BIJVOEGSEL
Ter Neuzensche Courant
Zaterdag 23 M 1898. No. 3641.
Gemengde berichten.
Een Parijsche firma tracht in ons land zaken
te doen bij gelegenheid der a. s. feesten. Het
volgende schrijven is door haar daartoe verzonden
,/Met de geiegenheidt, der Kroon-Feesl, van u
Gracieuse, en Respectueuse Koningin Wilhelmina,
hebben wj twe nieuwe Orangnie garneeringe, voor
Modes, gekomponeerd.
z/Me neemen, de Yrijheidt, u daar de staalen
van te sturen, met hoop en Verzekheidt, het artikel,
voor deze geleenheidt met succes zal angenomen
wordeu door de clientel.
nWy kunnen naar u vrag, per om gande, or
retour, de goederen direct, af sturen, franco.
z/Na groete, en dank, ontfang ons hartelyke
salutatie", enz.
Op den hoek van een slop in het Westeinde
te 's Gravenhage is het voorgekomen, dat een
z/werkster met ei en koffiedik" de wandelaarsters
stond af te wachten, om haar op geheimzinnigen
toon toe te fluisteren //Ik ben de waarzegster."
En als de aangesprokeue verrast even stilstond, niet
wetend wat zij hoorde, volgde er op //Ik zie,
dat u noodig hebt, de toekomst te kennen."
Of het mensch op die wijze veel klanten zal
krijgen
Op den mestvaalt van een landbouwer te
Waarde had men een verfpot schoongemaakt. De
kippen deden zich daaraan te goed met het ge-
volg dat er 26 aan loodvergiftiging stierven.
Dezelfde landbouwer kreeg aan den avond
van dien dag een jongen met gebroken arm thuis.
Een ingezetene te Assen verkocht dezer
dagen aan iemand te Amsterdam een hondje dat
per spoor daarheen gezonden werd. Groot was
echter de verbazing, toen eenige dagen later de
hond weer bij zijn vorigen meester terug kwam.
Deze besloot het trouwe dier nu te houden.
De rechtbank te Leeuwarden veroordeelde
tot een jaar gevangenisstraf wegens verduistering
de 22jarige sigarenmaker Willem S. aldaar, thans
in hechtenis, die 1 Juni 1.1. den geheelen inboedel
verkocht, welke zijne bruid, die te Dokkum woont,
aan zijn adres had afgezonden en die gebracht was
in de door hem gehuurde woning.
Het iuboedeltje van een oude vrouw te
Groningen, dat door een deurwaarder op straat
was gezet, verkeerde in een zoo vervallen toe-
stand dat het naar de vuilnishoop moest vervoerd
worden.
Te Yossebelt heeft zich eene jonge landbouwer
met grasmaaien zoo bovenmatig ingespannen dat
hij uitgeput van vermoeinis neerzeeg en op de
plaats dood bleef.
Te Ierseke had een jongen de aardigheid
om aan een met koopwaren geladen kar te hangen.
Terwijl de voerman meer naar den jongen, dan
naar paard en wagen keek, reden laatstgenoemden
in een sloot, met het gevolg dat van een groote
hoeveelheid eieren, ook op de kar geladen, velen
braken.
Wij lezen in het Handelsblad van gisteren
Een telegram van onzen correspondent te Rotter
dam meldde gisteravond laat
z/Bij aankomst trein 54 van Brussel rappor-
teerden treinbeambten alhier dat zich Emile Zola
in den trein bevond. Doorgereisd naar's Graven
hage of Amsterdam."
Zola naar Amsterdam of Zola naar Den Haag
Neen, niet naar den Haag wie gaat er naar
Den Haag Zola is in Amsterdam, was de
conclusiehij moest hier zijn, hij was afgestapt
in een hotel, dat stond vast.
De stalhouder uit zijn bed gehaald, het paard
uit zijn rust, het rijtuig uit zijn dommeling.
Koetsierde koetsier sliep nog koetsier
vlug wathier heb je een lijstje, rijd nu alle
hotels langs.
Rrrrrrrolde het langs de keien, door de
nachtelijke straten, naar de nachtelijke hotels
z/Goeden avond, portier I"
z/Nacht mijnheer
z/Portier is hier mijnheer Zola afgestapt
//Mijnheer Zola dat zou een mooie reclame
voor ons zijn. Neen mijnheer. En al was hij
hier gekomen, we hadden hem niet kunnen
bergen
Zola niet kumnen bergen
alles is vol."
z/Goedennacht, portier."
z/Dag mijnheer." En rrrr voort in den nacht,
naar een tweede hotel op de lijst.
z/Portier heb je ook gehoord of mijnheer Zola
hier is."
//Mijnheer Zola ik geloof het wel laat
eens kijken". We keken in het vreemdelingen-
boek en vonden een mijnheer Soller uit Frankfort
of zoo.
z/Neen, ik moet mijnheer Zola hebben uit Parijs."
z/Zola, de advocaat vroeg de portier.
z/Ja, de schrijver.
z/Juist, de advocaat van mijnheer Dreyfus
Ik kon me werkelijk niet best houden.
z/Nu ja," zeide ik, //die moet ik hebben."
Maar de beroemde was niet te vinden, trots het
kijkertje waarmede de portier zijn kippige oogen
wapende, en met zijn naamgenoot Soller kon ik
ik het niet doen.
z/Nacht, portier
z/Nacht, mijnheer
z/Verder, koetsier, naar de Kalverstraat." Of-
schoon ik slechts twee hotels had aangewezen,
bleef de koetsier bij alle stilstaan. En bij alle
ving ik bot.
//Mijnheer Zola?"
z/Ja, Zola de beroemde schrijver. Je zult
't toch wel weten als je dien onder je dak hebt."
Maar het was neen en het bleef neen. In de
Doelenstraat zijn drie groote hotels op een rist.
Dat was een piece de resistance. Er hingen
zwarte borden in de corridors, waarop namen
stonden van vreemde logeergasten. Er lagen
deftige boeken op lezenaars aan den muur, waarin
ik vergeefs de krachtige handteekening van den
krachtigen verdediger van Dreyfus trachtte te
zoeken. Ik heb zelfs den grooten man een
oogenblik verdacht van zich voor het incognito
te verbergen achter een pseudo. Doch de laatste
Parijzer trein had geen reizigers aangebracht, noch
incognito noch met open vizier.
Verder verder koetsier Rrrrrrtdoor den
nacht. Waar is Zola De Journal zegt in Lu-
zern, onze Rotterdamsche correspondent zegt in
Amsterdam of in Den Haag. Och wat Den
Haag in Amsterdam zal hij zitten.
//Mijnheer, moet u hier ook wezen Het
rijtuig stond stil. Een hotel van den derden
rang. Zou hij neen, daar is hij niet.
z/Vooruit koetsier
Een nieuwe portier. Kousen, hemdmouwen,
wilde haren, zware oogleden, slepende stem.
//Mijnheer Zola, zegt u
z/Ja, de groote
z/Neen, die is hier niet, dan zou ik het wel
weten. Ik ken hem te goed
Een slachtoffer voor een interview //U kent
Zola
z/Ik heb portretten van hem gezien."
z/Ik ook," (heel droog).
z/Laten we maar eens in het boek na kijken."
Dit was een voorslag ten goede. Ook hier geen
Zola, wel een ander reiziger uit Parijs, die dus
met hem moest gereisd hebben, volgens het telegram
uit Rotterdam. Maar het was bijna twee uur
en deze heer sliep.
Helaashelaaswaar was Zola Koetsier
breng me breng me en dan naar huis.
Rrrrrr een lange weg, rechtuit, rechtuit. Een
korte draaistil. De portier schokt in zijn
loge op, doet de deur open zonder dat ik behoef
te bell en,
//Mijnheer Zola? Wat een bekende naam
z/Dat dunkt me zoo. Zeg maar of hij hier is
of niet.
z/Neen," hij is hier niet. Maar is u al in het
Amstel Hotel geweest, en in de Bijbel
z/Ik ben overal geweeet
z/En in Victoria p"
z/Ook al."
z/Neen mijnheer, dan is hij niet in de stad.
Dag mijnheer."
Het volkomen met den geachten vorigen spreker
eens zijnde, sloot ik de enquete. De resultaten
staan hierboven.
Waar is Zola In Den Haag of in Luzern
of in Amsterdam
Toch in Amsterdam
Maar waar dan
Een zeldzaam rijke vagebond is dezer dagen
door de Parijsche politie opgepakl. Hij zwierf,
in lompen gekleed, in den omtrek der Halles en
werd naar het politiebureau gebracht. Daar gaf
hij geen antwoord op de vragen, welke men hem
deed, en staarde de beambten als verbijsterd aan.
Men doorzocht zijne zakken, en daar vond men,
tot ieders verbazing, 20,000 francs aan bankpapier
en 800,000 francs aan verschillende effecten.
Waar die man van daan komt en wie hij is
blijft een raadsel. De politie is bezig het te
onderzoeken.
Maar de straatroovers van Parijs, zegt Le Figaro,
zullen het zich nooit vergeven, dat zij zulk een
rijke en gemakkelijke prooi lieten ontsnappen.
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
VAN DE
VAN
Vergadering van Donderdag 21 Juli 1898.
Voorzitter de heer J. A. van Boven.
Aanwezig de heeren Harte, Van IJsselsteijn, De Feijter,
Moes, Wieland, Visser, Van der Hooft, De Koeijer, Grenu,
Van den Hoek en Dees.
Een vacature.
Na opening der vergadering worden gelezen de notulen
der voorgaande, die worden goedgekeurd.
Daarna komt aehtereenvolgens aan de orde
1. Brief Road van State in sake beslissing benoeming Lid
van den Baud.
Naar aanleiding van art. 36 der wet van 21 Dec. 1861
(Staatsblad n°. 129) en van het eerste lid van art. 47 van het
Koninklijk bcsluit van 4 Sept. 1862 (Staatsblad n°. 174)
wordt de Kaad, namens den Vice-President van den Rand
van Slate opgeroepen, om in zake van het beroep, ingesteld
door P. A. van de Velde te Ter Neuzen, tegen het besluit
van Gedep. Staten van Zeeland d.d. 4 Juni j.l. n°. 116,
3e afd., waarbij het besluit van den Raad dier gemeente om
hem als raadslid toe te laten, is vernietigd, nadere memorien
en bewijsstukken, die tot staving van bezwaren of beweringen
noodig worden geacht, voor 28 dezer in te zenden aan den
Raad van State te 's Gravenhage.
De VoorzitterBezwaren zijn er natuurlyk niet in te
zenden; het geldt alleen het door Ged. Staten genomen besluit.
Ik zou niet weten wht er moest worden gezonden. Waar
om antwoord gevraagd wordt zou dus kunnen geschreven
worden dat de Raad niets meer wenscht in te zenden.
De heer Van IJsselsteijn en daaraan toe te voegen dat
de Raad bij zijn gevoelen blijft.
De heer Moes is het met dit laatste niet eens, want de
Raad heeft zich bij de beschikking van Ged. Staten neder-
gelegd. Hij zou er zich dus buiten willen houden.
De heer Van den Hoek en andere heeren verklaren het
daarmee niet eens te zijn.
De heer Van IJsselsteijn merkt op dat de Raad in dat
besluit berustte omdat hij er de voorkeur aan gaf dat hooger
beroep van particulier initiatief uilging.
De heer Van den Hoek zou wenschen te verklaren dat de
Raad bij zijn gevoel persisteert.
De heer Van der Moer komt ter vergadering.
De heer Van IJsselsteijn stelt voor om te persisteeren bij
het besluit waarbij de heer Van de Velde is toegelaten en
te kennen te geven dat de Raad niets meer heeft in 't midden
te brengen.
De heer Dees verklaart dat Van de Velde billijkheidshalve
moest toegelaten worden. Het zou onbillijk zijn als deze
geen raadslid werd.
De heer Van der Moer: De heer Van de Velde is in
ieder geval eerlijk gekozen.
Z. h. s. stemming wordt besloten overeenkomstig het voor-
stel van den heer Van IJsselsteijn.
2. Adres W. Verlinde, bestrating voor diens woning.
Adressant deelt mede zijn woonhuis in de Vlooswijkstraat,
wijk F no. 35 te hebben ingericht voor winkelhuisdat de
weg daarvoor evenwel niet verhard is, wat bij regenachtig
weer modder veroorzaakt, en voor een winkel nadeelig is.
Met het oog daarop verzoekt hij dat gedeelte van den open-
baren weg van wege de gemeente te willen bestraten.
De Voorzitter deelt mede den toestand ter plaatse te
hebben onderzocht. Aan den anderen kant van de straat was
het vroeger ook niet verhard, maar daar hebben de menschen
het zelf met klinkers bestraat.
De heer Van der Moer: Dat is wel mooi van die men
schen, dat moesten er maar meer doen.
De heer Van den Hoek: Verleden jaar is besloten om
den grond bij de woning van Moggre te bestraten, indien
deze aan den steilen kant een hekje plaatst. Nu heeft de
Voorzitter het idee dat 't bij Verlinde niet zou moeten
geschieden maar waarom bij Verlinde niet en bij Moggre wel
De heer Van der Moer: We hebben toch nog niet
gehoord dat de Voorzitter voorstelt afwijzend op het adres
te beschikken.
De VoorzitterDat heb ik ook nog niet voorgesteld.
De heer Van den Hoek: Ja, maar ik heb deze week al
de meening van den Voorzitter over deze zaak gehoord.
De heer Van IJsselsteijn was van meening dat Burg, en
Weth. besloten hadden voor te steilen tot bestrating over te
gaan.
De heer Van den Hoek herinnert reeds verleden jaar, toen
de bestrating bij Moggre werd besproken, op het thans
bedoelde terrein te hebben gewezen, en te hebben voorgesteld,
wanneer men bij Moggre bestraatte, dat er ook bij te nemen,
daar het een gelijk geval betrof en men aan den een niet
moet weigeren wat men aan een ander geeft.
Ook andere leden stem men daarmede in.
De heer Van der Moer: Al was het dat men maar een
pad legde van de straat naar den winkel.
De heer De Feijter: Slijk voor een winkel is niet aan te
bevelen.
De heer Van IJsselsteijn Daarom stelt het Dag. Best,
ook voor om te bestraten. Stelt u het maar voor, mijnheer
de Voorzitter.
Nadat nog eenige bespreking is gehouden over de vraag
hoe het gemaakt zal worden, wordt z. h. s. besloten dat
Burg, en Weth. in overleg met de Commissie van Fabricage
naar goedvinden in de bestrating zullen voorzien en dat dan
ook de bestrating bij Moggre kan worden gemaakt, echter
niet dan nadat deze het ijzeren hek aan den steilen kant
heeft geplaatst. Aan deze voorwaarde moet worden voldaan,
daar het voor iemand die er niet bekend is, in de duisternis
gavaarlijk zou kunnen worden.
De heer De Feijter heeft godurende de discussie over die
grond den aldaar liggenden april reeds ter sprake gebracht.
Reeds lang geleden werd tot verbetering besloten, maar het
werk bleef onuitgevoerd. Er is toen eens over gesproken
om den april met macadam te beleggen zou men dat nu
niet kunnen doen 1 Dan kon de naastliggende grond met
de uitkomende keien bestraat worden.
De heeren Wieland, Visser en Van den Hoek achten het
leggen van macadam aldaar niet gewenschtbij droogte geeft
het stof, en bij nat weer slijk. In de kom is zulks niet aan
te raden.
De heeren De Feijter, Moes en De Koeijer zijn de meening
toegedaan, dat men, wanneer de macadamweg goed gelegd is,
er geen last van hebben zal.
De heer Van den HoekHet plan is om den april met
greskeien te bestraten en deze vlakker te leggen. Al een
jaar of vier is er een post voor op de begrooting uitgetrokken.
De heer MoesVoor de verbetering van de Noordstraat
stond er nu ook een post op de begrooting, maar er komt
dit jaar niets van.
De heer Van der MoerMen moet ook maar eerst geld
hebben.
De heer WielandHet stond op de begrooting, dus dan
is er toch geld voor.
De heer Van der MoerJa, maar dat moet dan weer
voor andere, meer noodige doeleinden gebruikt worden.
3. Brieven Ged. Staten betrekkeligk af' en overschrijving
en beschikken onvoorziene uitgaven begrooting 1897.
Van Ged. Staten is bericht ontvangen dat zij niet meer kunnen
beslissen over genoemde besluiten, genomen in de vorige
raadszitting, daar die nil den wettelijk voorgeschreven termijn
bij hen zijn ingekomen, waarom die besluiten worden terug-
De heer Van der MoerHoe komt het dat de besluiten
niet binnen den bepaalden termijn zijn ingezonden
De Voorzitter: We moesten op sukken wachten o. a. op
een afrekening ten bedrage van f 230.
De heer Van IJsselsteijn dit nader toelichtende verklaart
dat de staat van meer of minder werk pas den 28 of 29
Juli is afgehandeld. Op 30 Juni is den uitersten termijn
dat besluiten tot af- en overschrijving bij Ged. Staten kunnen
worden ingediend, doch het kwam dien dag pas bij den Raad
in. De onderhavigo posten moeten nu op de begrooting van
1898 worden gebracht.
De heer Dees deelt mede dat Vermenlen van Sluiskil hem
heeft verklaard dat hij zijn vordering tot Jan. 1897 heeft
betaald gekregen, maar dat hij voor den termijn van Jan.
tot Juni '97 niet is betaald.
De heer Van den Hoek Van Vermeulen hebben wij geen
rekening gezien.
De heer Van IJsselsteijn bevestigt dater is van Vermeulen
geen rekening ingekomen.
De heer Dees blijft er bij dat Vermeulen hem pertinent
verklaard heeft dat de rekening was ingezonden.
De heer Van den Hoek oppert het denkbeeld dat de reke
ning misschien al in het vorige jaar is ontvangener waren
er meer die niet meer zijn te vinden.
De heer Dees Zoodat het toch nog betaald moet worden.
De heer Van der Moer: Ja, als het maar kan, want dat
is nu ook weer verjaard.
De heer Van den Hoek herhaalt nog dat, wanneer er van
Vermeulen eene rekening geweest is, deze al in 't vorig jaar
moet zijn ingezonden, daar al de vorderingen die door de
Commissie van Fabrikage zijn onderzocht, betaald zijn. Waar
er een niet op te helderen verschil bleek is dit door de
Commissie in het voordeel der aannemers toegegeven.
De heer Van der MoerOm zulke zaken onmogelijk te
maken moest er, zooals ik reeds vroeger heb aangegeven,
een beambte op het stadhuis belast worden met het afgeven
van een rec;u.
De heer Van IJsselsteijn: Daarvoor is feitelijk aangewezen
de secretaris.
De heer WielandWe moeten maar niet terugkomen op
toestanden van vroeger, maar nieuwe maatregelen treffen,
opdat er nu goed voor gezorgd wordt.
De heer Van den Hoek stelt voor om het in de instructie
van den secretaris in te lasschen.
De heer Van IJsselsteijn vindt dit ook goed.
De heer Wieland vraagt ook of niet gezorgd zou kunnen
worden dat, wanneer den tijd van het onderhond voor een
aannemer verstreken is, er dan dadelijk een anderen aan-
nemer optreedt.
De heer Van den Hoek verklaart daar vroeger ook al eens
op aangedrongen te hebben, terwijl de heer Van IJsselsteijn
ook als zijne meening te kennen geeft dat de aanbestedingen
in December zouden moeten plaats hebben.
De heer Wieland zou dat dan nu ook willen veranderd
zien, dan krijgen we een geheel anderen toestand.
De heer Van den Hoek 't Is maar de vraag of aanbesteed
kan worden voor de begrooting is goedgekeurd.
De heer Van der Moer: Ja, en dat geschiedt ook altijd
op het nippertje aan, dat behandelen der begrooting.
De heer Van den Hoek: Wanneer echter later op de be
grooting beslist wordt mag men toch voor de helft over de
gewone posten beschikken, men zou dan alleen het onder-
houd kunnen aanbesteden en later van de vernieuwingen een
ander bestek maken.
Alsnu brengt de Voorzitter in omvraag het voorstel om
aan de instructie van den secretaris toe te voegen dat hij alle
ingekomen rekeningen moet boeken en een hewijs van ont-
vangst daarvan afgeven.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
41. Adres K. de Smidt, omtrent heffing erfpachtsrechten.
Adressant komt op tegen de heffing van een erfpachtsrecht
door de gemeente van den grond waarop zijn huis staat in
de Lange Kerkstraat, ter grootte van 1 are 44 centiaren.
Daarvoor wordt gevorderd een recht van 32J cent per jaar,
dat nog steeds is betaald, zonder dat bijkt waarop de gemeente
haar recht tot heffing grond. Tot voor ongeveer 30 jaren was
het daar een tuin, waarop nu ook de huizen staan van D. van
Tatenhove, wed. A. J. Valk, G. J. Schoonakker en J. Scheele,
die geen erfpacht betalen. Ten bewijze dat het eigen grond
is kan ook dienen, dat in 1838 door het gemeentebestuur
aan den toenmaligen eigenaar van den tuin. J. Kamerik, een
brief werd geschreven met de vraag of hij dien grond wou
verkoopen en waaruit dus erkenning blijkt van het door
Kamerik op den grond bezeten recht. Hoewel de betaling
van het jaarlijksche recht niet bezwarend is, wenscht hij
daarvan toch te worden ontslagen, daar dit den schijn geeft,
dat de gemeente rechten op den grond bezit.
De heer Van der Moer verklaart dit adres zelf voor den
requestant te hebben opgesteld. Reeds voor drie jaar had
hij naar die zaak een onderzoek ingesteld, waarbij hij tot de
conclusie •kwam dat de gemeente geen recht op den grond
had. Thans heeft hij een vernieuwd onderzoek ingesteld en
met den ambtenaar De Vos alles nauwkeurig nagegaan,
waarvan het resullaat is, dat hij in zijne meening is bevestigd.
Hoe men er toe gekomen is om een recht te heffen kan hij
niet begrijpen.
De heer Wieland: Als ik goed hoorde vroeg de gemesnte
aan Kamerik om den grond te koopen
De heer Van der MoerMaar later bleek men ze niet
noodig te hebben. De districts-commandant had toen geschreven
dat het bestuur moest trachten de gemeente uit te breiden.
Daarvoor is toen een teekening gemaakt waarin ook die tuin
viel, maar later heeft men het anders gedaan. Toen is even
wel het eigendomsrecht van Kamerik erkend. En nu zou
men wel kunnen beweren dat tengevolge van de reeds lang-
durende heffing van een recht de gemeente door verjaring dat
recht verkregen heeft. maar
De heer Van IJsselsteijn: Het is nog niet verjaard; het
is nog geen 30 jaar daarvoor ontbreekt er nog een maand
aan.
De Voorzitter zegt een lijst te hebben van al de personen
die zonder bedenking de voor dien grond gevorderde som
betaald hebben. Dat is toch nog al opmerkelijk.
De heer Van der Moer merkt op dat ze dan wellicht niet
beter geweten hebben, terwijl verschillende leden er aan toe-
voegen dat daaruit nog van geen recht der gemeente blijkt.
Daarnaar, door den heer Wieland gevraagd, zegt de heer
Van der Hooft dat hij indertijd om in dien tuin een huisje
te bouwen bij de gemeente voor den grond moest aankloppen,
De heer Van der Moer vertoont de kaart waarvan hij zoo-
even sprak en deelt verder mede dat de zaak ook blijkt uit de
notulen van den gemeenteraad van 1837 en '38 en dat er
verschillende brieven over geschreven zijn, die in het archief
berustenalleen een afschrift van den door hem bedoelden
brief is er niet in te vindenhij kent die evenwel daar het
origineel in zijn bezit is.
De Voozitter wil wel toegeven als de grond werkelijk
aan De Smidt behoort, maar er dient toch ook te worden
nagegaan of de gemeente geen rechten op den grond kan
doen geldenwaar het bestuur voor de rechten der gemeente
moet opkomen, dient alles nauwkeurig te worden nagegaan
en zoo noodig de rechten der gemeente te worden gehandhaafd.
Op voorstel van den heer Visser wordt besloten de
stukken ter inzage te leggen en het adres aan te houden.
Dan kunnen de leden ieder voor zich ook een onderzoek
instellen.
i». Ingekomen stukken.
a. Van de commissie voor de inrichting en uitvoering
van het Kroningsfeest te Ter Neuzen is het navolgende schrijven
ontvangen
Op het bij uwe missive van 12 dezer in afschrift medege-
deelde besluit van den Raad dezer gemeente van 30 Juni 11.,
hebben wij de eer te berichten dat in onze vergadering van
12 dezer, besloten is om de bij ons ontvangen gelden voor de
schoolkinderen, aan de commissie uit den Raad niet af te geven,
in de eerste plaats omdat wij ons verplicht rekenen aan het
in ons gestelde vertrouwen te moeten gevolg geven en vervol-
gens omdat wij voor hun deelnemen aan den optocht en het
uitvoeren der kindercantate, aanzienlijk meer uitgaven te doen
hebben dan speciaal voor de schoolkinderen ontvangen is.
De heer Van den Hoek: Nu zullen wij een nieuw besluit
moeten nemen, want nu aan de voorwaarde door ons gesteld
niet wordt voldaan, is ons besluit vervallen.
De Voorzitter heeft eerst het geven der subsidie van f 500
verdedigdhij heeft met verschillende personen er over ge
sproken en dan waren velen er tegen. Wat hem betreft is
hij ook van gevoelen veranderd want hij heeft zich de vraag
gesteldkunnen we het wel geven Hij is daar bang voor.
De buitengewone subsidie die de gemeente van het rijk voor
't onderwijs ontvangt is reeds veel verminderd, waar de jaar
lijksche rijksuitkeering is verhoogd. Hij vreest echter dat er
opmerkingen over gemaakt zullen worden dat de gemeente, die
zelf subsidie krijgt f 500 aan het feest subsidieert.
De heer De Feijter: Als 'tgeld aan de commissie is
gegeven en ze willen 't niet teruggeven maar zeggen«we
doen 'tzelf," dan zijn de leden in hun voile recht.
De heer Van den HoekZe zeggen dat ze die gelden
voor 't uitvoeren der kindercantate enz. toch al kwijt zijn.
De heer Dees is van meening dat de commissie den ver-
keerden weg heeft ingeslagen. Als men voor de kinderen
en de armen was begonnen, als men te kennen gegeven
had dat dit hoofddoel was, en men was daar voor gekomen
voordat 't raadsbesluit gevallen was, dan waren ik en een
ander royaler geweest.
De heer Visser stelt daar tegenover dat weer anderen
gezegd hebben dat ze meer zouden geven als de Raad was
voorgegaan.
De heer Van der Moer kan niet begrijpen hoe men in
zulke zaken steuu van den Raad verlangen kan. Men schijnt
van idee te zijn dat de Raad die zaken moet steunen. Als
enkele personen plan maken om feest te vieren komt men
maar aankloppen bij de gemeente. Ik weet niet hoe men
het durft.
De heer Wieland: Wat de Voorzitter zooeven opmerkte
heb ik de vorige vergaderinu ook gezegd. Ik meen gelezen
te hebben van een noodlijdende gemeente, waar de gelden
voor 't feest geweigerd waren. Zju het niet kunnen dat ik
dat gelezen had
De heer Van der Moer: Dat is zeer goed mogelijk.
De heer Wieland Het maakt ook een verkeerden indruk,
als men zelf wat moet krijgen en het dan aan een ander
weggeeft. Dat is net als een bedelaar op een fiets. Als er