BIJVOEGSEL Ter Neuzensche Courant Zaterdag 23 M 1898. No. 3641. Gemengde berichten. Een Parijsche firma tracht in ons land zaken te doen bij gelegenheid der a. s. feesten. Het volgende schrijven is door haar daartoe verzonden ,/Met de geiegenheidt, der Kroon-Feesl, van u Gracieuse, en Respectueuse Koningin Wilhelmina, hebben wj twe nieuwe Orangnie garneeringe, voor Modes, gekomponeerd. z/Me neemen, de Yrijheidt, u daar de staalen van te sturen, met hoop en Verzekheidt, het artikel, voor deze geleenheidt met succes zal angenomen wordeu door de clientel. nWy kunnen naar u vrag, per om gande, or retour, de goederen direct, af sturen, franco. z/Na groete, en dank, ontfang ons hartelyke salutatie", enz. Op den hoek van een slop in het Westeinde te 's Gravenhage is het voorgekomen, dat een z/werkster met ei en koffiedik" de wandelaarsters stond af te wachten, om haar op geheimzinnigen toon toe te fluisteren //Ik ben de waarzegster." En als de aangesprokeue verrast even stilstond, niet wetend wat zij hoorde, volgde er op //Ik zie, dat u noodig hebt, de toekomst te kennen." Of het mensch op die wijze veel klanten zal krijgen Op den mestvaalt van een landbouwer te Waarde had men een verfpot schoongemaakt. De kippen deden zich daaraan te goed met het ge- volg dat er 26 aan loodvergiftiging stierven. Dezelfde landbouwer kreeg aan den avond van dien dag een jongen met gebroken arm thuis. Een ingezetene te Assen verkocht dezer dagen aan iemand te Amsterdam een hondje dat per spoor daarheen gezonden werd. Groot was echter de verbazing, toen eenige dagen later de hond weer bij zijn vorigen meester terug kwam. Deze besloot het trouwe dier nu te houden. De rechtbank te Leeuwarden veroordeelde tot een jaar gevangenisstraf wegens verduistering de 22jarige sigarenmaker Willem S. aldaar, thans in hechtenis, die 1 Juni 1.1. den geheelen inboedel verkocht, welke zijne bruid, die te Dokkum woont, aan zijn adres had afgezonden en die gebracht was in de door hem gehuurde woning. Het iuboedeltje van een oude vrouw te Groningen, dat door een deurwaarder op straat was gezet, verkeerde in een zoo vervallen toe- stand dat het naar de vuilnishoop moest vervoerd worden. Te Yossebelt heeft zich eene jonge landbouwer met grasmaaien zoo bovenmatig ingespannen dat hij uitgeput van vermoeinis neerzeeg en op de plaats dood bleef. Te Ierseke had een jongen de aardigheid om aan een met koopwaren geladen kar te hangen. Terwijl de voerman meer naar den jongen, dan naar paard en wagen keek, reden laatstgenoemden in een sloot, met het gevolg dat van een groote hoeveelheid eieren, ook op de kar geladen, velen braken. Wij lezen in het Handelsblad van gisteren Een telegram van onzen correspondent te Rotter dam meldde gisteravond laat z/Bij aankomst trein 54 van Brussel rappor- teerden treinbeambten alhier dat zich Emile Zola in den trein bevond. Doorgereisd naar's Graven hage of Amsterdam." Zola naar Amsterdam of Zola naar Den Haag Neen, niet naar den Haag wie gaat er naar Den Haag Zola is in Amsterdam, was de conclusiehij moest hier zijn, hij was afgestapt in een hotel, dat stond vast. De stalhouder uit zijn bed gehaald, het paard uit zijn rust, het rijtuig uit zijn dommeling. Koetsierde koetsier sliep nog koetsier vlug wathier heb je een lijstje, rijd nu alle hotels langs. Rrrrrrrolde het langs de keien, door de nachtelijke straten, naar de nachtelijke hotels z/Goeden avond, portier I" z/Nacht mijnheer z/Portier is hier mijnheer Zola afgestapt //Mijnheer Zola dat zou een mooie reclame voor ons zijn. Neen mijnheer. En al was hij hier gekomen, we hadden hem niet kunnen bergen Zola niet kumnen bergen alles is vol." z/Goedennacht, portier." z/Dag mijnheer." En rrrr voort in den nacht, naar een tweede hotel op de lijst. z/Portier heb je ook gehoord of mijnheer Zola hier is." //Mijnheer Zola ik geloof het wel laat eens kijken". We keken in het vreemdelingen- boek en vonden een mijnheer Soller uit Frankfort of zoo. z/Neen, ik moet mijnheer Zola hebben uit Parijs." z/Zola, de advocaat vroeg de portier. z/Ja, de schrijver. z/Juist, de advocaat van mijnheer Dreyfus Ik kon me werkelijk niet best houden. z/Nu ja," zeide ik, //die moet ik hebben." Maar de beroemde was niet te vinden, trots het kijkertje waarmede de portier zijn kippige oogen wapende, en met zijn naamgenoot Soller kon ik ik het niet doen. z/Nacht, portier z/Nacht, mijnheer z/Verder, koetsier, naar de Kalverstraat." Of- schoon ik slechts twee hotels had aangewezen, bleef de koetsier bij alle stilstaan. En bij alle ving ik bot. //Mijnheer Zola?" z/Ja, Zola de beroemde schrijver. Je zult 't toch wel weten als je dien onder je dak hebt." Maar het was neen en het bleef neen. In de Doelenstraat zijn drie groote hotels op een rist. Dat was een piece de resistance. Er hingen zwarte borden in de corridors, waarop namen stonden van vreemde logeergasten. Er lagen deftige boeken op lezenaars aan den muur, waarin ik vergeefs de krachtige handteekening van den krachtigen verdediger van Dreyfus trachtte te zoeken. Ik heb zelfs den grooten man een oogenblik verdacht van zich voor het incognito te verbergen achter een pseudo. Doch de laatste Parijzer trein had geen reizigers aangebracht, noch incognito noch met open vizier. Verder verder koetsier Rrrrrrtdoor den nacht. Waar is Zola De Journal zegt in Lu- zern, onze Rotterdamsche correspondent zegt in Amsterdam of in Den Haag. Och wat Den Haag in Amsterdam zal hij zitten. //Mijnheer, moet u hier ook wezen Het rijtuig stond stil. Een hotel van den derden rang. Zou hij neen, daar is hij niet. z/Vooruit koetsier Een nieuwe portier. Kousen, hemdmouwen, wilde haren, zware oogleden, slepende stem. //Mijnheer Zola, zegt u z/Ja, de groote z/Neen, die is hier niet, dan zou ik het wel weten. Ik ken hem te goed Een slachtoffer voor een interview //U kent Zola z/Ik heb portretten van hem gezien." z/Ik ook," (heel droog). z/Laten we maar eens in het boek na kijken." Dit was een voorslag ten goede. Ook hier geen Zola, wel een ander reiziger uit Parijs, die dus met hem moest gereisd hebben, volgens het telegram uit Rotterdam. Maar het was bijna twee uur en deze heer sliep. Helaashelaaswaar was Zola Koetsier breng me breng me en dan naar huis. Rrrrrr een lange weg, rechtuit, rechtuit. Een korte draaistil. De portier schokt in zijn loge op, doet de deur open zonder dat ik behoef te bell en, //Mijnheer Zola? Wat een bekende naam z/Dat dunkt me zoo. Zeg maar of hij hier is of niet. z/Neen," hij is hier niet. Maar is u al in het Amstel Hotel geweest, en in de Bijbel z/Ik ben overal geweeet z/En in Victoria p" z/Ook al." z/Neen mijnheer, dan is hij niet in de stad. Dag mijnheer." Het volkomen met den geachten vorigen spreker eens zijnde, sloot ik de enquete. De resultaten staan hierboven. Waar is Zola In Den Haag of in Luzern of in Amsterdam Toch in Amsterdam Maar waar dan Een zeldzaam rijke vagebond is dezer dagen door de Parijsche politie opgepakl. Hij zwierf, in lompen gekleed, in den omtrek der Halles en werd naar het politiebureau gebracht. Daar gaf hij geen antwoord op de vragen, welke men hem deed, en staarde de beambten als verbijsterd aan. Men doorzocht zijne zakken, en daar vond men, tot ieders verbazing, 20,000 francs aan bankpapier en 800,000 francs aan verschillende effecten. Waar die man van daan komt en wie hij is blijft een raadsel. De politie is bezig het te onderzoeken. Maar de straatroovers van Parijs, zegt Le Figaro, zullen het zich nooit vergeven, dat zij zulk een rijke en gemakkelijke prooi lieten ontsnappen. Gemeenteraad van Ter Neuzen. VAN DE VAN Vergadering van Donderdag 21 Juli 1898. Voorzitter de heer J. A. van Boven. Aanwezig de heeren Harte, Van IJsselsteijn, De Feijter, Moes, Wieland, Visser, Van der Hooft, De Koeijer, Grenu, Van den Hoek en Dees. Een vacature. Na opening der vergadering worden gelezen de notulen der voorgaande, die worden goedgekeurd. Daarna komt aehtereenvolgens aan de orde 1. Brief Road van State in sake beslissing benoeming Lid van den Baud. Naar aanleiding van art. 36 der wet van 21 Dec. 1861 (Staatsblad n°. 129) en van het eerste lid van art. 47 van het Koninklijk bcsluit van 4 Sept. 1862 (Staatsblad n°. 174) wordt de Kaad, namens den Vice-President van den Rand van Slate opgeroepen, om in zake van het beroep, ingesteld door P. A. van de Velde te Ter Neuzen, tegen het besluit van Gedep. Staten van Zeeland d.d. 4 Juni j.l. n°. 116, 3e afd., waarbij het besluit van den Raad dier gemeente om hem als raadslid toe te laten, is vernietigd, nadere memorien en bewijsstukken, die tot staving van bezwaren of beweringen noodig worden geacht, voor 28 dezer in te zenden aan den Raad van State te 's Gravenhage. De VoorzitterBezwaren zijn er natuurlyk niet in te zenden; het geldt alleen het door Ged. Staten genomen besluit. Ik zou niet weten wht er moest worden gezonden. Waar om antwoord gevraagd wordt zou dus kunnen geschreven worden dat de Raad niets meer wenscht in te zenden. De heer Van IJsselsteijn en daaraan toe te voegen dat de Raad bij zijn gevoelen blijft. De heer Moes is het met dit laatste niet eens, want de Raad heeft zich bij de beschikking van Ged. Staten neder- gelegd. Hij zou er zich dus buiten willen houden. De heer Van den Hoek en andere heeren verklaren het daarmee niet eens te zijn. De heer Van IJsselsteijn merkt op dat de Raad in dat besluit berustte omdat hij er de voorkeur aan gaf dat hooger beroep van particulier initiatief uilging. De heer Van den Hoek zou wenschen te verklaren dat de Raad bij zijn gevoel persisteert. De heer Van der Moer komt ter vergadering. De heer Van IJsselsteijn stelt voor om te persisteeren bij het besluit waarbij de heer Van de Velde is toegelaten en te kennen te geven dat de Raad niets meer heeft in 't midden te brengen. De heer Dees verklaart dat Van de Velde billijkheidshalve moest toegelaten worden. Het zou onbillijk zijn als deze geen raadslid werd. De heer Van der Moer: De heer Van de Velde is in ieder geval eerlijk gekozen. Z. h. s. stemming wordt besloten overeenkomstig het voor- stel van den heer Van IJsselsteijn. 2. Adres W. Verlinde, bestrating voor diens woning. Adressant deelt mede zijn woonhuis in de Vlooswijkstraat, wijk F no. 35 te hebben ingericht voor winkelhuisdat de weg daarvoor evenwel niet verhard is, wat bij regenachtig weer modder veroorzaakt, en voor een winkel nadeelig is. Met het oog daarop verzoekt hij dat gedeelte van den open- baren weg van wege de gemeente te willen bestraten. De Voorzitter deelt mede den toestand ter plaatse te hebben onderzocht. Aan den anderen kant van de straat was het vroeger ook niet verhard, maar daar hebben de menschen het zelf met klinkers bestraat. De heer Van der Moer: Dat is wel mooi van die men schen, dat moesten er maar meer doen. De heer Van den Hoek: Verleden jaar is besloten om den grond bij de woning van Moggre te bestraten, indien deze aan den steilen kant een hekje plaatst. Nu heeft de Voorzitter het idee dat 't bij Verlinde niet zou moeten geschieden maar waarom bij Verlinde niet en bij Moggre wel De heer Van der Moer: We hebben toch nog niet gehoord dat de Voorzitter voorstelt afwijzend op het adres te beschikken. De VoorzitterDat heb ik ook nog niet voorgesteld. De heer Van den Hoek: Ja, maar ik heb deze week al de meening van den Voorzitter over deze zaak gehoord. De heer Van IJsselsteijn was van meening dat Burg, en Weth. besloten hadden voor te steilen tot bestrating over te gaan. De heer Van den Hoek herinnert reeds verleden jaar, toen de bestrating bij Moggre werd besproken, op het thans bedoelde terrein te hebben gewezen, en te hebben voorgesteld, wanneer men bij Moggre bestraatte, dat er ook bij te nemen, daar het een gelijk geval betrof en men aan den een niet moet weigeren wat men aan een ander geeft. Ook andere leden stem men daarmede in. De heer Van der Moer: Al was het dat men maar een pad legde van de straat naar den winkel. De heer De Feijter: Slijk voor een winkel is niet aan te bevelen. De heer Van IJsselsteijn Daarom stelt het Dag. Best, ook voor om te bestraten. Stelt u het maar voor, mijnheer de Voorzitter. Nadat nog eenige bespreking is gehouden over de vraag hoe het gemaakt zal worden, wordt z. h. s. besloten dat Burg, en Weth. in overleg met de Commissie van Fabricage naar goedvinden in de bestrating zullen voorzien en dat dan ook de bestrating bij Moggre kan worden gemaakt, echter niet dan nadat deze het ijzeren hek aan den steilen kant heeft geplaatst. Aan deze voorwaarde moet worden voldaan, daar het voor iemand die er niet bekend is, in de duisternis gavaarlijk zou kunnen worden. De heer De Feijter heeft godurende de discussie over die grond den aldaar liggenden april reeds ter sprake gebracht. Reeds lang geleden werd tot verbetering besloten, maar het werk bleef onuitgevoerd. Er is toen eens over gesproken om den april met macadam te beleggen zou men dat nu niet kunnen doen 1 Dan kon de naastliggende grond met de uitkomende keien bestraat worden. De heeren Wieland, Visser en Van den Hoek achten het leggen van macadam aldaar niet gewenschtbij droogte geeft het stof, en bij nat weer slijk. In de kom is zulks niet aan te raden. De heeren De Feijter, Moes en De Koeijer zijn de meening toegedaan, dat men, wanneer de macadamweg goed gelegd is, er geen last van hebben zal. De heer Van den HoekHet plan is om den april met greskeien te bestraten en deze vlakker te leggen. Al een jaar of vier is er een post voor op de begrooting uitgetrokken. De heer MoesVoor de verbetering van de Noordstraat stond er nu ook een post op de begrooting, maar er komt dit jaar niets van. De heer Van der MoerMen moet ook maar eerst geld hebben. De heer WielandHet stond op de begrooting, dus dan is er toch geld voor. De heer Van der MoerJa, maar dat moet dan weer voor andere, meer noodige doeleinden gebruikt worden. 3. Brieven Ged. Staten betrekkeligk af' en overschrijving en beschikken onvoorziene uitgaven begrooting 1897. Van Ged. Staten is bericht ontvangen dat zij niet meer kunnen beslissen over genoemde besluiten, genomen in de vorige raadszitting, daar die nil den wettelijk voorgeschreven termijn bij hen zijn ingekomen, waarom die besluiten worden terug- De heer Van der MoerHoe komt het dat de besluiten niet binnen den bepaalden termijn zijn ingezonden De Voorzitter: We moesten op sukken wachten o. a. op een afrekening ten bedrage van f 230. De heer Van IJsselsteijn dit nader toelichtende verklaart dat de staat van meer of minder werk pas den 28 of 29 Juli is afgehandeld. Op 30 Juni is den uitersten termijn dat besluiten tot af- en overschrijving bij Ged. Staten kunnen worden ingediend, doch het kwam dien dag pas bij den Raad in. De onderhavigo posten moeten nu op de begrooting van 1898 worden gebracht. De heer Dees deelt mede dat Vermenlen van Sluiskil hem heeft verklaard dat hij zijn vordering tot Jan. 1897 heeft betaald gekregen, maar dat hij voor den termijn van Jan. tot Juni '97 niet is betaald. De heer Van den Hoek Van Vermeulen hebben wij geen rekening gezien. De heer Van IJsselsteijn bevestigt dater is van Vermeulen geen rekening ingekomen. De heer Dees blijft er bij dat Vermeulen hem pertinent verklaard heeft dat de rekening was ingezonden. De heer Van den Hoek oppert het denkbeeld dat de reke ning misschien al in het vorige jaar is ontvangener waren er meer die niet meer zijn te vinden. De heer Dees Zoodat het toch nog betaald moet worden. De heer Van der Moer: Ja, als het maar kan, want dat is nu ook weer verjaard. De heer Van den Hoek herhaalt nog dat, wanneer er van Vermeulen eene rekening geweest is, deze al in 't vorig jaar moet zijn ingezonden, daar al de vorderingen die door de Commissie van Fabrikage zijn onderzocht, betaald zijn. Waar er een niet op te helderen verschil bleek is dit door de Commissie in het voordeel der aannemers toegegeven. De heer Van der MoerOm zulke zaken onmogelijk te maken moest er, zooals ik reeds vroeger heb aangegeven, een beambte op het stadhuis belast worden met het afgeven van een rec;u. De heer Van IJsselsteijn: Daarvoor is feitelijk aangewezen de secretaris. De heer WielandWe moeten maar niet terugkomen op toestanden van vroeger, maar nieuwe maatregelen treffen, opdat er nu goed voor gezorgd wordt. De heer Van den Hoek stelt voor om het in de instructie van den secretaris in te lasschen. De heer Van IJsselsteijn vindt dit ook goed. De heer Wieland vraagt ook of niet gezorgd zou kunnen worden dat, wanneer den tijd van het onderhond voor een aannemer verstreken is, er dan dadelijk een anderen aan- nemer optreedt. De heer Van den Hoek verklaart daar vroeger ook al eens op aangedrongen te hebben, terwijl de heer Van IJsselsteijn ook als zijne meening te kennen geeft dat de aanbestedingen in December zouden moeten plaats hebben. De heer Wieland zou dat dan nu ook willen veranderd zien, dan krijgen we een geheel anderen toestand. De heer Van den Hoek 't Is maar de vraag of aanbesteed kan worden voor de begrooting is goedgekeurd. De heer Van der Moer: Ja, en dat geschiedt ook altijd op het nippertje aan, dat behandelen der begrooting. De heer Van den Hoek: Wanneer echter later op de be grooting beslist wordt mag men toch voor de helft over de gewone posten beschikken, men zou dan alleen het onder- houd kunnen aanbesteden en later van de vernieuwingen een ander bestek maken. Alsnu brengt de Voorzitter in omvraag het voorstel om aan de instructie van den secretaris toe te voegen dat hij alle ingekomen rekeningen moet boeken en een hewijs van ont- vangst daarvan afgeven. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. 41. Adres K. de Smidt, omtrent heffing erfpachtsrechten. Adressant komt op tegen de heffing van een erfpachtsrecht door de gemeente van den grond waarop zijn huis staat in de Lange Kerkstraat, ter grootte van 1 are 44 centiaren. Daarvoor wordt gevorderd een recht van 32J cent per jaar, dat nog steeds is betaald, zonder dat bijkt waarop de gemeente haar recht tot heffing grond. Tot voor ongeveer 30 jaren was het daar een tuin, waarop nu ook de huizen staan van D. van Tatenhove, wed. A. J. Valk, G. J. Schoonakker en J. Scheele, die geen erfpacht betalen. Ten bewijze dat het eigen grond is kan ook dienen, dat in 1838 door het gemeentebestuur aan den toenmaligen eigenaar van den tuin. J. Kamerik, een brief werd geschreven met de vraag of hij dien grond wou verkoopen en waaruit dus erkenning blijkt van het door Kamerik op den grond bezeten recht. Hoewel de betaling van het jaarlijksche recht niet bezwarend is, wenscht hij daarvan toch te worden ontslagen, daar dit den schijn geeft, dat de gemeente rechten op den grond bezit. De heer Van der Moer verklaart dit adres zelf voor den requestant te hebben opgesteld. Reeds voor drie jaar had hij naar die zaak een onderzoek ingesteld, waarbij hij tot de conclusie •kwam dat de gemeente geen recht op den grond had. Thans heeft hij een vernieuwd onderzoek ingesteld en met den ambtenaar De Vos alles nauwkeurig nagegaan, waarvan het resullaat is, dat hij in zijne meening is bevestigd. Hoe men er toe gekomen is om een recht te heffen kan hij niet begrijpen. De heer Wieland: Als ik goed hoorde vroeg de gemesnte aan Kamerik om den grond te koopen De heer Van der MoerMaar later bleek men ze niet noodig te hebben. De districts-commandant had toen geschreven dat het bestuur moest trachten de gemeente uit te breiden. Daarvoor is toen een teekening gemaakt waarin ook die tuin viel, maar later heeft men het anders gedaan. Toen is even wel het eigendomsrecht van Kamerik erkend. En nu zou men wel kunnen beweren dat tengevolge van de reeds lang- durende heffing van een recht de gemeente door verjaring dat recht verkregen heeft. maar De heer Van IJsselsteijn: Het is nog niet verjaard; het is nog geen 30 jaar daarvoor ontbreekt er nog een maand aan. De Voorzitter zegt een lijst te hebben van al de personen die zonder bedenking de voor dien grond gevorderde som betaald hebben. Dat is toch nog al opmerkelijk. De heer Van der Moer merkt op dat ze dan wellicht niet beter geweten hebben, terwijl verschillende leden er aan toe- voegen dat daaruit nog van geen recht der gemeente blijkt. Daarnaar, door den heer Wieland gevraagd, zegt de heer Van der Hooft dat hij indertijd om in dien tuin een huisje te bouwen bij de gemeente voor den grond moest aankloppen, De heer Van der Moer vertoont de kaart waarvan hij zoo- even sprak en deelt verder mede dat de zaak ook blijkt uit de notulen van den gemeenteraad van 1837 en '38 en dat er verschillende brieven over geschreven zijn, die in het archief berustenalleen een afschrift van den door hem bedoelden brief is er niet in te vindenhij kent die evenwel daar het origineel in zijn bezit is. De Voozitter wil wel toegeven als de grond werkelijk aan De Smidt behoort, maar er dient toch ook te worden nagegaan of de gemeente geen rechten op den grond kan doen geldenwaar het bestuur voor de rechten der gemeente moet opkomen, dient alles nauwkeurig te worden nagegaan en zoo noodig de rechten der gemeente te worden gehandhaafd. Op voorstel van den heer Visser wordt besloten de stukken ter inzage te leggen en het adres aan te houden. Dan kunnen de leden ieder voor zich ook een onderzoek instellen. i». Ingekomen stukken. a. Van de commissie voor de inrichting en uitvoering van het Kroningsfeest te Ter Neuzen is het navolgende schrijven ontvangen Op het bij uwe missive van 12 dezer in afschrift medege- deelde besluit van den Raad dezer gemeente van 30 Juni 11., hebben wij de eer te berichten dat in onze vergadering van 12 dezer, besloten is om de bij ons ontvangen gelden voor de schoolkinderen, aan de commissie uit den Raad niet af te geven, in de eerste plaats omdat wij ons verplicht rekenen aan het in ons gestelde vertrouwen te moeten gevolg geven en vervol- gens omdat wij voor hun deelnemen aan den optocht en het uitvoeren der kindercantate, aanzienlijk meer uitgaven te doen hebben dan speciaal voor de schoolkinderen ontvangen is. De heer Van den Hoek: Nu zullen wij een nieuw besluit moeten nemen, want nu aan de voorwaarde door ons gesteld niet wordt voldaan, is ons besluit vervallen. De Voorzitter heeft eerst het geven der subsidie van f 500 verdedigdhij heeft met verschillende personen er over ge sproken en dan waren velen er tegen. Wat hem betreft is hij ook van gevoelen veranderd want hij heeft zich de vraag gesteldkunnen we het wel geven Hij is daar bang voor. De buitengewone subsidie die de gemeente van het rijk voor 't onderwijs ontvangt is reeds veel verminderd, waar de jaar lijksche rijksuitkeering is verhoogd. Hij vreest echter dat er opmerkingen over gemaakt zullen worden dat de gemeente, die zelf subsidie krijgt f 500 aan het feest subsidieert. De heer De Feijter: Als 'tgeld aan de commissie is gegeven en ze willen 't niet teruggeven maar zeggen«we doen 'tzelf," dan zijn de leden in hun voile recht. De heer Van den HoekZe zeggen dat ze die gelden voor 't uitvoeren der kindercantate enz. toch al kwijt zijn. De heer Dees is van meening dat de commissie den ver- keerden weg heeft ingeslagen. Als men voor de kinderen en de armen was begonnen, als men te kennen gegeven had dat dit hoofddoel was, en men was daar voor gekomen voordat 't raadsbesluit gevallen was, dan waren ik en een ander royaler geweest. De heer Visser stelt daar tegenover dat weer anderen gezegd hebben dat ze meer zouden geven als de Raad was voorgegaan. De heer Van der Moer kan niet begrijpen hoe men in zulke zaken steuu van den Raad verlangen kan. Men schijnt van idee te zijn dat de Raad die zaken moet steunen. Als enkele personen plan maken om feest te vieren komt men maar aankloppen bij de gemeente. Ik weet niet hoe men het durft. De heer Wieland: Wat de Voorzitter zooeven opmerkte heb ik de vorige vergaderinu ook gezegd. Ik meen gelezen te hebben van een noodlijdende gemeente, waar de gelden voor 't feest geweigerd waren. Zju het niet kunnen dat ik dat gelezen had De heer Van der Moer: Dat is zeer goed mogelijk. De heer Wieland Het maakt ook een verkeerden indruk, als men zelf wat moet krijgen en het dan aan een ander weggeeft. Dat is net als een bedelaar op een fiets. Als er

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1898 | | pagina 1