BIJVOEGSEL Tor Neuzsnschs Courant Zaterdag 29 October 1898. No. 3682, Gemeenteraad van Ter Neuzen. VAN DE VAN Vergadering van Donderdag 27 Oct. 189 8. Voorzitter de heer J. A. van Boven. Aanwezig de heeren Harte, Van IJsselsteijn, Moes, Wieland, Van der Hooft, Van der Moer, Grenu, Van den Hoek, Dees en Van de Velde. Afwezig de heeren De Feijter, Visser en De Koeijer. Na opening der vergadering worden gelezen de notulen der voorgaande, die worden goedgekeurd. Daarna komt aan de orde 1. Begrooting Burgerlijk Armbestuur voor 1899. De Voorzitter deelt mede, dat de commissie van onderzoek daarop geene bedenkingen heeft. De heer Moes, voorzitter van het Armbestuur, vervrijdert zich gedurende de behandeling der begrooting. De heer Van der Moer achtte dit niet noodig, doch de heer Wieland vond het beter voor een zaak die te berde zou komen. De heer Van den Hoek merkt op dat de subsidie van wege de gemeente is uitgetrokken op 4700, terwijl de subsidie het vorig jaar, naar aanleiding van een schrijven van Ged. Staten, was bepaald op f 5000. Hij zou liever die som op de begrooting direct willen uittrekken, dan later weer ge- noodzaakt te worden om de subsidie te suppleeren. De heer Wieland is h it daarmede eens, want hij denkttochniet dat de gemeente op dat gebied achteruit gaat. De heer Van der MoerVooruit wilt u zeker zeggenwant waarwe van jaar tot jaar de subsidie zien verhoogen zou het een vooruitgang zijn indien deze kon verlaagd worden. De heer Wieland bespreekt het reeds meermalen geopperd plan, om een gebouw te stichten, waarin menschen die uit hun huisje gezet werden zouden kunnen worden opgenomen dan wist het armbestuur steeds wat ze er mee moest doen, want het is erg onaangenaam als, zooals onlangs, de Voor zitter een huisgezin met 5 kinderen tot 's avonds 10 k 11 uur op zijn erf krijgt; bij mij zegt spreker kwamen ze ook nog. Was er een gebouw als door hem bedoeld dan konden ze daar onder dak gebracht worden en hadden de menschen inmiddels gelegenheid om naar een woning om te zien. De heer Van der MoerZoo iets evenals de shelters van het Leger des Heils. De heer Wieland deelt mede dat er iemand was die een gebonw wou zetten met vier kamers, en daarvoor eischte 120 huur 'sjaars onverschillig of het gebouw al of niet bewoond wordt. Hij meent dat men bij wijze van proef voor een jaar of tien wel zoo'n overeenkomst zou kunnen maken. De heer Van der Moer ziet daarin geen heil want hij vreest dat, wanneer eenmaal zoo'n gebouw bestaat, de men schen er op af zullen komen en zich moedwillig uit hun huisje laten zetten zijn ze er eenmaal in dan zou men ze er moeilijk nitkrijgen en zou er weldra geen plaats voor anderen zijn. De heer Dees zou een gebouw willen zetten zonder kamer- tjes en als er een ander kwam, deze er maar bijstoppen. De heer Van der Moer meent dat zulks uit een zedelijk- heidsoogpunt ook geen aanbeveling verdient, hij kan daarom met het idee niet instemmen. Wanneer een gezin dakloos wordt konden zij z. i. beter aankloppen bij de vermogende ingezetenen, dan was het toch voor ieder een kleinigheid en kon weer een huisje gehuurd worden. De heer Wieland Ja, maar als die menschen komen om een huisje te huren vraagt men hendadelijk: is de armvader er borg voor? Dus wat schiet er dan op over? Geloof anders vrij, dat de heer Moes alle mogelijke moeite doet om misbruik dienaangaande te voorkomen. De heer Van IJsselsteijn: Daar vandaan dat er dan nu ook een lager cijfer voor huishuur is uitgetrokken. De heer Wieland noemt het steeds een lastige kwestie, hij is ook al in die zaken werkzaam geweest en weet er dus van mee te praten. Men heeft al eenige jaren van f 600 tot f 700 aan huishuur moeten betalen. Hij noemt ook het geval van De Paepe, voor wie men een huisje heeft gebouwd, en die daar maar blijlt wonen. De heer Dees zou als er meer huisgezinnen kwamen, deze maar in hetzelfde gebouw bij elkaar willen steken. De heer Van der Moer wijst er op dat dit een vuile toe- stand zou worden. Dat is overal het geval waar armen- huizen bestaan of bestonden, waarom men ze dan ook van lieverlede opruimt of laat vervallen. De heer Wieland: Het is moeilijk, want aan de eene zijde staat de Voorzitter van het armbestuur, die er moeilijk mede weg kan en aan de andere zijde de politie, die de menschen komt brengen omdat ze niet op straat mogen blijven. We moeten dus zooveel mogelijk de taak van den Voorzitter verlichten, daar anders ten slotte geen raadslid meer zal te vinden zijn genegen die taak op zich te nemen, wat zegt u er van mijnheer Harte, u is het vroeger ook geweest. De heer De Koeijer komt ter vergadering. De heer HarteIk zeg er alleen van dat het gevolg zal worden dat je niemand meer krijgtdenk daar wel aan. Ik zou er niet voor zijn om iets te bouwen als voor De Paepe, maar eenvoudig een gebonw in zijn 4 muren met een schoor- steenik zou het zoo dragelijk mogelijk willen maken, maar toch niet te dragelijk on als er dan anderen kwamen, moesten ze er maar weer bij. De heer Van der Moer kan met dat idee niet instemmen, want het is toch geen straf die men de menschen moet opleggen. Is dat dan nog armenzorg Men wil het de menschen niet te goed maken, maar als het niet goed is, is het niet in overeenstemming met de naastenliefde. Als het armbestuur meer noodig heeft waarom vraagt het dan niet meer Wanneer ze dan vragen zooveel als er werkelijk noodig is krijgen we ook een beter inzicht van den werkelijken toestand. Want het schijnt dat we nu feitelijk nog geen beeld van den eigenlijken toestand hebben. De heer Wieland Men kan nu nog maar voor de helft aan de eigenlijke verzoeken voldoen. En we moeten zooveel mogelijk steun verleenen, want als er niemand meer toe genegen is zou men een bezoldigd ambtenaar moeten aan- stellen en deze zou er met sabel en mes opgaan. De heer Van den Hoek merkt op dat niemand den heer Moes over zijn beheer een verwijt zal maken. Hij stelt daarom voor nu alvast f 300 meer uit te trekken. Over dat gebouw kan dan later nog wel eens gesproken worden en daarvan zouden we dan zegt hij zelf ook wel eens een plan kunnen opmaken, want f 120 'sjaars meen ik dat nog al een goede rente zou zijn. Waar de heer Van der Moer nogmaals verklaart dat het armbestuur maar meer moet vragen als het tekort komt, antwoordt de heer Wieland dat ze steeds bij het bedeelen goed uitzien, daar ze er wel op bedacht zijn dat ze van het geld van anderen bedeelen en daarom niet royaal zijn Vele gevallen doen zich voor waarin de armvader nog zijn eigen boeltje opoffert, waarvan hij voorbeelden aanhaalt, De heer Van IJsselsteijn merkt op dat ook alsmotiefkan aangevoerd worden dat Ged. Staten het vorig jaar zelf hebben aangegeven de subsidie op f 5000 te bepalc.i. De Voorzitter acht het ook goed, daar er nu geen goed slot is, en het toch regelmatig is te achten dat er wat over- schiet. Z. h. s. wordt hierna bes *«n de subsidie van wege de gemeente te bepalen op 5000 en de begrooting van het Burgerlijk armbestuur goedgekeurd op een eindcjjfer van 5082. De heer Moes komt ter vergadering. De heer Moes verzoekt thans geheime vergadering, teneinde daarin te bespreken een zaak op de begrooting bctrekking hebbende. De openbare zitting wordt 'alsnu geschorst en gaat over in eene met gesloten deuren. Bij het weder openbaar worden der vergadering is de heer Visser aanwezig. 3« Begrooting commissie van beheer grindueg Ter Neuzen—Hoek. De commissie heeft hiertegen geen bedenkingen, waarop de begrooting wordt goedgekeurd op een eindcijfer van f 1071,25j, Het aandeel door Ter Neuzen bij te dragen is 335. De heer Van den Hoek vraagt aan den heer Moes, lid der commissie, of er nu geen Pruisische grind zou kunnen worden aangeschaft, daar de prijs toch bijna gelijk is. De heer Moes zegt dat het tegenwoordig toch gelijk schijnt, want verleden jaar werd aan den polder Pruisische grind ge- leverd, zonder dat deze gevraagd was. De heer Van der Moer meent dat men daarop maar zoo nauw niet meer moet kijken, daar het met den weg toch niet meer zoo lang duren zal, althans voor het deel dezer gemeente, dat door de nieuwe sluis zal vervallen. Dan zijn we er van af. De heer Wieland weet niet of dat wel waar is, daar de weg gemeenschappelijk door Hoek en Ter Neuzen is aan- gelegd. De heer Van der Moer zegt dat het contract natuurlijk zou moeten ontbonden worden, maar het zou toch niet aangaan dat Ter Neuzen voor een weg in een andere gemeente moest betalen. De heer Van den HoekLaten we daar nu maar niet verder over praten, dat komt later weldie dan leeft die dan zorgt. 3. Gemeentebegrooting voor 1899. De heer Wieland deelt mede dat hij en de heer De Koeijer, geholpen door den secretaris (de heer Van der Moer had bedankt als lid der commissie), de begrooting hebben onderzocht. De commissie heeft geen schriftelijk rapport gemaakt, maar zal hare opmerkingen, van ondergescliikten aard, bij de betrokken punten te berde brengen. De heer De KoeijerWe hadden alleen de opmerking gemaakt dat de opbrengst der schoolgelden weer zooveel is verminderd. De heer Van der MoerDie zullen nog meer ver- minderen. De heer De Koeijer: Die moesten juist vermeerderen, door toename van het aantal kinderen. De heer Van der Moer: Ja, maar de openbare school krijgt al de onvermogenden, terwijl de betalenden naar de bijzondere school trekken. Alvorens wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behan deling der begrooting vraagt de heer Van der Moer de reden waarom de wethouder Van IJsselsteijn verklaarde de verant- woordelijkheid voor de begrooting niet op zich te kunnen nemen; hem is bij het nazien der begrooting de oorzaak daarvan niet kunnen blijken. De heer Van IJsselsteijnAls de secretaris maar eens even de begrooting, zooals die door den bouwmeester is inge- diend, wil overhandigen, zal het u wel duidelijk worden, die is vol fouten en de gemeente-begrooting is op die begrooting gebaseerd. De heer Van der Moer meende toch dat die nu in orde was, nadat de Commissie van Fabricage alles had nagegaan en gewijzigd. De heer Van IJsselsteijn verklaart dat de begrooting zoo is gedrukt, zooals straks wel zal blijken. De heer Moes kan toch geen verschil met de vroegere memorie's van toelichting opmerken. Eenige leden verzoeken wat voortgang met de behandeling te maken, daar het anders zoo laat worden zal. De heer Van der MoerDan werken we maar 's nachts, evenals in de Engelsche Kamer. UITGAVEN. De heer Visser stelt voor de jaarwedden der wethouders te verhoogen, in verband met de meerdere werkzaamheden, van hen gevorderd. De heer Van den Hoek stemt daarmede in; de salarissen van anderen zijn steeds verhoogd, nog laatstelijk die van burgemeester en secretaris en om ze in evenredigheid te brengen, zou hij het salaris der wethouders met 200 ieder willen verhoogen. De heer Visser had het eenvoudig willen verdubbelen en brengen op f 200. I)e heer Van der Moer is niet tegen verhooging, maar waar we voor anderen zoo dikwijls moeten bezuinigen, moeten we in de eerste plaats op ons zelf bezuinigen het is dan toch ook een eerebaantje, dat niemand behoeft te accepteeren. Met algemeene stemmen wordt het voorstel-Visser, het salaris te verdubbelen en voor iederen wethouder te brengen ran f 100 op J 200, aangenomen. Bij kosten van brandsloff n voor het raadhuis vraagt de heer Van der Moer verklaring van de gestadige verhooging van dien post, waarop de heer Van IJsselsteijn mededeelt dat dit voortspruit uit het gebruik van antracietkolen voor de kachel op het raadhuis. Verder wordt aan den heer Van der Moer op zijne vraag geantwoord dat de post kosten van schrijfloonen en schrijf- behoeften" alleen schrijfbehoeften betreft, daur al het schrijt- werk op de secretarie wordt verricht. In behandeling komt het adres van Adriana Koene, ver- zoekende de belooning ad 7 5 's jaars voor het onderhouden en schoonhouden van het raadhuis te verhoogen, aangezien door de meerdere vergaderingen van het bestuur der brandweer, loting voor de n itionale militie en de regelmatige vergaderingen van het burgerlijk armbestuur, de belooning niet meer aan de meerdere werkzaamheden geevenredigd is. De heer Van d n Hoek verwacht hieromtrent een voorstel van het Dag. Best, daar dit het best kan oordeelen over de diensten door adressante verricht. De heeren Van der Moer en Van IJsselsteijn meenen, in aanmerking nemende het loon dat aan een werkvrouw betaald wordt, dat de belooning te gering is, waarop laatstgenoemde voorstelt de belooning te brengen op f 100, dus f 25 meer. De heer Wieland acht voor de aangevoerde redenen wel wat te zeggen want die zijn De heer Van den Hoekgegrond. Z. h s. wordt de verhoogiog goedgekeurd. De Voorzitter zegt dat er nu nog een request is van den marktmeester. De Secretaris deelt mede dat deze dit niet heeft ingezonden, hij heeft er van afgezien. De Voorzitter Waarom De Secretaris kan dit niet zeggen. De VoorzitterJa heeren, dan moet die post zoo blijven, maar inogclij k zal de marktmeester dan wel zijn ontslag nemen. De heer Van den HoekDaaraan zou de gemeente niets verliezen en het publiek ook niet. Bij Hoofdstuk ill, afd. 2, gewoon onderhoud, merkt de heer Van der Moer op, dat men nu waarschijnlijk genaderd is, aan het gedeelte der begrooting, waar die van den bouwmeesler is opgenomen. De heer Visser merkt op dat de begrooting voor het gewoon onderhoud van den bouwmeester door de Commissie van Fabricage is gewijzigd, en dat deze toch gewijzigd in de gedrukte memorie is opgenomen. De heer Van IJsselsteijn verklaart dat de wethouders die gewijzigde memorie voor de aanbieding niet meer konden nazien en op grond daarvan kon hij de verantwoordelijkheid niet deelen. De heer Van der Moer vraagt inlichtingen omtrent het in- en uitnemen der schotbalken, waarop de heer Van den Hoek antwoordt, dat bij eventueele omstandigheden aan de stadswerkbazen hulp moet worden verleend, daar twee man niet voldoende is. Verder dient voor de havenwerken nog op de begrooting te worden gebracht f 15,20 voor twee afrasteringpalen die dit jaar in het bestek vergeten zijn, terwijl een in de memorie van toelichting voorkomende post van 10,15 foutief berekend is en moet worden uitgetrokken op 25,06. Bij de posten uitgetrokken voor onderhoud van het gemeen- tehuis wijst de heer Van der Moer er op dat het stadhuis veel te klcin wordt, in verband met het toenemen der werk zaamheden door het uitbreiden der bevolking. De secretarie en het kamertje voor den secretaris is veel te klein, terwijl langzamerhand alles meer ruimte vereischt en de stukken nu bij gebrek aan bergplaats naar den zolder worden gebracht, waar alles vergaat in 't stof. De heer Van IJsselsteijn beaamt de noodzakelijkheid van vergrooten, maar 't kost te veel geld. De heer Van der MoerOp den duur zullen we het toch moeten doen. De heer Van IJsselsteijnWe zouden niet kunnen uit breiden dan door er een verdieping op te zetten en ik weet niet of de muren dit zouden kunnen dragen. De heeren Van der Hooft en Van den Hoek verklaren daarin geen bezwaar te zien, de muren kunnen dat best dragen. De heer Van der Moer zou wenschen dat de Raad zich in beginsel omtrent de wenschelijkheid van dit plan uitspreekt. De heer Van IJsselsteijnDan kan bet Dag. Best, later voorstellen doen. De heer Van den Hoek Ja, maar daarvoor zal wel een leening noodig zijn, want dat loopt met geen 500 h 600 gulden af. Daarvoor kan men wel minstens een duizend of arie rekenen. De heer Van der Moer wijst er op dat er misschien ook wel een andere weg is daar de gemeente ook het gebouw van het kantongereeht bezit en men dus daar gebruik van zou kunnen maken. Het gerucht heeft toch al geloopen dat het Ministerie van Justitie zelf een gebouw wilde stichten, zoodat men dan nu misschien beter de huur kon opzeggen. De heer Moes ziet daarin geen bezwaar zoolang het zoo blijft kan de gemeente beter verhuren en wanneer het leeg moest komen zou het bij verkoop goed aan zijn waarde komen. Een beslissing hieromtrent werd niet genomen. Bij den post ad f 200 voor vervoer van grond uit de gemeentehaven vraagt de heer Van der Moer of het niet beter was er elk jaar wat uit te halen, dan nu zooveel opeens. De heer Wieland verklaart dat dit ongewenscht is, een vakman als de wethouder Harte, zal dat wel kunnen getuigen, zoo om de drie jaar kan het. De heer Van den Hoek stemt daarmede in. Do heer Van IJsselsteijn oppert het denkbeeld om er maar niets aan te doen, aangezien het rijk de havengelden int. Het is onbillijk te achten, dat daarentegen de gemeente de haven moet onderhouden, welke regeling is gegrond op een oud contractvele pogingen om daarin verandering te krijgen zijn vruchteloos gebleven. Daarbij wordt er nu in de buitenhaven door het rijk voor f 20,000 remmings- werk gemaakt, zoodat de haven voor de schepen wel niet meer zoo noodig zal zijn. De heeren Van der Hooft en Van den Hoek merken op, dat de vortge spreker daarin abuis heeft, daar dit remmings- werk alleen is ten gerieve van de schepen die opschutten. De heer Van IJsselsteijn wijst er op, dat het gebruik van de gemeentehaven toch al is verminderd, daar velen op het kanaal lossen en laden, wat nog wel drukker zal worden als er aan de Heerengracht ook een bazaltmuur is gemaakt, waartoe het plan bestaat. De heer Harte noemt als voordeel van het lossen en laden op het kanaal, dat men gemakkelijker kan afvaren wanneer men wil, wat niet het geval is met schepen die de gemeente haven bezocken. Meestal weet men er niet uit of in te komen. Na nog eenige opmerkingen wordt de post goedgekeurd. De heer Van der Moer wijst op een post in de memorie voor de ziekenbarak, terwijl er verder daarvoor weer posten voorkomen; hij meent dat dit bij elkaar behoort te worden opgenomen voor een goed overzicht. De heer Van den Hoek stemt toe, dat dit zoo behoort. De heer Wieland merkt op dat dit toch in de memorie van 't vorig jaar ook zoo stond. De heer Van der MoerJa, daar staat ziekenhuis en ziekeniaraA. wat niet gelijk is. De heer Wieland verklaart dat er tweemaal ziekenbarak in voorkomt, tot hem blijkt dat dit in de memorie van dit jaar is. De heer Van den Hoek acht 150 voor het schoonmaken van riolen veel te weinig en wil dat verdubbelenals de riolen en putten niet voldoende schoon gehouden worden kan men er bij brand niets mee doen. De heeren Wieland, Visser en Van der Hooft merken op dat men met de brandputten op de riolen toch niets kan uitriehten bij brand, daar de pompen dadelijk vol inodder zouden zittcn. Voor brandputten zou men pntten moeten hebben met afzonderlijke buizen naar het kanaal. Opgemerkt wordt dat met de aanwezige slangen, de spuiten, over een grooten afstand water kunnen halen, wat den heer Van der Moer doet zeggen dat men dan maar een spuit kan gebruiken en anders twee. De heer Van den Hoek verklaart dat die bedoelde putten en buizenleiding veel centeu zouden kosten. Hij zou daarom maar willen beginnen met de post van schoonhouden te brengen op f 300. De heer Van der MoerJa, maar dan moeten ze systematisch te werk gaun en niet beginnen met schoonmaken aan het eind van het riool, zooals van 'tjaar gebeurd is, maar wel bij 't begin, anders helpt't niet. De heer Van den Hoek: Natnurlijk bij 't begin. Besloten wordt de post voor schoonhouden riolen te bren gen op 300. De hoer Van den Hoek maakt eenige aanmerkingen op kleine verschillen die enkele posten der memorie bij na- rekening opleveren, terwijl op de eene plaats voor hardsteen 120, op andere plaatsen voor gelijke zaken 130 per M3. is uitgetrokken, waarop hij den bouwmeester reeds bij 't op maken der begrooting wees, f 120 is voldoende te achten. De heer Dees merkt op dat een der door den heer Van den Hoek als foutief aangemerkte posten hem bij narekening juist bleek, wat deze bij nader inzien toestemt. Bij art. 4 van hoofdstuk III, wegen en voetpaden, zegt do heer Van der Moer met genoegen en ook met verbazing kennis te hebben genomen van de commissie, belast met het uit brengen van een verslag over den toestand der over te nemen straten. Hij heeft daarin echter gemist een opmerking over het riool van de Donze-Visserstraat, dat niet in 't midden der straat ligt, zooals de verordening voorschrijft, maar achter de huizen en dan nog wel op grond aan een ander behoorende. Hij kan niet begrijpen hoe dit is toegestaan. Nu is door den pastoer aan de heeren Visser en Donze wel vergunning verleend om daar dat riool te leggen maar wat moet men beginnen als het Kath. kerkbestuur later eens gaat zeggen je moogt niet meer op den grond komen. In ieder geval zou spreker wenschen dat alvorens een besluit werd genomen tot overname der straat, er een deugdelijk contract werd overgelegd, waarbij aan de gemeente het recht is verzekerd om ten alien tijde bij het riool te kunnen komen. Hoe de vergunning om het daar te leggen is gegeven kan hij niet begrijpen, daar het in strijd is met de verordening en men daar zoo maar van afgeweken is. De heer Van den HoekDe kwestie is alleen dat het Dag. Best, niet voldoende de hand aan de verordening heeft gehoudenmen had niet mogen laten bouwen. De heer Visser verklaart dat de vergunning om het riool daar te leggen bij raadsbesluit is verleend. De heer Van der Moer Het is toch tegen de verordening want daarin is de bepaling dat de riolen midden in de straat moeten liggen, juist opgenomen met het doel deze gemakkelijk te kunnen bereiken. De heer Van IJsselsteijn Het is daar toegestaan omdat er aan de andere zijde ook een riool achter de huizen lag. De heer VisserWe hebhen daar toen ook een heining moeten zetten en nu is het riool juist aan deze zijde der heining gelegd om er op te kunnen komen. De heer Van IJsselsteijn; Voor dat de gemeente de straat overnam zou de heer Visser voor een contract met de R. K. kerk moeten zorgen waarbij het recht verzekerd wordt om steeds bjj het riool te kunnen komen. De VoorzitterHeeren we staan weer voor een nieuwe straat, en als men dan ziet naar de straat van den spoorweg, dan heeft men daar ook maar weinig hoor Daar heeft men ook geen riool. De heer Van der MoerMaar de gemeente zal toch die straat niet overnemen zonder riool. De heer Van IJsselsteijnAls er gebouwd wordt moet er een riool gemaakt worden. De heer Van der Moer is het daarmede niet eens; men mag volgens de verordening geen straat aanleggen zonder een riool in 't midden der straat. Als we nu de straat zoo gaan overnemen krijgen we later weer dezelfde kwestie. De heer De Koeijer meent dat het wel eenig verschil maakt dien stationsweg, waar geen huizen staan, of een gewone straat; hij zou er niets op tegen hebben om de straat zoo over te nemen. Als er later gebouwd wordt, is het wat anders, dan moet er eerst een riool gelegd worden. De heer Van den Hoek: En wie moet dat dan doen? De heer De Koeijer Ja, dat weet ik ook niet. De heer Wieland stemt er ook med in, dat er eerst een riool behoort te leggen. De heer Van IJsselsteijn weet niet goed meer wat er des- tijds aan de maatschappij geschreven is, maar er is toch over afwatering geschreven. Spreker meent echter dat daar geen riool in kan gevorderd worden, daar het een weg en geen straat is. Als straat beschouwt hij alleen een weg waarlangs huizen staan. De heer Van der Moer: Hoeveel huizen moeten er dan staan dat zou moeilijk worden om te beslissen. Hier is een straat aangelegd. Op andere plaatsen legt men eerst straten aan, die behoorlijk worden verhard en gerioleerd en dan mag men er pas gaan bouwen. Zoo is het ook hier. Alvorens we de straat overnemen, moet zij geheel aan de eischen der verordening voldoen, daar wij, door een straat over te nemen, verklaren dat ze in orde is en dan later, wanneer men wil bouwen, niet meer kan zeggen eerst rioleeren. Thans wordt lezing gegeven van het schrijven van het gemeentebestuur aan het bestuur der spoorwegmaatschappij Mechelen-Ter Neuzen, waarin is te kennen gegeven dat de Raad o. m. er genoegen mee zou nemen als er maar gezorgd werd dat er geen vuil water op de straat kwam. De heer Van der Moer: Maar wat wil je er aan doen als er wel vuil water opkomt? Een verbod zonder straf- bepaling haalt niets uit. Dan zou er wel in het contract moeten staan dat de maatschappij voor iedere maal dat het 't geval is zoo of zooveel boete moet betalen. Dat is echter ook weer onbillijk, want als er langs gebouwd wordt zouden de bewoners er vuil water op kunnen werpen, wat de maat schappij niet kan tegengaan. Het eenvoudigste was maar geweest om te zeggen maak een riool. Dat zal toch ook wel de bedoeling van den Raad geweest zijn buitendien de veror dening eischt het vanzelf. De Voorzitterde bouwverordening is een belangrijke ver ordening, die reeds veel nut heeft gedaan. Er zijn ook betere huizen door verrezen, maar alles wat er in omschreven is kan men toch niet bereiken. De heer Moes merkt op dat men het onbereikbare dan maar niet moest voorschrijven, terwijl de heer Van den Hoek beweert dat het Dag. Best, er de hand niet aanhoudt. Ze hadden eerder 't bouwen moeten verbieden. De heer Van IJsselsteijn voert hiertegen aan dat de heer Van den Haek op oude toestanden spreekt. De heer Van den Hoek antwoordt dat dit juist niet 't geval is, daar de over te nemen straten dagteekenen van nh, de bouwverordening. De heer VisserMen moet nu niet alle schuld op het Dag. Best, werpende raad heeft toestemming verleend om dat riool van mij zoo te leggen. De heer Van den HoekOp dat riool van u heeft de commissie ook geen aanmerkingen gemaakt. De heer VisserOmdat het riool achter de erven ligt waren er ook geen syphons noodig, daar deze dienen om het vuil uit de riolen te houden en er nu alleen hemel- en schuurwater inkomt en dus niet zooveel vuil als dit van de straat het geval zou zijn. De heer Van IJsselsteijnWat de straat der spoorweg maatschappij betreft, daarin kan nog voorzien worden. We zijn feitelijk nog niet verbonden, daar nog geen contract is opgemaakt. We zouden dus opnieuw kunnen schrijven en melden dat moet worden voldaan aan de bouwverordening en dus in de straat een riool moet worden gelegd. De heer Van den Hoek Dan moeten ze inmiddels het plan tot bouwen aan die straat maar opschorten. Opgemerkt wordt dat volgens de verordening een riool van een nieuwe straat moet aansluiten aan een gemeenteriool, wat daur evenwel niet kan, omdat er geen is, waarop de heer Van der Moer opmerkt dat die aansluiting dan een voudig niet kan plaats hebben, maar evenwel de verplichting tot rioleering daardoor niet vervalt. De heer Van den Hoek wijst er nog op dat de gemeente dan ook een riool zal moeten leggen door het overschietende deel van den ouden stationsweg. Daartegen kan dan ook geen bezwaar zijn, want als de gemeente anderen aan hunne verplichting houdt moet ze ook zelf hare verplichtingen nakomen. De heer Van der Moer wijst naar aanleiding der opmer king van den heer Van IJsselsteijn zooeven geuit dat het geen straat maar een straatweg is, op art. 1 der bouw verordening uit de daar van een openbare straat gegeven definitie blijkt de besproken straat wel degelijk daartoe te behooren. De heer Van IJsselsteijn meent dat het in den stand die de zaak nu heeft aangenomen wel wenscheiijk zou zijn, om voor rioleering van het gedeelte van den ouden weg een post op de begrooting te brengen. De heer Van den Hoek meent dat dit voor dit jaar nu wel niet meer noodig zal zijn, maar op een 500 zou men toch moeten rekenen. De heer Wieland: Wat?? De heer Van der HooftJa, ja, op minder niet, want het is nog al een heel eind. De heer Van den HoekEn dan zouden we ook nog wel eerst toestemming van den Vlooswijkpolder moeten hebben om met het riool in de sloot uit te wateren. De heer Van IJsselsteijn: Everaert heeft die vergunning van den Vlooswijkpolder. De heer Van der HooftJa, dat is voor hemelwater, maar met vuil water wordt het wat anders. De heer Van den HoekHet Dag. Best, zou daarover met het bestuur van den Vlooswijkpolder eens kunnen onder- handelen. De heer De Koeijer meent voorzeker dat de gemeente recht tot uitwatering bezitwaarvoor worden anders polderlasten betaald De heer Van den Hoek Dat is voor het hemelwater, maar nu weet ik niet of het met vuil water anders is. Goedgevonden wordt dat het Dag. Best, in den geest van het gesprokene zal handelen. Eenige leden verzoeken met de zaken voort te gaan. De Voorzitter: Meermalen is er door verschillende leden gevraagd om meer vergaderingen te houden, en dat is wen scheiijk ook, want dan kunnen de zaken veel beter behandeld worden, maar het is of je dat hier niet kunt krijgen. De heer Van IJ sselsteijnIs dat soms aan het adres van de wethouders De heer HarteWij als wethouders kunnen daar niets aan doen, want de burgemeester kan zooveel vergaderingen uitschrijven als hij wil, al was 't iedere week. De Voorzitter zegt dat hij met zijn opmerking niets aan het adres der wethouders bedoelde. De heer Van der Moer vraagt naar aanleiding van een post voor het repareeren van het rasterwerk langs de Grenu- laan, of men niet beter deed met daaraan maar niets te doen, tenzij er opmerkingen gemaakt worden van wege Oorlog. De heer Van den Hoek meent dat men het moeilijk laten kanbuitendien 't betreft maar kleine herstellingen. De heer Wieland En als we binnenkort al dien grond krijgen, dan gooien we het toch ter neer 1 Bij wegen en voetpaden vraagt de heer Van der Moer naar den toestand van den weg over de Molen- en Koedijken. De heer Moes wilde daarover een opmerking makende weg ligt op sommige plaatsen niet goed. De heer Van den Hoek antwoordt dat op verbetering

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1898 | | pagina 5