BIJVOEGSEL Ter Heuzensshe Courant Zaterdag 17 Juni 1899. No. 3778. Gemengde berichten. Door tegenwoordigheid van geest van den conducteur is Maandag de locaaltrein naar Amers- foort met zijne passagiers op het emplacement van 't station Utrecht aan een groot gevaar ontkomen De trein stond rustig aan 't derde perron, de conducteur controleerde de plaatsbewijzen der passagiers, de machinist, met alles gereed, wachtte op 't teeken van afrijden, toen de conducteur, uit een wagen springende, met ontzetting gewaar werd, dat op de zelfde rails een trein in voile vaart kwam aanstoomen en onvermijdelijk op den locaal trein zou moeten loopen. Als in wanhoop gaf hij met woord en teeken den machinist last om onmiddellijk af te rijden, waaraan deze gelukkig zonder onnoodig vragen of aarzelen onmiddelijk voldeed, terwijl enkele passagiers, door het wan- hopige roepen en wenken bang geworden, nog uit den trein sprongen, die echter door zijne over haaste vlucht den hem van achteren bedreigenden vijand ontsnapte, zoodat bij aankomst van dezen de standplaats van den locaaltrein ledig was Toen alles weer veilig was op de lijn, kwam de locaaltrein op zijne plaats terug, nam de nog reislustige passagiers op en vertrok op bepaalden tijd in orde naar Amersfoort. En dit alles had plaats terwijl op andere gedeelten van't emplace ment en de perrons zoo goed als niets van dit ongeval bemerkt was, dat, indien de conducteur nog niet bijtijds de nadering daarvan gezien had, of wel de machinist door eenige bezigheid aan machine het waarschuwen niet opgemerkt had, ontzettende gevolgen had kunnen hebben. Den conducteur werd door de passagiers her- haaldelijk hartgrondige dank voor zijn beslist optreden gebraeht. Een heer te Zurich, voor wiens huwelijk de geboden waren afgelezen, kreeg een dag later toegezonden vier uitnoodigingen tot het sluiten van een levensverzekering, drie aanbiedingen voor verzekering tegen ongelukken, acht prospeetussen van hoteliers, twee tarieven van rijtuigverhuurders, een prijscourant van bruidssieraden, twee verzoeken tot levering van de bruidsjapon en drie aanbie dingen van dansmuziek. Gemeenteraad van Ter Neuzen. VAN DK VAN Vergadering van Donderdag 15 Juni 1899. Voorzitter de heer J. A. P. Geill, burgemeester. Aanwezig de heeren Harte, De Feijter, Van der Hooft, De Koeijer, Van der Moer, Grenu, Van den Hoek, Dees en Van de Velde. Afwezig de heeren Van IJsselsteijn, Moes, Wieland en Visser. Na opening der vergadering worden golezen de notnlen der voorgaande, die worden goedgekeurd. Daarna komt aan de orde 1Ingekomen stukken. ■a. Brieven van Ged. Staten houdende goedkeuring van besluiten tot af- en overschrijvingen in de gemeente-begrooting van 1898. li. Stelt de Voorzitter namens het Dag. Best, voor in de begrooting voor 1898 nog over te schrijven uit den post voor haven- en kanaalwerken f 43,23} op den post bijhouden der kieierslijsten en het doen van kiesverrichtingen. Z. h. s. aldus besloten. c. Een schrijven van den hoofd-ingenieur van 's Rijks waterstaat te Middelburg, waarin deze mededeelt, aan Z. Exc. den Minister van Waterstaat te hebben geadviseerd tot goed keuring van het bestek voor het maken van den afrit van de rolbrug naar de Grenulaan, nadat daarin de door den arr.-inge- nieur noodig geachte wijzigingen zijn aangebracht en waarvoor de begrooting thans bedraagt ruim f 1800. Z Exc. heeft daarop bericht, dat, alvorens het bestek door hem wordt goedgekeurd. de gemeente behoort over te leggen eene beschikking van het Departement van Oorlog, waarbij haar de beschikking over het terrein, waarop de afrit zal worden aangelegd, wordt verleend. De Voorzitter deelt mede dat naar aanleiding van dat schrijven het Dag. Best, met het Departement van Oorlog onderhandelingen heeft aangeknoopt, om beschikking over het terrein te verkrijgen. De Minister van Oorlog heeft daarop medegedeeld de voorwaarden waarop het terrein aan de gemeente zal worden ten gebruike gegeven. O. m. wordt daarbij de jaarlijksche retributie bepaald op f 5 en moet de gemeente eenige te rooien boomen overnemen voor f 5. Namens het Dag. Best, vraagt de Voorzitter of de Raad het college wil machtigen het noodige terrein op die voor waarden te accepteeren. De heer Van der Moer Ja, 't zijn de gewone voorwaarden waarop Oorlog grond ten gebruike geeftTer Neuzen is nu geen resting van beteekenis meer, maar 't kon anders wel oens hezwaar opleveren de bepaling te accepteeren dat de n by uimd. eerste aanzegging van den Minister moeten worden ambtenaar te benoemen, werken opgeruim De VoorzitterOngerekend de sterkte eener vesting, zal het toch oltyd aan haar ten goede komen, dat er goede w'egen gemaakt worden, vooral wanneer deze zooals in het onder- havige geval, zoo dicht bij de wallen liggen. De gevraagde machtiging wordt z. h. s. verleend. 8. Conceuie-voorwaarden electrische verlichting. Ingekomen is een schrijven van de Industrieele Maatschappij te Amsterdam, waarin deze, naar aanleiding der overdracht aan haar van de aan de heeren Hofstede Crull en Willink verleendu concessie voor electrische verlichting verzoeken alsnog oenige wijzigingen in de voorwaarden aan te brengen. Verder wordt daarbij overgelegd een by voegsel van de Staats- courant, waarin voorkomen de statuten der maatschappij. Ofschoon dit laatste geen kwaad kan, merkt de Voorzitter op, dat die statuten ook reeds waren overgelegd door den heer Hofstede. Hetgeen de maatschappij wenscht zijn hoofd- zakelyk redactiewyzigingen. In de eerste plaats zou de maatschappij wenschen dat de termijn voor het inwerking stellen der exploitatie weer werd gesteld op anderhalf jaar. Bij de laatste behandeling is die termyn teruggebracht tot «n jaar. Zonder bepaald ander half jaar voor de uitvoering der werken noodig te achten, meent de maatschappij toch dat een jaar als maximum te goring mag genoemd worden, daar de tijd voor het opmaken der plannen en de tijd die verloopt eer de plannen door Burg, en Weth. zyn goedgekeurd ook daaronder is begrepen. De heer Van der Moer merkt op dat volgens art. 14 der voorwaarden de statuten der exploiteerende maatschappij of daarin aan te brengen wijzigingen de goedkeuring van den Raad behoeven dat is nog niet geschied en is volgens spreker allereerat noodig. De Voorzitter reikt den heer Van der Moer de statuten over, opdat deze ze kan inzien. Hij heeft dit gedaan en de maatschappij is hem buitendien als solide bekend. De heer Van der Moer verklaart dat het hem niet te doen is om aanmerkingen te maken op de statuten, hij vertrouwt wel dat deze in orde zullen zijn. De voorwaarden schrijven echter de goedkeuring door den Raad voor en deze bepaling behoort z. i. te worden nageleefd. De Voorzitter stemt dat volmondig toe. Uit de statuten blijkt dat de maatschappij werkt met een kapitaal van 3 millioen gulden. Op voorstel van den Voorzitter wordt met algemeene stemmen, ingcvolge art. 14 der voorwaarden, besloten de statuten der maatschappij goed te keuren. Nu weder op de behandeling der gevraagde wijzigingen terugkomende, meent de Voorzitter dat er termen zijn om te voldoen aan het verlangen der maatschappij en de termijn van aanvang der exploitatie te stellen op anderhalf jaar. Er is toch tijdverlies, en waar op niet-nakoming der voorwaarden als straf bepaald is verlies der concessie en verbeuring der waarborgsom daar kan men het der maat schappij niet kwalijk nemen dat zij het zekere voor het onzekere neemt, en men behoort de termijn zoo te stellen dat de concessionarissen werkelijk klaar kunnen komen. De heer Van der Moer merkt op dat de heer Hofstede toch geen bezwaar gemaakt had om den termijn tot een jaar terng te brengen. Hiertegen wordt aangevoerd dat de heer Hofstede daarin op eigen hand had loegestemd, zonder de maatschappij te hooren. De heer Van der MoerDaarom had het ook beter ge- weest dat we zelf rechtstreeks met de maatschappij hadden onderhandeld. Ik ben er tegen om altijd maar wijzigingen aan te brengen. Men schijnt het voorts zoo te beschouwen, dat de maatschappij een gunst aan de gemeente bewijst, door hier eene electrische installatie tot stand te brengen, terwijl ik van meening ben dat haar juist een gunst wordt geschonken door de vergunning om het te mogen doen. Wat nu den termijn, voor de uitvoering noodig, betreft, dacht ik dat deze wel kon verkort worden, omdat ik van meening was dat de plannen reeds gereed waren, als zijnde door de heeren Hof- stsde Crull en Willink gereed gemaakt. De Voorzitter zegt dat dit niet 't geval was; wel bestaat er een voorloopig plan, maar toch geen definitief. Hierna wordt de verlangde wijziging met algemeene stemmen aangebracht. Eveneens worden aan art. 3 mot algemeene stemmen nog eenige woorden toegevoegd, ter verduidelijking van de bepaling dat voor woningen niet geldt de bepaling, dat voor industrieele doeleinden ook aan anderen, die voor eigen gebruik electriciteit willen produceeren, vergunning mag worden verleend voor het spannen van geleidingen. De bepaling dat, wanneer concessionaris een gedeelte der gemeente niet wenscht te verlichten de (jlmecnte aan anderen daarvoor vergunning kan geven, of het zelf kan doen zou de maatschappij willen gelezen zien .zoo heeft de ge meente het recht in de verlichting van dat deel der gemeente op andere wijze te voorzien." In de toelichting wordt gezegd dat het toch met de bedoeling van den Raad kan zijn om, wanneer anderen of de gemeente zelf een deel wenschen te verlichten, deze te laten aansluiten aan het net van den con cessionaris, wat uit de bestaande redactie zou kunnen worden opgemaakt. De heer Van der Moer is tegen de nieuwe redactie; arin zit z. i. meer dan men op 't oog zou zeggen en er zouden moeilijkheden uit kunnen voortspruiten. Het is na- tuurlijk niet de bedoeling om aan het net van den concessionaris te laten aansluiten, waarom spreker is voor onveranderd behoud der bepaling. Uit de redactie die nu aangegeven wordt dat de gemeente het recht bezit om op andere wijze in de verlichting te voorzien, zou men kunnen afleiden dat die andere gedeelten der gemeente wel zouden mogen verlicht worden, doch niet met electriciteit, maar op andere wijze, met gas, petroleum enz. Het kan best zijn dat het juist de bedoeling der maatschappij is, elke andere vergunning voor electrische verlichting te weren. Om de tegenwoordige redactie te kunnen behouden en tegemoet te komen aan het bezwaar der Maatschappij, geeft de heer Van den Hoek in overweging er aan toe te voegen -zonder aan te sluiten aan het net van den concessionaris. Z. h. s. wordt tot dit laatste besloten. Verder wordt in deze bepaling opgenomen dat, wanneer de concessionaris heeft verklaard genegen te zijn een deel der gemeente te verlichten, hij binnen een jaar dit deel in werking moet hebben gesteld. Nog acht de Maatschappij het noodig de technische be- naming .kilowatt in art. 4 te veranderen in .kilowattunr. De Raad is onbekend met het verschil tusschen deze woorden, waarom het Dag. Best, wordt gemachtigd, hiernaar onderzoek te doen en mocht blijken dat het slechts een verschil in schrijfwijze is, maar er hotzelfde mee bedoeld wordt, deze wijziging te bewerkstelligen. Blijkt er iets meer achter te zitten, dan zal de Raad opnieuw worden gehoord. Nadat ook in art. 12 de termijn van een jaar op anderhalf jaar is gebraeht, worden de gewijzigde voorwaarden in zijn geheel aangenomen. 3Benoeming plaatsvervangend lid-stembureau. De Voorzitter: Zooals bekend is, is de jongste Wethouder door eene hevige ongesteldheid verhinderd verschillende plichten waar te nemen, waaronder ook die van plaatsver vangend voorzitter van het hoofd-stembureau. Het is dus noodig daarvoor eene nieuwe benoeming te doen, en ik stel daarom voor de heer Grenu daarvoor aan te wijzen. Dit wordt met algemeene stemmen goedgevonden. De heer Grenu neemt de benoeming aan. I er vervanging der nu opene plaats in het derde stemburau wordt tot vierde lid benoemd de heer G. Jurrij en tot diens plaatsverranger de heer C. F. Kohler. Aan de benoemden zal worden verzocht bij eventueele stemming en herstemming dienst te willen doen. ■4. Benoeming Ambtenaren Burgerlijken Stand. De Voorzitter deelt mede dat de vorige week door de langdurige afwezigheid van den heer Grenu, de ongesteldheid van den wethouder en de afwezigheid van hemzelf, gedurende eenige dagen, geen ambtenaar van den burgerlijken stand aanwezig was. Er heeft bepaald geen stremming in den dienst plaats gehad, maar dat had toch kunnen voorkomen Met t oog op dergelijke gebeurlijkheden stelt hy voor nog een ambtenaar te benoemen, die in geval van afwezigheid der anderen kan optreden. Goedgevonden wordt nog een ambtenaar te benoemen waarbij nog werd opgemerkt dat 't niet kwaad zou zijn naar t voorbeeld van enkele gemeenten alle raadsledeu als zoodanig te benoemen, dan zou er toch wel steeds iemand aanwezig zijn. Bij de eerste stemming verkregen de heeren Wieland 4 Van der Moer 2, Van den Hoek 2 en Van de Velde 1 stem! Bij de tweede vrije stemming werd benoemd de heer Wieland met 7 stemmen; de heeren Van der Moer en Van de Velde verkregen ieder 1 stem. De heer Wieland niet tegenwoordig zijnde, zal met de benoeming worden in kennis gesteld. S. Stichting materialenbergplaats enz. De VoorzitterDe toestand van het ziekenhuis is zeer ellendig, ook in den Raad is daarover vroeger reeds gesproken. Er liggen daar vele materialen die men nog noodig kan hebben, maar die den toestand verergeren daar het zieken huis meer voor bergplaats, dan voor zijn oorspronkelijk doel wordt gebruikt. Het Dag. Best, zou, in overeenstemming der commissie van fabricage, daarin willen voorzien door het bouwen van een materialen bergplaats, waarin dan ook zou geplaatst worden een brandspuit, benevens de twee wagens die nu in spuithuis uit elkaar liggen en wier in elkaar zetting, ieer men 20 noodig had, nogal wat tijd zou vorderen. Verder zou het magazijn ook kunnen dienstbaar gemaakt worden als werkplaats voor de stads werklieden. De plannen en de begrooting zijn gereed. Het gebouwtje zou geplaatst worden op het terrein bij school C. De kosten zijn geraamd op 687. De heer Van der MoerEr is indertijd eene begrooting opgemaakt voor verbetering van het ziekenhuis, dat beliep naar ik meen ongeveer 2000. Zou dat niet meer noodig zijn. De Voorzitter wil niet betwisten dat zulks noodig is, maar indien men tot verbetering van het ziekenhuis overgaat, moet men toch eerst de boel vrijmaken en weten waar men de materialen bergen moet. De heer Van der Moer vindt ook het plein aan de school op Java wel wat afgelegen voor een materialenmagazijn. In de meeste gevallen zullen de werklieden een heel eind moeten loopen als zij gereedschap noodig hebbenhij zou 't beter achten dat men meer in 't centrum een bergplaats had. De Voorzitter is nog niet zod op de hoogte der plaatselijke toestanden, dat hij zoo direct eene plaats kan aanwijzen, hij meent echter dat de grond aan school C het eenige terrein is, waarover de gemeente nog kan boschikken. Weet de heer Van der Moer soms een andere plaats De heer Van der Moer vestigt de aandacht op het ge bouwtje van oorlog, staande in het Nieuwediep, dat naar hij meent altijd leeg slaat, en, naar de vroegere burgemeester hem wel eens verhaalde, door orrlog daar alleen geplaatst is als protest, toen de gemeente de terreinen daar in beslag nam en oorlog er ook recht op meende te hebben. Men zou kunnen vragen dat gebouwtje te mogen gebruiken. De Voorzitter denkt niet dat een verzoek daartoe vruchten zou afwerpen, wanneer men dat ddne gebouwtje vraagt waarvoor trouwens om 't in orde te brengen ook wel kosten zullen moeten gemaakt worden zal de Minister zeggen neem al de gebonwen van mij over. Dat is al zoo wat te bespeuren geweest aan de onderhandelingen over overname der vesting. Wat verder de afstand betreft. merkt spreker op dat het terrein aan school C gemakkelijk en spoedig te bereiken is, als in het hek aan de achterzijde der school een doorgang gemaakt wordt. De heer Van der Moer meent dat men altijd aan oorlog in afwachting van algeheele opheffing der vesting 't gebruik van 't gebouwtje in 't Nieuwediep zou kunnen vragen. En wat een doorgang betreft naar het terrein aan school C daarvoor zal men dan toch weer vergunning moeten vragen aan den Waterstaat. De Voorzitter en de heer Van den Hoek ontkennen dit laatste; de doorgang komt op terrein der gemeente. De heer Van der Moer: Maar men moet daar toch over grond van den Waterstaat. De Voorzitter: Dat is publieke weg. De heer Van der Moer: De Waterstaat heeft toch den voerlieden verboden daar hunne karren te plaatsen, en wan neer ze nu het heele terrein eens met een hek afsloten De Voorzitter wilde wel dat het terrein daar werd afge- sloten, want daar in de laagte is het een pocl van ongerechtig- heden en hetgeen de lieve jeugd daar uithaalt maakt meer- malen politietoezicht noodig. De heer Van der Moer geeft in overweging dit punt aan te houden opdat dan ook eens naar een andere plaats kan worden uitgezien. De heer De FeijterJa, daar ben ik ook voor, want dat spreekt, wij hebben er niets van geweten. De Voorzitter acht uitstel niet gewenscht, daar het al laat op 't jaar is en er een 14 dagen overheen gaan eer't weer raadszitting is. De heer Van den Hoek is ook tegen nitstel. Men zou nu, eer alles klaar is, toch al niet voor 't laat-t van Juli met bouwen kunnen beginnen en wanneer men 't aanhoudt wordt het nog later; in 't najaar bouwen is ongewenscht, dat moet men niet doen, dan in hooge noodzakelijkheid. De Voorzitter: Dan zal ik 't voorstel van het Dag. Best, om tot bouwen over te gaan, in stemming brengen. De beer De Koeijer stemt tegen. De heer Van der Moer: Ja, mijnheer de Voorzitter, dan moet ik er nu tegen stemmen. Verder stemmen tegen de heeren Grenu, Dees, De Feijter en Van der Hooft. Voor stemmen de heeren Van den Hoek, Van de Velde en Harte. De Voorzitter Zoodat deze zaak is uitgesteld. CI. Plaatsen banken op de havenhoofden. De Voorzitter Nu heb ik nog eene zaak. Er zijn in Ter Neuzen verschillende mooie punten, die door wandelaars druk worden bezocht, en wel het mcest is dit het geval met de havenhoofden. Ik zou daarom in overweging willen geven op die hoofden banken te zetten. ten gerieve der wandelaars. Waar die hoofden aan den Waterstaat behooren heb ik er met den ingenieur over gesproken, die verklaarde dat daarvoor een verzoek aan den Minister zon worden gericht Waar de Raad uitvoering van werken moet bevelen"en op de begrooting een post voorkomt voor versiering enz. van pleinen, straten en wegen zou ik willen voorstellen het plaatsen van heel eenvoudige banken, drie op 't eene en twee op t andere hoofd, teneinde hen die 's avonds na volbrachten arbeid zich daar heen begeven in de gelegenheid te stellen daar eenigen tijd te verpoozen. Daartoe vraag ik het Dag. Best, te vergunnen het daartoe noodige verzoek aan het Departement van Waterstaat te richten. De heer Van der Moer verklaart dat hij voor drie jaar dit punt ook reeds heeft aangeroerd De ingenieur was toen van meening dat geen vergunnning zou worden ge geven om onderaan den dijk banken te plaatsen, wel bovenop. De Voorzitter: Als de Minister vergunning geeft, moeten de banken natuurlijk geplaatst worden in overleg met den rijks-ingenieur, die dan de plaatsen wel zal aanwijzen. Ik meen dat het echter niet bezwarend is deze aan den voet van den dijk te zetten, als het jaagpad maar vrijgohouden wordt. De heer Van der Moer verklaart zich zeer voor het idee. De heer De Koeijer Maar als ze dan op Sluiskil ook eens een bank willen hebben De Voorzitter: O, als dat noodig bleok te zijn, b.v. aan het kanaal, waar het misschien ook wel mooi is om er een poosje te vertoeven, zou men ook op mijnen steun kunnen rekenen, als de fioancien het toelieten. Ik zou maar zeer eenvoudige bariken willen plaatsen, die niet veel behoeven te kosten, van twee palen in den grond en dorschvloerdelen, zonder leuning. De heer Van der MoerJ a, maar als we 't toch doen, kunnen we 't ook wel een boetje netjes doen. De heer De Koeijer Zie je wel, daar heb je 't al. Nu is 't misschien maar vijf, maar later wordt het twintig gulden. De Voorzitter zou 't goedkoop willen doen, zelf de materialen koopen en t de eigen arbeiders laten maken. De heer Van den Hoek is niet tegen het denkbeeld, maar ziet er bezwaar in met 'toog op onze lieve jeugd, dij de banken niet met vrede zal laten. De VoorzitterAan banken van dorschdelen zullen ze toch zooveel niet kunnen beschadigen De heer Van den Hoek Dan moet je't op andere plaatsen maar eens zien. De heer Van de Velde bevestigt dat, wijzende op Vlissingen, waar hij banken heeft gezien, nog steviger dan van dorsch-' delen, waar met messen in gesneden wordt, de leuningen gebroken enz. De heer Dees kan zich met het voorstel niet vereenigen. Men kan op andere punten ook 't plaatsen van banken ver zoeken. En voor versiering moet men geen banken van on- geschaafde dorschdelen gaan plaatsen dan is hot nog maar niets te doen, dan zulke banken daar ten spot van iedereen te zetten. De VoorzitterIk zou natuurlijk de planken laten schaven en er zou ook wel een kwastje verf op kunnen. Maar buitendien moet u de banken niet als versiering beschouwen, maar wel de »bloemetjes" die zich daar bewegen en er zich opzullen zetten. Die bloemen" verstrekken tot versiering. heer DeesWie zal zich op dorschdelen willen neerzetten De Voorzitter kan verzekeren dat er wel gebruik van zal gemaakt worden. Men zal dat later zelf zien. De heer Dees Ik acht het onnoodig, ik zou de menschen die er willen vertoeven maar in 't gras willen laten zitten. De Voorzitter: Dat zou ik juist willen voorkomen, omdat dit eigenlijk niet mag. De heer De Koeijer herhaalt zijn bezwaar dat men nu weinig vraagt, maar dat het later meer zal worden. De Voorzitter kan de verzekering geven, dat hij van zijn kant daartoe nimmer zal aansporen en dat daarvoor dus geen gevaar bestaat, zoolang de Raad er zelf geen aanleiding toe geeft. Hij vraagt nu alleen eene geringe uitgave om den wandelaars eene betere rustplaats te bieden dan de perkoen- palen, waartoe nu velen hun toevlucht nemen, maar waarop het geen gemakkelijk zitten is. De heer Van den Hoek: Tenzij 'ter met groote koppen zijn De heer DeesAls de menschen niet op 't gras mogen komen is 't ook verkeerd er banken te plaatsen, want als er veel volk op de banken afkomt kunnen alien niet zitten, en die zullen dan hun toevlucht nemen tot 't gras. Opgemerkt wordt dat het in 't gras zitten of loopen aldaar niet verboden wordt. Het voorstel van den Voorzitter, in omvraag gebraeht, wordt aangenomen met 7 tegen 2 stemmen. Voor de heeren Van der Moer, Grenu, Van den Hook, Van de Velde, Harte, De Feijter en Van der Hooft, tegen de heeren De Koeijer en Dees. 7. Omvrnag. uDe heer De Koeijer vraagt hoe het staat met de zaak van het telefoonkantoor te Sluiskil. Hij doet die vraag met het oog op de gewoonlijk in de Augustusmaand heerschende drukte met het aardappelen steken dan worden te Sluiskil veel telegrammen ontvangen. De Voorzitter deelt mede dat de kennisgeving van de ge- maakte regeling aan den inspecteur verzonden is, en men nu in afwachting moet blijven, daar het gemeentebestuur er verder niets aan doen kan. b De heer Van der Moer herinnert, dat de openbare les in de openbare scholen, voorgeschreven in de op zijn voor stel aangenomen wijzigingen in de verordening op het lager onderwijs, hebben plaats gehad Er is toen ook over gesproken dat aan den Raad een rapport daarover zou worden ingediend. De oorzitter meent dat dit niet in de verordening staat. De heer Van der Moer beaamt dat, het is niet voorge schreven. Hij zou er echter prijs op stellen dat er een rapport daarorntrent werd overgelegd, te meer, waarer nu eene schoolcommissie bestaat die zich meer aan het onderwijs kan wijden, en waarvan hij toch zeker een rapport had verwacht. De Voorzitter acht het overleggen van een rapport vrijwel overbodig. De leden van den Raad hebben alien de lessen kunnen bijwonen en dus zelf oordeelen. Waarom zou het Dag. Best, nu nog eens zijn bevinding in een rapport aan den Raad meedeelen Natuurlijk heeft het Dag. Best in- drukken verkregen en die waren dat er over het algemeen reden van tevredenheid kan zijn natuurlijk was op de eene school een vak al eens wat meer nitgebreid dan op eene andere school, maar de algemeene indruk was goed. Aan het opmaken van een rapport is niet gedacht. Van een lid der schoolcommissie is een schrijven ontvangen waarin deze het resultaat zijner bevindingen mededeelde, welk schrijven na kennisname aan hem is teruggeven. Of de commissie al een rapport heeft opgemaakt, spreker kan dit niet zeggen. c, De heer Van der Moer vraagt of er nog geen resul taat bekend is van den arbeid der commissie, benoemd om na te gaan in hoeverre het mogelijk was eene betere toepas- sing te verkrijgen der schoolgeldheffing. De Voorzitter deelt mede van den Secretaris te hooren, dat de heeren Moes en Wieland, leden der commissie, hebben verklaard van een verder onderzoek af te zien. De heer Van den Hoek vindt dat zeer vreemd hij is ook lid der commissie en hem is daarvan niets gezegd. lien zitting is gehondeu en deze is opgeheven toen men bleef stuiten op het ontbreken van gegevens gebazeerd op den hoofdelijken omslag van dit jaar, waaruaar op de secretarie gevraagd is, maar die nog niet gereed waren. Hij vindt het eene wonderlijke handelwijze. De Secretaris verklaart dat de heeren Moes en Wieland hem mededeelden van eon verder onderzoek af te zien. De heer De Feijter meent dat genoemde heeren den heer Van den Hoek hun besluit niet behoefden mee te deelen t is voldoende als dat aan 't hoofdbestuur wordt te kennen gegeven. De Van den Hoek meent dat de beleefdheid toch zou vorderen dat men 't hem ook had meegedeeld. De heer Van der Moer vindt het jammer dat de heeren Moes en Wieland zich aan de zaak onttrokken hebben, daar juist zij in hoofdzaak de tegenwoordige heffing afkeurden. Het resultaat van hun onderzoek zou misschien tot eene betere regeling hebben kunnen leiden. De heer Dees meent dat genoemde heeren de zaak wel Z'rilen hebben laten varen, omdat ze van meening waren dat wijziging der toepassing weinig resultaat kan geven, zoolang de tegenwoordige regeling bestaat, die bij de behandeling van zijn voorstel tot wijziging algemeen werd afgekeurd. De heer Van der Moer merkt op dat die afkeuring enkele punten der toepassing betrof. it. De heer Van der Moer herinnert, dat voor een paar jaar aan de spoorwegmaatschappij Mechelen—Ter Neuzen eene subsidie werd toegezegd, voor het bouwen van privaten ten dienste der werklieden op de loskaden aan 't station. Sedert is daarvan niets meer vernomen, en naar hij vermeent zijn ze ook nog niet gebouwd. Nu moet gednrig dat geld beschikbaar blijven op de begrooting, waarom hij er nu vddr het opmaken der begrooting de aandacht op vestigt. Hij zou de Maatschappij willen schrijven dat de subsidie wordt inge- trokken. Daarna zou men kunnen overwegen in hoever er termen bc3taan om 't zelf te doen. De Voorzitter acht een privaat aan eon station hoog noodig. De heer Van der Moer: Jawel, dat is er. maar het betreft hier privaten voor de menschen die aan de kaden werken. Ik ben altijd van meening geweest dat het een partieulier belang is en dat de werkgevers dat daar voor hunne werk lieden zelf moesten daarstollen. Maar dit gebeurt niet, en als het nu bepaald noodig is Opgemerkt wordt dat de gemeente daar zelf geen privaten zou mogen plaatsen. De heer Van der Moer: Dan doen we 't buiten hot spoorwegterrein. De heer an den Hoek deelt den Voorzitter uitvoerig den loop der zaak mede. Besloten wordt op voorstel van den Voorzitter alvorens iu deze te beslissen eerst nog eens bij de maatschappij te in- formeeren hoe 't met de zaak staat. De heer De Koeijer verlaat de vergadering. e. De heer Van den Hoek herinnert, indertijd te hebben voorgesteld met omliggende gemeenten te onderhandelen over het zenden van een adres aan de Regeering voor het behouden der progressie bij de heffing van don hoofdelijken omslag. Nu heeft hij wel gelezen dat de Voorziiter dit punt ter sprake heeft gebraeht in de vergaderiug van Burgemeesters en Se- cretarissen, maar van een resultaat is hem nog niets gebleken. De Voorzitter deelt mede, dat die zaak door de vereeniging in handen eener commissie van onderzoek is gesteld Wanneer de wenschelijkheid van behoud der progressie blijkt en spreker meent zeker dat dit blijken zal of reeds gebleken is zal dienaangaande een adres worden verzonden en da gemeentebesturen worden uitgenoodigd daaraan adhaesie te verleenen. F. De heer Van den Hoek vraagt hoevoel de herver- pachting van de plaats voor een stoomcarroussel heeft op- geleverd, waarvoor bij de eerste verpachting 447 was geboden en op wie nu 't verschil der som zal verhaald worden. Uit de mededeeling van den Voorzitter blijkt dat boven- bedoelde inschrijver verre boven de andere mededingers was, de inschrijver is verschilende nialen aange»chreven om te voldoen aan zijne verplichtingen, indien hij wilde dat de plaats voor hem beschikbaar gehouden werd. Hij liet echier niets meer van zich hooren. Daarop is eene horverpaehting gehouden waarbij het meest werd geboden door Xhenoff te Breda, n.l. 177, terwijl nog voor gewoon plaatsgeld door hem moet betaald worden h 40 per Ma f 115,60, dus samen 292,60. Deze inschrijver heeft daarvan 50 gestort en voor het restant der som, die gestort moet worden eer tot opbouwing wordt overgegaan, eenen schuldbrief geteekend. Hierna wordt de vergadering geslotcn.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1899 | | pagina 5