje, dat hij in een
lade op zijn slaapkamer bewaarde. 't Was we'
waarschijnlijk, dat zijn meester dit gedaan had
want hij had, eer hij uitging, uoch zich overtuigd,
of hij die lade wel gesloten had.
De inspecteur dacht even natoen sprak hij
't Is natuurlijk bekend, dat lord Charlton
lid is van clubs, waar om een hoogen inzet wordt
gespeeld. 't Is niet onmogelijk, dat zijne lord
schap thuis is gekomen, om dit geld uit die
lade te halen, eer hij naar een speelclub ging.
Dat verklaart misschien zijn verschijnen en ver-
dwijnen.
De oude graaf slaakte een zucht van verlich-
ting.
Zeker, zei hij, dat zal 't geval geweest
zijn.
Maar, vervolgde de politieman, wcarom
keerde hij dan niet terug? Vergunt u mij, dat
ik in de kamer van zijne lordschap eens ga zien,
of er ook eenige aanwijzing is
Vergezeld van den kamerdienaar, ging de in
specteur naar lord Charlton's kamer. De knecht
wees de lade aan.
Ze bleek niet meer op slot.
Dat bevestigt uw veronderstelling riep de
kamerdienaar uit. Hij moet hier terug ge
weest zijn ik durf er wel een eed op doen, dat
de lade gesloten was, toen hij naar 't diner ging.
Er zal zeker geen middel zijn om de num-
mers der bankbiljetten te krijgen vroeg de in
specteur.
Dat denk ik niet; doch ze zijn wel te vinden
want zijne lordschap schreef zijn naam op den
achterkant.
Zoo Als hij aangevalllen en beroofd is,
terwijl hij die biljetten bij zich had, zullen we
er spcedig meer van hooren. Ze zullen wel
begonnen zijn met die papiertjes te wisselen.
(Wordt vervolgd*)
VAN DE
VAN
Vergadering van Donderdag 12 October 1899.
Voorzitter de heer J. A. P. Geill, burgemeester.
Aanwezig de heeren Moes. Van den Hoek, De Feijter,
Harte, Wieland, Viaser, De Koeijer, Van der Moer, Orenu,
Dees en Van de Velde.
Na opening der vergadering worden gelezen de notulen
der voorgaande, welke worden goedgekeurd.
Aan de orde komt
1 Ingekomen stukken.
a. Een kennisgeving d.d. 28 Sept. van den heer Moes,
waarbij deze verklaart na rijpe overweging de benoeming tot
wethouder aan te nemen.
1». Een schrijven van den onderwijzer L. Schiphorst,
waarbij deze verzoekt hem naar aanleiding zijner aanvrage
om pensioen tegen 1 Januari a. s. ontslag te verleenen
als onderwijzer aan school B.
De Voorzitter stelt namens het Dag. Best, voor, adressant
met ingang van 1 Januari a. s. eervol uit zijne betrekking
te ontslaan, en het college te machtigen zoo spoedig mogelijk
eene oproeping te doen van sollicitanten, op de voorwaarden
als volgens de vcrordening is bepaald.
De heer Van der Moer Zou bij die oproeping niet kunnen
medegedeeld worden, dat de leden van den Raad verzoeken
verschoond te blijven van persoonlijke bezoeken van sollici
tanten Ik heb daar al veel last van gehad en het beteekent
eigenlijk niets, daar men uit een kort gesprek dat men met
iemand houdt toch zijne waarde niet kan beoordeelen en men
voorts op de adviezen dient af te gaan. Ik weet daarom niet
hoe de andere heeren er over denken.
De heer MoesIk ben het met u eens, en meen ook,
dat die persoonlijke bezoeken overbodig zijn.
De VoorzitterJa, voor u is het als wethouder, nog een
andere zaak.
De heer MoesDat is zoo.
De heer Van der Moer Zooals ik zeide daarop kan men
toch niet rekenen. Het is voor vele sollicitanten een last,
waaraan ze voldoen omdat het nu eenmaal gewoonte is. Om
hen nu daavvan te ontslaan zou ik in de oproeping willen
zetten dat de raadsleden geen persoonlijk bezoek verlangen.
De heer Wieland Het zal misschien wel voldoende zijn
dat het in 't verslag der courant staat.
De heer Van der Moer: Voor den omtrek wel, maar dat
lezen ze in Holland niet.
De VoorzitterDe sollicitanten leggen de bezoeken af in
hun eigen belang, omdat ze meenen dat het hun voordeel
zal doen wanneer zij zich persoonlijk presenteeren, waardoor
de leden dan weten hoe de persoon die solliciteert er uit
ziet, en om zich te recommandeeren wanneer ze op de voor-
dracht voor komen.
De heer Van der Moer: Als ze op de voordracht staan
is het wat anders, maar ze komen al vroegervoor eene
voordracht, of ook nog wel vdor er eene oproeping gedaan
is. En wat geeft dat Ze kunnen den steun der leden
vragen. maar deze mogen hun rechtens geene toezegging of
belofte doen.
De Voorzitter: Ik weet nog wel eene andere oplossing.
De sollicitanten komen toch allereerst bij mij en de wet-
houders, dus zoudon wij hen kunnen zeggen dat ze niet naar
de raadsleden behoeven te gaan. Ik heb anders wel eens
gehoord dat door een raadslid bij eene benoeming de opmer-
king werd gemaakt dat een sollicitant niet bij hem geweest
was.
De heer VisserHet is eenmaal een gebruik en waarom
zouden wij hen nu die persoonlijke bezoeken gaan beletten.
De heer Van der Moer: Juist, het is een gebruik en
daardoor een soost verplichting voor hen geworden. Daarom
zou ik hen van dien plicht willen ontheffen. Niettemin
blijven ze er vrij in of ze zich bij ons willen aanmelden.
We kunnen! hen dat niet beletten, maar zij weten dan toch
dat het niet verlangd wordt.
De Voorzitter Er is hiermee in verband nog eene andere
kwestie, die ik aan de vergadering ter overweging zou willen
geven. Er is nu aan die school ook maar eene onderwijzeres
die ook zelfstandig eene klasse beheert, maar tevens voor
het onderwijs in de handwerken voor de geheele school moet
zorgen, en daarvoor verscheidene uren hare klasse moet ver
laten. De wet eischt nu eenmaal dat het onderricht in de
handwerken gegeven wordtzou het daarom niet wenschelijk
zijn, dat we, alvorens tot oproeping van een onderwijzer over
te gaan, eerst overwogen de wenschelijkheid om nog eene
onderwijzeres op te roepen Dan konden de handwerken
door twee onderwijzeressen onderwezeD worden, en zij meer
in hunne eigen klasse blijven, waardoor zij meer belangstel-
ling voor hunne klasse zouden hebben.
De heer WielandMaar aan de andere scholen dan
Of ligt het in uwe bedoeling om in de toekomst daar ook
zoo te handelen
De VoorzitterJa.
De heer Van den Hoek: Ik zou, alvorens hierover te
beslissen, het toch wenschelijk achten, dat eerst het hoofd
der school geraadpleegd werd. Ik geloof zeker, dat die wel
geen tweede onderwijzeres zal verlangen. De lesuren voor
de handwerken zijn zoodanig geregeld, dat dit aan het andere
onderwijs niet schaadt.
De VoorzitterHet was ook niet mijne bedoeling om
dadelijk daarover te beslissen, maar ik wilde voorstellen om
de oproeping voor een onderwijzer nog niet te doen plaats
hebben en het door mij aangegeven denkbeeld te renvoyeeren
naar Burg, en Weth. om een onderzoek in te stellen, waarbij
dan ook de meening van het hoofd der school zou kunnen
gevraagd worden.
De heer Van der MoerMaar kan men volstaan met
oproeping van een gewoon onderwijzer Had Schiphorst
geen bijakten
De heer Van den Hoek Ja Fransch en Duitsch.
De heer Van der MoerMaar gaf hij er onderwijs in
Z. h. 8. wordt besloten deze zaak te renvoyeeren naar
Burg, en Weth. voor nader onderzoek en voorts om aan
L. Schiphorst het gevraagde ontslag eervol te verleenen tegen
1 Januari a. s.
c. Een adres van A. Verlinde, waarin adressant er op
wijst dat op de scheiding tusschen zijn erf en de woning van
school B een rasterwerk staat, op de plaats waar vroeger
een door hem geplante haag stond. Bij den bouw der
onderwijzerswoning, die een raam aan zijne zijde heeft, op
minder afstand dan bij de wet daarvoor voorgeschreven, heeft
adressant mondeling zijne bezwaren daartegen bij het Dag.
Best, ingebracht, maar werd toen niet verhoord.
Thans neemt adressant de vrijheid eerbiedig te verzoeken
het rasterwerk, tot aan den voorkant der woning van school
B, door een schutting te vervangen, tot de hoogte als bij de
bouwverordening is bepaald.
Om evenwel ook iets te doen, is hij bereid, wanneer hem
het hout wordt geleverd, den arbeid voor eigen rekening te
Demen. Wordt aan het verzoek voldaan, dan zal ook de
onderwijzer de zoozeer gewenschte vrijheid in zijne woning
en op zijn erf krijgen.
De VoorzitterDit adres spreekt over de grensscheiding
tusschen de onderwijzerswoning aan school B en het onlangs
uitgebrande huisje aan den Schoolweg. Ik kan over den
roeger daar bestaan hebbenden toestand niet oordeelen, daar
ik hier pas ben. Weten soma de andere heeren daarover
iets mede te declen
De heer WielandDe schoolmeesterswoning is daar ge-
bouwd voor het huisje van Verlinde.
De heer Van den HoekMaar het erf waarop nu dat
huisje staat behoorde reeds aan Verlinde en de scheiding stond
er al toen de onderwijzerswoning gebouwd is. Buitendien
men mag op een zekeren afstand niet op een anders erf uit-
kijkenmen had het zijraam in de onderwijzerswoning niet
mogen maken.
De heer Grenu: Dat is oogluikend toegestaan.
De heer Van der Moer: Men moet naar ik meen 2 meters
van eens anders erf afblijven.
De Voorzitter geeft lezing van de desbetreffende artikelen
van het burgerlijk wetboek, waarin voor de afstand 20 palm
wordt bepaald en 5 palm in schuinsehe richting.
De heer Van den Hoek meent dat de afstand daar ruim
1 Meter zal bedragen.
De heer Van de VeldeDat zijraam staat in de slaap
kamer van den onderwijzer. Daar kunnen ze van het erf
van Verlinde in kijken, hij omgekeerd op hun erf. Het is
dus voor beiden onvrij.
De VoorzitterEr is nog een andere kwestie. Volgens
het burgerlijk welboek kan een eigenaar zijn buurman nuod-
zaken bij te dragen in het maken eerier grensscheiding. Zouden
we dus, vooral waar Verlinde zelf het maken der scheiding
aanvraagt, van hem niet de helfc der kosten kunnen vorderen.
De heer Van der Moer Ja, het burgerlijk wetboek spreekt
van eene grensscheiding, maar dat behoeft dan geen schutting
te zijn, een afspanning met ijzerdraad is ook een grensscheiding.
De heer Van den Hoek: Verlinde heeft ook destijds ge-
reclameerd tegen het maken van dat raam. Bewijzen zijn
daarvan niet, want het is zooals dat gewoonlijk gaat
mondeling geschied. De woning is zeker in '84 of '85 gezet.
Van het toenmalige bestuur is niemand meer in leven.
De heer Van der Moer: Het Burgerlijk Wetboek ver-
biedt eenvoudig het raam zoo te maken en men had het dus
niet mogen doen.
De VoorzitterWe zouden dan het verzoek van Verlinde
wel kunnen ir.willigen. We zijn nu toch aan 't repareeren
voor herstelling van dat rasterwerk is ook geld uitgetrokken,
wat dan aan de schutting ten goede zou komen, terwijl het
af te breken rasterwerk ergens anders kan gebruikt worden.
Waar Verlinde den arbeid voor zich wil nemen zal het ver-
schil misschien zoo groot niet zijn.
De heer Van den HoekBij globale berekening kregen
we tot uitkomst, dat het voor de gemeente misschien f 5 a
6 duurder zal zijn.
De heer Van der Moer: Ik zou het verzoek van Verlinde