BIJVOEGSEL Ter Neuzeivsche Courant Donderdag 24 Maart 4898. No. 3591. Gemeenteraad van Ter Neuzen. VAN DK VAN Zitting van Maandag 21 Maart 1898. (V E R V 0 L G.) 1. Wijziging begrooting 1898. Nadat zijn voorgelezen de gewisselde stukken over de door Ged. Staten verlangde wijziging der begrooting stelt de Voorzitter namens het Dag. Best, voor overeenkomstig het verlangen van Ged. Staten te handelen en den hoofdelijken omslag uit te trekken op f 18,000. De heer Van den Hoek vraagt of het niet noodig zou zijn dat eerst dit kohier werd vastgesteld, daar dit nog niet is geschied. Het gaat z. i. niet aan om eerst de hoofdelijken omslag op f 18,000 uit te trekken en later met een rekening van een lager cijfer aan te komen volgens de courant ten- minste besomt het kohier maar f 17,888. Dat zou niet kloppen. De Voorzitter zegt dat eerst de begrooting dient afgehan- deld te worden, waaraan de heer Van der Moer nog toevoegt dat daartegen geen bezwaar kan bestaau, daar het eerste cijfer in de begrooting reeds was uitgetrokken zonder dat iets van de uitkomsten van het op te niaken kohier bekend was, wat trouwens ieder jaar geschiedt. Wat het eenigszins lagere totaalcijfer van het kohier betreft merkt de Voorzitter op dat dit geen bezwaar kan opleveren om den post op f 18,000 uit te trekken, daar met inbegrip van het suppletoir kohier die som zeker zal worden bereikt, De heer Van den Hoek Dat bewijs moet nog geleverd worden. Het is ook mogelijk dat die f 112 niet wordt ge- liaald over een paar jaar hadden we een suppletoir kohier van slechts f 92, terwijl, wordt er door vestiging wat ontvangen, ook door vertrek kan moeten worden afgeschreven. Voor- deeltjes zooals verleden jaar, dat er op het suppletoir kohier een aanslag van f 615 voorkomt, heeft men niet alle dag. Besloten wordt den post hoofdelijken omslag uit te trekken op f 18,000. f De Voorzitter stelt nu voor den postuitkeering door het rijk krachtens de' wet van 24 Mei 1897, overeenkomstig de mededeeling van Ged. Staten te ramen op f 12,300. Door den Minister wordt voorloopig minder uitgekeerd, n. 1. f 10,900, doch Ged. Staten schrijven dat de post veilig op de door hen genoemde som kan worden uitgetrokken. De heer Van den HoekMaar wie zal ons dat betalen als we het eens niet krijgen? Volgens de berekening van den Minister krijgen we 1400 minder dan Ged. Staten besommen. De VoorzitterDe uitkeering van den Minister is voor 1898 ook nog maar voorloopig, volgens Ged. Staten ver- moedelijk berekend naar uitkomsten van 1895. De heer Van den Hoek meent dat, waar door het ee- meentebestuur aan Ged. Staten naar de oorzaak van het verschil in de sommen is gevraagd, dat college zich tot den Minister had moeten wenden om een bepaalde verklaring te kunnen geven, terwijl het nu slechts een vermoeden uit. Ilij acht den Minister een hoogere autoriteit dan Ged. Staten en met het oog op de door de laatsten verkregen hoogere uitkomsten hebben zij ook reeds het bedrag der subsidie verminderd en dat is de kwestie waar spreker op neer komt. De heer Wieland beaaml ook, dat men met het oog daarop wat voorzichtig moet zijn. De VoorzitterZe zeggenje kunt de som veilig op f 12,300 ramen, dan moeten we dat toch aannemen. De heer Van den Hoek: Maar als we 'tnu eens niet krijgen, zouden we dan meer subsidie krijgen? Ik kan me bij die voorloopigo woordeu van Ged. Staten niet neerleggen, want waar moeten we het bij een nadeelig verschil vaudaan halen. De Voorzitter wijst nogmaals met nadruk op de woorden van Ged. Staten, dat veilig die som kan worden geraamd; er is buitendien niets aan te doen. Na nog eenige opmerkingen wordt het voorstel van het Dag. Best, om die post uit te trekken op 12,300 aange- nomen z. h. s. Eveneens wordt goedgevonden de te vragen buitengewone subsidie in de kosten van het lager onderwijs uit te trekken op f 2150. De Voorzitter zegt dat in de uitgaven thans ook nog dient geregeld te worden het salaris van de ambtenaren ter secretarie. De heer Van den Hoek vraagt daarover het woord. Naar aanleiding van het in de vergadering van 16 Dec. voorge- vallene is door hem en den heer Wieland een bezwaarschrift ingediend bij Ged. Staten. Zij hebben daarover nog niets gehoord. Heeft ook het Dag. Best, daaromtrent nog niets van het Ged. college ontvangen Hij vraagt nog niet tvelk antwoord is ontvangen, doch het is hem er maar om te doen te weten of hun schrijven al of niet willekeurig behandeld is. De Voorzitter antwoordt dat daarover met Ged. Staten briefwisseling is gevoerd, waaruit blijkt dat nota is genomen van het schrijven der heeren. Hij weet niet of de wethouders er iets tegen hebben de briefwisseling mede te deelen, maar dit is ook aangehouden tot bij de wijziging der begrooting daar het dan van zelf ter sprake moest komen. De heer Wieland weet niet welk bezwaar tegen mededeeling der briefwisseling zou kunnen bestaan. Het is hem maar alleen te doen om te weten wie in 't gelijk is gesteld, opdat de Raad wete of zij op dien weg kan voortgaan. De heeren Harte en Van IJsselsteijn verklaren geen bezwaar te hebben tegen mededeeling der stukken, waaraan de laatsto toevoegt, dat de Raad volkomen in 't gelijk is gesteld. Alsnu wordt lezing gegeven van het schrijven van Burg, en Weth. aan Ged. Staten, naar aanleiding van het door dat college over den brief der raadsleden Wieland en Van den Hoek gevraagde advies. Onder overlegging van uittreksels uit de notulen van den Raad en Burg, en Weth., werd daaraan ook eene memorie toegevoegd, waarin den loop der zaak wordt medegedeeld. By de benoeming van den titularis tot secretaris, bleef op de begrooting 750 staan voor den griffier. In den Raad was evenwel gezegd, dat men wensehte, dat aan een nieuw te benoemen griffier die 760 niet zou worden nitgekeerd en werd f 600 voldoende gevonden. Hoewel geen formeel besluit was genomen, meenden Burg, en Weth., dathetvast- stellen van het salaris voor den nieuw te benoemen ambtenaar op f 600 moest worden geacht door den Raad te zijn af- gehandeld. In het belang van den dienst moest gehandeld worden en werd een ambtenaar benoemddaar nu ieder die benoemd wordt, dient te weten op welk salaris, werd hem f 600 als salaris toegezegd. Nog minder reden achten Burg, en Weth. aanwezig om bezwaar te maken tegen de door hen toegezegdo verhooging aan den tweeden ambtenaar De Vos. Deze is een geschikt, bekwaam en ijverig ambtenaar, en langdurig in dienst der gemeente werkzaam. Door dat hem het werk van den vroegeren griffier was opgedragen had hij er ook op gerekend dat hoogere standpunt te zullen blijven innemen. Zij ver- meenen dat hij eene verhooging ten voile verdient en dat het ook wenschelijk is deze te verleenen in het belang van den dienst, ter voorkoming van het ontstaan van onverschillig- lieid. Er is hem dan ook verhooging toegezegd maar er op gewezen dat er nog geen geld voor was en dit wachten moest op wijziging der begrooting. Zoolang deze niet terug ont vangen was had de toezegging geen beteekenis, daar het geen vorm is om met een voorstel tot wijziging der begrooting te komen, alvorens deze is terug ontvangen. Burg en Weth. alles samenvattende wijzen er ten slotte op dat hoewel geen formeel besluit was genomen zij van meening waren dat het salaris van 600 door den Raad was geregeld en dat de verhooging wel is toegezegd, doch onder opmerking dat deze eerst bij wijziging der begrooting kon geregeld worden. Waar zij eventueel voorstellen daartoe bij den Raad zullen doen, achten zij voor Gedep. Staten geen reden aanwezig om tusschenbeide te komen. In antwoord hierop is van Gedep. Staten terug ontvangen eene missive waarin het college to kennen geeft dat uit de overgelegde notulen niet blijkt dat het salaris van den griffier door den Raad is vastgesteld dat de regeling van de jaarwedden der gemeente-ambtenaren volgens de wet moet geschieden door den Raad, met uit- zondering van die welke door Gedep. Staten moeten worden geregeldonder welke laatste de ambtenaren ter secretarie niet behooren dat mitsdien de vaststelling van het salaris van den griffier door Burg, en Weth. is geschied in strijd met de wet. Door Burg, en Weth. is daarop geantwoordt dat zij, hoewel verzekerd dat hunne handelingen door de omstandigheden gerechtvaardigd worden, krachtig de goede oplossing der kwestie zullen bevorderen. Zij voegden daaraan toe dat de door omstandigheden in het leven geroepen titel van griffier is vervallen en er nu een eersten, tweeden en derden ambte naar ter secretarie is, waarvoor ook een instructie is vast gesteld. De heer Van der Moer: Ik geloof dat de heeren hiermede tevreden kunnen zijn. De heer Van den Hoek kan er zich nief geheel mee te vreden stellen. Hij wil althans naar aanleiding van den brief van Burg, en Weth. aar. Ged. Staten opmerken, dat zij daarin te kennen geven ten voile overtuigd te zijn van de verdiensten van De Vos; dat zij weten dat hij er op gerekend had en het ook verdiende benoemd te worden Zij benoemden hem evenwel niet, maar willen toch verhooging geven. Spreker noemt dat het toppunt van inconsequence. Zeggen dat iemand geschikt is en hem toch passeeren. Ik weet niet zegt spreker waarom het Dag. Best, zoo heeft gehandeld, maar zou haast moeten zeggen, dat het uit haat was, omdat de aanbeveling voor secretaris door den Raad niet is gevolgd, of vriendjespolitiek. Het Dag. Best, velt in den brief zijn eigen vonnis. Ik spreek volstrekt niet uit haat tegen den benoemden Dieleman. maar vind de handeling van het Dag. Best, tegenover de Vos allertreurigst. De heeren Moes en Wieland stemmen daarmede interwijl de laatste daaraan toevoegt, alleen op grond daavvan aan het sehrijvea van den brief te bebben meegewerkt. Hij is nu echter voldaan en vermoedt dat voor het vervolg zulke dingen niet meer zullen voorkomen. De heer Van den Hoek is nog niet voldaan. Hij zou de verhooging voor dit jaar nog niet willen lateu doorgaan, want als dat ook weer wordt goedgekeurd gaat het Dag. Best, er op rekenen en zeggen de Raad keurt ouze besluiten toch goed. De heer Moes is er ook tegen om dit jaar de verhooging te iaten doorgaan. De heer Wieland zegt den heer Van den Hoek ook niet te willen afvallen. De Voorzitter merkt op dat er niets tegen het maken van aanmerkingen is, maar men dient toch de noodige kieschheid in acht te nemen tegenover het Dag. Best, en bedenken dat men van opvatting kan verschillen, zonder dat daar andere bedoelingen achter gezocht moeten worden. De heer Van IJsselsteijn erkent, dat er een schijnbare inconsequentie in de handeling van het Dag. Best, is, maar het had toch zijn reden dat de heer Dieleman werd benoemd, zelfs een zeer goede reden, maar spreker heeft geen plan die hier te gaan zeggen. De heer Wieland en andere leden bespreken dat thans voor De Vos de kans van verhooging voor langen tijd verkeken is en zijn salaris in dien rang niet veel hooger kan komen. Wat de heer Wieland betreft, deze heeft maar een stem, maar als het daarvan afhangt, kan De Vos nog lang op zijn tegenwoordig traktement doorknauwen. De heer Van den Hoek verklaart dat de benoeming ook financieel nadeelig voor de gemeente is. Als De Vos was benoemd had het tractement op f 550 kunnen worden vastge steld als dan in De Vos zijn plaats Koene was De heer Van IJsselsteijn Maar die moet daartoe dan toch eerst bekwaam zijn. Het gaat z<5d maar niet om te zeggen die kan in de plaats komen van die, maar dan moeten ze er toe geschikt zijn. En over die geschiktheid kan alleen het Dag. Best, oordeelen, dat met hen werkt. Ook de heer Harte sluit zich hierbij aan, verklarende dat het niet opgaat om dat nit te rekenen zonder er over te kunnen oordeelen. De heer WielandDe Vos zal het nu toch lang moeten voelen. De heer Van IJsselsteijn: U spreekt steeds van De Vos, maar dat is ook geen professor. Hij bezit wel bekwaam- heden, maar niet in die mate als u zegt. Buitendienwij hadden in dezen het recht van benoemen en hebben het gedaan. De Raad doet dit ook naar haar goeddunken wanneer zij moet benoemen. Laten we daarom elkaar daarover niet hard vallen en de personen buiten de kwestie laten. De heer Wieland zegt ook dat het geen personen-kwestie moet zijn, het loopt over de financieele zijde. De heer Van der Moer: Bij bespreking van tractementen wordt het vanzelf een personen-kwestie. Dan toch moeten de meerdere of mindere verdiensten worden besproken en kunnen de personen er moeilijk buiten worden gehouden, Alsnu wordt in stemming gebracht het voorstel van het Dag. Best om het salaris van den eersten ambtenaar ter secretarie (Dieleman) te bepalen op f 600. Aangenomen met algemeene stemmen. Daarna wordt in stemming gebracht het voorstel van het Dag. Best om het salaris van den tweeden ambtenaar (De Vos) te verhoogen met f 50 en alzoo te brengen op f 500. De Voorzitter zegt dat het hem en het Dag. Best, hooget aangenaam zou zijn, wanneer de Raad die verhooging wilde toestaan, uit overtuiging dat De Vos die verdient. De heer Moes kan daarin nu niet toestemmen het is de schuld van het Dag. Best., dat de positie van De Vos niet beter is. Dit mag kwaad wezen of niet het is toch zoo. De heeren Harte en Van IJsselsteijn verklaren dat ze volstrekt niet kwaad zijn. De heer Van der Moer noemt het een lastig geval. Met 7 tegen 4 stemmen wordt het voorstel van het Dag. Best, aangenomen. Voor stemden de heeren Van der Moer, Grenu, Dees, Harte, Van IJsselsteijn, Visser en De Koeijer; tegen de heeren Van den Iloek, De Feijter, Moes en Wieland. De geheele begrooting waarin al de door Gedep. Staten aangegeven wijzigingen van ondergeschikten aard zijn ge bracht wordt ten slotte mot algemeene stemmen goedgekeurd. 2Adres Hofstede Crull en Willink, concessie electrische verlichting. De heer Van den Hoek rekent uit dat tegen den genoemden prijs de straatverlichting met 130 lantaarns gemiddeld f 1640 zou kosten, dat is een paar honderd gulden meer dan thans. Verschillende leden geven blijk van ingenomenheid met de voorwaarden De Voorzitter wijst op onze petroleumverlichting die goed voldoet. De heer Van den HoekMet uw verlof, mijnheer de Voorzitter die is treurig. De Voorzitter kan dat niet toegeven. Hij herinnert hoe voor 30 jaren alhier ook een aanvrage voor gasverlichting werd gedaan. Dat werd toen zdb mooi voorgesteld en de gemeenten die er toe overgingen hebben er treurige gevolgen van ondervonden. Hulst b. v. is weer tot de petroleum terug- gekeerd. Daar tegenover wordt aangevoerd dat dit een geheel andere zaak washet gaslicht was toen in wording. De heer Van den Hoek gelooft dat het niet teveel gezegd is, wanneer hij beweert dat er van de 130 lantaarns dertig zouden kunnen vervallen wanneer men betere lantaarns had. Dan zou het maar 1265 kosten en dan is het al f 200 goedkooper. De heer Wieland En men kan er op rekenen dat de petroleumverlichting als we die houden jaarlijks een f 100 meer moet gaan kosten. De heer Visser is ook sterk voor invoering eener betere verlichting en men behoeft zich nog tot niets te binden. De details kunnen door eene commissie worden besprokende aanvragers stellen dit voor. Opgemerkt wordt dat zou moeten worden bedongen dat aan partieulicren tegen denzelfden prijs als aan de gemeente moet worden geleverd. De heer Van IJsselsteijn: De prijs voor particulieren is altijd dnurder. De heer Harte gelooft dat de nieuwste vindingen wel in toepassing zullen worden gebracht en zoo is het te vermoeden dat er ook meters in gebruik zullen worden genomen. Dat is het voordeeligst. De heer Van den HoekMen zou er echter deskundigen over moeten raadplegen, daar wel niemand der raadsleden bevoegd is om hierover advies te geven. De Voorzitter herhaalt dat over 30 jaar door den heer Tetterode uit Amsterdam de voordeelen van het gas zoo mooi werden voorgesteld en dat de uitkomsten niet gunstig waren. De heer Van IJsselsteijn zegt dat de Raad die geschiedenis reeds kent. De heer Wieland herinnert voor een half jaar reeds te hebben gezegd dat we geen gas meer moesten nemen, en dat we die periode zouden voorbijgaan, en volop in.het electrisch licht komen. De Voorzitter waarschuwt dat men er niet te veel van moet verwachten. Hij heeft er met iemand over gesproken die er bepaald over oordeelen kon en deze had verklaard dat het met electrisch licht wel eens voorkomt dat men door een gebrek aan de geleiding plotseling in het duister zit en dat dit bezwaar niet is te voorkomen Zoo iets valt met petroleum- lampen nooit voor. De heer Van IJssolsteijnAls men zoo redeneert zouden we wel tot de moderafeurlampen moeten terugkeeren. De heer Wieland zou de bestaande lantaarns ook willen laten staan, om bij voorkomende omstandigheden zich te kunnen behelpen. Hij heeft het meest zitten luisteren naar het geld dat 't kosten moet en dan is hij verwonderd dat 't zoo voordeelig uitkomt. De heer Moes oppert de vraag of het aantal lantaarns wel met dertig zou kunnen verminderd worden, daar men rekening moet houden met in de straten voorkomende bochten, die dat bezwarend zouden kunnen maken. De heer Van den Hoek noemt de Tholensstraat waar men een 4 tal lantaarns zou kunnen uitwinnen en ook een paar uit de Nieuwstraat. De heer Van der Moer gelooft dat men niet te veel zou mogen verminderen, daar de opgegeven lantaarns slechts eene lichtsterkte hebben van een glasvlam, en die zijn toch zoo erg sterk niet. De heer Van den Hoek: Al verminderen we de lantaarns niet, dan is het nog zoo duur niet; als we een goede ver lichting kunnen krijgen mogen we daar wel een 100 meer voor over hebben, al was het er J 300. De heer Moes en Dees vinden dat wel wat veel, terwijl eerstgenoemde vraagt of er plaatsen bekend zijn waar het electrisch licht is ingevoerd. De heer Van IJsselsteijnIn enkele plaatsen in den Achterhoek. De heer Wieland Daar zou kunnen worden ge'informeerd. De heer Van IJsselsteijnBurg, en Weth. geven daarom in overweging eene commissie te benoemen, die zich door een deskundige kan doen bijstaan, om de zaak te onderzoeken. De VoorzitterAan adressanten zou kunnen gevraagd worden eene opgaaf van plaatsen waar het bestaat. Ik geloof dat het in den omtrek van Dordrecht algemeen is. De heer De Feijter stelt voor eene commissie te benoemen. De heer Wieland vraagt of er bij de genoemde som van f 1400 die de tegenwoordige verlichting kost nog niet wat bij komt? Is daaronder ook begrepen de rekening van den glazenmaker, blikslager, verver enz. De heer Van den Hoek: Neen, dat komt en terecht op de begrooting voor gewoon onderhoud voor; ook levering van nieuwe lantaarns. De heer Wieland vroeg dit alleen om te doen uitkomen dat de verlichting eigenlijk meer kost dan we zelf weten. Dat strekt dus ook tot aanbeveling voor de aanvraag. De heer Moes zou, alvorens concessie te verleenen, eerst de zaak willen onderzoeken, waarmede verschillende leden instemmen, die zich niet willen binden voordat ze met de zaak op de hoogte zijn. De heer Van IJsselsteijn Ze vragen ook een commissie om met hen te onderhandelen. De heer Wieland En geven nu een basis van den prijs, waar hot ons eerst om te doen was. We zijn dus al wat gevorderd. De heer Van der Moer vraagt voor welke inlichtingen men een deskundige noodig heeft. De heer Van IJsselsteijn: B. v. voor den prijs om te onderzoeken of dat de normale prijs is. De heer Van der MoerDat zou ook op andere plaatsen kunnen onderzocht worden. De heer Wieland zou ook van andere plaatsenlnlichtingen willen vragen omtrent hunne ondervinding. Naar aanleiding eener opmerking dat dan mogelijk de inlichtingen elkaar zouden kunnen kruisen. antwoordt hij dat hem dit niets zou bevallen. Wrijving is goed, maar wanneer er 5 antwoorden kwamen en er waren 3 gunstige en 2 ongunstige adviezen, dan zon hij zich bij de minderheid aansluiten. De Voorzitter: We zouden aan de aanvragers om een lijst van plaatsen waar het is kunnen verzoeken. De heer Visser vreest, dat dit tot uitstel zou leiden en wil liever dat de zaak flink doorgezet wordt. Het Dag. Best, zou een onderzoek kunnen instellen. Uitingen van vrees omtrent de resultaten van het electrisch licht worden gemaakt met het oog daarop dat groote plaatsen hunne gasfabrieken houden en zelfs nieuwe bouwen. De heer Van den Hoek vindt dat dit niets bewijst tegen het electrisch licht. Die steden houden zich aan het gas omdat ze 't eenmaal hebben en het geld in de fabrieken zit. Amsterdam b. v. kan zijn gasfabrieken, waar een kapitaal van 18 millioen inzit, toch zoo maar niet op zij zetten. De heer WielandJuist. En wij staan veilig, we kunnen doen wat we willen. De petroleumverlichting zal zeker jaarlijks honderd gulden meer gaan kosten. De tractementen van de lantaarnopstekers zijn pas verhoogd en bedragen per week f 8 en f 4 voor den jongendie wordt echter ook groot zoodat het eindelijk ook 8 moet worden dat is ineens f 200 meer. Ik zie voordeel in de electrische ver lichting. De heer De Feijter handhaaft zijn voorstel om eene com missie te benoemen, terwijl.de heer Visser te kennen geeft er niet aau te hechten of het Dag. Best, dan wel een com missie de zaak onderzoekt. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van den heer De Feijter aangenomen. De heeren Van IJsselsteijn, Visser en Van den Hoek worden uitgenoodigd om de commissie te vormen, welke heeren de opdracht aanvaarden. :t. Adressen overnemen straten. (Zooals reeds gemeld werd van de heeren Walraven e. a. en A. C. N. Grenu). Voorgesteld wordt dit aan te houden. De Voorzitter zegt dat er zoo'n haast niet bij is, het blijft toch 't zelfde, 't is alleen dat de eigenaren er nog een beetje grondbelasting voor moeten betalen. De heer Grenu vindt het toch niet zooals het behoort, de gemeente moet de slraten formeel overnemen. Spreker heeft van den heer Visser een perceel grond voor uitgang in de Tholensstraat moeten koopendat staat nog altijd ten name van genoemden heer. Op de vraag waarom hij dan niet reeds lang met een ver- zoek tot overname gekomen is antwoordt de heer Grenu het reeds meermalen aan den Voorzitter te hebben gevraagd, maar deze stelde het altijd maar uit, onder opgeven dat nog meer straten in aanleg waren en als die waren bebouwd de ovenrame tegelijk kon geschieden. De heer Van der Moer ziet niet in waarom die zaak moet worden uitgesteld. Hij heeft geen bezwaar tegen overname want de gemeente onderhoudt ze nu toch reeds. De heer Van den Hoek is sterk tegen overnemen voor dat de straten in orde zijn. De gemeente heeft voor enkele jaren van de heeren Walraven en Van Boven een cadeautje gehad dat haar vijf k zes honderd gulden gekost heeft, voor zoo'n tweede dankt hyDe rioleering der straten op Java is nog niet in orde en voor dat dit is gemaakt, wil hij van offieieele overname niets weten. Van de straten van den heer Grenu is het bekend dat ze goed in orde gemaakt zijn, dat werk is destijds aanbesteed, en met een dag er eens een man op te zetten voor het maken van putten in de bestrating, voor- namelijk voor de bijzondere school, kan de heer Grenu volstaan. Op Java heeft de gemeente indertijd een voor straat bestemde strook grond cadeau gekregen, echter op voorwaarde dat zij die in orde zou maken. Zulke cadeautjes wil spreker niet meer aanvaarden. De heer Van der Moer: In den Raad is dat toch nooit aangenomen De heer Van den Hoek: Jawel, dat is het; zod dwaas waren ze toen Het spijt den Voorzitter"dat de heer Van den Hoek zoo spreekt. Het is niet kiesch dat deze zegt: Van Boven. Spreker toch heeft zich indertijd in het geheel niet met die kwestie ingelaten. De heeren die toen lid van dan Raad waren kunnen dit weten. De heer Moes: Daarvoor was men slim genoeg. De heeren Wieland en De Koeijer kunnen zich niet her- inneren dat zij indertijd in die kwestie dwaas hebben ge handeld. De heer Van den Hoek zou willen dat eerst de rioleering aan een nauwkeuring onderzoek werd onderworpen. De heer Van IJsselsteijn: Dat moet de Commissie van Fabricage doen. De heer Van den Hoek: Pardon: dat behoort aan Burg, en Weth. en eerst wanneer die het vragen treedt de commissie op, die dit ook voor deze zaak wel zal willen doenover den persoon van spreker althans kan men beschikken. De heer Visser gelooft dat de heer Van den Hoek zich vergist in zijn beweren omtrent het cadeau krijgen van die strook grond. Er was in de voorwaarden, waarop de voor de stichting der school benoodigde grond kon worden ge- kocht, eene bepaling gemaakt, waarbij het accepteeren der strook grond en het in orde brengen verplichtend was gesteld. De Voorzitter herinnert dat toen de bepaling dat de eigenaars van gronden de bestrating enz. moesten aanleggen nog niet bestond, waaraan de heer Van IJsselsteijn toevoegt, dat de eigenaars van bouwgrond vroeger de bestrating van de ge meente kregen, en dat daarmee dan ook de centen zijn verdwenen. Nog wordt de opmerking gemaakt dat de bouwverordening destijds in wording was. De heer VisserHad de Raad die voorwaarde ni«t aan genomen dan had de gemeente de grond voor de school niet kunnen koopen. De heer Van den HoekJa, dat kan je begrijpenze waren blij dat ze er van af waren. De heer MoesIk ben ook van meening dat we ons toen hebben laten beetnemen. De heer Van IJsselsteijn merkt op, dat de bouwmeester heeft gerapporteerd dat de straten in orde waren. De heer Van den Hoek: Wel de bestrating, maar de rioleering niet. Nu men over riolen bezig is wil de heer Van der Moer opmerken dat men bezig is met het schoonmaken van riolen. De menschen zijn gevorderd tot aan bakker Brevet, en ver- telden dat ze uit het schoongemaakte eind 16 karren modder gehaald hadden. Terecht maakton zij z. i. echter de opmer king dat het weinig zou helpen, daar het achterliggende gedeelte bleef zitten en het schoongemaakte eind dus dadelijk weer vol zou zitten. Men zon toch beter bij den oorsprong der riool kunnen beginnen. De riolen moesten ook niet onder de perceelen door leggen en zijn veel te nauw. Naar aanleiding hiervan wordt eenige gedachtenwissaling gehouden, waarbij wordt erkend het door den heer Van der Moer aangevoerde, maar er ook op wordt gewezen dat eane geheele schoonmaak van de riolen of verlegging daarvan een groot kapitaal zou vorderen. Hierna wordt besloten de overname der straten aan te houden, terwijl ook nog werd besproken de wenschelijkheid om bij overname aan die straten namen te geven. •4. Kohier hondenbelasting voor 1898. Dit wordt vastgesteld op een bedrag van f 568,10, met 113 huis-, 12 jacht- en 137 werk- en bandhonden. Ingekomen stukken. a. Een schrijven van Ged. Staten waarbij zij te kennen geven geen bedenking te hebben tegen de wijzigingen van de verordeningen op het lager onderwijs, zooals die aan hun oordeel zijn onderworpen, ook niet tegen de vroeger aange nomen en gehandhaafde wijzigingen, maar zij achten h»t noodig dat de Raad thans neemt een formeel besluit tot wijzi ging, waarin alle veranderingen zijn begrepen. Wat betreft het door den Raad aan hen gezonden protest, over een in het advies van den districts-schoolopziener voor komende zinsnede, die het hoofd van school C raakt, merken Ged. Staten op dat deze zaak niet tot hunne bevoegdheid behoort om daarover te oordeelen en zij overigens de meening zijn toegedaan dat niet mag verondersteld worden dat de schoolopziener zich bij het geven van zijn advies, heeft laten leiden door andere motieven dan de belangen van het onderwijs. Met algemeene stemmen wordt het door Ged. Staten be- doeld besluit aangenomen, waarbij de heer Van der Moer opmerkt dat wat de financieele kwestie betreft nog niet is uitgemaakt of de aangenomen minimum-vergoeding voor het geven van herhalingsonderwijs moet worden betaald bovn de vergoeding per kind; de wet is op dat punt niet duidelijk. hDoor het bedanken van den heer F. Verlinde is van wege het Burgerlijk Armbestuur eene nieuwe voordracht inge- zonden, waarop voorkomen de heeren H. de Kok en G. J. Balkenstein. Met algemeene stemmen wordt tot lid van het college be noemd de heer De Kok. c. Een adres van H. Kaijser, I. Butler, F. van der Peijl en J. Kroon, die onder de aandacht van den Raad brengen, dat zij voor hunne woningen een achteruitgang hebben, uit- komende in de verbindingsstraat van de Tholensstraat met de z. g. Visser-Donzestraat. Deze straat is bij regen steeds in een modderpoel herscliapen, zoodat het bijna niet mogelijk is deze te passeeren. Zij wijzen op dien onhoudbaren toestand en verzoeken daarom dringend in dezen verandering te brengen. Op de vraag aan wie die straat behoort antwoordt de heer Van den lloek dat de gemeente de eene helft moet maken, terwijl de andere helft eigenlijk zou moeten gemaakt worden door den heer Visser en de wed. Donze. De heer A isser verklaart dat dit laatste in geen geval zal geschieden. Hij heeft niet het minste belang bij die straat en zou die veel liever verkoopen. Er is juist ruimte voor een huis. Het is integendeel in het belang van de gemeente, dat er een verbindingsstraat is. Dit wordt door den Voorzitter en verschillende leden erkent en het voorstel geopperd om die straat geheel voor rekening der gemeente in orde te maken, indien de heer Visser de grond aan de gemeente wil afstaan. Deze verklaart zich daartoe bereid. De heer Wieland vindt het nogal mooi om afstand te doen, of vraagt hij zit er soms achter die bereidwillig- heid ook wat? De A oorzitter komt nog terug op de zaak der straten op Java en zegt dat het hem spijt daarin door den heer Van den Hoek vernoemd te zijn, daar hij er zich geheel buiten ge houden heeft en de heer Walraven heel die zaak heeft afge- handeld. De heer Aran den HoekDat is zeer natuurlijk, want u kon hier uw eigen zaak niet bepleiten, maar alvorens te onderhandelen, zal de heer Walraven toch Jwel eerst zijn mede-eigenaren geraadpleegd hebben. De Ar oorzitterNeen, ik heb gezegd handel zooals je wilt. De heer Van] den HoekDat is dan toch slecht admi- mstreeren. !,e °prz'®ter 't Is toeh'.-'zoo het aandeel in de grond is buitendien niet van mij. maar van mijn vrouw. ^?P heer A an den slloekfzegt dat bestrating van de ver bindingsstraat niet veel zou kosten, maar meent dat, wanneer er geld voor bestrating^disponibel is, eerst op Java aan school C verbetering moet worden aangebracht, waarover al drie jaar geleden geklaagd is.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1898 | | pagina 1