GKCOSTDMKKRDEIMII
Hetkasteel DeTourville
Teiwiiiii Jmroiltain is ok streven."
of Do HollaoHe Zeeliedei in Franlrijk,
EEN HOLLANDER IN DE KLEM.
Na afloop BAL.
BEKENDMAKING.
a. Een WOONHDIS 1st toeMooren,
Marechaussee.
Zuurkool, Snijboonsn sn
Frinsesseboonen,
betievens Versche Oroentei
een groote parti] ftF83AAK
Advertentien.
op Woensdag 26 Dec. a. s.,
Openbare Verkooping
Vrijdag 28 December 1894,
b. Het recht van Erfpacht,
C. Het recht van Erfpacht,
Dageiijks te bekomen
Uit de hand te koopej
I zijn paard geworpen werd. Ieder had de beide
kinderen lief gehadde moeder had ze bi/jna
vergood. Ze waren haar eenigst en alles, sinds
zij wednwe was geworden. Toen kwam in de
stad eene besmettelijke ziekte, die binnen eene
L week haar de beide lievelingen wreedaardig
I ontrukte. Enkele dagen geleden had men de
I kleine zwarte doodkistjes naar het kerkhof ge-
bracht. Het was duister en stil geworden in
de kerstnachtkamer. Duister en stil.
Het hart der eenzame en verlaten vrouw
kromp ineen van wee en bitterheid. Zij beproefde
hare handen te vouwen, maar 't was geen ge-
bed, dat van hare lippen vloeide 't was slechts
een zuchten van de klachtWaarom moet
ik nog langer leven Waarom bleef ik alleen
achter Laat ook mij sterven Als Gij barm-
hartig zijt, ach erbarm U dan over mij
Muziek klonk van beneden naar boven Stille
nacht, heilige nacht", door heldere kinderstem-
men gezongen dan gejubel, ratelen en klinken,
en daartusschen het toeteren op een horen. 0,
dat toeteren Zij kromp ineen onder deze tonen,
alsof ze door vreeselijke pijnen werd gefolterd.
Zij wilde niets hooren, niets gevoelen en toch
hoorde ze alles door de muren heen, alsof haar
gehoor onnatuurlijk scherp was. Naast haar
woonde een jeugdig echtpaar, hetwelk vier
maanden geleden een zoontje was geboren. Nu
waren de grootouders daar, de geheele familie
en zij hoorde het lachen van vroolijke stemmen,
het klinkeu van glazen en daarna een nietig,
doordringend stemmetje, waarvoor alle anderen
vol aandacht zwegen. Zij meende het stralend
gelaat te zien der jonge moeder, die zich over
het rozige kopje heenboog, zij zag Zuchtend
bedekte zij haar gelaat met beide handen, om
niet te kunnen zien. Maar het toeteren en
jubelen hield aan, en zij vluchtte van kamer tot
kamer, tot in haar slaapvertrek, dat naast een
binnenplaats was gelegen. Maar ook uit de
keuken en uit de achterhuizen klonken gezang
en gejubel van kinderen. Achter elk venster
brandden de lichtboompjes. Hoera heden is
het kerstnachtschreeuwde een jongen op de
binnenplaats. Heden is vader thuis en moeder
tracteert." Groote God Groote God Zij zag
rond in de duisternis met woeste, verwarde blik-
ken als een getergd dier. Yervolgen deze
martelende, ontzettende tonen haar dan overal
Was er dan geen enkel hoekje in de gansche
wijde wereld, waar men zich in stilte en duis
ternis kan verbergen
Is er in deze wereld van jammer en ellende
niet een Golgotha, een heiligdom van smart en
tranen, waarvoor de luidruchtige vreugde schuw
terugwijkt Ja, arm gewond hartEr is een
oord, waar nooit een jubelkreet weerklinkt,
waar de wind enkel klachten en verzuchtingen
"opneemt, waar de treurwilgen met altoos hangende
kronen weenen en witte rozen om zwarte kruisen
bloeien. Daar is stilte, daar heerscht eenzaam-
heid, waar de dooden rusten in van de wereld
verwijderde bloemtuinen op het kerkhof. Als
een verlossing kwam deze gedachte bij haar op.
Zij wikkelde zich in een pelsmantel en bond
een zwarten doek om het hoofd. Geen mensch
ontmoette zij. Allen vierden feest. Door de
als uitgestorven straten haastte zij zich als met
gevleugelde schreden voort. Altijd door dezelfde
feestelijke lichtglans, dezelfde jubelkreten van
kinderstemmenkerstnachtvreugde in hutten
en paleizen.
Voorbijvoorbijde huizen worden spaar-
zamer, in lange tusschenruimten branden met
een droeve schemering ver van elkaar verwijderde
lantaarns. De maan schijnt zeer helder, en van
uit de sneeuw gaat een witte geheimzinnige
lichtdamp op, waarin de boomen en staketsels
schijnen te baden.
In het van ruwe latten getimmerde staketsel,
dat het nieuw aangelegd gedeelte van het
kerkhof afsluit, was eene opening, die haar
bekend is. Zij sloop daar doorheen. Toen zij
binnen was haalde ze diep adem. Wat was het
hier stilAls een glinsterende zee met witte
verstijfde golven lag de wijde ruimte voor haar.
De kruinen van donkere cipressen verhieven zich
tegen den lichten nachtelijken hemel. Zachtkens
zachtkens zuchtte de wind door de kale takken
der treurwilgen, in fijne naalden en sterretjes
viel de sneeuw zachtkens van de met rijp be
dekte rozenstruiken.
Zij zocht haren weg tusschen de lange reien
van besneeuwde kransen en gedenksteenen.
Een hoog ijzeren traliewerk was geplaatst om
een langwerpig vierkant. Alles, wat haar het
leven lief en dierbaar had gemaakt, was binnen
deze enge ruimte besloten. Die beide zwijgende
grafheuvels waren thans haar wereld. In den
eenen, waar boven een gebroken zuil zich ver-
hief, rustte haar echtgenoot reeds sinds vijf
jaren, en daar naast sliepen, onder verwelkte en
bevroren kransen, hr ir beide kinderen. Er
was nog ruimte voor een derde graf opengelaten.
Dat zou eens haar opnemen. Daar Was thans
haar vaderland. Och, wat zou ze nog in deze
luidruchtige woelige wereld, zij, met haar ge-
storven en gebroken menschenhart Waarom
moest zij nog leven, nadat de inhoud van haar
leven van haar was weggenomen. »Dood mij
barmhartige God Laat mij sterven sterven
kreunde zij wanhopig.
Op een eenvoudige bank neergezonken, drukte
zij haar gloeiend voorhoofd <e uit den useten
traliewerk. De gedachte aan een mogelijk gevaar
in den kouden winternacht kwam zelfs niet bij
haar op. Haar bitter leed, het gevoel van troos-
telooze, hopelooze verlatenheid beheerschte haar.
Maar op eens scheen het haar alsof hare
zuchten een echo vonden, alsof zich het een of
ander tusschen de graven bewoog. Een zacht
weemoedig gejammerZij hield haar adem in
zag om zich heen. Het kwam van daar,
waar nieuwe graven waren gedolven. Zij hoorde
thans duidelijk het bang en langzaam aange-
houden snikken als van een kind. Maar, kan
een jong kind werkelijk zoo weenen, zoo ge
broken van hart, zoo wanhopig zijn Een
huivering overviel haar. Wellicht was het de
wind, de geest van de eeuwige rouw, die over
deze plaats zweefde en al het leed der mensch-
heid in dezen eenen onuitsprekelijken wee-
moedigen klaagtoon te samen perste.
Huiverend stond zij op. Eene zwarte gedaante
bewoog zich tusschen de witte graven. Ze hief
de armpjes omhoog, ze jaininerde en riep in den
duisteren nacht: „Moeder! Moeder!"
Een kind, 't Is waarlijk een kind. Een jongetje.
Lieve God en hoe zag het er uitHalf bevroren
in ziju dun kieltje zat het daar neer op een graf.
Een bleek teer gezichtje met verbazend groote diep
omschaduwde oogeu. Het kind bewoog zich niet
toen zij naar hem toetrad. Eerst doen zij dicht
bij hem stond hief hij zijne oogjes omhoog. Groote
God! dat er kind'ren ziju met zulke oogen, donk're
spiegels waaruit een peillooze diepte van leed ons
ontroerend, mair tegelijk aanklageud, tegenstaart.
„Wat doet ge hier in dezen heiligen nacht, mijn
kind. Wat zoekt gij hier?" vroeg zij hem op
zeer zachten toon.
Mijne moeder zeide hij zacht met een afge-
mat klankloos stemmetje. „Ik wil bij mijne moeder
ziju. Hier is ze, onder dezen steeu. Ik heb om
haar geroepen, maar zij komt niet. Zij hoort mij
niet." Hij snikte en riep in hartstochtelijke smart:
Moeder! Moeder!" terwijl hij zich op het graf
nederwierp.
Het sueed haar door het hart: ,,Hebt ge dan
geen vader meer," vroeg zij na een korte poos.
Hij schudde met het hoofd. *Mijn wader was
onderwijzerzeide hij en zij bemerkte dat hij
zeer trosch was op zijnen vader.
„Hoe heet ge dan mijn kleine?"
„Heiurich, Heini Borner
„Zij kromp ineen bij het hooren uitspreken van
dezen naam.
„Bij wien woont ge dan thans, Heini?"
»Bij den kleermaker Philippsen," antwoordde
hij, en de glans in zijne oogen, door de herinnering
aan zijn vader daarin opgewekt, werd weer uit-
gebluscht.
»Zijn die menschen familie van u?" onder-
vroeg zij verder.
»Neen, zij woonden naast ons in den kelder.
Toen men mijne moeder had begraven, hebben
zij mij in hunne kamer meegenomen. Ik moet
naar het weeshuis. Nu zijn ze alien weg naar
hun grootvader, om kerstfeest te vieren," voegde
hij er na een korte wijle bij.
»En ze hebben u geheel alleen gelaten
Hij knikte onverschillig. »Ik ben immers
een overlooper. Ze hebben mij een stoel gegeven.
Ik moest maar naar bed gaan. Maar het was
zoo donker in die kamer en ik kon niet in slaap
komen. Naast die kamer hadden zij een piramide
van lichtjes en vlaggetjes en appelen hingen er
aan. Alles draaide daaraan. Ik gluurde door
de reet van de deur. Later ben ik uit het
venster geklommen en hier naar toe geloopen,
om bij mijne moeder te zijn."
Maar ge kunt hier niet blijven, Heini. Het
is heel koud en ge zoudt ziek worden."
De knaap bewoog zich niet, trok zijn hoofdje
nog dieper tusschen zijne schouders en schoof
zijn half bevroren handjes over elkaar in de
korte mouwen van zijn buisje.
»Ga met mij," zeide zij en strekte haar hand
uit om hem op te heffen. Ik wil u naar huis
brengen bij uwe vrienden."
Hij schudde slechts met het hoofdZe zijn
mijne vrienden niet. Ik behoor niet bij hen.
Ik wil hier bij mijne moeder blijven."
Hij zei dat geheel zonder eenigen trots o
toorn, als sprak dat van zelf en hij verschrikte
zich een weinig op den grafsteen, als om daar
te blijven wachten. Zij zag hem aan. Een
roerende uitdrukking van vermoeidheid en ge-
duld lag op zijn bleek gezichtje uitgespreid en
zijne groote oogen staarden met een zeldzaam
vertrouwelijke uitdrukking in den nacht.
Als zij hem gezegd had dat de dood daar op
hem loerde, zou hij wellicht hebben gelachen
Hare oogen vulden zich met tranen. Zij ver
wonderde zich daarover, want zij had niet ge>
weend, toen hare kinderen stierven.
„Gij hebt uwe moeder wel heel liefgehad, Heini
vroeg zij op zachteu toon.
Mij ne moeder Het verwelkte gezichtje ver-
helderdo van trots en verheerlijking.
„0 mijne moeder was zoo goed, nooit sloeg
ze mij. 's Avonds kuste ze mij en bad met mi
en op het Kerstfeest hadden wij een Kerstboom
Appelen hingen daaraan en gekleurde lichtjes
tien lichtjes wel 1 Ik kreeg een groote peperkoekman
en een houten paard zoo groot." Hij wees met
zijne dunne, door de vorst blauw geworden armpjes,
„Eu ik had ook een trompet. Maar die heett
Karel Philippsen mij ontnomen, ontnomeu omdat
ik een vreemdeling was.
Zijne oogen verdonkerden weer. Hij "zweeg-
Zij zag, dat zijn zwak lichaampje beefde van de
rou. Nog altijd stond zij voor hem en hij zag
laar aan,' alsof hij er over verwonderde dat zij
niet heenging.
Heini I" Zij boog zich over hem heen en
.egde hare hand op zijn blond hoofdje. »Ga met
mij, Heini. Wilt ge met mij naar mijn huis
gaan
Hij sloeg de oogen tot haar op met een
mlpelooze, bijna verschrikten blik, er lag een
vreemden zachten uitdrukking op haar gelaat,
die hp niet begreep. Hij voelde heete tranen
op zijn voorhoofd vallen hij bewoog zijn hand
niet om die tranen weg te wisschen, maar zag
iaar aan als iemand, die droomt.
Garnet mij", zeide zij zachtkens haren arm
om zijne smalle schoudertjes leggend, en met
lalf verstikte stem vervolgde zij »Ziet ge, ik
lad een klein jongetje. Hij heette eveneens
Heini. Thans is hij bij onzeu lieven Heer, bij
wien. uwe moeder ook is. En nu'heeft de goede
God u tot mij gezonden en mij tot u omdat we
leiden zoo eenzaam en bedroeld waren. Wilt ge
mijn kerstkindje zijn, Heini Mag ik uw moeder
ziju
Nog altijd zag hij haar aan, alsof hij droomde.
Haar schoon en zacht gelaat glimlachte. Zij
strekte hare armen naar hem uit.
Plotseling begon hij te snikken en hij drukte
zijne kleine bevende gestalte tegen haar aan.
Ze weenden samen op den stillen Godsakker,
deze beide eenzamen en verlatenen, die nu niet
langer eenzaam en verlaten waren.
De sterren aan den hemel glinsterden helder,
de wind verhief zich en ruischte door de takken,
't was alsof er een weerschijn van verheerlijking
over de zwijgende graven lichtte. En ander-
maal zag het kind in het ischoone zachte gelaat
en zijne tranen hielden op te vloeien en een
eindloos zalig gevoel teekende zich af op zijn
door kommer vertrokken gelaat. En ook de
oogen der vrouw werden helderder altijd weder
streelden hare bevende handen de wangen, het
haar, de schoudertjes van den knaap, en dan
omhelsde ze hem opnieuw en fluisterde ze weer
»Kom met mij mede
Het kind drukte hare hand aan zijne lippen
en zoo verlieten zij langzaam langs de graven
de geheiligde plaats. In den stillen nacht, in
liet angstig vertrouwen van den mensch klonk
als lentelied der bevrijding en verlossing van
den kerktoren naar beneden het overoud en
wonderzalig Kerstnachtlied
P. P.
ZEETIJDINGEN.
Van 21 tot en met 23 December.
afgeschut.
Aan mijn ex-logeergast Achille
Bauwens van Sas van Gent.
Wanneer krijg ik dat geleend geld van u terug,
dat je van mij onder de schoonste beloften wist
los te maken toen gij in 1893 bij mij logeerde (N.B.);
of verlangt ge dat ik onze brieven daarover, als-
mede die van je moeder en den deurwaarder ook
publiek maak
M. MULLER.
des avonds half acht ure, op de bovenzaal van het
estaminet ,/La belle vue" bij dhr. Th. Acke.
Oorspr. Tooneelsp. in 3 bedrijven.
Kluchtspel in 1 bedrijf.
ENTREE le Rang 0,75, 2" Rang 0,50.
Entreekaarten zijn op 26 Dec. na half tien
ure's avonds, MET meer verkrijgbaar.
in de Kerstweek dat is van af 25
tot eu met 28 December zijn PORTRET
laat maken, ontvaugt een keurige fotografie
als Rerstgeschenk.
Poseertijd 's morgens 10 tot 's nam.
3 ure. VAN OVERBEEKE,
Ter Neuzen, Tholensstraat G 59.
Van 21 tot en met 23 December werden langs
de Oostsluizen alhier 22 biuuenvaartuigen op- en
25. afgeschutlangs de Westsluizen 2 op— en 5
TER NEUZEN.
Bevallen van een zoom
P. SCHALK-Van Pienbroek.
Ter Neuzen, 22 Dec. 1894.
Ondergeleekende bericht het publiek
dat de prijs is gevallen op N°. 29.
Wed. PIETER DE KRAKER,
Naaikussen, Ter Neuzen.
De verkooping van BOO HEW ten verzoeke van
den Hoog Geboren Heer Graaf E. G. M. DE
VOLDER, grondeigenaar te Gent, die op 22 De
cember jl. geen plaats kon hebben is nu bepaald op
des voormiddags 0111 10 ure.
Mr. J. G. VAX DEIXSE.
De Notaris Van der Moer, te Ter Xeuzen,
zal op 1
Donderdag 27 December 1894,
des namiddags te 2 uur, in na te melden woon
huis, in het openbaar verkoopen
staaude op den sub b hierna vermelden grond
te Ter Neuzen, eigendom van JACOBr
DIELEMAN werkman te Hoek en de er
zijner vrouw. I
op een perceel grond, groot pi. m. 90 cen
aren aan den dijk tusschen den Vlooswijk 6
den Willemskerkepolder, gemeeuleTerNeuzeu,
kadastraal bekend in sectie B no. 262, groot
70 centiaren eD no. 261 deel, groot pi. m.
20 centiaren.
op een perceel grond, groot pi. m. 39 centiaren,
zuidelijk aansluitende tegen het vorige perceel,
kadastraal bekend Ter Neuzen sectie B deel
van no. 261.
Bctaliug 1 Febiuari 1895, aanvuarding na
de betalmg.
Oiuuiddellijk daarna eenig
in getneld huis aanwezig als: KABINET
met kommen, KASTKLOK, KASTJE, TA-
EEL, STOELEN, KACHEL met toebehooren,
LAMPEN. GELEIERD-, GLAS- en AAR-
DEWERK, ARBEIDERSGERIEF enz.
Koopen tot en met f 3,coulant.
Wordt gevraagd een gepasporteerd militair,
om als plaatsvervangend marechaussee te voet in
dienst te treden. Vereischte storting van f 150
Brieven franco, A. VAN BRUGGEN,Osseudrecht
bij P. J. KLAAIJSSEN, o
Schelpenpad, Axelsche brug, Ter Neuz>*^<
a
van de boerenwoning vau M. VAN LARE
RIEMENS, aan het Kanaal, op het einde der
Blikstraat.
Er is een roos ontsprongen
Uit eenen wortel fijn,
Zooals de ouden zongen
Van Jezus moet die zijn.
En heeft eon bloem gebracht
Te midden van den winter
En in den donk'ron nacht.
VLAG.
NAAM.
Mb Van en naar. Lading.
Voor Ter
Keuzen
21
Eng. s.s.
Dinnington
1059
Goole
kolen
Van Ter Keuient
21
Eng. s.s.
Metal
1730
Middlesbro
ledig
23
idem
Dinnington
1059
Goole
idem
idem
River Derwent
2272
Londen
stukg.
Voor <>teut
21
Eng. s.s.
Dynamo
1364
Hull
stukg.
idem
Don
2658
Goole
idem
idem
Rosa
1294
idem
idem
23
Ned. s.s.
Talisman
2025
Leith
idem
Eng. s.s.
Sea Belle
2152
Londen
idem
Van (went i
21
Eng. s.s.
Norma
1385
Goole
stukg.
Belg. s.s.
Riga
3361
Swansea
ledig
23
Eng. s.s.
Antiqnari
2915
Leith
stukg.
idem
Sea Gull
2100
Londen
idem
idem
Dynamo
1364
Hull
idem
idem
Don
2658
Goole
idem
idem
Rosa
1294
idem
idem
Van Selzaete
21
^Eng.3m.sch.
Alembic
721
Christiania
ledig
1 TE
9
1