Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen, No. 3059. Zaterdag 1 September 1894. 34e Jaargang. Gemengde berichten. Woensdag is een der op het oorlogschip Stier gewonde vnurstokers te Ylissingen overleden, een tweede vuurstoker verkeert mede in levensgevaar en zijn hem Woensdag de laatste Heilige bacra- menten toegediend. De vader in het weeshuis der Hervormden te Schiedam is wegens ongeoorloofde betrekkiug tot een der weesmeisjes, jl. Zaterdag op staanden voet ontslagen. Het mond- en klauwzeer onder het rundvee breidt zich vooral in de provincien Zuid-Holland en Priesland, meer en meer uit. De N. Winsch. Ct. maakt melding van het volgend staaltje van bijgeloof. Te Vlachtwedde is kort geleden een boterfabriek in werking gesteld. In alle ernst wordt verteld en geloofd ook, dat zij, die van de fabrieksboter eten hoogstens nog een jaar en zes weken kunneu leven1 Wat een slachtotfers zal die fabrieksboter eischen In zake den moord te Schagen wordt gemeld Het lijk van vrouw Boes moeder van den moordenaar is Zondagmorgen vroeg reeds te 5 uur begraven. Zooals men weet, werd vrouw Boes van medeplichtigheid verdacht en sneed zij zich met een scheermes den hals af. Het blijkt opnieuw hoe volleerd moeder en zoon in het veinzen en huichelen waren. Op den dag der begrafenis van de beide slacht- offers stond vrouw Boes haar vertrek af om de genoodigden te ontvaugen. In de kamer van vrouw Boes werden na afloop de gebruikelijke koffie en broodjes genuttigd, en aan de tafel zaten ook zij en haar zoon aan, evenals de aodere gasten hun droefenis over de vreeselijke gebeurtenis uitende. Toen eenige uren later de justitie het terrein van de misdaad nog eens kwam opnemen, bood Klaas Boes uit eigen beweging zich aan, om den heeren inlichtingen te verschaffen. Yolstrekt geen vermoeden op den jongen hebbende, die geheel het voorkomeu heeft van een gewonen boerenknaap, werden de aanwijzingen, die hij meende te kunuen doen, dankbaar aangenomen. Hij deelde o. a. mede hoe hij, ongeveer het uur waarop de moord geschied moest zijn, verdacht geritsel op het erf vernomen had. Hij verklaarde, toen naar buiten gegaan te zijn en een man over de schutting te hebben zien klimmen. Die man zoo beweerde de booswicht moest een bekende geweest zijn daar hij anders onmogelijk weg had kunnen komen. Aan het einde toch van het land, waarover hij gevlucht was, bevond zich een breede sloot, welke men in den donker niet over kon of men moest presies weten, waar de eenige smalle plank lag, die het land verbond met het aangren- zende. Zelfs wees hij de justitie op een paar bloedvlekken op de schutting, als sporen, door den gevluchten moordenaar daarop nagelaten. Het is thans gebleken, dat dit de bloedige afdrukken waren van zijn eigen vingers, toen hij, na de vreeselijke daad gepleegd te hebben, over de schutting klom, om zich naar zijn huis te begeven. Door de justitie is op aanwijzing van den ge- arresteerden Klaas Boes, nog een bedrag van 103 gevonden, in het bovengedeelte der kap van het huis zijns vaders, waar deze som door hem (Klaas Boes) was verborgen en achter de zoogenaamde hanebalken weggetimmerd. Met vreugde werd in den lande de tijding ver nomen, dat de moordenaars van dezen afschuwelijken dubbelen moord waren ontdekt en zulks te meer, nu in den laatsten *tijd zoo vele misdadigers zich aan den gerechtigen arm der justitie wisten te out- trekken. Dat de Schagenaars dan ook een prijs (van f 750) uitloofdeu voor dengeen, die een mededeeling zou kunnen doen, waardoor de moor denaars werden ontdekt, laat zich begrijpen, maar zij zullen met ons huiveren bij de gedachte, dat een onschuldige veroordeeld had kunnen worden door valsche beschuldigiug en toevallige omstandig- heden. Het is deze overweging, die de vraag doet rijzen, of het nu niet goed zou zijn den armen Alot een deel van die som te geveo (wanueer geen ander er aanspraak op heeft), als een gedeel- telijke vergoeding voor het geleden leed. Daarmede zou men dan het publiek het voorbeeld geven, dat, nu de man is vrijgelaten wegens gebleken dwaling, er geen smet ten dien opzichte meer op hem mag blijven kleven. In September wijden de Gentsche socialisten hun nieuw lokaal in, dat met het mobilair de kleinigheid van 250,000 fr. kost. Omstreeks 250 pachters van buffetten enz. in de tentoonstelling te Antwerpen weigereu aan de commissie der tentoonstelling de pachtgelden te betalen, op grond, dat deze hare verplichtiugen niet zou zijn nagekomen. Omtrent de ontzettende spoorwegramp, welke in den avond van 10 dezer op de Chicago, Rock Island en Pacificlijn plaats had melden de A.merikaansche bladen de volgeude bijzouder- heden De verongelukte trein moest des avonds om 9 uur 40 min. te Lincoln aankomen. Het ongeluk gebeurde bij een brug, op een uur afstands van Lincoln. Toen de locomotief op de brug kwam, weken de rails uit, de trein klotste nog een eind- weegs over de dwarsliggers voort en storte toen over de brug. De stoomketel sprong en de in bet rond vliegende gloeiende kolen staken de rijtuigen en het houtwerk der brug in brand. In eukele minuteu was de brug vernield. Uit de puinhoopen der in de diepte gestorte wagens klonken de hartverscheurende kreten der ongelukkige passagiers, die men onmogelijk kon helpen. Onder de locomotief lageu de lijken van den machinist en den stoker. Elf menschen zijn om het leven gekomen veleu hunner zijn levend verbrand. Het lijdt geen twijfel, dat het ongeluk aan kwaadwilligheid is toe te schrijven de rails op de brug waren door misdadige handen losgemaakt, zoodat de trein moest verougelukken. In de nabijheid vond men een sleutel, waarrnede de schroefbouten waren losgedraaid. De politie arres- teerde daags na het ongeluk een neger, den vermoe- delijken dader van den laaghjrtigen aanslag. Men had hem met een breekijzer iu de nabijheid van de plaats des onheils gezien. Gemeenteraad van Ter Neuzen. Bijvoegsel van de Ter Heuzensche Courant. Zitting van 30 Augustus 1894. Voorzitter de heer J. A. van Boven. Aanwezig 12 leden (een vacature). Na opening der vergadering leest de secretaris de notulen der voorgaande, welke worden goedgekeurd. Aan de orde is het vaststellen der gemeente-rekening over 1893. De heer Tazelaar brengt namens de commissie tot onder- zoek dier rekening verslag uit. Op de rekening waren geene aanmerkingen. Het heeft echter de aandaeht der commissie getrokken, dat er zooveel achterstallige posten zijn op den hoofdelijken omslag en de hondenbelasting, waarvan velen bepaald aan onwil tot betalen moeten worden toegeschreven, waarom de commissie in overweging geeft zoodanigen te vervolgenvoorts geeft de commissie te kennen tot haar leedwezen te hebben gezien dat voor de 5e maal de bijdrage van het R. C. armbestuur ad f 25 in den geneeskundigen dienst voor het armwezen niet is betaald, terwijl naar aan- leiding van den post uitgetrokken als abonnementsgeld voor de »Gemeentestem" de commissie zegt dat zij gaame zou zien dat men dit blad bij de leden van den Raad liet circu- leeren. De commissie stelt mitsdien voor de rekening goed te keuren tot een bedrag van f 49,812,57$ in ontvangst, f 49,832,61 in uitgaaf, alzoo met een nadeelig slot van 20,03$. De Voorzitter acht het niet waarschijnlijk dat de bijdrage van het R. C. armbestuur nog zal worden ontvangen, waarom hij dan ook maar zou willen voorstellen de bijdrage niet meer in de begrooting op te nemen. Hij vraagt of de heer Tazelaar de aangehaalde punten nog nader wil bespreken. De heer Tazelaar zegt, dat de commissie enkel te kennen geeft dat het haar leed doet dat de bijdrage wederom niet ontvangen is en er is verder door de commissie gesproken over de wenschelijkheid om pogingen aan te wenden om ze alsnog te verkrijgcn. Daar vele achterstalligen in de be- lastingen bepaald onwillig zijn, vindt de commissie het vreemd dat deze niet vervolgd zijn, terwijl de commissie het denk- beeld omtrent de Gemeentestem" heeft geopperd, in de meening dat dit wel bijval zou vinden bij den Raad. De Voorzitter geeft te kennen, dat het Dag. Best, zich met dit laatste kan vereenigen. De bijdrage van het R. C. armbestuur zou hij echter maar willen kwijtschelden. De heer Moes maakt daartegen bezwaar, daar het ongunstig zou werken op de andere armbesturen. De Voorzitter zou het ook aan de anderen willen kwijt schelden. De heer Moes kan zich daarmede in het geheel niet vereenigen. De Voorzitter zou de geneeskundige armendienst maar geheel voor rekening der gemeente willen nemen. De bij- dragen dagteekenen nog van onder de vroegere armenwet, doch de denkbeelden omtrent armenzorg hebben sinds dien tijd eene groote verandering ondergaan. Menigmaal zijn er reeds pogingen aangewend om de bijdrage uitbetaald te krijgen, spreker heeft er meermalen met den pastoor over gesproken maar deze zegt dat er geen geld is en dat hij, de bijdrage uitkeerende, op andere wijze weer minder kan bedeelen. Hoe het komt dat er geen geld is weet spreker niet, want er zijn toch onder de katholieken ook gegoeden, evengoed als bij andere kerkelijke gemeenten. Daarom is dan ook aan den pastoor verzocht het collecteeren ten bate van de armen te willen bevorderen. Spreker herhaalt, dat de begrippen omtrent armverzorging zich geheel gewijzigd hebben en dat, waar men dit vroeger een plicht achtte der kerkge- nootschappen, men het thans meer en meer op den hals der gemeenten schuift. De heer Moes beaamt dit, doch blijft bezwaar maken om de kerkelijke armbesturen vrij te stellen van de bijdrage in den geneeskundigen dienst. De heer Joz. de Feijter meent dat het toch niet aangaat om de een vrij te stellen en de ander niet. De heer Tazelaar vindt het een zwak standpunt, om door de nalatigheid van een bestuur tegen de anderen ook maar te zeggenje behoeft niet meer te betalen. De Voorzitter merkt op dat de heer Tazelaar waarschijnlijk bedoelt onmacht, daar men, waar geen geld is, niet van nalatigheid kan spreken. Hij heeft het al meer gezegd en er ook met den heer Tazelaar als voorzitter van het Burg. Armb. over gesproken, dat een gezamenlijk optreden der armbesturen meer zou uitwerken dan thans, nu ieder afzon- derlijk optreedt. Als men algemeen vergaderde zou de een den ander aansporen en hij meent dat de resultaten beter zouden zijn. De heer Moes zegt dat dit mooi is in theorie, maar heel anders in de practijk. De Voorzitter zegt, dat toch zou voorkomen worden, dat de menschen van den een naar den ander worden gestuurd. Ze komen nu hier zegt spreker en ze worden naar hun kerkgenootscliap verwezen, waarna ze ten slotte weer hier komen. De heer Nelemans stelt voor de discussie hierover te sluiten, daar dit punt volgens hem bij de begrooting thuis hoort. De rekening is nu eenmaal zoo en er is toch niets aan te veranderen. De Voorzitter zegt, dat de Raad nu moet beslissen of de bijdrage al of niet wordt kwijtgescholdenzij is thans in de rekening vermeld als nog te verhalen, maar de Raad kan besluiten ze als oninbaar te beschouwen. De heer Van IJsselsteijn zou de besprekingen hierover ook willen uitstellen tot bij de behandeling der begrooting. De Voorzitter merkt op dat men toch in beschouwingen moest treden over de punten door de commissie aangehaald. Spreker geeft lezing van de lijst der achterstalligen in den hoofdelijken omslag tot een gezamenlijk bedrag van 325,18$. Daar er nog al eenige schippers onder zijn merkt hij op dat het moeilijk is om beslag te leggen op een schip, als men niet de wetenschap bezit dat het den achterstallige in vollen eigendom toebehoort. De heer Harte zegt, dat het toch wenschelijk zou zijn te beproeven de gelden te innen, ze lachenje nu maar lekker uit. De heer Van IJsselsteijn meent dat ook een der schippers grind vaart voor de gemeentehij zou het achterstallige willen aftrekken van diens te goed of anders aan zoodanigen de levering niet gunnen. Als ze aan de gemeente wat willen verdienen, zouden ze in de eerste plaats ook moeten betalen. De Voorzitter merkt op, dat de deurwaarder zooveel mogelijk zijn best doet de gelden te innen en beloofd heeft niets onbeproefd te zullen laten. Dus meer is er niet aan te doen. De heer Moes dringt aan op vervolging, want als de een niet betaalt, dan zegt een ander ook ik betaal nietals ze niets hebben, is het wat anders. De Voorzitter zegt, dat er al iets van het achterstallige ontvangen is, al is het dan nog niet veelmen moet echter met vervolging voorzichtig zijn, daar het geval zich kan voor doen, dat de kosten van in beslagname de opbrengst overtreffen. En wat betreft het achterstallige inhouden van hen,, die van de gemeente geld te vorderen hebben, dat mag niet. De Van IJsselsteijn zegt, dat men hun toch de levering zou kunnen weigeren, als ze niet betalen, met opgaaf der redenen waarom. De heer Wieland merkt op, dat het dan maar een erg geval zou wezen, wanneer zoo iemand veel lager inschreef dan de anderendan zou de gemeente er nog schade bij hebben. De Voorzitter zegt, dat er lieden zijn, die wel willen betalen, als ze lager aangeslagen werden en daar zou hij niet tegen zijn. Schipper De Jong b. v. kwam bij hem met een tientjezooveel wilde hij betalen, maar meer niet, daar zijn inkomsten zoo onzeker zijn. De heer MoesDat is bij ons ook het gevalik kan tenminste wel zeggen, dat mijn inkomsten dit jaar heel wat minder zullen zijn dan het voorgaande. De Voorzitter zegt, dat De Jong hier meestal slechts enkele dagen in een jaar vertoeft, hij wilde echter zijn betrekkingen met Ter Neuzen onderhouden waarom hij aanbood f 10 te betalen. Verder deelt spreker mede dat nog een schipper heeft gezegd zijn aanslag te znllen voldoen. Overigens zegt spreker nogmaals, wordt alle moeite gedaan om de aanslagen te innen, zoowel van den hoofdelijken omslag als de honden belasting. De heer Van IJsselsteijn meent, dat men in dit laatste geen verbetering zal krijgen waarneer men niet overgaat tot het plaatjes-systeem, en de bepaling maakt dat alle honden welke niet van een plaatje voorzien zijn zullen worden afgemaakt. Het is nu misschien wel niet menschlievend en de dieren- beschermers zullen er ook wel tegen zijn, maar waar het betreft het innen van belastingen kan men niet altijd mensch lievend zijn, men zegt nu eenvoudigwe betalen niet. Hij heeft er vroeger reeds over gesproken en zal er zich nu bij neerleggenmaar is voornemens bij het behandelen der begrooting er nader over te spreken. De Voorzitter zegt, dat er vroeger in den Raad wel over invoering van het penning-systeem is gesproken, maar men is er op teruggekomen uithoofde de bezwaren die men er elders van ondervond. Hij vindt de toestand hier nogal bevredigend en meent dat men met het penning-systeem uit- gaven zou krijgen die niet zouden gedekt worden door de meerdere inkomstenmen zou dan de honden die niet van een plaatje voorzien waren moeten opvangen, wat buitendien nog gevaarlijk is als men met kwade honden te doen krijgt. Is er echter een goede lobbes van een hond, dan schroeven kinderen den penning los. Verder geen opmerkingen meer gemaakt wordende, wordt overeenkomstig het advies der commissie de rekening z. h. s. goedgekeurdde wethouder De Feijter onthield zich van stemming. Daarna brengt de heer Van IJsselsteijn verslag uit over het onderzoek der rekening van het Burg. Armbestuur over 1893. De commissie van onderzoek adviseert tot goedkeuring der rekening op een bedrag van f 4749,90 in ontvangst en f 4745,17$ in uitgaaf, alzoo met een goed slot van f 4,72$. De commissie heeft echter eene opmerking en wel deze, dat met de bedeeling te Sluiskil wat worde beperkt, en de levering van brood en steenkolen aanbesteed. Deze opmerking is gemaakt omdat de commissie bij haar onderzoek bevond dat aan een gezin 2700 K.G. kolen a f 9 per 1000 K.G. zijn bedeeld, wat hun verbazend hoog voorkomt. De Voorzitter zegt ook het oog te hebben gehad op den daarvoor op de rekening voorkomenden post ad f 24,30, deze kwam hem ook wel wat hoog voor, maar hij heeft er toch niet verder acht op geslagen. Hij meent echter dat het voor een gezin is geweest waar lang zieken geweest zijn en het zijn oude menschen. De heer Van IJsselsteijn zegt nog, dat de commissie overigens den meesten lof aan het Armbestuur wenscht toe te brengen voor de wijze waarop zij hare moeilijke taak had verricht. De Voorzitter zal de opmerkingen der commissie aan het armbestuur overbrengen. Daarna wordt z. h. s. de rekening goedgekeurd. De heer Tazelaar, voorzitter van het armbestuur, had zich gedurende het nemen der beslissing verwijderd. Alsnu wordt behandeld de rekening over 1893 van de commissie voor den grindweg Ter NeuzenHoek. De heeren Joz. de Feijter en Moes, leden der commissie, verlaten gedurende de beraadslaging hierover de vergadering. De heer Visser zegt, namens de commissie die de rekening heeft onderzocht, dat deze tot geen opmerkingen heeft aan- leiding gegeven en mitsdien wordt voorgesteld deze goed te keuren tot een bedrag van f 1165,42 in ontvangst en 1173,08 in uitgaaf, alzoo met een nadeelig slot van 7,66. Verder wenscht de commissie van onderzoek haren dank uit te spreken voor het gevoerde beheer. Z. h. s. aldus besloten. Aangeboden worden daarna: de begrootingen voor 1895 van het Burgerlijk Armbestuur, van de commissie van beheer voor den grindweg Ter Neuzen— Hoek, de brandweer en de gemeente-begrooting. Deze worden gesteld in handen derzelfde commissie's die rekening hebben onderzocht. De Voorzitter merkt op, dat de gemeente-begrooting weer niet rooskleurig isde hoofdelijke omslag het loopende jaar uitgetrokken op f 15000 is verhoogd tot f 16000, voorts is uitgetrokken een buitengewoon subsidie in de kosten van het lager onderwijs ad 3200, terwijl nu 1680 is verkregen, en niettegenstaande dat is er een post voor onvoorziene uit- gaven van slechts 131,65$, eene som die nog nooit zoo laag is geweest en natuurlijk veel te laag is. Er blijkt dus uit dat de gemeente meer en meer naar de laagte gaat. De Voorzitter stelt daarna aan de orde het behandelen der reclames op den hoofdelijken omslag, waarvoor de opcnbare zitting overgaat in eene met gesloten deuren. Na heropening der vergadering deelt de Voorzitter mede, dat de volgende beslissingen zijn genomen Gehandhaafd zijn de aanslagen van A. B. de Meijer op f 2750, Jac. de Zeeuw op 2250, Jac. Deij op 800 en wed. F. A. Susijn op 2500. Verminderd zijn de aanslagen van Jacob de Bruijne van kl. min. ink. f 1650 naar f 1500. M. Hamelink Sz. 600 400. F. A. de Doelder 1650 1500. P. Dobbelaar 1000 800. P. Kooijman 700 400. De ten tweeden male ontvangen adressen van de wed. Poppe en Jac. Leunis, werden niet in behandeling genomen, als vallende buiten de wet, daar de Raad op hunne reclame reeds heeft beslist en de verdere beslissing aan Ged. Staten behoort. Overgelegd worden de stukken der gehouden verkiezing voor een lid van den gemeenteraad, tot uitslag gehad hebbende, dat is gekozen de heer L. J. van der Moer. Ontvangen is een brief van Ged. Staten waarbij is goed gekeurd het Raadsbesluit tot het opnieuw uitgeven van ge- meentegrond in erfpacht. Ged. Staten voegen verder hieraan toe: Wij meenen u echter er op te moeten wijzen dat voor onbepnaldentijd uitgegevenerfpaelit ingevolge art. 783 in verband met art. 766 B. W., eerst elnclijgt na verloop van SO jaren en voorafgaande opzegging." Nog is ontvangen een brief van Ged. Staten, hondende goedkeuring van het Raadsbesluit tot het aangaan eener tijde- lijke geldleening. Beide brieven aangenomen voor kennisgeving. Daarna wordt lezing gegeven van het verzonden adres aan den Minister van Waterstaat in zake de kanaalbrug. Voor kennisgeving aangenomen. Hoewel het tijd wordt daaromtrent te beslissen, wordt op voorstel van den Voorzitter de zaak van Jac. Kolijn, betreffende het zich wederrechtelijk toeeigenen van een aan de gemeente behoorenden gang, nogmaals aangehouden met het oog daarop dat nog een wethouder ontbreekt. Ingekomen zijn eenige Prov. en Staatsbladen, waaronder een circulaire van den Commissaris der Koningin, waarbij deze voldoet aan de opdracht om namens H. M. de Koningin- Regentes Haren dank te betuigen voor de ontvangst Haar door de bewoners van Zeeland bereid. Voorts deelt de Voorzitter mede, dat de door den Raad afgevaardigde commissie aan hare opdracht heeft voldaan en op de gewone, d. i. vriendelijke wijze ter audientie is ontvangen. Van den heer Grenu is ingekomen het plan voor het be- straten en rioleeren van zijn bouwterreinbenevens een monster der keien voor de bestrating. Tevens deelt hij mede, zooals ook uit het plan blijkt, dat hij de le dwarsstraat van af A. van Dale tot aan het huis van Corn, de Smidt in eens doortrekt. De Voorzitter zegt, dat het ingezonden monster keien de- zelfde soort is als die gebruikt wordt door de heeren Donze en Visser, welke goed voldoen. Z. h. s. worden de keien goedgekeurd, terwijl ook wordt bepaald dat de breedte der straat zal gelijk zijn aan het bestaande gedeelte. De Voorzitter merkt op dat het wenschelijk is, en er is daarom ook verzocht, om zoo spoedig mogelijk nadat de heer Grenu met zijn werk klaar is, de Slijkstraat te bestraten. Men heeft er eerst nog over gesproken om gezamenlijk keien aan te koopen, maar bij nader inzicht achtte men het beter dat ieder afzonderlijk werkte. Voor de uitvoering van het werk voor rekening der gemeente zal het echter noodig zijn de begrooting voor 1893 te wijzigen. waarom spreker voor- stelt te besluiten de benoodigde som van andere posten af- en over te schrijven. Z. h. s. aldus besloten. Bij de om vraag vraagt de heer Van IJsselsteijn ol er met het oog op het heerschen der cholera in verschillende plaatsen nog geen maatregelen zijn getroffen, vooral wat betreft het toezien op het verkoopen van onrijp fruit. Ook aan het spoor leurt men met onrijp fruit en met bier. Men eet dat fruit en drinkt daarop bier, wat slecht is en bevorderlijk voor de cholera. Hij heeft er reeds meermalen aan het spoor voor gewaarschuwd. De Voorzitter beaamt, dat het slecht is, maar zegt, dat de politie er zooveel mogelijk op toe zietzij surveilleert den geheelen dag. Bier drinken, daar kan men niets tegen doen men kan alleen de menschen daarvoor waarschuwen en er hun aandaeht op vestigen. Omtrent onrijp fruit staat niets in de verordening, wel van het verbieden van den verkoop van bedorven »eetwaren". Onder eetwaren zou men ook fruit kunnen rangschikken. Er is echter ook fruit dat onrijp aan de huizen der ingezetenen wordt afgeleverd voor winter- provisie. Spreker stelt voor er in te berusten en de politie op te dragen streng toezicht te houden, terwijl er dan bij hen kan onderzocht worden of het noodig is speciale maat regelen te nemen. Aldus wordt besloten. De heer Donze zegt, dat reeds meermalen is gesproken over een groentenmarkthij vraagt, of men niet buiten bezwaar van de gemeentekas een groentenmarkt zou kunnen daarstellen, door de gelegenheid te geven om gebruik te maken van het macadamplein op de markt om de groenten uit te stallen. Velen zouden van een grooten last af zijn door de vele leurders, die nu aan de deur komen, en men kon dan tegelijkertijd beter controle houden op het verkoopen van onrijp fruit. De Voorzitter zegt, dat men dat toch niet kan tegengaan daar onrijp fruit voor winterprovisie wordt afgeleverd. De heer Donze houdt vol, dat er beter controle kan worden gehouden en het een groot gemak is. De Voorzitter vraagt den heer Donze of hij dan het leuren op de markturen, b. v. 's morgens van 7 tot 10, zou willen verbieden, wat deze bevestigend beantwoordt. De Voorzitter acht dat een groote beperking der persoon- lijke vrijheid en daar is hij ten zeerste tegen. De heer Donze meent, dat het geen vrijheidsbelemmering is. De heer Visser zou het ook gemakkelijk vindeu, de menschen kunnen daar dan zitten. De heer Moes denkt, dat men het moeilijk ingevoerd zal krijgen. De Voorzitter vindt het groote beperking der vrijheid en wat betreft dat er nu zijn die veel last hebben omdat er zoo dikwijls gescheld wordt, welnu, die last, zegt hij, kan men wel kwijt raken, door een bordje op de deur te zetten waarop men verzoekt niet te schellen en meldt dat men van groente voorzien is. De heer Visser zegt, dat te IJzendijke ook de bepaling is gemaakt dat men onder markttijd niet mag leuren. De Voorzitter zou dan willen beginnen met bekend te

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1894 | | pagina 5