Gemeenteraad van Zaamslag.
De Vooraitter gelooft niet dat de toestand daar aoo slecht
is, wat de heer Grenu kan veraekeren dat wM het geval is
en naar aanleiding waarvan andere leden verklaren ook de
meening te zijn toegedaan dat het daar eerst aou moeten
worden verbeterd.
Wordt mededceling gedaan van een adres van bewoners
van Sluiskil, bovattende eene reclame over de toepasiing der
bouwverordening door dan fugeerenden bouwmeester*
De Vooraitter zegt dat dit adres, ofschoon gericht aan den
Raad bij Burg, en Weth. behoort.
De heer DeesDe kwestie is eigenlijk deae. Vroeger
werden, tijdens de heer Bertel bouwmeester was, te Sluiskil
woningen gebouwd van 3 meter onder de borstplaat, terwijl
voor de huisjes die men thans wil bouwen door den tegen-
woordigen bouwmeester op grond van de verordening ge-
Torderd wordt eene hoogte van 8,30 M.; de menschen aijn
dus nu verplicht om een borstwering van 80 c. M. op hunne
woningen te zetten, wat toor hun geheel doelloos is.
Ik meende ook, dat bij de vaststelling der verordening op
voorstel van den heer Da Koeijer eane bepaling was gemaakt,
dat buiten de kom met een hoogte van 3 M. kon worden
volstaan.
De heer Van den HoekTe Sluiskil is het ook kom.
Enkele leden zijn van meening dat met «de kom" alleen
bedoeld kan zyn de hoofdkom, terwyl bij onderaoekblykt dat
in het daarop betrekking hebbende art. 26 der bouwverorde
ning niet van in of buiten de kom gesproken wordt.
De heer Dees: Er is nog wat. De laatste huizen aijn
alien van 3 Meter; de heer Bertel keurde die plannen goed.
Nu is diens plichtbesef genoeg bekend, dan dat men aou
mogen vermoeden dat deze iets zou hebbeu toegestaan wat
niet was overeenkomstig de verordening. De vraug is dus
nu om het zoo in te ricbten, dat de menschen niet behoeven
af te hangen ran de willekeur van den bouwmeester, maar
dat de verordening hen een waarborg biedt dat niet meer
van hen kan geeischt worden dan waartoe xlj verplicht zijn.
De heer Van der Moer: De uitvocring eener verordening,
vooral die eener strafverordening, mag in het geheel niet aan
de willekeur van een ambtenaar worden overgelaten.
Aan den heer Dees wordt verzekcrd dat de verordening
eene hoogte van 3,30 M. vordert,
De heer DeesZood&t dus alles wat die hoogte niet heeft
niet is volgens de verordening en de menschen verplicht zijn
30 c. M. borstwering meer op hun huis te setten. Ik vind
dat nog al bezwarend en vermeen dat voor buiten de kom
3 M., voldoende is.
De heer Van der Moer: Men mag niet vergeten dat
Sluiskil ook nog kan uitbreiden (wat eenige leden in een ver
verschiet nog niet in ruime mate zeggen te verwachten) en
dan aou men later spijt kunnen hebben dat een of ander
niet behoorlijk was uitgevoerd.
De heer Van den Iloek gelooft dat, moest tegenwoordig
nog een bouwverordening gemaakt worden, men niet aou
volstaan met een regenbak van 1£ M3. voor te schrijven, men
zou dan wel 4 Meter vorderen, opdat de menschen nooit
zonder water zou den zijn. Nu probeeren de verhuurders maar
om zoo goedkoop mogelijk te bouwen, teneinde zooveel moge-
lijk voordeel te behalen. Spreker rekent uit wat die 30 c. M.
hoogte van zoo'n huisje kan kosten en komt tot de conclusie
dat dit slechts f 18 aan metselwcrk verschil kan uitmaken,
wat hij op de geheele kosten van een huis ofschoon
erkennende dat iedere gulden er £en is niet bezwarend
acht.
De heer Dees Zeker, acker was het wenscheiyk dat ieder
in een villa kon wonen.
Do heer Visser begrijpfc niet dat de heer Bertel indertljd
heeft toegestemd om lager te bouwen.
De heer Wieland Hij zal wel rekening met de omstandig-
heden hebben gehouden. Deze man is maar tijdelijk en komt
nu met de verordening in de hand. Ik zou het echter maar
't best achten om met de daar reeds staande huisjes in den
lijn roort te bouwen. Dat staat toch reel netter. Burg, en
Weth. moeten het maar eens onderxoeken en kunnen er
misschien wel wat aan doen.
De heer De Koeijer verklaart dat het nette huisjes a^jn,
waarop de heer Van der Moer xegt dat ae toch niet aan de
verordening voldoen.
e. Van Ged. Staten is ontvangan de ligger der wegen en
voetpaden met de kaart en het bewijs van vaststelling.
f. Eenige provinciale en staatsbladen worden voor de leden
ter leaing gelcgd.
jg. De voorstellen tot het verleenen eener gratificatie aan
de politie en de lantaarnopslekers, waarover in een vorige
zitting de stemmen staakten, wordt aaugehouden.
6. Omwraay.
a. De heer Van der Moer ve9tigt nogmaals de aandacht
op den modderigen toestand der poortende toegangswegen
tot de plaati in onderhoud by de genie. Hy stelt voor <len
Minister van oorlog te verzoeken daarin vooraiening aan te
brengen en mocht deae ongenegen z'yn dan maar liever te
vragen of de gemeente aelf voor 't schoonmaktn mag aorgen.
Besloten wordt den Vooraitter op te dragen daarover met
den kapitein-eerstaanwezer.d ingenieur der genie te sprAen,
waarvan men meer resulteat verwacht.
1>. De heer Van der Moer vraagt of het niet mogelijk aou
ziju om meer vaitheid te krygen omtrent de clagen waarop de
Raad vergadert, b v. vast te vergaderen om de 3 weken, opdat
de leden zich daaruaar kunnen regelen. Vsrder aeht hij het
ook wenscheiyk dat het kohier van den hoofdelijken omslag
in het vervolg vroeger wordt vastgesteld, daar men nu bij het
ontvangen van het aanslagbiljet dadelijk een groot ded moet
betalen. Over het Rijk wordt deswege geklaagd, maar de
gemeente maakt er zich ook aau schuldig.
Door verschillende leden wordt de wenschelijkheid om daarin
te voorzien toegestemd.
c. De heer Grenu zou, wegens het steeds grooter wordend
aantal huwelijken en de dikwijls laugdurende raadsvergaderingen,
deze in plaats van op Donderdag op Dinsdag willen belegd zien.
De Raad is het dnarmede niet eens, de eenmaal aangenomen
Donderdag het geschiktst achtend.
•1. De heer Van den Hoek heeft gehoord dat er zeerveel
aanvrogen zijn voor plaatsing van kinderen op school C. Is
dit het gevnl, dan xou hy wenschen, mocht er plaats te kort
komen voor kinderen van die zijde der gemeente, dat de daar
reeds schoolgaande kinderen uit andere deelen der gemeente
van die school werden weggenomen en geplaatst op de scholen
A en B, om te voorkomen dat kinderen van Java enz. op
laatstgenoemde scholen moeten worden geplaatst.
Vanwege het Dag. Best, wordt verklaard, dat daarroor zoovee
mogelyk wordt gezorgd.
e. Wordt besproken de wenschelykheid om gedurende
raadszittingrn de Kersstraat voor voertuigen af te sluiten, daar
het rumoer der wagens meermalen belet het gesprokene te
verstaan.
Daarna wordt de vergadering gesloten.
Zitting Tan Dinsdag 22 Maart 1898.
Voorzitter de heer J. Barendregt Az., burgemeester.
Tegenwoordig alle leden en de secretaris.
De Voorzitter opent de vergadering.
De notulen ran het verhandelde in de vorige vergadering
worden onveranderd vastgesteld.
1. Nadat de Vooraitter had medegedeeld dat de zaak
betreffende het verbreken van het kettinganker, verbindande
den toren met het bestaande kerkgebouw, door Burg, en Weth.
met Kerkvoogden en Notabelen is afgehandeld en dat deze
de voorwaarden door den Raad gesteld hebben aangenomen,
geschiedt mededeeling van de navolgende ingekomen stukken
a. van dp afwyzeude beschikkingen van Ged. Staten, op
de adresien van de wed. C. de Kruker en P. J. Michielsen,
F. de Putter, Anth. Dekker c. en D. Dekker Sr., tot
afvoering van voetpaden van den ligger der wegen en voet
paden dozer gemeento
b. van een koninklijk besluit, vaststelling der jaarwedden
van den burgemeester en den secretaris op 730
e. van een brief van D. R. de Hondt, mededeeling dat hij
zijne benoeming als klokkenist aanneemt, en dankbetuiging
aan alien die daartoe hebben medegewerkt
d. van een brief van Ged. Staten, goedkeuring van het
raadsbesluit van 28 Januari j.l. tot beschikking over den post
van onvoorxiene uitgaven der begrooting voor 1898;
e. van een brief van hetzelfde college, goedkeuring van het
kohier der schoolgelden voor 1898;
van een koninklijk besluit, goedkeuring der heffing van
haven- en kaaigelden tot 1 Januari 1900.
De stukken vermeld sub af aangenomen voor kennisgeving.
g. Van een brief van het algemeen burgerlijk armbestuur,
inzending ter goedkeuring van de rekening der ontvangsten
en nitgaven hunner instelling over 1897;
h. van de rekening van de commissie belast geweest met
de inzameling en uitdeeling der nieuwjaarsgiften in den
winter 1897/8.
Goedgekenrd.
Van een beschikking van den Minister van Binnen-
landsche zaken, te veel genoten Ryksbydrags in de kosten
van het lager onderwijs over 1896;
j. van een beschikking van denzelfden, bepaling van de
Rijksbydrage van het over 1898 by voorschot aan de gemeente
uit te keeren bedrag, ingevolge art. 45 der wet op het lager
onderwije
A. van de door Ged. Staten vastgestelde opgaaf, betreffende
de Ryksuitkeering ingevolge art. 5 van het kon. besluit van
29 December 1897 (Staatsblad no. 269). Hat bad rag per
inwoner uit te kaeran bedraagt 1,69.
De stukken vermeld sub ik aangenomen voor kennisgeving.
1. van een verzoek von den havenmeester om verhooging
zijuer joarwedde.
Daar geen der raadsleden er op voorbereid is, wordt be-
sloten dit punt te behandelen in een volgende vergadering.
m. Van een verzoek van den heer P. J. Wortman om een
vernicuwd verlof toe te staan aan den heer E. H. Wortman
in diens betrekking van gemeente-ontvangcr, zulks voor den
Hjd van 6 maandeu, ingaande 1 April a. k.
Het verlof wordt verleend.
n. Van een verzoek van Kerkvoogden en Notabelen der
Ned. Herv. gemeente zlhier, om vergunning tot het maken
van een opening in de zoogenaamde kerkmuur (zuidelyk
gedeelte) geschikt voor bet doorrijden met voertuigen tot het
aanvoeren van de voor hunne nieuwe kerk bastemde materialen.
Nadat de Voorzitter de discussie had geopand deelt de
heer Geelhoedt mede er niets op tegen te hebben het verzoek
toe ta staan, mils de Raad antwoordt dat door het verleenen
der vergunning tot het maken van een opening in deu muur,
de gemeente in geen enkel opzicht, erkent dat die muur
eigendom is van de gemeente, en dat, daar het kerkbestuur
volgens zijn overtuiging mede onderhoudsplichtige is van den
muur, de gemeente toestemming geeft voor het deel dat ze
in den muur heeft.
Dit voorstel wordt met 6 stemmen tegen 1, die van den
heer Riemens aangenomeu.
o. Van een voorstel van de commissie belast met het
onderzoak tot aanleg van een keiweg naar de gemeentelijke
haven aan de Kleine Huissenspolder, om dit jaar nog niet
over te gaan tot het aanleggen van genoemden keiweg.
Overeenkomstig dit voorstel wordt bosloten.
p. Van een tweetal provinciale bladen, veemarkten te St.
Maartensdijk en te Scherpenisse.
Geen bezwaren.
q. Van de op hedan gedane opneming der boeken en kas
by den wd gemeante-ontvanger, waarby een en ander inorde
is bevonden, en waaruit blijkt
1897 en 1898 ontvangsten f 40689,60).
uitgaven 37336,19.
3353,41).
rastant goed slot 1896 1649,79.
In kas 5003,20J.
2. Voorstel om een rechtskundig advies in te winnen, in
zake onderhondsplicht van den steenen muur op het dorps-
plein, waaromtrent in de vorige vergadering te atemmen
staakten.
De heer Geelhoedt stelt voor dit punt voorloopig aan te
houden, daar aan het kerkbestuur vergunning is verleend tot
het uitbreken van dat gedeelte muur waarover de kwestie
liep, spreker zegt dat wellicht het kerkbestuur in dien tus-
schentijd wo! tot nadenken zal komen, en bovandien kan er
nog altyd tot het inwinnen van een rechtskundig advies wor
den orergegaan.
De Voorzitter meent, daar de stemmen in de vorige ver
gadering hieromtrent staakten, men verplicht is tot stemming
over te gaan.
De heer Geelhoedt gelooft dit niet, de gemeentewet toch
spreekt van „een volgende vergadering" doch niet van ,de
volgende vergadering", wat ook de Voorzitter na image van
genoemde wet blijkt.
Met algemeene stemmen wordt daarna overeenkomstig dit
voorstel besloten.
3. Wordt onveranderd vastgeiteld de rskening van ont
vangsten en nitgaven over 1897 van het algemeen burgerlijk
armbestunr met een goed slot van J 180,28)
4. Wordt met algemeene stemmen beuoemd tot onderwyzeres
aau de openbare dorpssohool, de eenige sollicitante, mej. C, J.
van Mensch te Dinteloord.
5. Wordt vastgesteld een wijziging in de instructie van den
havenmeester, hoofdzakelijk betreffende het afstaan van plaatsen
tot het neerleggen van waren en goederen op de kaai.
6. Het kohier van den hoofdelijken omslag voor 1898 wordt
behandeld in een zitting met gesloten deuren.
De vergadering heropend, wordt het met tlgemeeie afemmen
vastgesteld. Aan oorspronkelijke aanslagen bedraagt het
f 4890,62). Deze aanslagen moeten worden verhoogd met
34,956 pet.
7. Adres van den burgemeester aan TI.Mde Koningin om
ontheffing ran de verplichting tot inwoning
De Burgemeester draagt het voorzitterschap over aan den
heer Riemens en verlaat de vergadering.
Het adres van den Burgemeester aau H M. is van dsn
navolgenden inhoud i
Aan Hare Magesteit de Koningin
Ifeduae Regenies van het Koninkrijk.
Urrrouit I
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jb Barendregt Az.,
Burgemeester der gemeente Zaamslag
dat hij ingevolge alinea 2 van art. 74 der Gemeentewet
gnarne verlof tot uitwonen voor een jaar zou willan verkrijgen
redenen waarom hy zich wendt tot Uwe Majestoit met hut
eerbiedig verzoek het U rnogo behagen hem voor eon jaar,
van af 1 Maart a. a., waarop het aan hem vroeger verleende
verlof is verstreken, opnieuw voor een jaar te willen verleenen.
't Welk doende enz.
Lezing geschiedt verder van een voorstel van den Burge
meester tot het bouwen van een bovenkamer op het gemeente
huis, waarop deze dsn zou komeD te wonen, en waarvoor hij
jaerlijks ISO huur zou betalen. Do kosten vaa een en ander
zouden volgens opgaaf vsn den heer Wisse, architekt alhier,
bedragen 2500, wat een betrekkelijke geringe pom is, daar
na tydverloop het dak van het gemeentehuis, dat in ten
tlechten toestand verkeert, toch zal moeten hersteld worden.
Op een vraag van den Voorzitter wat de heeren er van
denk n, zegt de heer Van de Ree dat de meening van den
Burgemeester dus tweeshchtig is, am H. U vraagt hij om
buiten de gemeente te wonen, en aan den Raad doet hij het
voorstel om een verdieping op het gemeentehuis te bouweu,
spreker acht dit geheel met elkanr iu strijd. Bovecdien geeft
hij geen enkele reden op, dan alleen dat het in het belang der
gemeente is, dat bij er niet inwoont, wat ook hij. Van de Ree,
gelooft. Vroeger gaf hij nog op dat er geen woningen te ver
krijgen waren, doch dit is thans het geval ook niet, daar op
het oogenblik geschikte woningen te huur zijn. Spreker heeft
duarom een voorstel geformuleerd, wat hy den Secretaris ver-
zoekt voor te lezen en waaraan door dezen wordt voldaan,
Het is van den navolgenden inhoud
Be gemeenteraad besluit
Aan Gedeputeerde Staten te antwoorden dat in vorige
adressen met het verzoek om uitwoning de heer J. Barendregt Az.
steeds als reden opgaf, dat te Zaamslag voor hem geen ge
schikte woning te verkrijgen wasthans geeft de heer Baren-
dregt deze reden niet op en erkent daardoor dus stilzwijgend
wat de raad steeds aangaf, namclijk dat geschikte woningen
voor den Burgemeester verkrijgbaar waren, en dat deze thans
ook weder te huur zijn.
l)e eenige reden, die de heer Barendregt thans opgeoft, is
volgens zijn adres aan H. M. de Koningin te vinden in alinea
2 van art. 74 der gemeentewet, dus dat het niet in de ge
meente Zaamslag wonen van den heer Barendregt zou zijn
in het belang dier gemeente, dat wil zeggen dat het in de
gemeente Zaamslag wonen van den heer Barendregt zou zyn
•chadelijk voor do belangen dier gemeente.
Waar de heer Barendregt in zijn adres aan H. M. de Koningin
zelf erkent, dat door zyn aanwezigheid in de gemeente de
belangen der gemeente geschaad worden, met andere woorden
waar de heer Barendregt zelf per adres aan H. M. de Koningin
meldt dat zijn Bnrgemeesterschap der gemeente Zaamslag
strijdt met de belangen dier gemeente, onderschrijft de raad
dier gemeunte dit gevoelen volkomen.
Anders is het echter waar de heer Barendregt meent, dat
het daarom wenschelijk is dat hij buiten de gemeente woont.
Hoewel het schadelijk is voor de gemeente Zaamslag dat
de heer Barendregt Burgemeester dier gemeente is, is het
toch in het belang dier gemeente in het algemeen un in dat
der gemeentenaren in het bijzonder dringpnd noodig dat het
hoofd van het gemeentebestuur in de gemeente woont.
Meerdere malen is toch reeds geblcken dat de gemeente
en du ingezetenen schade leden door het niet in de gemeente
wonen van den Burgemeester.
Om deze redenen verzoekt de raad uw college niet te
willen medewerken tot het toestaan van het verzoek van den
Burgemeester vervat in zijn schrijven d.d. 15 Februari 1898
aan H. M. de Koningin.
Dit voorstel wordt daarna met algemeene stemmen aan
genomen.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering
gesloten.