Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 3067.
Zaterda^ 29 September 1894.
34e Jaargan^.
Gemengde berichten.
Ook te Kapelle, in Zuid-Beveland, is onder
het rnndvee van den landbonwer J. Blankert het
mond- en klauwzeer uitgebroken, en mede te
Wemeldinge en Meliskerke, zoo ook onder de
schapen van den landbouwer L. de Jonge te
's Heerenboek, bij deze laatste is de ziekte van
kwaadaardigen aard.
De tongblaar kan op menschen overslaan. Te
Ber"-Ambacht zijn enkele personen door die ziekte
aangetast.
Melk beboort men voor het gebruik altijd te
koken.
De Amsterdam mer, Dagblad voor Nederland,
heeft aan zijne achtereenvolgende eigenaars onder
leiding van den heer De Koo, niet meer of niet
minder dan twaalf ton zegge een millioen en
tweemaal honderd duizend gulden gekost, met
andere woorden, de 3 h 4 duizeud abonnes, waartoe
dat blad, volgens verklaring van de redactie zelve,
het ten slotte heeft gebracht, kunnen geacht worden
per hoofd 3 a 4000 gulden aan exploitatie-en
andere uitgaven, te hebben gekost.
In het aanneemkantoorvan de Rijks-Telegraaf
te Amsterdam is Dinsdag de volgende komische
scene voorgevallen.
Een vreemdeling, Duitscher, had aan een der
heide dienstdoende vrouwelijke beambteu een tele
gram aangebodeu, antwoord betaald, en vroeg daarop
of hij wel in het lokaal op dat antwoord mocht
blijven wachten, wat niet geweigerd werd.
Hij plaatsle zich, in afwachting van dat antwoord,
voor een der tegen den muur staande lessenaars,
en met beide armen daarop leuneude, geraakte hij
weldra in diepen slaap
De beambten en ook het publiek sloorden den
vreemdeling niet. Na ongeveer een uur in vasten
slaap verkeerd te hebben, scheen hij te outwaken.
Meer dan schijn was dit outwaken echter niet.
Hij keek even op, en het gloeilicht bemerkende.
prevelde hij zoo iets van vschlafen gehn".
Aan dat voornemen gaf hij metterdaad, doch
werktuigelijk gevolg.
Tot verbazing, maar tot groot vermaak tevens
van de aanwezigen, ontdeed hij zich van zijn hoed
en al zijn bovenkleeren en legde die netjes op den
lessenaar neer. Hierbij bleef het echter niet. Ook
zijn das en chemise werden losgemaakt en uitge-
trokken en daar stond onze vreemde au profond
neglige.
Het kostte den beambte nu heel wat moeite
den slapende wakker te schudden en hem op zijn
toestand opmerkzaam te maken.
Een dame, die te Amsterdam door een kwa
jongen met een spons gedrenkt in bijtend vocht
in het gelaat werd geduwd, zal hare beide oogeu
moeten missen.
Dit geeft iemand aanleiding om in het N. v
d. D. een stukje te plaatsen, waarin hij er op
aandringt dat aan zulke baldadigheden op de een
of andere manier een einde gemaakt zal worden.
Het Wordt afgezaagd te zeggen schrijft de
inzender dat in geen van Enropa s hoofdsteden
de straatjongens zoo bandeloos zijn dan hier
welnu, moi qui vous parle, ik heb jaren lang
geleefd in Afrika en in Azieonder Moham
medanen, onder Negers en Turken, Heidenen
Verstaat ge wel
Maar nergens heb ik dergelijk canaille gezien
als hier in Amsterdam, nergens waargenomeu een
zoo stelselmatige minachting voor alle orde en
tucht. De luchtreiziger Denys, die zich voorleden
week met een mes tegen het gepeupel raoest
verdedigenschrik niet, lezer, t gebeurde te
Amsterdam en niet in Opper—Egyptedie
vreemdeling kwam tot dezelfde conclusie.
En ik, die in de eenzame vlakten en wouden
van Kleiu-Azie reikhalzend verlangde naar den
klank eener Hollandsche stem, ik, die van aan-
doening beefde, toen ik Hollands driekleur zag
wapperen op het gebouw van het gezantschap te
Ka'iioik las de woorden van dien vreemdeling
en ik schaamde mij een Hollander te zijn.
En daar komt angst bij die schaamte. Eenmaa
aangenomen, en vrijwel bewezen, niet waar dat
bij de stelselmatige tegenwerking van het publiek de
politie machteloos is, staan wij alien er aan bloot,
een dergelijk lot te ondergaan als die dame heeft
getroffen. Blind te zijn nooit meer, nooit
meer het licht des daags te zien, zijne dagen door
te brengen, gedompeld in een eindeloozen nacht,
en dat alles om eenige oogenblikken van helsch
vermaak te verschaffen aan een ellendeling, even
laf als laaghartig en wreed.
En zulke wezens neemt het Amsterdamsche
publiek in bescherming T Klinkt als een benauwde
droom.
Opgewonden door hetgeen hij las, riep een
jonkman in mijn bijzijn uit»Dan ons maaar
gewapend. Zij hebben geen ontzag voor de politie,
het gemeen bescbermt hen maar wellicht hebben
zij dan ontzag voor revolverkogels"
Tot zulk een uiterste komt een anders zeer be-
zadigd en ontwikkeld man uit den beschaafden stand
En 't hooge woord moet er uit komt er niet
poedig verbetering, dan zie ook ik geen andere
uitkomst. Want er zijn, zooals uit het bovenstaande
blijkt, twee gevaren, die den rechtgeaarden mensch
in Neerlandsch hoofdstad bedreigen.
Men kan toch zelf het slachtoffer worden van
de ,/stukjes" der straatjongens, zooaft dergelijke
misdadigen heel soetsappig worden genoemd, of
wel, en dit gevaar is vooral niet minder groot,
medegesleept door zijn vurig bloed, zich vergrijpen
aan den bengel, als hij, en hij doet dit bij
voorkeur, lafhartige schelm als hij is, zich
ontspauning verschaft door het mishandelen van
dames.
En in dit geval mag men blij zijn, als men
heelhuids uit de handen van het gepeupel komt.
Doch dit is nousens 1 Wapens komen in een
beschaafden staat niet te pas Maar dan ook ge-
zorgd er voor, dat dit schandelijk euvel ophoude.
Dat alle weldenkenden de handen inedoslaan, om
bij de bevoegde macht aan te dringen op spoedige,
op onmiddelijke instelling van politierechtbanken,
Maar dan ook medewerking van het publiek
uit alle standee, en geene bescherming der daders.
De maat is waarlijk vol, meer dan vol En
't eenig middel om dit steeds meer en meer voort-
woekerend kwaad te fnuiken is streng, suel en
onverbiddelijk recht.
De Parijsche politie is er in geslaagd de hand
te leggen op eene dievenbende, die haar werk
maakte van het stelen aan de uitstallingen. Er
waren reeds lansren tijd klachten ingekomen van
groote kleedermagazijnen, dat er voortdurend arti-
kelen van de uitstallingen werden gestolen, maar
de bende ging zoo omzichtig te werk, dat het
onmogelijk scheen de dieven te betrappen, toen
men door een toeval op het spoor kwam van de
schuldigen.
Op 25 Augustus stal een man een groot pak
jachtvesten van eene uitstalling en zette het op
een loopen. Een bedieuae achtervolgde den dief
maar verloor hem weldra uit het ooghij merkte
echter op, dat de man gevolgd werd door een
prachtigen wiiten hond met een fraaien zwarten
staart. Men hoopte daarin eene aanwijzing te
hebben om den dief te vinden, maar de hond werd
niet meer gezien.
Toen kwam een der agenten op het denkbeeld,
dat de hond misschien door de hondenkar was
opgepakt, en dat bleek iuderdaad het geval te zijn
hij kwam juist bijtijds om het dier van den dood
door verdriuking te redden. Met behulp van den
hond was het gemakkelijk, het adres te vinden
van zijn meester, een welgekleed heer, die juist
met twee dames de deur uitkwam.
De agent gaf den hond aan den eigenaar terug
en volgde daarna het drietal op een afstand het
duurde niet lang, of hij betrapte hen op diefstal
in eenen winkel, en nam hen dadelijk in bechtenis.
De vheer" bekende, dat hij deel uitmaakt van eene
bende, waarvau een zekere Malicet te Aubervilliers
de hoofdman was. De rol der vrouwen bestond
daarin, dat zij de gestolen goederen onder hare
rokken verborgen.
Malicet, die nu ook spoedig werd gevat, werkte
zelf niethij leidde de operation en verkocht het
gestolene. In zijne woning werd eene groote
hoeveelheid gestolen goederen gevonden eu een
volludig stel iubrekerswerkt'uigen.
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
Vergadering van Donderdag 27 September.
Voorzitter de heer J. A. van Boven.
Aanwezig alle leden, behalve de heer Van der
Hooft, die zonder kennisgeving afwezig is.
De Voorzitter opent de vergadering en gaat
over tot het installeeren van het nieuw gekozen
raadslid, den heer Van der Moer. Deze legt
den zuiverings- en ambtseed af, wordt door den
Voorzitter gelukgewenscht, en neemt zitting.
Daarna worden de notulen der vorige ver
gadering gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter verzoekt alsnu den leden te
willen overgaan tot het benoemen van een
wethouder, in plaats van den heer Mr. J. P.
Dronkers.
De uitslag was, dat de heeren Tazelaar 5,
Van IJsselsteijn 5, Wieland 1 en Nelemans 1
stem verkregen.
Niemand de meerderheid verkregen hebbende,
werd overgegaan tot eene nieuwe vrije stemming,
die denzelfden uitslag had.
Alsnu moest herstemming plaats hebben
tusschen de heeren Tazelaar en Van IJsselsteijn.
De Voorzitter merkt op, dat de heer Donze,
als verkeerende in derden graad van bloedver-
wantschap met den heer Tazelaar, zich van
stemmen moet onthouden.
De heer Donze zegt, zich te zullen ont
houden eveneens onthouden zich de heeren
Tazelaar en Van IJsselsteijn.
De herstemming had tot uitslag, dat de heer
Van IJsselsteijn 5 en de heer Tazelaar 4 stemmen
verkreeg en eerstgenoemde alzoo gekozen is.
Op de betrekkelijke vraag van den Voorzitter,
verklaart de heer Van IJsselsteijn de benoeming
aan te nemen.
Ingekomen is een adres van G. van der Peijl,
waarin deze te kennen geeft, dat hij eenige
huizen heeft staan op grond, behoorende aan
de gemeente, dat die grond vroeger door de
gemeente in erfpacht is uitgegeven en dat die
erfpacht door aankoop aan hem is overgegaan, doch
dat de titels van de vroegere uitgifte niet te vinden
zijn, waarom hij thans aan den Raad verzoekt,
bedoelden grond aan hem in erfpacht uit te
geven bij notarieele akte, waarvan hij de kosten
wil dragen.
De Voorzitter zegt, dat het enkel een kwestie
van vorm is, adressant heeft de erfpacht over-
omen, maar er bestaat geen bewijs van
uitgifte. Hij stelt dus voor om de grond aan
adressant in erfpacht uit te geven, overeenkom-
stig den aangenomen canon voor dien grond
ten bedrage van 8 cent per M3.
De canon is wel aangenomen indertijd, maar
nog niet genotuleerd, waarom spreker het noodig
oordeelt, het daartoe noodige besluit te nemen.
Hij geeft lezing van den verhoogden prijs, welke
aldus is voorgesteld
cent per M3. zou worden betaald voor
grond in deDijkstraat, Nieuwediepstraat,
Achterom, Roeiersgang, Dijkgang, Kerksteeg,
Pelmolengang, Elleboog, Dwarsstraat, Tuinpad,
Kandeelstraat, Smidswal, Molengang, Hoogsteeg,
Molenzicht en De Doelderstraat.
10 cent per M3.in de Schoolweg en Vloos-
wijkstraat.
12 cent per M3.in de Lange Kerkstraat
Korte Kerkstraat, De Jongestraat en Brouwerij-
straat.
14 cent per M3: in de Noordstraat, Nieuw-
straat en Westkolkstraat.
De heer Van der Moer maakt de opmerking,
dat het voor de laatstgenoemde straten een
kolossaal verschil isnu wordt betaald 2 cent
en dan 14, dat verschilt 12 cent per Meter.
Voor een stoep vindt hij het zoo erg niet, maar
als men een geheel perceel in erfpacht bezit,
is het bezwarend.
De Voorzitter merkt op, dat de waarde der
perceelen daar ook verhoogd is.
De heer Van der Moer zegt, dat men de
menschen eigenlijk dwingt, want de huizen staan
er eenmaal en men kon wel 25 cent vragen.
De heer Van IJsselsteijn zegt, een tuin te
hebben, waarvoor hij nog meer betaalt. Hij
zou echter de gelegenheid willen openstellen
om op den verhoogden basis de erfpacht af te
koopen.
De Voorzitter herinnert, dat meermalen hier-
over gesproken is, maar de Raad er zich telkens
tegen heeft verklaard.
Z. h. s. wordt de voorgestelde prijs voor de
verschillende straten aangenomen.
Verder wordt het Dag. Best, gemachtigd om
de zaak met Van der Peijl af te doen.
Eveneens zal dit college beslissen over eene
aanvraag van Van der Peijl om een strook
grond voor een stoep voor het kerkgebouw in
de Vlooswijkstraat.
Daarna stelt de Voorzitter voor om over te
gaan tot het aanbesteden van het bestraten
de Slijkstraat. De heer Grenu is nog wel niet
met zijn werk klaar, maar spreker gelooft, dat
er geen bezwaar kan bestaan om tot de aan-
besteding over te gaan, daar het anders zoover
in het seizoen wordt, eer met het werk kan
worden aangevangen.
De heer Van IJsselsteijn vraagt aan wie de
doorgang behoort naast het door den heer
Ribbens gebouwde pakhuis. Hij vraagt dit met
het oog op de hoopen grond die daar leggen.
De Voorzitter zegt, dat die doorgang geheel
aan Ribbens in erfpacht is afgestaan, daar de
Raad het niet wenschelijk achtte om overal
sloppen te behouden. De heer Ribbens zou daar
echter een doorgang laten ter breedte van 1 M.,
zoolang de Slijkstraat niet was bekeid.
De heer Wieland vraagt of de gemeente ten
alien tijde het recht behoudt om bij het riool
te komen dat onder dien doorgang ligt,t erwijl
enkele leden opmerken dat zij bij de weten-
schap, dat daar een gemeenteriool ligt, geen
toestemming tot uitgifte van dien grond zouden#
hebben gegeven.
De Voorzitter zegt, dat in de voorwaarden
het recht der gemeente om bij het riool te komen
zal worden gewaarborgd. Verder zegt hij dat
er over het riool toch niet mag gebouwd worden,
waarom hij meent dat er geen bezwaar tegen
de uitgifte kon bestaan. Spreker deelt verder
mede, dat de door den Raad aangewezen fondsen
waaruit de kosten van het bestraten der Slijk
straat moeten worden gevonden, door Ged. Staten
zijn goedgekeurd. De begrooting bedraagt
1273.
Z. h. s. wordt besloten tot de aanbesteding
over te gaan.
De Voorzitter vraagt de leden of nu ook gelijk-
tij dig het straatje naar den molen van den heer
Van Wijck wenschen te verbeteren, waarvoor
deze een derde in de kosten wil bij dragen.
De heer Jac. de Peijter kan niet begrijpen
dat het straatje voor Van Wijck zoo moeilijk is;
zijn paard kan er toch gemakkelijk opkomen.
De heer Joz. de Feijter zegt, dat het straatje
toch slecht ligt, de sporen zakken geheel in.
De Voorzitter zegt, dat de verbetering ook
alleen betreft het leggen van een breed spoor van
grootere steenen.
De heer Tazelaar zegt, dat het al of niet
accepteeren van de bijdrage misschien straks ter
sprake komthij kan anders nu wel verklaren
daar tegen te zijn. Het is altijd vanwege de
gemeente gemaakt en als de Raad nu erkent
dat de toestand verbetering behoeft, moet de
gemeente het ook verbeteren. Zij blijft dan
tevens vrij. Bij de aanvaarding der bijdrage
zou men op een verkeerd standpunt komen.
De heer Van IJsselsteijn merkt op, dat het
toch alleen ten behoeve van den heer Van Wijck
noodig is dat het straatje wordt verbeterd.
Het is dus een bizonder geval.
De heer Tazelaar denkt niet dat er over eene
bijdrage zou gesproken zijn, ware het niet dat
de heer Van Wijck zich in een gesprek met
een raadslid had uitgelaten daartoe genegen
te zijn.
De heer Van der Moer ziet er geen bezwaar
in om de 25 te aanvaarden het is eenvoudig
een subsidie.
De Voorzitter is het daarmede eenshij ge
looft, dat, wanneer de heer Van Wijck eens
gezegd had: »ik zou dat straatje willen ver
beteren" en het geheel voor eigen rekening
had genomen, de Raad er niets op tegen zou
gehad hebben.
De heer Nelemans, ofschoon niets hebbende
tegen het aannemen der subsidie, is het met
het laatste niet eens dat betreft eene geheel
andere zaak en het zou niet aangaan om eene
publieke straat door een particulier te laten
maken.
De Voorzitter zegt, dat het toch meer gebeurt.
De gemeente heeft het plein voor school A, dat
genie's grond is, toch ook bestraat.
De heer Nelemans meent, dat dit niet gelijk
is. Bij het door den Voorzitter aangehaalde
zijn beide partijen openbare lichamen.
De heer Van der Moer zegt, dat de kwestie
hier eenvoudig is of de gemeente door het
aannemen der 25 rechten prijs geeft. Hij
gelooft dit niet en zou daarom, vooral met het
oog op den financieelen toestand der gemeente,
het aanbod wil aannemen.
De heer Moes meent, dat men er bezwaar tegen
heeft met het oog daarop dat er antecedenten
door kunnen ontstaap, maar ieder geval staat
toch op zichzelf. Hij heeft ook geen bezwaar
om de bijdrage te aanvaarden.
De heer Donze zegt, dat, hoewel het idee
van eene bijdrage op zijn voorstel is te berde
gebracht, hij van gedachten veranderd is en
er zich thans ook tegen moet verklaren om het
aanbod aan te nemen.
De heer Nelemans zegt nogmaals niet tegen
subsidieering te zijn, doch de gemeente moet
zelf het werk uitvoeren.
De heer Wieland zegt, dat er dan meer
kunnen komen die het op een accoordje willen
gooie ner kunnen dan wel personen komen
vragen om iets te verbeteren dat f 300 kost
en dan zeggen»ik geef er honderd", wat
sommige leden nog zoo kwaad niet vinden.
De heer Tazelaar waarschuwt er nogmaals
tegen dat men op een verkeerd standpunt zal
komen, doordat meerdere dergelijke aanvragen
zullen worden gedaan, wat den heer Van der
Moer doet opmerken dat de Raad toch ieder
geval op zichzelf beoordeelen kan.
De heer Visser zegt dat niet alleen de heer
Van Wijck gr belang bij heeft, maar dat het
ook is in het belang der boeren die er huu
graan brengen.
Bijvoegsel van de Ter Heusensche Courant.