1
toen gelegenheid om de deur te bereiken, doch
voor hij buiten kon komen, had men hem tusschen
de deur bekneld en op het hulpgeroep aan de
buiten staande peTsonen, liet men hem los en kon
hij buiten geraken.
Op de vrageu van den president verklaarde get.
nog dat d. M. geroepen had //slaat den vent dood"
voor de worsteling plaats had, staande aan de deur.
Dat terwijl de 2 eerste bekl. hem den revolver
ontnamen de derde met de knie op zijn schouder
zat, en dat d. M. hem toen schopte. Toen hij,
nadat hem de revolver ontnomen was, wist overeind
te komen en de deur te openen, kwam de oude
L. terug, liet zich tegen de deur vallen, zoodat
get. er tusschen beklemd geraakte daarop kwamen
de 2 eerste bekl. en begonnen hem weer te slaan.
Hij heeft 3 of 4 weken veel pijn in de borst
gehad en voelt dit eigenlijk nog. De kwetsuren
bepaalden zich tot eenige schrammen van minder
beteekenis. Hij wijst de plaats waar een kogel
zijn jas, die hij vertoont, beschadigd heeft. Zelf
heeft hjj de schoten niet gelost, want door de
positie waarin hij lag, kon hij niet aftrekken zonder
zelf gevaar te loopen.
De eerste bekl. gehoord, verklaart dat Klaassen
de waarheid niet spreekt. Er is een woorden-
wisseling ontstaan over het maken van muziek,
maar hij heeft geen stoel gegrepen, bekl. hebben
Klaassen geen klapje gegeven. Die heeft zich
toen kwaad gemaakt en heeft toen zegt bekl.
twee schoten op mijn vader gelost, achter elkaar
rechtstaande in de herberg. Toen heeft hij met
zijn broeder Klaassen den revolver ontnomen, die
daarop ongestoord is weggegaan. Er is volstrekt
geen geweld gepleegd tegen Kl., alleen hebben
zij hem den revolver ontnomen, omdat hij op hun
vader geschoten had.
De President zegt dat dus volgens deze ver-
klaring Kl. zich als een wildeman zou hebben
gedragen, om zonder reden zoo maar te schieten.
Desgevraagd verklaren de 2e en 4e bekl. zich
met de verklaring van den 1° te vereenigen, ter
wijl de 3e bekl. zegt, van het gebeurde niets te
kunnen zeggen daar Kl. onmiddelijk op hem schoot.
Get. Klaassen wederom gehoord verklaart niets
anders te kunnen zeggen dan wat hij verklaard heeft.
Hij heeft zijn revolver getrokken omdat hij be-
greep dat het er om te doen was. Toen hij
eindelijk buiten wist te komen, is hij naar de
marechaussee gegaan, waar hij tegen den brigadier
zeideik ben den dans ontsprongen.
Op de vraag van den verdediger, wien het
vreemd voorkomt dat iemand met een kogel in
het been nog zoo iets doen zou, als get, heeft
verklaard dat A. L. deed, verklaart get. Klaassen
na het gesprek met Borgman nog eenigen tijd in
het lokaal te hebben vertoefd en dat het de oude
L. was, die zich tegen de deur liet aanvallen om
hem er tusschen te beknellen. De M. heeft hij
niet meer gezien. Wei Maarten en Jacob die
terug kwamen en weer begonnen te slaan en te
schoppen.
De tweede get., Brugmans, brigadier der mare
chaussee te Ter Neuzen, verklaart dat Kl. in den
avond van 15 Maart bij hem gekomen was. Hij
had opgemerkt dat deze er vermoeid en gejaagd
uitzag en kon althans opmerken dat er iets bij-
zonders met hem gebeurd was. Hij heeft ook ge
zien dat een kogel den jas van Kl. op den linker-
schouder beschadigd had. Hij heeft zich met
marechaussees naar het bierhuis begeven en vond
dat gesloten. Nadat hij zich had bekend gemaakt,
werd de deur geopend en binnengekomen
vertelde Maarten hem op de vraag wat er gebeurd
was, dat Kl. op zijn vader geschoten had. Get.
kon niet gelooven, dat deze getroffen was, daar
hij in de herberg op en neer liep, later werden
hem evenwel de wonden vertoond, een aan de
knie, waar de kogel was ingegaan en een aan den
buik, dat is gebleken een schampschot te zijn,
daar die kogel in de kleederen is gevonden.
De verdediger vraagt of get. heeft kunnen be
speuren dat bekl. d. M. dronken was, waarop
get. verklaarde dat deze wel eenigszins onder
den invloed van drank verkeerde, maar hij niet
bepaald kan zeggen dat hij dronken was.
De derde bekl. ontkent, dat hij in de herberg
rondliep toen de getuige Brugmans er kwam.
Alsnu wordt opgeroepen als getuige 0. Borg
man, muziekonderwijzer te Ter Neuzen.
De le bekl. zou wenschen dat deze get. gehoorc
werd buiten bijzijn van de politie, waaraan echter
geen gevolg wordt gegeven. Met het oog daarop
brengt de President get. onder het oog niets dan
de waarheid te zeggen, daar bekl. volgens hun
verzoek van meening zijn, dat hij onder invloec
van de politie zou staan.
Get. antwoordt daarop onpartijdig te willen
spreken. Hij was op den bewusten avond aan
het spelen en werd, toen Kl. kwam, geroepen.
Hij is na het gesprek dat hij met Kl. hield weer
naar het kamertje waarin hij speelde teruggegaan.
Hij verklaart desgevraagd nogal luid te zijn gaan
spelenwaarom hij dit luid deed, daarvoor
kan hij echter geen verklaring geven. Terwijl hij
aan 't spelen was hoorde hij niets van rumoer,
tot hij bij het vallen van het tweede schot bemerkte
dat er geschoten was. Hij had ook het eerste
gehoord, maar wist toen niet dat het geluid door
een schot werd veroorzaakt. Hij gelooft dat de
schoten direct achter elkaar zijn gelost; hij kan
niet zeggen of er een pauze tusschen geweest is
maar in ieder geval is er eenige tusschenruimte
geweest, want anders zouden ze tegelijk moeten
gelost zijn. Na het vallen van het tweede schot
is hij onmiddellijk gevlucht, want hij wist niet
wat er gaande was. Door het raam heeft hij onder
het vluchten nog gezien, dat Kl. op den grond
lag, hij gelooft op den buikdoor den kruitdamp
kon hij echter niet meer zien dan het hoofd van
Kl. De bekl. die ook in het lokaal waren, kon
hij niet zien.
Daarna -wordt gehoord Ch. L. van Kesbeke,
kleermaker te Ter Neuzenalvorens deze get. onder-
vraagd wordt, worden bekl. op verzoek van het
0. M. uit de zaal verwiiderd, terwijl naar aanlei-
ding van een opmerking van den verdediger, dat
bekl. een dergelijke vraag hadden gedaan bij het
verhoor van den vorigen get., met het oog op de
aanwezigheid van den inspesteur Kl., welk verzoek
niet werd toegestaan, thans ook Klaassen zich
moest verwijderen.
Get. Kesbeke verklaart dat na het gesprek dat
Klaassen met Borgman hield, de bekl. alien in
de gelagkamer zijn gekomen en met Klaassen
aan 'tpraten zijn gegaan. Er werd, zegt hij,
gesproken zooals men gewoonlijk spreekt, alleen
heeft hij opgemerkt, dat een der gebroeders L.,
welke weet hij niet, daar hij ze niet uit elkaar
kent, driftig werd en met den voet op den grond
stampte. Hij heeft geen stoel zien opnemen.
Hij is naar achter gegaan en toen hij terugkwam
zag hij dat Klaassen aan 't portaal op den grond
zat of lag en hoorde schieten. Hij verschrok
toen zoo, dat hij wegliep.
Twee schoten zijn door hem gehoord, niet on
middellijk achtereen, waarop hij is weggeloopen.
Nog verklaart hij te hebben hooren roepen //hij
moet er uit" en dat Kl. met de 4 bekl. in de
gelagkamer was toen hij deze verliet.
De volgende get. P. Platteeuw, broodbakker te
Ter Neuzen, is nog tegenwoordig geweest bij het
gesprek van Kl. met de 4 bekl. Hij heeft echter
niet bemerkt dat de een of ander boos was. Hij
heeft den 4" bekl. aan 't portaal zien staan, met
de armen zwaaiend en roepende, get. weet echter
niet wat. Hij zat achter in de herberg en be-
speurde het gescharrel bij het portaal, Kl. staande
in gebogen houding. Hij weet niet of de anderen
hem vast hieldenhij dacht alleen dat het mis zou
draaien en is daarop gevlucht. Hij heeft nog ge
zien, dat iemand een stoel naar boven stak.
Bekl. M. L. zegt, dat de get. dit niet.kan gezien
hebben, want dat hij geen stoel heeft beet gehad,
waarop de Pres. bekl. opmerkzaam maakt dat get.
ook niet heeft beweerd dat hij le bekl. dat
zou gedaan hebben, hij weet niet wie het gedaan
heeft.
Het 0. M. wijst get. Platteeuw er op, dat hij
voor den rechter-commissaris verklaard heeft de
5 personen bij het portaal aan elkaar te hebben
zien hangeu, waarop get. verkl. daaromtrent waar-
lijk niets te kunnen zeggen, daar hij achter in de
herberg zat.
De get. E. Bozenga, kantoorklerk, heeft ook het
gesprek van bekl. met Kl. opgemerkt. Hij heeft
daarvan niet veel gehoord, als alleen, dat het op
opgewonden toon gevoerd werd en dat er gezegd
werd „met jou zou ik wel eens over den grond
willen rollen." Toen hij dat hoorde dacht hij dat
zal hier gaan onweeren en is de deur uitgeloopen
hij heeft bij het vluchten ook nog hooren schieten,
maar kan niet zeggen of het een of twee schoten
geweest zijn.
De zevende get. G. Buijze, schippersknecht,
heeft gemerkt dat er een drukke woordenwisseling
ontstond tusschen beklaagden en Klaassen, maar
kon er niets van verstaan. Hij heeft hooren
roepen//er uiter uitHij is toen nog
gebleven tot hij 't schot hoorde, is daarvan ver
schrokken en toen weggeloopen. Op dat oogenblik
waren bekl. en Klaassen bij 't portaal.
De Pres. maakt get. er op attent, dat hij
bemerkt heeft dat er ruzie ontstond en kan daarom
niet begrijpen, dat hij er niets meer van heeft
gezien, daar hij er toch nog gebleven isdoch
get. verklaart niets meer te kunnen zeggen.
De volgende get. W. Yerlinde, smid te Ter
Neuzen, heeft in zijn woning zijnde rumoer gehoord,
is naar buiten gegaan, op zijn erf en hoorde toen
om hulp roepenhij kon de stem niet herkennen.
Tweemaal heeft hij hooren roepen en heeft van
af zijn erf gezien, dat de deur van het bierhuis
op een kier stond en er een drietal personen
daar gedrongen zaten, maar door de duisternis
kon hij niemand onderscheiden. Toen hij nog
in huis was, heeft hij tweemaal hooren schieten.
Zijn vrouw heeft het 't eerste gehoord, en uitte
dadelijk het vermoeden, dat er daar wat gaande
was maar verbood hem er heen te gaan. Terwijl
hij langs achter eens ging kijken liep zij langs
voren om de politie.
De le bekl. merkt op dat get. niet kan gezien
hebben dat de deur openstond en er meer personen
bij waren want zooals deze zelf zeide het was
donker.
Get. Verlinde antwoordt hierop dat hij juist kon
zien dat de deur openstond door het licht van
binnenshuis.
Alsnu trad als get. op H. van Driel, huisvrouw
van den vorigen get., die de verklaring van haar
man bevestigde voor wat betreft dat zij het leven
gehoord hadden, zij is even in de straat gaan
kijken om te zien of er ook hulp kwam, maar
daar er niemand was is zij naar de wachtmeester
der marechaussee geloopen, om te zeggen dat er
wat gaande was.
Terwijl zij daar nog met den brigadier stond
te praten kwam Kl. aanloopen en zeide dat hij
het ontsnapt was. Aan deze was niets te bespeuren
dan dat hij eenigzins suf was hij was overigens
kalm.
De laatste get. J. P. van Herp, winkelier te
Ter Neuzen, verklaart dat hij op dien avond in
huis zat te lezen en omstreeks half negen een
slag hoorde. Hij en zijn vrouw, dachten dat het
een deur was die werd toegeworpen tot na misschien
15 seconden weer een slag werd gehoord. Get.
liep eerst naar voren maar toen werd hem
gezegd dat in het bierhuis van L. geschoten werd
hij begaf zich toen door zijn huis en pakhuis naar
de Vlooswijkstraat en hoorde uit zijn achterpoortje
komende, roepen ,/menschen helpt me toch wat
ik word vermoord," hij herkende daarin de stem
van Kl. Hij wilde zich toen naar het huis be
geven maar op een meter of 5 er vandaan zijnde
ging de deur open en kwam Kl. met een geweldige
vaart naar buiten vliegen, waarna de deur werd
dicht geslagen.
De Pres. wijst bekl. op het bezwareude voor
hen in deze verklaring en die van de twee vorige
get. gelegen, dat er om hulp geroepen werd en
dat Kl. naar buiten kwam vliegen. Hieruit volgt
dat de toedracht, zooals die door hen wordt opge-
geven geheel onwaar is. Het is toch niet aan te
uemen dat Kl. zich zonder reden kwaad zou hebben
gemaakt en geschoten hebben. Het door hem
opgemaakt proces-verbaal is in de hoofdpunten
door geen enkele der get. weersproken, maar wel
is er uit gebleken dat er in strijd met bekl.'s ver-
klaringcn geweld is gepleegd.
De eerste twee bekl. blijven bij hunne afgelegde
verklaring terwijl de 3e er weenend aan toevoegt
niets te kunnen zeggen, daar hij dadelijk geraakt
is, dat hij niet met Kl. geworsteld heeft, welke
laatste verklaring ook door den 4en bekl. wordt geuit.
Alsnu kwam aan het woord de ambtenaar van
het 0. M. Deze begon met er op te wijzen dat,
zoo Kl. hier getuigenis is kunnen komen afleggen,
dit de schuld niet is van bekl., daar uit de ge-
bezigde uitdrukkingen, alsslaat hem dood" ei)
vmaakt hem kapot" bieek, dat men iets ernstigs
met Kl. voor had. Deze was daar in de recht-
matige uitoefening van zijn ambt met te gaan
hooren of L. vergunning had tot het maken van
muziek. Spr. had kunnen volstaan met het ambts-
eedig verbaal, maar heeft tot staving daarvan nog
andere getuigen opgeroepen, die het verbaal ook
niet weersproken hebben. Er zouden nog twee
personen kunnen zijn opgeroepen, maar die had de
rechtbank misschien niet toegelaten, nl. de dienst-
bode van len bekl. en een nichtje, dat er in huis
was. Deze hebben verklaard de worsteling te
hebben gezien en de schoten te hebben gehoord,
terwijl Kl. op den grond lag. Dit is nogal een
verklaring van een familielid van bekl., waaruit
dus blijkt, dat Kl. niet staande de schoten heeft
gelost.
Waarom zou deze zich kwaad hebben moeten
maken Wel was dit misschien het geval nadat
hij werd aangevallen, maar had hij toen zijn re
volver getrokken en geschoten, dan had hij vol-
komen gelijk gehad, want hij werd aangevallen
door 4 personen, sterke mannen, misschien ieder
alleen sterker dan hij. Dat de derde bekl. is ge
troffen door de schoten is voornamelijk de schuld
van de andere bekl. en ook van hem zelf. Hij
heeft ook naar den revolver gegrepen en heeft het
dus aan zichzelf te wijten, dat hij er ongelukkig
door geworden is. Hij had als vader heel anders
moeten optreden, maar heeft de andere ook nog
helpen opruiien.
Dat Kl. kalm zou weggegaan zijn wordt weer
sproken door de getuigen die hem om hulp
hebben hooren roepen, en ook is verklaard dat
het hem aan te zien was dat hij in vreeselijke
omstandigheden was geweest.
Z.Ed. Gestr. wil niet nagaan hetwelk aandeel
in het misdrijf ieder der bekl. afzonderlijk heeft,
maar zij zullen veroordeeld moeten worden volgens
art. 141, van het W. v. S., met vereenigde krachten
geweld plegen tegen personen of goederen, en
de 2e en 4e bekl. bovendien volgens art. 131 in
het openbaar opruien tegen een persoon, wat zij
gedaan hebben door te roepen, /maakt hem kapot"
en //slaat hem dood."
Z.Ed.Gestr. eindigt met te vorderen dat de le,
2e en 4e bekl. zullen worden veroordeeld tot een
jaar, de 3" bekl. tot zes maanden gevange-
nisstraf.
De verdediger Mr. Van der Bilt, hierna aan het
woord komende, meent dat er hier schromelijk
overdreven wordtmen doet toch niet meer of
minder voorkomen dan dat er een poging tot
doodslag zou hebben plaats gehad. In groote
plaatsen komen gevallen, dat men politiemannen
opsluit meermalen voor en dat bewijst nog niet
dat men iets ernstigs in den zin heeft, het loopt
daar gewoonlijk met een sisser af. Dat zou hier
ook het geval zijn geweest als Kl. kalm ware
opgetreden.
Hij gelooft dat de verklaringen door beide par-
tijen afgelegd niet de waarheid behelzen, maar
dat men den middenweg als waarheid moet aan-
nemen. Er bestond eene annimositeit tegen Kl.
daar hij herhaaldelijk getracht heeft de eerste bekl.
te doen veroordeelenwaar geen veroordeeling
volgde is het aan te nemen dat Kl. zich daarover
ook boos maakte. Het was ook onverstandig van
hem om, na het gesprek met Borgman nog in het
lokaal te vertoeven, daar hij wist dat zijn tegen-
woordigheid aldaar op een standje moest uitloopen
De verdediger is van meening dat er voor Kl.
volstrekt geen aanleiding bestond om zijn revolver
te trekken, dit zal alleen door hem gedaan zijn
uit angst. Ieder deskundige weet hoe gevaarlijk
let is zoo'n wapen voor den dag te halen. Ware
let werkelijk noodig geweest, dan had Kl. dadelijk
de anderen moeten neerschieten. Het schijnt
echter dat hij hen alleen heeft willen bang maken.
Dat beklaagden geen kwade bedoelingen hadden
ileek daaruit, dat zij den revolver afuamen en
die toen in een achterkamer weglegden.
Pleiter meent dat beklaagden, aangenomen dat
de overtreding bewezen is, wat bij hem nog niet
vaststaat, moeten veroordeeld worden volgens art.
181, eenvoudige mishandeling. Dit doet eigenlijk
minder ter zake, daar het gelijk is volgens welk
artikel zij tot de geeischte straf worden veroordeeld,
maar pleiter acht de geeischte straf te zwaar.
1 jaar gevangenisstraf voor de le, 2e en 4e bekl.
is volstrekt niet in overeenstemming met het
gepleegde feit, aangenomen dat het gebeurd is,
maar bovenal is 6 maanden voor den 3e bekl.
nog veel meer te hoog, met het oog op hetgeen
hij reeds heeft geleden, en de gevolgeu die hij er
tot zijn dood toe van zal dragen.
Pleiter wijst er nogmaals op dat men van de
andere zijde het heeft doen voorkomen als poging
tot doodslag, terwijl het eigenlijk een kleine mis
handeling is.
Na re- en dupliek waarbij zoowel het 0. M.
als de verdediger bij hunne eerste conclusie per-
sisteerden, bleven ook de bekl. nogmaals onder-
vraagd pertinent ontkennen dat zij Kl. hadden
geslagen, waarna het onderzoek werd gesloten.
Uitspraak over 8 dagen.
INGEZONDEN STUKKEN.
Goes, 29 April 1896.
Mijnheer de Redacteur
De stierenkeuringen zijn weder aan de orde en
de uitkomsten van de laatste weken hebben ons
overal getroffen, daar op alle keuringsplaatsen
een belangrijke vooruitgang in de qualiteit der ter
keuring aangebodene stieren kon worden geconsta-
teerd, en daarbij ook eene toenemende opkomst
der stierenhouders.
Zoo waren te Sint Maartensdijk 10 stieren, te
Goes 14, te Oostburg 13, te Kruiningen 15 stieren
aan de lijn en het kan wellicht nuttig zijn de
stierenhouders van den kring Hulst op te wekken
in de volgende week zich ook in grooien getale
ter keuring te begeven.
De afdeeling Hulst is de eerste geweest die de
stierenkeuringen heeft ingevoerddie afdeeling
heeft zich steeds onderscheiden door uitmuntende
fokdieren te presenteeren, doch het zij ook daarbij
gezegd het getal stieren was ten vorigen jaar zeer
gering Immers er waren aangevoerd te Klooster-
zande 1 stier, te Axel 4 en te Hulst 8 stieren,
dat is 13 in het geheel op drie keuringsplaatsen,
en dit kon rainstens driemaal zooveel zijn.
Het zij mij vergund daarom de stierenhouders
in den kring Hulst met alien aandrang op te roepen
trouw ter keuring
Maandag 4 Mei te Hulst,
Dinsdag 5 Mei te Kloosterzande,
Zaterdag 9 Mei te Axel
te verschijnen, opdat het bestuur der afdeeling
Zeeland van het Ned. Bundvee-stamboek kunne
getuigen
De afdeeling Hulst toont in qualiteit maar ook
in aantal der aangebodene stieren niet te willen
achterstaan maar is als een man opgekomen, om
te bewijzen dat zij in de eerste gelederen wil staan.
U daukende voor de afgestane plaatsruimte,
Uw dw. dienaar,
E. VAN DEN BOSCH,
Secretaris der afd. Zeeland v. h. Ned. B. St.
ZEET1JDINGEN.
Van 29 tot en met 30 April.
Van 29 tot en 30 April werden lings de
Oostsluizen alhier 14 binnenvaartuigen op- en 18
afgeschutdoor de Westsl. 3 op- en 1 afge-
schut.
ta
Q
VLAG.
NAAM.
Ms.
Van en naar.
Lading.
Voor Ter Neuieu t
30
Eng. s.s.
River Derwent
2272
Londen
stukg.
Zw.3m.sch.
Lord Nelson
704
Oscarsham
hout
Van Ter A'euzen i
29
En». s.s.
Ann Webster
2241
Londen
stukg.
idem
Cora Marie
3432
Shields
ledig
Voor Gent
29
Deens. s.s.
Klampenborg
32-25
Riga
hout vl.
Eng. s.s.
Ibis
3024
Manchester
stukg.
Noor. bark
Gefion
1282
Drammen
hout
Eng. s.s.
Abbotsford
2979
Leith
stukg.
idem
Sea Gull
2100
Londen
idem
30
idem
Oporto
1613
idem
idem
Van Gents
29
Duits. s.s.
Fiducia
1559
Alloa
ledig
30
Eng. s.s.
Sea Belle
2152
Londen
stukg.
idem
Don
2658
Goole
idem
idem
Fulmar
3007
Antwerpen
idem
Duits. s.s.
Spica
1824
Sunderland
ledig
Eng. s.s.
Plato
2244
Londen
stukg.
Deens. s.s.
J. N. Mad wig
4991
New-Castle
ledig
Eng. s.s.
Ibis
3024
Antwerpen
stukg.