BIJVOEGSEL Te: NGUzensche Courant Zaterdag 14 October 1899. No. 3829. Gemengde berichten. Voorwaardelijk Ontslagen. Omtrent het lijkje van het in duinen ge- vonden knaapje (zie ons vorig nutnmer) meldt men nader het volgende De herkenning berust op de gelijkheid der kleederen, het breukbandje, dat de knaap droeg en de aanwezigheid in een broekzak van trara- kaartjes, door den vader aan ziju zooutje meege- geven, toen hem dat op 25 April zijn eten had gebracht. Toen de moeder haar kind in dien afschuwelijken toestand herkende, werd zij zoo gesehokt, dat men haar van de plek moest wegrukken en per rijtuig huiswaarts vervoeren. Ook de vader was diep be- wogen. Het stoffelijk overblijfsel verkeerde in zulk een verregaanden staat van ontbinding, dat men geen teekenen van geweld heeft kunnen ontdekken. Toch zal het naar Leiden worden vervoerd ter nadere schouwing, waartoe een kistje beschikbaar werd gesteld. Op dit oogenblik valt niet te zeggen of aan misdaad dan wel aan een ongeval gedaeht rnoet worden. Ook is 't niet zeer waarschijnlijk dat het nadere onderzoek meer licht in deze duistere zaak zal brengen. Bij het zien van het lijkje, dat niets meer is dan een gekleed geraamte, hier en daar reeds verteerd, valt dit zelfs te betwijfelen. Op de plek bij den watertoren, waar het lijkje gevonden werd, zijn konijnenholen en 'tis dus mogelijk, dat de jongen in een groot konijnen- hol geraakt en onder het zand bedolven is. Het lijkje werd niet diep in het zand gevonden, maar dit zegt niets, want met 't oog op de voortdurende verstuivingen is 't niet te constateeren of de zand- bedekking op 't lijkje steeds dezelfde is geweest. Alle kleedingstukken, die de jongen droeg, waren dichtgesloten en sporen van bloed zijn op zijn goed niet ontdekt. Maar het blijft de vraag, hoe is't kereltje daar gekomen zonder terug te keeren. Is hij verdwaald of is hij daar gebracht levend of dood Dat zal het gerechtelijk onderzoek wellicht ophelderen. Volgens het Dagblad werd het lijkje gevonden door een strooper, genaamd Bazuin. Woensdagmor- gen zijn ongeoorloofd metier in de Oostduinen nabij den watertoren uitoefende, stiet bij met een stok, waarmede hij naar konijnen groef, op een hard voorwerp en ontblootte een kinderschoen. lets verder uitgravende ontdekte hij tot zijn ontzetting het in verregaanden staat van ontbinding verkeerend lijk van een kind. Hij zond onmiddellijk twee knapen, die er bij waren, naar het politie-posthuis aan het Gevers Deyuootplein te Scheveningen, van waar de politie zich met een raderbaar naar de aangewezen plek begaf en daarmede het lijk naar het posthuis over bracht. Daar vestigde zich reeds dadelijk vermoeden op de mogelijkheid, dat 't lijkje dat was van den kleinen Van Wezel, omdat er omtrent de ver- missing van andere kinderen geen aangifte be- stond. Inmiddels werden de autoriteiten in Den Haag van 't geval in kennis gesteld, en kwamen spoedig ter plaatse de hoofdcommissaris van politie, de heer Van Schermbeek, de commissaris van politie FEUILLETON 33.) r' r" Ik geloof, dat het de kortste weg is om iets te weten te komenmaar als u 't bepaald verlangt, kunnen wij dat nog wel een paar uren uitstellen en intusschen elke nasporing doen, die ons mogelijk is. In de eerste plaats dient uit gemaakt te worden, of uw zoon gisteren-avond ol' van-nacht thuis is geweest. Als u 't permitteert, zal ik het dienstpersoneel ondervragen. De knechts en de meiden, die al gemerkt hadden, dat er iets niet in den haak was met den jongen lord, werden elk afzonderlijk binnen geroepen Wat de inspecteur van hen vernam, was niet veel Niemand had gewacht op denjongen lord alien waren om efin uur reeds naar bed. De knecht, die daarmee was belast, had als gewoonlijk de lichten uitgedaan in de bibliotheek, in de beneden- gang en op de trapportalen. Ei, zei de inspecteur, en hoe was het van morgen daarmee gesteld Waren de lichten aan of niet De man wist het niet; maar een der meiden, die gewoonlijk 't eerst beneden kwam, zou het we kunnen zeggen. Het meisje werd geroepen en verzekerde, dat het licht gebraud had in de bibliotheek, maar niet in de gang. Zij had er geen bizonder acht op geslageu, aangezien ze volstrekt geen vermoeden had, dat er iets buiteugewoons was gebeurd. Dat is zonderlinghet ganglicht uit Draaide zijulordschap gewoonlijk de gaskraan dicht In de hang niet, wel in de bibliotheek. de heer Olivier, waarnemend commissaris te Scheveningen (de heer Sijpkeus is met verlof), en de beide inspecteurs der recherche, de Aaltz en Rosmalen, terwijl aan 't posthuis zich reeds aanvankelijk met de zaak onledig hadden gehouden de inspecteur jhr. Quintus en de hoofdagent Blokpoel. Uit Den Haag meldt men Omtrent de ontdekking van het lijkje van den 7jarigen Albert van Wezel verneemt men nader dat bij de autoriteiten, die met het onderzoek in deze zaak zijn belast het vermoeden meer en meer veld wint dat men te doen heeft met een afschuwelijke misdaad, omdat zoowel de plek waar en de ligging waarin het knaapje gevonden is een gewoon ongeval zoo goed als geheel uitsluit. De juiste plaats waar het lijk werd gevonden is gelegen omstreeks driehonderd meter strandwaarts van af den watertoren en Horstenhoekschenweg, een terrein, begroeid met helm en gras, waar volgens personen, goed in de duinen bekend, zandstortingen niet denkbaar zijn. En ook de ligging waarin het kind gevonden is, wijst zoo goed als zeker op misdaad. Het kind lag op den rug, geheel in horizontale houdiug, het hoofd gesteund en ter weerszijden leunende tegen graszoden. Vandaar dat er moeilijk aan be- graven kan worden gedaeht. Gisteren kwamen bij de politie reeds eenige personen om mededeelingen te doen. De persoonsbeschrijvingen van een man, die zij vermoedelijk met Albert van Wezel hadden gezien, stemmen echter niet overeen. Den dag van de verdwijning 25 April even vo6r het kind bij zijn vader op het stations- plein was geweest, zou op het nabijgelegen Rijs- wijksche plein, een man een jongetje hebben aan- gesproken en dezen een zak knikkers beloofd hebben, indien hij mede wandelde. Deze knaap had 't echter op een loopeu gezet. Na afloop van de schouwing in het Academische Ziekenhuis te Leiden, worden de overblijfselen op verzoek van den vader naar hier overgebracht om op Nieuw Eik en Duinen te worden begraven. Te Scherpenisse werden Dinsdagmiddag twee personen uit Belgie, vermoedelijk man en vrouw, die aldaar hun intrek in een bierhuis hadden ge- nomen, door twee marechaussee's te paard uit Bergen op Zoom gevangen genomen, en naar genoemde Brabantsche gemeente vervoerd, waar zij geconfronteerd werden met een logementhouder, bij wien ze vier nachten hadden gelogecrd en die na hun vertrek 700 francs miste. Bij onderzoek bleek, dat de verdachten nog 230 bij zich hadden, dat de ambtenaren in beslag namen. Men schrijft uit Utrecht Op last van hooger haud is, na ingekomen klachten, door de justitie aan de politie alhier bevel gegeven tot nader onderzoek van de gevallen van ernstige mishandeling, waarvan een paar vgroeuen" onlangs de slachtoffers zijn geweest en van welke de daders door den senaat reeds met schorsing en ernstige berisping zijn gestraft. Reeds zijn de betrokkenen voor een deel door een commis saris van politie verhoord. Toen eergisterennacht de vleeschhouwer J. Boots uit Venlo van de Bleriksche kermis huiswaarts keerde, werd hij onderweg door een onbekend persoon aangevallen en zoodanig mis- handeld, dat hij bewusteloos neervieltoen hij bijkwam, bleek hem dat zijn gouden horlogeket- ting met horloge en portemonnaie gerold waren De vermoedelijke dader, een Duitscher, is door de marechaussee te Arcen gearresteerd en naar de strafgevangenis overgebracht. Het gestolene werd nog in zijn bezit bevonden. De inspecteur maakte eenige aanteekeuingen en informeerde verder, of er in de bibliotheek ook sporen waren gevonden, dat er iemand was geweest Door vragen aan den knecht en de meid vernam hij, dat de eerste 's avonds alles op 't buffet in orde gezet had, terwijl de laatste 's morgens een karaf en glazen op de tafel had gevonden. Ook was er in de kamer gerooktze had asch in de aschbakjes en op den schooisteenmantel een eindje sigaar gevonden. Na een ampel verhoor konden de dienslboden heengaan. De inspecteur wendde zich nu weer tot den graaf. Er is geen twijfel aan, dat lord Charlton hier is geweest met den heer die hem vergezelde, en dat ze gedrouken en gerookt hebben. Later zal hij weer zijn uitgegaan met zijn gast. Wi rnoeten nu allereerst te weten zien te komen, wie de heer was, met wien uw zoon hier is geweest De kamerdienaar van mijn zoon weet, dat hij is gaan dieneeren bij een sportvriend. Waar schijnlijk heeft hij den bewusten heer daar ontmoet Dat spoor wordt reeds gevolgd. De kamer dienaar vertelde aan't bureau, waar zij tie lordschap gister-avond was gaan dineeren, en er zijn reeds een paar man naar dien meneer Darvell toe. Zoo- dra we weten, wie met den lord naar huis gegaan is, zullen wij zijne verdere bewegingen kunnen volgen verondersteld, dat ze samen dit huis hebben verlaten. Ik kan niet gelooven, dat er verraad is pleegd. Men kan iemand ziju horloge ontstelen zonder dat hij daarbij letsel krijgt. Jamaar ik geloof, dat het horloge niet gestolen werd op de gewone wijze, en ik zal u zeggen waarom. Een gewone dief zou er niet Twee landloopers trachten eergistermorgen op brutale wijze hun slag te slaan bij den land- bouwer W. te Voorstonden, onder Brummen. Daar ze niemand in huis vonden, ging de een naar het kabinet en brak dat zoodanig open, dat het geheel beschadigd werd, terwijl de ander op den uitkijk stond. Daar kwam de vrouw des huizes, uit de weide naast het huis, en vroeg wat lij moest, waarop hij vroeg, of ze nog een paard voor de slachtbank had en tegelijkertijd ging de ander de voordeur uit en kozen zij het hazenpad, uist toen ook de boer kwam aanloopen. De politie uit Zutfen werd hiervan in kennis gesteld en doet moeite hen op te sporen. Met zekerheid kan niet worden medegedeeld, wat zij lebben gestolen. Gemeenteraad van Ter Neuzen. mee naar een pandjeshuis "geloopen zijn, als hij de inscriptie gelezen had, ert een dief van beroep verzuimt nooit, op zulke dingen als opschriften en teekenen te letten. Ze weten met zulke voor- werpen wel anders raad. Miju opinie is, dat de man, die het horloge beleende, 't niet door gewonen diefstal kreeg. Maar op een eerlijke manier kon hij er toch niet aankomen. 'tis niet waarschijnlijk, dat mijn zoon zijn horloge zou geven aan iemand, om er 's morgens negen uur geld op te leenen. Neen. Mijn idee is, dat het horloge were opgepikt door iemand, die geld noodig had, en die 'tverpandde, de vlugste manier om aan zijn doel te komen. A propos, ik zou den kamer dienaar nog wel een vraag willen doen als hij die kan beantwooiden, zal 't ons van groot nut zijn. Ik zal hem nog eens hier laten komen. De inspecteur wenschte van den knecht te weten, of lord Charlton, behalve het horloge, nog voorwerpen van waarde bij zich had gehad. De knecht gaf een beschrijving van de manchet- en overhemdsknoopen, welke de lord droeg. Ge vraagd, of zijn meester veel geld bij zich hac gehad, antwoordde hij ontkennend. Zijne lordschap had hem den vorigen namiddag twee biljetten van vijftig pond meegegeven, om te wisselen voor klein papier. Hij was uitgegaan, maar niet ge slaagd, en toen had de jonge heer gezegd ,,'t Komt er niet op aan dau zal ik't er zonder doen." Voor zoover bij wist, had de lord de biljetten weer gedaan in een klein geldkistje, dat hij in een lade op zijn slaapkamer bewaarde. 't Was we' waarschijnlijk, dat zijn meester dit gedaan had want hij had, eer hij uitging, uoch zich overtuigd, of hij die lade wel gesloten had. De inspecteur dacht even natoen sprak hij 't Is natuurlijk bekend, dat lord Charlton lid is van clubs, waar om een hoogen inzet wordt gespeeld. 't Is niet onmogelijk, dat zijne lord schap thuis is gekomen, om dit geld uit die lade te halen, eer hij naar een speelclub ging. Dat verklaart misschien zijn verschijnen en ver- dwijnen. De oude graaf slaakte een zucht van verlich- ting. Zeker, zei hij, dat zal 't geval geweest zijn. Maar, vervolgde de politieman, wcarom keerde hij dan niet terug? Vergunt u mij, dat ik in de kamer van zijne lordschap eens ga zien, of er ook eenige aanwijzing is Vergezeld van den kamerdienaar, ging de in specteur naar lord Charlton's kamer. De knecht wees de lade aan. Ze bleek niet meer op slot. Dat bevestigt uw veronderstelling riep de kamerdienaar uit. Hij moet hier terug ge weest zijn ik durf er wel een eed op doen, dat de lade gesloten was, toen hij naar 't diner ging. Er zal zeker geen middel zijn om de num- mers der bankbiljetten te krijgen vroeg de in specteur. Dat denk ik niet; doch ze zijn wel te vinden want zijne lordschap schreef zijn naam op den achterkant. Zoo Als hij aangevalllen en beroofd is, terwijl hij die biljetten bij zich had, zullen we er spcedig meer van hooren. Ze zullen wel begonnen zijn met die papiertjes te wisselen. (Wordt vervolgd*) VAN DE VAN Vergadering van Donderdag 12 October 1899. Voorzitter de heer J. A. P. Geill, burgemeester. Aanwezig de heeren Moes. Van den Hoek, De Feijter, Harte, Wieland, Viaser, De Koeijer, Van der Moer, Orenu, Dees en Van de Velde. Na opening der vergadering worden gelezen de notulen der voorgaande, welke worden goedgekeurd. Aan de orde komt 1 Ingekomen stukken. a. Een kennisgeving d.d. 28 Sept. van den heer Moes, waarbij deze verklaart na rijpe overweging de benoeming tot wethouder aan te nemen. 1». Een schrijven van den onderwijzer L. Schiphorst, waarbij deze verzoekt hem naar aanleiding zijner aanvrage om pensioen tegen 1 Januari a. s. ontslag te verleenen als onderwijzer aan school B. De Voorzitter stelt namens het Dag. Best, voor, adressant met ingang van 1 Januari a. s. eervol uit zijne betrekking te ontslaan, en het college te machtigen zoo spoedig mogelijk eene oproeping te doen van sollicitanten, op de voorwaarden als volgens de vcrordening is bepaald. De heer Van der Moer Zou bij die oproeping niet kunnen medegedeeld worden, dat de leden van den Raad verzoeken verschoond te blijven van persoonlijke bezoeken van sollici tanten Ik heb daar al veel last van gehad en het beteekent eigenlijk niets, daar men uit een kort gesprek dat men met iemand houdt toch zijne waarde niet kan beoordeelen en men voorts op de adviezen dient af te gaan. Ik weet daarom niet hoe de andere heeren er over denken. De heer MoesIk ben het met u eens, en meen ook, dat die persoonlijke bezoeken overbodig zijn. De VoorzitterJa, voor u is het als wethouder, nog een andere zaak. De heer MoesDat is zoo. De heer Van der Moer Zooals ik zeide daarop kan men toch niet rekenen. Het is voor vele sollicitanten een last, waaraan ze voldoen omdat het nu eenmaal gewoonte is. Om hen nu daavvan te ontslaan zou ik in de oproeping willen zetten dat de raadsleden geen persoonlijk bezoek verlangen. De heer Wieland Het zal misschien wel voldoende zijn dat het in 't verslag der courant staat. De heer Van der Moer: Voor den omtrek wel, maar dat lezen ze in Holland niet. De VoorzitterDe sollicitanten leggen de bezoeken af in hun eigen belang, omdat ze meenen dat het hun voordeel zal doen wanneer zij zich persoonlijk presenteeren, waardoor de leden dan weten hoe de persoon die solliciteert er uit ziet, en om zich te recommandeeren wanneer ze op de voor- dracht voor komen. De heer Van der Moer: Als ze op de voordracht staan is het wat anders, maar ze komen al vroegervoor eene voordracht, of ook nog wel vdor er eene oproeping gedaan is. En wat geeft dat Ze kunnen den steun der leden vragen. maar deze mogen hun rechtens geene toezegging of belofte doen. De Voorzitter: Ik weet nog wel eene andere oplossing. De sollicitanten komen toch allereerst bij mij en de wet- houders, dus zoudon wij hen kunnen zeggen dat ze niet naar de raadsleden behoeven te gaan. Ik heb anders wel eens gehoord dat door een raadslid bij eene benoeming de opmer- king werd gemaakt dat een sollicitant niet bij hem geweest was. De heer VisserHet is eenmaal een gebruik en waarom zouden wij hen nu die persoonlijke bezoeken gaan beletten. De heer Van der Moer: Juist, het is een gebruik en daardoor een soost verplichting voor hen geworden. Daarom zou ik hen van dien plicht willen ontheffen. Niettemin blijven ze er vrij in of ze zich bij ons willen aanmelden. We kunnen! hen dat niet beletten, maar zij weten dan toch dat het niet verlangd wordt. De Voorzitter Er is hiermee in verband nog eene andere kwestie, die ik aan de vergadering ter overweging zou willen geven. Er is nu aan die school ook maar eene onderwijzeres die ook zelfstandig eene klasse beheert, maar tevens voor het onderwijs in de handwerken voor de geheele school moet zorgen, en daarvoor verscheidene uren hare klasse moet ver laten. De wet eischt nu eenmaal dat het onderricht in de handwerken gegeven wordtzou het daarom niet wenschelijk zijn, dat we, alvorens tot oproeping van een onderwijzer over te gaan, eerst overwogen de wenschelijkheid om nog eene onderwijzeres op te roepen Dan konden de handwerken door twee onderwijzeressen onderwezeD worden, en zij meer in hunne eigen klasse blijven, waardoor zij meer belangstel- ling voor hunne klasse zouden hebben. De heer WielandMaar aan de andere scholen dan Of ligt het in uwe bedoeling om in de toekomst daar ook zoo te handelen De VoorzitterJa. De heer Van den Hoek: Ik zou, alvorens hierover te beslissen, het toch wenschelijk achten, dat eerst het hoofd der school geraadpleegd werd. Ik geloof zeker, dat die wel geen tweede onderwijzeres zal verlangen. De lesuren voor de handwerken zijn zoodanig geregeld, dat dit aan het andere onderwijs niet schaadt. De VoorzitterHet was ook niet mijne bedoeling om dadelijk daarover te beslissen, maar ik wilde voorstellen om de oproeping voor een onderwijzer nog niet te doen plaats hebben en het door mij aangegeven denkbeeld te renvoyeeren naar Burg, en Weth. om een onderzoek in te stellen, waarbij dan ook de meening van het hoofd der school zou kunnen gevraagd worden. De heer Van der MoerMaar kan men volstaan met oproeping van een gewoon onderwijzer Had Schiphorst geen bijakten De heer Van den Hoek Ja Fransch en Duitsch. De heer Van der MoerMaar gaf hij er onderwijs in Z. h. 8. wordt besloten deze zaak te renvoyeeren naar Burg, en Weth. voor nader onderzoek en voorts om aan L. Schiphorst het gevraagde ontslag eervol te verleenen tegen 1 Januari a. s. c. Een adres van A. Verlinde, waarin adressant er op wijst dat op de scheiding tusschen zijn erf en de woning van school B een rasterwerk staat, op de plaats waar vroeger een door hem geplante haag stond. Bij den bouw der onderwijzerswoning, die een raam aan zijne zijde heeft, op minder afstand dan bij de wet daarvoor voorgeschreven, heeft adressant mondeling zijne bezwaren daartegen bij het Dag. Best, ingebracht, maar werd toen niet verhoord. Thans neemt adressant de vrijheid eerbiedig te verzoeken het rasterwerk, tot aan den voorkant der woning van school B, door een schutting te vervangen, tot de hoogte als bij de bouwverordening is bepaald. Om evenwel ook iets te doen, is hij bereid, wanneer hem het hout wordt geleverd, den arbeid voor eigen rekening te Demen. Wordt aan het verzoek voldaan, dan zal ook de onderwijzer de zoozeer gewenschte vrijheid in zijne woning en op zijn erf krijgen. De VoorzitterDit adres spreekt over de grensscheiding tusschen de onderwijzerswoning aan school B en het onlangs uitgebrande huisje aan den Schoolweg. Ik kan over den roeger daar bestaan hebbenden toestand niet oordeelen, daar ik hier pas ben. Weten soma de andere heeren daarover iets mede te declen De heer WielandDe schoolmeesterswoning is daar ge- bouwd voor het huisje van Verlinde. De heer Van den HoekMaar het erf waarop nu dat huisje staat behoorde reeds aan Verlinde en de scheiding stond er al toen de onderwijzerswoning gebouwd is. Buitendien men mag op een zekeren afstand niet op een anders erf uit- kijkenmen had het zijraam in de onderwijzerswoning niet mogen maken. De heer Grenu: Dat is oogluikend toegestaan. De heer Van der Moer: Men moet naar ik meen 2 meters van eens anders erf afblijven. De Voorzitter geeft lezing van de desbetreffende artikelen van het burgerlijk wetboek, waarin voor de afstand 20 palm wordt bepaald en 5 palm in schuinsehe richting. De heer Van den Hoek meent dat de afstand daar ruim 1 Meter zal bedragen. De heer Van de VeldeDat zijraam staat in de slaap kamer van den onderwijzer. Daar kunnen ze van het erf van Verlinde in kijken, hij omgekeerd op hun erf. Het is dus voor beiden onvrij. De VoorzitterEr is nog een andere kwestie. Volgens het burgerlijk welboek kan een eigenaar zijn buurman nuod- zaken bij te dragen in het maken eerier grensscheiding. Zouden we dus, vooral waar Verlinde zelf het maken der scheiding aanvraagt, van hem niet de helfc der kosten kunnen vorderen. De heer Van der Moer Ja, het burgerlijk wetboek spreekt van eene grensscheiding, maar dat behoeft dan geen schutting te zijn, een afspanning met ijzerdraad is ook een grensscheiding. De heer Van den Hoek: Verlinde heeft ook destijds ge- reclameerd tegen het maken van dat raam. Bewijzen zijn daarvan niet, want het is zooals dat gewoonlijk gaat mondeling geschied. De woning is zeker in '84 of '85 gezet. Van het toenmalige bestuur is niemand meer in leven. De heer Van der Moer: Het Burgerlijk Wetboek ver- biedt eenvoudig het raam zoo te maken en men had het dus niet mogen doen. De VoorzitterWe zouden dan het verzoek van Verlinde wel kunnen ir.willigen. We zijn nu toch aan 't repareeren voor herstelling van dat rasterwerk is ook geld uitgetrokken, wat dan aan de schutting ten goede zou komen, terwijl het af te breken rasterwerk ergens anders kan gebruikt worden. Waar Verlinde den arbeid voor zich wil nemen zal het ver- schil misschien zoo groot niet zijn. De heer Van den HoekBij globale berekening kregen we tot uitkomst, dat het voor de gemeente misschien f 5 a 6 duurder zal zijn. De heer Van der Moer: Ik zou het verzoek van Verlinde

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1899 | | pagina 5