BIJVOEGSEL
Ter Keuzensohe Courant
Zaterdig 21 Juli 1897. No. 3487.
Geinengde berichten.
Men schrijft uit Goes
Het mond- en klauwzeer breidt zich in onze
gemeente zoodanig uit, dat er weinig koemelkers
zijn, waar de ziekte niet is of geweest is. In de
laatste dageu kwamen gevallen voor bij gebr. Pijke,
A. Kakebeeke, wed. Westdijk, P. Mange, wed.
Korstanje en J. de Dreu. Bij een landbouwer
te Kloetinge gaf men den kalveren en varkens melk
der zieke dieren ook zij werden aangetast en al het
vee is ziek.
Bij een landbouwer te Kloetinge, waar de koeien
zoo goed als beter waren, beging men de onbe-
dachtzaamheid, het 't eerst door die ziekte aange-
taste dier, dat op het hof graasde, in een tegenover
liggende weide, naar de andere over te brengen.
Daarbij werd de publieke weg gepasseerd en werd
de landbouwer verbaliseerd, omdat de ziekte nog
niet als geweken geconstateerd was. De waarde
van de koe werd op 80 getaxeerd en nu moet
de eigenaar bf de koe afstaan, of die som als
boete betalen.
Te Zandvoort vervoegde zich j. 1. Maandag
een z. g. kwakzalver aan de woning van een
inwoner, voorgevende een middel te bezitten tegen
tering waaraan zooals die persoon zeide, de vrouw
des huizes lijdende was. Door zijn welbespraakt-
heid geloofde de vrouw zijne bewering en kocht
voor de som van 7,75 twee pakjes z. g. kruiden
en een fleschje met een geelachtige vloeistof, welke
te samen gekookt en ingenomen, bepaald genezing
zouden aanbrengen. Yoor zijn vertrek deed hij
nog een gebed om spoedige genezing voor de
zieke (die evenwel in het geheel niet aan tering
lijdende is). De man verdween spoedig. Na
onderzoek is gebleken, dat de geneeskrachtige
kruiden uiets anders zijn dan gedroogde bloemetjes,
blaren en hooi. Deze persoon was gekleed in
een licht grijs pak en licht grijzen hoed.
Van een en ander is proces-verbaal opgemaakt.
Verscheiden onweersbuien zijn in de laatste
dagen boven ons land losgebroken, o. a. Dinsdag-
nacht boven het Gooi en Brabant, en ernstige
ongelukken zijn daarbij aangericht.
Te Barneveld sloeg de bliksem in het station
van den Hollandschen spoorweg en beschadigde
een schoorsteen op het dak en een gedeelte van
het telegraaftoestel.
In de omstreken van Eindhoven bracht de hagel
veel schade toe aan de veld- en tuinvruchten.
Woensdagnacht werden de zoon en dochter
van den brievengaarder te Hapert (N.Br.) door den
bliksem getroffen en onmiddellijk gedoodde
dochter woonde bij haar vader in, zij was eene
weduwe met twee kinderende zoon was onge-
huwd.
Te Bladel werd een lOjarig knaapje door den
bliksem gedood.
Eergistermiddag sloeg de bliksem in de spits
van den Grootekerkstoren te Gorinchem. Door
eenige brandweermannen werd de brand nog bijtijds
gebluscht.
De telegrafische verbinding van Amsterdam met
IJmuiden werd door den bliksem afgesneden.
Aan den Hengeloschen straatweg te Borne werd
een in aanbouw zijnd huis getroffen; twee werk-
lieden werden door den bliksem tegen den grond
geworpeneen hunner werd gedood.
Te Beek-en-Donk is een molen door het hemel-
vuur getroffen en afgebrand. Bovendien werden
te Helmond nog branden waargenomen in de rich-
ting van Boekel, Erp en Uden.
Onder Pijnacker zijn twee koeien in een weide
door den bliksem gedood. Een jongen, die bezig
was met melken, werd licht geraakt, zoodat genees-
kundige hulp moest worden ingeroepen.
Luitenant F. de Bidder, van het le regiment
veldartillerie te Amersfoort, thans gekampeerd in
de legerplaats bij Oldenbroek, heeft daar bij een
val den hals gebroken, zoodat den dood onmiddellijk
intrad. De overledene was eerst 4 jaar officier.
Van vreugde gestorven. Eene familie te
Breda ontving dezer dagen op 't onverwachts de
aangename tijding, dat de zoon, die men nog
steeds in Indie waande, op den terugweg was naar
Holland. Deze heuglijke tijding greep de oude
moeder dermate aan, dat zij aan de ge vol gen is
overleden.
De heer Mulder Jz., derde off. bij de Konink-
lijke Pakketvaart-Maatschappij, schrijft aan de
Veend. Ct. het volgende
Zaterdagmorgen, 19 Juni, pl.m. half zes, waren
de opvarenden van het s.s. Beijnst, op reis van
Batavia naar Deli, ooggetuige van een hartver-
scheurend schouwspel.
Des avonds van 18 Juni was de Beijnst Singa
pore gepasseerd en zette kort daarna koers bij-
langs de kust van Malakka. Het was den geheelen
nacht zeer goed weer geweest, en tegen 4 uur in
den morgen werd de lucht W.Z.W. dreigend.
Kort daarna brak een zware storm, gepaard met
dichten regen, los. Tegen ongeveer half zes, toen
de dageraad aanbrak, bemerkte de tweede off. aan
bakboord vooruit iets bijzonders. Dichter bijge-
komen ontwaarde hij duidelijk hoofden van men-
schen, die even boven het water uitstaken. On
middellijk werd de commandant gewaarschuwd, en
alles werd gereed gemaakt tot redding van een
kolossaal aantal menschenlevens.
De Beijnst bevond zich weldra te midden van
een verschrikkelijk tooneel. Het schip bewoog zich
als het ware voort door menschen, lijken, kisten
en pakken. Men kon zijn oogen bijna niet ge-
looven. Het schouwspel was des te vreemder,
daar aan den geheelen horizon geen ander schip
was te zien dan ons schip, waarom men op de
Beijnst sterk in de verbeelding was, dat de onge-
lukkige passagiers waren van de Beijnst zelve, die,
hetzij door een hooge zee, hetzij door een harde
windvlaag in het water waren terecht gekomen.
De Beijnst had toch een kleine 300 passagiers
aan boord. Onmiddellijk gingen alle handen aan
het werk, om de ongelukkigen op te halen, aan
touwen en stokken. De 2e officier, genaamd Teensma,
van Schiermonuikoog, ging met de giek uit en
smaakte het genoegen 20 menschenlevens te redden.
Natuurlijk werd er aan de geredden gevraagd, wat
er was voorgevallen.
De schipbreukelingen waren afkomstig van het
Chineescbe stoomschip Sri Haung Ann. Het
ongeluk is gebeurd als volgtDe Sri Haung Ann
was den 18 Juni van Singapore vertrokken naar
Malakka en verder naar Perak. Juist in de na-
bijheid van de stad Malakka werd genoemd schip
overvallen door de bovenvermelde bui.
Daar het dik van den regen was, ging het schip
langzaam stoomen, om zoodoende de vuren van
Malakka in 't zicht te krijgen. Daar het schip
zoodoende geen vaart meer had, begon het kleine
bootje (108 ton) vreeselijk over te halen. De
dekpassagiers (honderd negentig) en al hunue kisten
gleden bij de derde maal, dat het schip slingerde,
alien naar een zijde, met het noodlottig gevolg,
dat het schip omsloeg en onmiddellijk zonk.
Onder de drenkelingen bevond zich ook de
kapitein, genaamd Bawlingson, een Europeaan, en
een Japannees, die beiden behouden aan boord
werden gebracht. Het ongeluk gebeurde te kwart
over vieren. De drenkelingen hadden alzoo pi. m.
1£ a 2 uur rondgezwommen. Als een bijzonderheid
mag worden verineld, dat van een inlandsche
familie, bestaande uit man, vrouw en drie kinderen,
slecht.s een kind is verdronken.
Verder bevonden zich onder de geredden de
2" machinist, genaamd Felix Gomes en 2 inlandsche
vrouwen, vijf kinderen en 61 Javanen, Chineezen
enz. Er werden door het s.s. Beijnst alzoo gered
zeventig menschenlevens en er zijn vermoedelijk
verdronken pi. m. honderd twintig opvarenden.
Verscheidene lijken dreven voorbij, waaronder ook
dat van den len machinist en van drie kinderen.
Toen, zoover als wij konden zien, geen levend
mensch meer was te bespeuren, zette de Beijnst
de reis voort naar Deli. Te Deli zijn de schip
breukelingen overgestapt op het s.s. Hebe, dat
den 20 Juni (denzelfden dag van aankomst te
Deli) naar Singapore vertrok.
De torpedoboot die te Odde was achterge-
bleven omdat men nog hoop had het lijk van
den tot het gevolg van den Duitschen Keizer be-
hoorende luitenant Von Hahnke te vinden, is onver-
richter zake teruggekeerd. Over het ongeluk zelf
wordt nog gemeld dat het plaats had op een
kilometer zuidwaarts van den Laate-waterval. Von
Hahnke viel in een draaikolk, kwam onmiddellijk
daarna tusschen een paar klippen weer boven, riep
om hulp, maar zonk dadelijk weer in de diepte.
Men heeft op een stillere plaats netten gespannen,
maar in weerwil van alle pogingen is het lijk nog
niet gevonden. Een pop, zoo groot en zoo zwaar
als een mensch, die op de plaats van het onheil
in het water geworpen werd, kwam bij dezelfde
steenen boven waar ook Von Hahnke het laatst
gezien is, maar verdween toen eveneens spoorloos.
Als een bewijs, dat Belgie in een jaar nogal
wat vee uit het buitenland noodig heeft en de
schatkist door het sluiten der grenzen nogal wat
schade lijdt, diene het volgende lijstje, dat aan-
geeft hoeveel vee in 1896 Belgie is ingevoerd
stieren 6673, jonge stieren 976, ossen 21725,
jonge ossen 948, kalveren en vaarzen 16587,
koeien 26522, runderen 17725. Totaal 91056.
De inroerrechten hiervoor betaald waren
stieren fr 117,463, jonge stieren fr. 12,895, ossen
fr. 134,409, jonge ossen fr. 14,466, kalveren en
vaarzen fr. 79,209, koeien fr. 401,389, runderen
fr. 280,047. Totaal fr. 1,039,878, dus ruim 1
millioen francs. Thans wordt er alleen invoerrechten
betaald voor het slachtveewant voor gesmokkelde
beesten betaalt men natuurlijk geen invoerrechten
Het officieele Duitsche blad deelt een schrijven
van 's Keizers lijfarts mee, waarin wordt bericht,
dat prins Karel Theodoor het oog van den
Keizer heeft onderzocht. Het gezichtsvermogen
is volstrekt niet verzwakt; de patient behoeft
slechts enkele voorzorgen te nemen en zal de reis
in Noorwegen voortzetten. De vorstelijke oogarts
zal spoedig naar Duitschland terugkeeren.
De rooverplaag in Bussisch-Polen beginf in
de laatste weken ondraaglijk te worden. Een waar
roovernest is het dorp Zawierzie. Voor eenige
dagen reed de directeur Stefani van de fabriek
Poremba, met eene voor de uitbetaling der arbeiders
bestemde som gelds bij zich, door een woud, toen
een aantal bandieten uit het kreupelhout stortte
en op het rijtuig van den heer Stefani sprong.
Eenige revolverschoten van Stefani werden met
geweerschoten beantwoord. Het gelukte den heer
Stefani, die verscheiden wonden aan het hoofd
had bekomen, echter om te ontkomen. Denzelfden
dag werd de veehandelaar Bankier, die in zijne
woning aan het avondeten zat, door een schot
door het venster gedood. Het betrof eene wraak-
neming van een roover, op wiens spoor de politie
door Bankier was gebracht. Verder ondernam een
rooverbende een overal bij den kanonikus Grabowski.
Alle honden van den geestelijke werden 's nachts
vergiftigd. De roovers namen de ruiten uit eenige
vensters en wilden juist het huis binnenklimmen,
toen plotseling de electrische waarschuwingssignalen
aan de ramen overgingen en den geestelijke en
zijn dienstpersoneel waaischuwden, waarop het
boevenpak de vlucht nam. De onlangs door gen
darmes op de vlucht doodgeschoten rooverhoofdman
Malarski verkeerde verscheiden dagen voor zijn
dood in de fabriekssocieteit te Zawierzie, waar hij
gansch gemoedelijk met verscheiden personen billard
speelde. De veiligheid van den zg. „driekeizerhoek"
laat natuurlijk onder deze omstandigheden zeer
veel te wenschen over. De in Busland vervolgde
misdadigers trekken de grenzen over en volvoeren
ook in de naburige rijken moorden en diefstallen.
Earner van Koophandel en Fabrieken
te Ter Nenzen.
Vergadering van 22 Juli 1897.
Voorzitter de heer Van IJsselsteijn.
Met den Voorzitter aanwezig de heeren Tholens,
Kolijn, Versluijs en Van de Velde.
Na opening der vergadering leest de secretaris
de notulen der voorgaande, welke worden goed-
gekeurd.
Daarna verzoekt de Voorzitter lezing te geven
van het door het Bestuur ingezonden advies, dat
door Burg, en Weth. dezer gemeente gevraagd
was op het door den Baad gedane verzoek tot
opheffing der Kamer, om welk advies door den
Minister door tusschenkomst van Ged. Staten
was gevraagd.
Dit luidt als volgt
z/De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft
de eer u ter voldoening aan den inhoud van uw
schrijven van 18 Maart, het volgende te berichten
Bij Baadsbesluit van 19 December 1890 werd
besloten Burgemeester en Wethouders in over-
weging te geven de noodige stappen te doen, opdat
voor deze gemeente eene Kamer van Koophandel
en Fabrieken zoude worden in het leven geroepen,
omdat de behoefte daaraan zich meer en meer
deed gevoelen.
Toen nu in de Baadsvergadering van 6 Februari
1891 deze zaak nader werd besproken, achtten
Burgem. en Weth. het gewenscht met het doen
van stappen bij de Begeering tot oprichting eener
Kamer te wachten totdat gebleken zoude zijn, of
tot de herzieniug van het Beglement der Kamers
zoude worden overgegaan, zulks in verband met
dien aangaande tot de verschillende Kamers door
de Begeering gedane vragen.
De Baad was het evenwel niet eens met het
voorgestelde uitstel van het Dag. Best., zoodat
toen werd besloten, dat onmiddellijk stappen tot
het in het leven roepen der Kamer zouden worden
gedaan.
Ten onrechte spreekt dus de memorie van toe-
lichting van bij het Dag. Best, bestaande bezwaren
tegen eene Kamer van Koophandel, terwijl tevens
blijkt, dat noch bij den Baad, noch bij het Dag.
Best, over eene oprichting bij wijze van proef
zelfs is gedacht geworden.
De voorstellers tot oprichting beoogden daarbij
hoofdzakelijk het instellen van eene Vereeniging
ter behartiging der belangen van den Handel, die
meer en meer daaraan behoefte kreeg en zulks als
tegenwicht tegen den invloed van den landbouw.
Op dit oogenblik, aan den vooravond van groote
werken, ten behoeve der haven van Gent, waarbij
voor den handel dezer plaats de meest gewichtigste
periode aanbreekt, meent de Kamer niet anders
te kunnen zeggen, dan dat haar bestaan niet alleen
gewenscht, doch zelfs in het belang der plaats is,
daar zij haren werkkring aanzienlijk zal moeten
uitbreiden.
Zij acht daartoe de door Ged. Staten vastgestelde
subsidie van 125 op zijn minst genomen zeer
nuttig besteed geld.
De thans gevoerde oppositie, zoowel het anoniem
geschrijf in couranten, als de behandeling in den
Baad, meent de Kamer dat voorkonat uit dezelfde
bron en als oorzaak schrijft zij die toe, eensdeels
aan het feit dat de Kamer zich bij de bekende
kwestie der brug geen partij heeft gesteld, anders-
deels aan persoonlijke anthipathien.
Ten slotte zij nog opgemerkt dat, waar in plaatsen
waar veel minder omgaat dan hier, Kamers van
Koophandel noodzakelijk worden geacht, te Ter
Neuzen, dat door zijne scheepvaartbeweging de
derde haven van Nederland is, toch ook zeker
eene Kamer van Koophandel niet mag ontbreken."
Onder mededeeling dat door het Bestuur in
opdracht van de Kamer het advies aldus is ver-
zonden, zegt de Voorzitter dat deze vergadering
hoofdzakelijk is belegd om de leden in kennis te
stellen met de van Burg, en Weth. van Ter Neuzen
ontvangen mededeeling van de beschikking van
den Minister van Waterstaat, Handel en Nijver-
heid, waarbij wordt te kennen gegeven dat er geen
termen aanwezig zijn om de Kamer alkier op te
heffen.
De Kamer wordt dus in haar eer hersteld. De
eenmaal aangenomen houding volgend, heeft de
heer Van der Moer in de laatste raadszitting
weer getracht de Kamer bespotteiijk te maken.
Het spijt spreker dat hij in die zitting niet
tegenwoordig was, daar hij niet zou hebben nage-
laten daarop te antwoorden. Hij stelt zich dan
ook voor daarop nog te zullen terugkomen, want
hij dult niet dat met de Kamer wordt gespot,
door wie ook, ook niet door den heer Van der Moer.
Mededeeling wordt gedaan van de kennisgeving
van Jhr. Mr. De Brauw, oud-Commissaris der
Koningin in Zeeland, dat hij door gezondheids-
redenen zich genoopt heeft gezien ontslag uit zijn
betrekking aan te vragen.
De Voorzitter wil gaarne verklaren dat het
hem leed doet dat iemand met zulke capaciteiten
om die redenen zijn betrekking moet neerleggen.
Hij stelt voor bij een schrijven aan den heer De
Brauw van de sympathie der Kamer te doen blijken
en te verklaren dat het haar leed doet dat de
heer De Brauw om gezondheidsredenen zijn ambt
moest neerleggen.
Met algemeene instemming wordt daartoe be
sloten.
Daarna wordt voor kennisgeving aangenomen
de circulaire van Mr. Boest, dat hij zijn ambt
als Commissaris der Koningin in Zeeland heeft
aanvaard.
Verder zijn ingekomen de gewone statistieken
en consulaire verslagen, benevens het jaarverslag
van verschillende zuster-Kamers.
Alsnu zegt de Voorzitter dat het aan de leden
wel bekend zal zijn dat eenige booten met hout
geladen naar Gent zijn doorgevaren omdat hier
geen plaats tot lossen was. Naar aanleiding
hiervan zou hij willen terugkomen op een vroeger
aan de Begeering gedaan verzoek tot het maken
eener haven voor het lossen van hout en daarvoor
in de volgende vergadering een adres in behandeling
brengen.
De heer Versluijs heeft beslist hooren tegen-
spreken dat die booten naar Gent zijn gegaan uit
gebrek aan losplaatsdaarvoor werden andere
redenen opgegeven.
De Voorzitter kan officieel zijn bewering beves-
tigenhet is voor Ter Neuzen een schadepost
geweest van ongeveer 20,000 fr. Er was wel
plaats om te lossen, maar die kon men moeilijk
bereiken of het hout moest ver worden gedragen,
wat te duur kwam, de werklieden zijn ook niet
erg meegaand. Ze denken maarhet moet toch
naar hier komen, en vergeten dat men om het
hier te krijgen moet kunnen concurreeren. Daarbij
komt dat de ruzie tusschen de spoor wegmaatschap-
pijen oorzaak is dat het terrein niet in orde wordt
gebracht wat alles moeite veroorzaakt.
De heer Versluijs heeft ook hooren beweren
dat het aan 't spoor slecht geregeld wordtdat
de stationchef daar havenmeester is en dat zij die
goederen per spoor verzenden een goede plaats
krijgen, terwijl anderen, die goederen per lichter
verzenden geen plaats kunnen krijgen.
De Voorzitter antwoordt dat de onder-chef
eigenlijk havenmeester is, doch dat het door den
chef meestal wordt geregeld. De kaden zijn aan
de spoorwegmaatschappij ten gebruike afgestaan,
zoodat niemand het hun kwalijk kan nemen dat zij
die personen laten voorgaan welke per spoor ver-
voeren. Het is echter een oneigenlijke toestand
dat de spoorwegmaatschappij het beheer over de
kaden heeftook daarop kan den Minister gewezen
worden.
De heer Kolijn merkt op dat de nieuwe loskade,
waaraan door 't Bijk 70,000 is besteed, een
geheel jaar door, door de firma Van Cantfort
Koch in beslag genomen werd. Het hout lag
daar zoo opgestapeld, dat men niet beneden den
dijk kon komen. Er was geen doorgang openge-
laten, wat toch minstens noodig zou zijn. Er
was beneden den dijk wel ruimte tot het opslaan
van goederen maar men kon die, zooals gezegd,
niet bereiken. Er moest een bepaling worden ge
maakt dat de goederen niet langer dan 30 dagen
mogen blijven liggen, tenzij ze zoo worden opge-
borgen dat ze geen stoornis aan een ander ver-
oorzaken.
De heer Van de Velde zegt dat aan de steenkade
wel degelijk ruimte moet worden opengelaten.
De Voorzitter beaamt een en ander en zegt dat
dit alien punten zijn, waarop in het adres kan
worden gewezen, dat in een de volgende maand te
houden vergadering zal ter tafel komen.
De heer Versluijs zou geen maand meer met
het adres willen wachten. Er kunnen zich weer
gevallen voordoen, dat schepen alhier niet lossen
kunnen, wacht men dus nog langer, dan is de
tijd dat het hout komt voorbij en het loopt uit
tot schade voor Ter Neuzen en den naam der
haven.
De Voorzitter merkt op, dat men zoo'n haast
niet behoeft te maken, daar dit niets zal helpen.
Er is thans feitelijk geen ministerie. De ministers
doen geen zaken en als er andere komen moet het
eerst weer eenigen tijd duren, eer zij zich van
verschillende zaken op de hoogte hebben gesteld.
Buitendien er is thans plaats voor lossen.
Nadat aan den heer Versluijs op zijne vraag,
of van Ged. Staten nog geen antwoord is ontvangen
op het schrijven der Kamer, aangaande het plaatsen
van een uurwerk in hef lokaal der prov. boot
aan den aanlegsteiger alhier, ontkennend is ge-
antwoord, doch hem verzekerd dat een antwoord
stellig zal inkomen, wordt de vergadering ge-
sloten.
VAN DA'
VAN