ZEETIJDINGEN. Van 7 tot en met 9 Augustus. Van 7 tot en met 9 Augustas werden langs de Oostsluizen alhier 33 binnenvaartuigen op- en 26 afgeschutlangs de Westsl. 3 op- en 1 afgeschut. welke gemeente het meeste belang bij een goeden toegang heeft, in goeden staat te houden. Het strijdt dus met de belangen der gemeente dat daar nu een onbruikbare brug ligt. Het kanaal is in 1828 gegravenzooals we van den wethouder De Feijter onlangs vernamen ligt er thans de 5e brugnadat er eerst voor het gebruik ondoelmatige bruggen gelegen hadden, werd er in '74 een goede brug gelegd. Spreker wil daarom weer een goede brug vragen, daar men anders blijft sukkelen. Wanneer de brug op de door hem aangewezen plaats werd gelegd, zou dit toch niet zulke hooge kosten mede brengen met den grond die uit den dijk moest weggegraven worden konden schoone aprillen worden gelegd. De heer Visser is er tegen om dit verzoek te doen, nu de vraag omtrent de aprillen nog hangende is, daar de gemeente dan misschien het gevaar loopt noch het een noch het ander te krijgen. Overigens wil hij nog niet toestemmen dat de brug onbruikbaar zou zijnhij vermeent dat met het veranderen der aprillen de toestand is te verbeteren. De heer Moes Gij kunt dat gemakkelijk zeggen, ge hebt er niets mede te maken, maar wij zitten er mee, de boeren kunnen maar zien, dat ze terecht komen. De heer Visser vindt dat een alles behalve mooi gezegde hij zit hier even goed als de heer Moes om voor de algemeene belangen te helpen zorgen. niet voor persoonlijke belangen. De heer Jac. de Feijter kan zich wel met de heer Moes vereenigen, wat de toestand der brug betreft en zegt ook, dat het niet aangaat om, waar de gemeente en polders goede toegangswegen maken, zoo'n slechten toegangsweg daar te stellen. De Voorzitter merkt op, dat het voorstel, om te vragen het verbeteren der toeritten, toch met algemeene stemmen is aangenomen. De heer Moes had hieraan slechts zijn stem gegeven, omdat het als noodhulp wat kon helpen overigens was hij er ook zoo sterk niet voor. Ook de heer .Tac. de Feijter zegt, dat het de bedoeling was, dit slechts als noodhulp te verzoeken. De Voorzitter meent, dat men toch het besluit van den Minister dient af te wachten. De heer MoesDan kunnen we wel blijven wachten, ik ben er voor om het verzoek te doen, waarop de Voorzitter zegt, dat men het eerste verzoek terug zou moeten nemen. De heer Moes stelt thans ook voor het eerste verzoek in te trekken, De heer Visser zou liever de zaak nog aanhouden, waar- mede de heeren Jac. de Feijter en Moes zich niet kunnen vereenigen. De heer Nelemans meende dat de heer Moes toch beter op de hoogte was met de oorzaak waarom de brug thans over de sluis is gelegd. Als men daarvan op de hoogte is, weet men dat alle moeite om de brug buiten de vesting te krijgen overbodig is. De heer Moes weet zeer goed dat de Minister van Oorlog een brug wenschte binnen de vestingspreker wil echter niet verzoeken om de brug die er thans is weg te doen, men kan deze laten zooals ze is, als er maar een doelmatige brug voor de voertuigen wordt gemaakt. De Voorzitter zegt dat het deu Minister niet te doen was om een brug binnen de vesting, maar hij kon niet toestemmen om een brug buiten de vestingwallen te laten maken omdat dit in strijd zou zijn met het defensief der vesting. Wel wilde hij er in toestemmen als men hem de noodige gelden beschikbaar stelde voor het maken van de dan noodig wordende verdedigingswerken. De oorzaak dat de brug binnen de veste ligt is dus louter een geldkwestie. De heer Moes was er ook voor dat de brug over de sluis kwam, maar wist vooraf niet, dat die zoo ongelukkig zou worden gelegd. Hij was er voor, omdat de scheepvaart er veel last van had daar de schepen er door de weinige ruimte om te draaien, vooral bij hevigen wind, dikwijls tegen voeren, waarin men ook de oorzaak zoeken moet in het feit dat de brug op 20 jaar versleten is, wat anders niet mogelijk zou zijn. De heer Nelemans blijft bij zijn reeds vroeger uitgesprokon meening, dat de meeste klachten daar van daan komen, dat de meeste personen die van de brug gebruik maken niet voldoende met het rijden bekend zijn. Op andere plaatsen zijn nog sterkere hellingener is geen dijk waarvan de helling zoo flauw is als van de rolbrug. Spreker heeft alle moeite gedaan om de brug buiten de veste te krijgen, doch te vergeefs. De heer Moes herhaalt dat de toestand wezenlijk onhoud- baar is. Het voorstel omtrent het yeranderen der aprillen is alleen door den heer Jac. de Feijter gedaan als voorloopig hulpmiddel, met het oog op het vervoer van den oogst, daar men natuurlijk niet verwachten kon, dat er dan reeds eene andere brug kon worden daargesteld. In het belang van de scheepvaart is de brug over de sluis gelegd, doch waarom moeten nu de landbouwers gedupeerd worden. Spreker houdt vol, dat, zooals hij vroeger opmerkte, de brug kan verlaagd worden. De heer Nelemans zou dan het plan daarvan wel eens willen zien. De heer Moes verklaart er met een deskundige over gesproken te hebben, waarom kan de klep niet naar boven draaien De heer Nelemans zegt, dat men dan de brug niet kan openen. De heer Moes geeft thans een schets van den toestand van een brug te Geertruidenberg, terwijl de Voorzitter wijst op de brug over de nieuwe sluis te Vlissingen, die volkomen horizontaal ligt. De heer Nelemans zegt, dat het lang genoeg bekend is geweest, dat de oude brug weg moesthad men toen pogingen in het werk gesteld, dan was het op tijd geweest, maar nu is het te laat. De Voorzitter zegt, reeds meermalen te hebben betoogd, dat het wenschelijk is, dat het Rijk in dergelijke zaken de gemeente hoordehij zou de Regeering niet van advies willen dienen, maar er op wijzen wat de belangen der ge meente vorderen. Het gemeente-bestuur heeft echter steeds ondervonden, dat verzoeken aan de Regeering om inlichtingen over zulke zaken, geen gunstig onthaal ondervinden. Als voorbeeld wijst spreker op het plan omtrent eene te maken nieuwe zeesluisieder weet dat het plan bestaathet is dan ook reeds uitgewerkt en spreker heeft het zelf gezien. Toch wordt de gemeente, in wier belang het werk toch hoofd- zakelijk wordt daargesteld, niet naar hare meening ter zake gevraagd. In de thans besproken zaak is het Dag. Best, zeer diligent geweest en heeft er over gecorrespondeerd met de Ministers van Oorlog en Waterstaat. Zoodra het Dag. Best, wist, dat de Minister van Oorlog bezwaar maakte om de brug buiten de vesting te laten leggen, heeft het zich per brief tot Z. Exc. gewend, met het verzoek om de bezwaren in het belang der gemeente niet langer te handhaven, of anders voorzieningen te treflen waardoor de bezwaren vervielen. De Minister heeft hierop geantwoord, dat hij zijne bezwaren niet kon ophefFen en er ook geene voorzieningen konden worden getroffen. Voor echter dit antwoord inkwam, kwam ter kennis van het Dag. Best., dat Vrijdag 10 Maart '93 te Middelburg zou worden aanbesteed »het maken eener ijzeren rolbrug over de Westbinnensluis." Dadelijk werd daarop een adres verzonden aan den Minister van Waterstaat, waarin het bestuur verklaarde onaangenaam verrast te zijn door het bericht der aanbesteding en verzocht de toewijzing voor als nog niet te doen, daar het gemeente-bestuur een adres ter zake aan den Minister van Oorlog gericht had. Op dezen brief is echter geen antwoord ontvangen en de aanbesteding doorgegaan. De heer Nelemans was met deze correspondentie geheel onbekend, maar ziet na de openbaarmaking daarvan in, dat het geheel nutteloos is nog verder te requesteeren en zal dus tegen het voorstel van den heer Moes stemmen. De heer Van IJsselsteijn komt ter vergadering. De (heer Moes blijft er bij dat de toestand onhoudbaar is Hij stelt daarom voor het eerste verzoek in te trekken en eene nieuwe brug te verzoeken aan de telegraafpalenloods. De schepen hebben dan voldoende ruimte om voor de brug te draaien. Kan de rolbrug echter verlaagd worden, dan zou hij ook voldaan zijn en kan niet begrijpen dat de heer Nelemans volhoudt dat dit niet kan. De heer Tazelaar is wel bereid het verzoek te steunen jnaar maakt bezwaar om het eerste verzoek in te trijtken Hij stelt de vraag of daarin voor de gemeente niet het gevaar ligt opgesloten van geen brug te krijgen en zelf in de nood- zakelijkheid te komen om de aprillen te veranderen. De Voorzitter ziet daarin geen bezwaar daar het verzoek omtrent den oprit naar de Grenulaan volkomen rechtmatig is. De april is weliswaar volkomen dezelfde gebleven maar vroeger werd zij niet gebruiktvan den goeden aarden april, die men toen gebruikte, is thans het gebruik niet meer mogelijk. Waar de heer Moes zegt geen verbetering te zien in het veranderen van den april zeggen andere ter zake kundigen dat hat daarmede wel te verbeteren is. De heer Joz. de Feijter verklaart daarop die meening te zijn toegedaan. Met een april ter lengte van 90 Meter, zooals is voorgesteld belegd met macadam, en dan weinig of geen helling bij de brug, zou naar hij meent, een vol doende verbetering zijn tot stand te brengen. De heer Moes trekt het voorstel omtrent het intrekken van het eerste verzoek in, zoodat het nu nader geformuleerd strekt om aan de Regeering van wege den Raad te ver zoeken met het oog op de belangen der gemeente eene nieuwe brug te leggen of de bestaande aanmerkelijk te verlagen. Dit voorstel wordt met 9 tegen 1 stem aangenomentegen de heer Nelemans, voor de overige leden. De Voorzitter doet mededeeling van de kennisgeving van den Commissaris der Koningin in deze provincie, waarbij met het oog op het bezoek der Koninginnen aan Zeeland wordt medegedeeld dat voor colleges en autoriteiten in deze provincie, die zulks wenschen, gelegen heid zal bestaan om in het gouvernements-hotel bij H. M. de Koningin-Regentes hunne opwachting te maken. De heer Van IJsselsteijn stelt voor, met het oog daarop dat Ter Neuzen tot de voomaamste gemeenten van Zeeland behoort, eene deputatie, bestaande uit den Voorzitter met 2 leden van den Raad, af te vaardigen. Dit voorstel wordt met 9 tegen 1 stem, die van den Harte aangenomen. De heer Jac. de Feijter (wethouder), herliaaldelijk verzocht zich beschikbaar te willen stellen, blijft verklaren zich met het oog op zijn hoogen leeftijd daarvoor niet geschikt te gevoelen. Alsnu worden op voorstel van den heer Harte benoemd het oudste en het jongste lid in zittingjaren, zijnde de heeren Joz. de Feijter en Donze, die zich, (echter jniet dan na herhaald verzoek beschikbaar stellen. De Voorzitter zegt alsnu dat het wedcr tijd wordt om eene beslissing te nemen omtrent de kermis en vraagt het gevoelen der leden. De heer Tazelaar zegt, dat zijn opinio omtrent de kermis genoeg bekend is en hij deze niet wil herhalen. Hij wil echter in overweging geven of het niet wenschelijk was, met het oog op de cholera, eene beslissing nog wat uit te stellen hij maakt hiervan echter geen voorstel. De Voorzitter zegt, dat bij geval de toestand emstig mocht worden er toch vanwege het Dag. Best, wel een nader voorstel zou worden gedaan. Hij ziet er geen bezwaar in om het besluit tot het houden der kermis te nemen. De vraag wordt telken jare gesteld met het oog op eventueele opmerkingen. Het wordt echter tijd om te beslissen daar spoedig de plaats- aanvragen zullen inkomen. Z. h. s. is besloten de kermis op de gewone wijze te houden. Thans brengt de Voorzitter aan de orde de circulaire der protectionistische landbouwersvereeniging, de vorige vergadering aangehouden. De heer Moes moet tot zijn leedwezen zeggen dat hij ook voor het heffen der daarin gevraagde rechten is, omdat het noodzakelijk is daar de graanprijzen zoo laag zijn. Hij vraagt echter: «Wat is protectie? Welke kolossale sommen worden niet aan den handel ten koste gelegd voor waterwegen, terwijl de boeren zelf hunne wegen moeten onderhouden De heeren van het congres voor de binnenscheepvaart hebben kunnen zien wat daaraan zooal wordt ten koste gelegd. Dat is alles ten voordeele van den handel. Men ziet het ook aan de Kamer van Koophandel alhier, deze vraagt afschaffing der kanaalrechten, en bovendien nog het maken eener houthaven en eene nieuwe sluis! En met het oog daarop stelt hij de vraag»Wie zijn de protec- tionisten, de handel of wij Hij meent dat in het streven der vereeniging niets onbillijks ishet is slechts te doen om matige prijzen te verkrijgen en zijn die er dan zal het alien goed gaan. Spreker vindt het jammer dat de vereeniging nog niet verder gaat en ook rechten vraagt op nijverheids- producten, daar vele zaken uit het bnitenland hier kant en klaar worden ingevoerd. Hij wijst er nog op dat, wanneer een plattelandsgemeente een eindje weg vraagt het Rijk eenige subsidie verleent en de provincie een renteloos voorschot en de gemeente dat moet terug betalen, terwijl groote sommen voor waterwegen worden uitgegeven, en wat geniet de handel daar niet van Verder kan spreker niet toegeven dat de voordeelen van het opslaan der graanprijzen zoude ten goede komen aan de groote grondbezitters, daar hij zulke personen en ook administrateurs kent die niet zouden liandelen zooals de heer Jac. de Feijter in de vorige zitting zeide en de pacht niet zouden opslaan. De heer Jac. de Feijter heeft ook niet gezegd dat zij het alleen zouden doen maar meent dat het daarom toch over het algemeen het geval zal zijn. De heer Moes betwijfelt dat, hij kent er die het niet zullen doen en hij zou het niet gaarne durven nazeggen. Ten bewijze dat de handel beschermd wordt en de landbouw niet, wijst hij op de Kamer van Koophandel, die is ten hehoeve van de belangen van den handel en kost aan de gemeente jaarlijks f 200de landbouw daarentegen betaalt hare ver eenigingen zelf. Het is ongelukkig dat de belangen van landbouw en nijverheid tegen over elkander staan. Dat de petroleum met 55 cent per 100 liter belast is kan men niet bemerken daarom zou een matig recht op het graan ook niet schaden. Wat betreft het vreemde graan, waarvan men in de vorige vergadering zeide dat dit toch zou komen welnu laat het komen, dan moet daarvoor toch worden betaald. De heer Van IJsselsteijnEn in wiens zak komt dat In den zak van het Rijkwelk voordeel hebben de boeren daar dus van De heer Moes zegt, dat er dan minder belasting moet betaald worden dan brengt het toch nog wat opaan den Nieuwen Waterweg, is 40 millioen hesteed, en, vraagt spreker, brengt die dat op overal wordt gesproken van afschaffing der rechten op waterwegen en ook van de tollen op de wegen, maar dat komt toch weer later, de boeren komen altijd achteraan. De heer Nelemans merkt op, dat de waterwegen nooit wa t opbrengen maar tengevolge van het bestaan daarvan kunnen de sporen weer worden bevracht, terwijl de heer Van IJsselsteijn er aan toevoegt, dat de landbouwers, weer vrij van bedrijfs- belasting zijn. De heer Moes gevoelt daar spijt genoeg over. Hij gaf de afgevaardigden Keuchenius en Hennequin groot gelijk toen zij daar tegen stemden, want dat is maar alleen om later als er wat voor de landbouw gevraagd wordt op dien vrijdom te kunnen wijzen en ook als er van die zijde aamnerkingen gemaakt worden op de millioenen aan de handelssteden besteed. Men ziet ook hier wat ten behoeve van den handel gevor- derd wordt. De heer Van IJsselsteijn merkt op dat het eene een gevolg is van het andere. Men kan alleen de vaart hier houden door de goedkoopte en uithoofde daarvan wordt er al eens over andere zaken been gezien. De middelen tot lossen zijn hier in vergeiijking met andere plaatsen slecht, terwijl het nog het ergste is dat de schepen somtijds geen water genoeg hebben. Doch dat zijn plaatselijke belangen en de vrijdom van havenrechten is gevraagd met het oog op het kauaal van IJmuiden. Een houthaven is hoog noodig voor den houthandel. De heer Moes merkt op dat die handel heelemaal in handen van Belgen is. Hij zegt verder, dat hij in het verslag nog gelezen heeft dat de Voorzitter er van sprak dat Belgie represaille maatregelen zou nemen als wij beschermende rech ten aannemen, maar De Voorzitter geeft te kennen dat niet precies te hebben gezegd. Hij heeft gewezen op onze ligging ten opzichte van Nederland en dat wij met een klein strookje aan Belgie vast liggen en dus belang hebben bij vrijen handel met Belgie. Daar er nu in Belgie een sterken aandrang heerscht voor protectie, sterker dan in Nederland, heeft spreker gewaarschuwd aan die denkbeelden geen voet te geven door ook om protectie te verzoeken. Vroeger toen er geen vrijen handel bestond was het volgens ouden van dagen zeer slecht. Nu worden er rechten betaalt voor het vee endie rechten, zeggen de landbouwers, betalen wij. Wat de leuze betreft van goed- koop brood voor den minderen man," iemand die dien aanheft wordt beschouwd als een persoon die de volksbelangen goed behartigd en ze zeggendat is onze manhet is echter een valsche leuze. De heer Moes is het met die leuze ook niet eens, reeds uitgesproken door de heer Visserspreker meent het even goed met de belangen van den werkman als een ander en zou er daarom niet gaarne toe overgaan om de loonen te ver- minderen, hij zou niet willen, dat zijn werkvolk te kort kwamGeheel anders gaat het hier in Ter Neuzenals een boot leeg is en er is geen andere, dan worden de menschen eenvoudig bedankt, hoewel de handelaars ze toch nog op sleeptouw houden, want hij heeft hiervan de ondervinding, dat, als hij bij groote drukte eens werlflieden van 't spoor in zijn dienst heeft, zij bij hem 'twerk laten liggen omdat er een boot is. Wanneer hij eveneens kon doen en in den oogsttijd volop werklieden aannemen om den oogst, die zooals nu, geheel rijp te velde staat, binnen te halen en ze daarna te bedanken, dan wil hij de loonen met 50 pet. verhoogen het stelsel van vaste werklieden is zeer nadeelig voor de de landbouwers. Verder maakt spreker nog opmerkingen over het uitbetalen in bierhuizen, dat alhier veelal geschiedt dat tot misbruiken aanleiding geeft, van welke spreker onlangs nog getuige washij voor zich zou zulks nooit toestaan. De Voorzitter zegt, dat in deze zaak de toestanden te zeer uiteenloopen om een vergeiijking te maken. Het is toch altijd regel geweest dat het Rijk zorgde voor goede uit zee toegankelijke waterwegen. De heer Visser merkt nog op dat in de circulaire over- dreven wordt, waar o. a. gewezen wordt op de ellende ten platten lande zou hij toch niet gelooven dat zulks op onze streken van toepassing is, daar hier eerder welvaart heerscht. De heer Joz. de Feijter wil dit aannemen voor Ter Neuzen, doch zegt dat het verder op, achter Axel en in het land van Hulst niet zoo is als hier. Ook in andere provincies is het verschrikkelijk men moet dan de verslagen maar eens lezen. De heer Moes herhaalt, dat steeds de landbouwers de dupe van de historie zijn; zij komen steeds achteraan, wat ook blijkt uit de afschaffing der tollen, daar de watertollen weer voorgaan en de boeren de landwegen zelf moeten onderhouden. De discussie wordt gesloten en in stemming gebracht het voorstel van het Dag. Best, om het adres voor kennisgeving aan te nemen. Dit wordt aangenomen met 6 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren Jac. de Feijter, Harte, Visser, Van IJsselsteijn, Nelemans en Donze, tegen de heeren Joz. de Feijter, Moes, Tazelaar en De Koeijer. Mede wordt voor kennisgeving aangenomen een brief van den heer A. C. N. Grenu, waarin deze te kennen geeft ge- noegen te nemen met de aanbieding hem bij Raadsbesluit van 31 Juli j.l. gedaan betreffende het bekeien en rioleeren zijner straten. De Voorzitter stelt voor een besluit te nemen tot het weder in erfpacht uitgeven tegen een verhoogden cijns der gronden waarvan de contracten zijn afgeloopen. Dit besluit te nemen is noodig omdat daarop de goedkeuring van Ged. Staten moet worden verkregen. De heer Van IJsselsteijn vraagt of ook de gelegenheid is opengesteld tot afkoop der erfpacht. De Voorziter zegt, daar niet voor te zijn. Hij acht het beter dat de gemeente zijne eigendommen behoudt, men geniet daarvan dan jaarlijks voordeelen terwijl het geld door afkoop verkregen toch maar door de handen gaat. Vroeger is een besluit genomen waarbij de cijnsen afkoopbaar werden gesteld, dat is echter geschorst daar velen gingen afkoopen wat niet te verwonderen was tegen 30 maal 2 of 60 cent per vierk. M. Ook andere leden verklaren zich tegen afkoop, waarna het voorstel van den Voorzitter wordt aangenomen z. h. s. De heer Van der Hooft komt ter vergadering. De kwestie omtrent het maken eener goot of riool op het gehucht Driewegen wordt nog aangehouden, tot het bestuur van den Zeventriniteitpolder gelegenheid heeft gehad de zaak nader te onderzoeken. Daarna brengt de Voorzitter in behandeling de zaak omtrent de afsluiting van den doorgang aan de gemeente behoorende door Kolijn. Zooals in de vorige vergadering is medegedeeld is het perceel overgegaan aan A. E. Bliek, die een sleutel wilde geven, wat het Dag. Best, echter een onbehoorlijken toestand vindt. Daarom stelde het voor een proces te beginnen om in het bezit van den grond te worden gesteld. De heer Visser geeft te kennen dat hij en de heer Donze niet kunnen medewerken aan eene beslissing hieromtrent, daar zij dien grond aan Kolijn hebben overgedragen en nu dus niet kunnen medewerken om dien grond van gemeentewege op te vorderenbij eene eventueele stemming zullen zij zich onthouden. De Voorzitter vindt het vreemd dat zij die grond hebben overgedragen, zij moeten dan wel overtuigd zijn dat het hun grond is. De sloot die daar gelegen heeft is gedempt en behoorde aan de gemeente en aan het R. K. kerkbestuur en den heer Van Son. Toen de sloot gedempt is werd besloten op de plaats een gang te laten en de erven aan weerszijden af te rasteren, daar niet kon worden uitgemaakt aan wie de sloot behoorde. Er is dus een doorgang gehouden, evenals ook nu achter de nieuw aangelegde straat van de heeren Donze en Visser en den tuin der R. K. pastorie. De heer Van IJsselsteijn is van oordeel dat, als de heeren Donze en Visser in de meening verkeerden dat het hun eigen grond was, het een mooi zaakje wordt voor advokaten. De heer Moes stelt voor, hierover in de geheime vergadering na het behandelen der reclames op den hoofdelijken omslag, te spreken. Aldus wordt besloten. Op de vraag van den Voorzitter of nog een der leden iets in de openbare zitting te bespreken heeft, zegt de heer Harte, dat er indertijd eene som is toegestaan voor het wapenen der politie met karabijnen. Waar blijven die? vraagt hij. Het kwam nu onlangs voor, dat bij het betrappen van een dief bij het stelen van aardappelen, de politie zich niet kon verdedigen. De Voorzitter zegt, dat eerst is beproefd om de wapens van wege het Ministerie van Justitie te erlangen, daar de gemeente-politie geen karabijnen noodig heeft. maar zij deze enkel noodig hebben als onbezoldigd Rijks-veldwachter. De Minister antwoordde niet aan het verzoek te kunnen voldoen, daar geen karabijnen voorhanden waren en er ook geen uitzicht bestond, dat er voor eerst zouden worden aangeschaft. Er zijn nog wel karabijnen te verkrijgen, maar deze deugen niet, naar men zegt, daar de loopen springen, waardoor ook de veldwachter van Hoek een ongeluk over- kwam. Spreker heeft verder naar den prijs van een goede karabijn getnformeerd en er werden hem, volgens zeggen, goede karabijnen vertoond, terwijl als prijs werd genoemd eerst 40 h 42 en later 55 h 60. Daarop is bij het Rijk getnformeerd wat wordt betaald voor de karabijnen der marechaussee's. De heer Harte meent, dat men daarmede geen rekentng kan houden, daar het Rijk de geweren bij de massa aankoopt. Hij achtte het echter wenschelijk dat de agenten er van werden voorzien, ook met het oog daarop dat eerstdaags de jacht opengaat. De Voorzitter vindt het treurig, dat de noodzakelijkheid zich voordoet dat de gemeente-politie van vnurwapenen moet worden voorzien. De buitendienst behoort eigentlijk aan de marechaussees. Ook de heer Harte meent, dat het zoo niet moest zijn, in de steden blijven de agenten binnen en de dienst buiten de kom wordt door de rijks-veldwachters verricht. De heer Moes vindt thans het toen genomen besluit wel wat overdreven, dit is destijds genomen onder het enthousiasme door de heeren jagers verzocht; de gemeente-politie heeft zich in het toen gebeurde wel wat moedwillig bloot gegeven, en behoorde het wel tot haren werkkring om daar op te treden, vraagt spreker; hij is van gevoelen dat het aan de rijks- politie behoorde en eerst dan, als die het niet afkonden en hunne hulp verlangd werd, konden ze bijstand verleenen. De Voorzitter zou als hoofd der gemeente-politie ook nooit in een optreden met karabijnen willen toestemmen, maar de agenten hebben die noodig als rijks-veldwachter. De heer Joz. de Feijter betwist, dat het besluit genomen is enkel ten behoeve der jagersverleden jaar kwam men met 5 a 6 man door den staanden oogst loopen en hij betwijfelt of de heer Moes dit aangenaam zou vinden, hij meent dat deze zich dan ook wel warm zou maken. De Voorzitter gelooft, dat de boeren beter zelf zoo iets te keer konden gaan. De heer Joz. de Feijter zegt, dat dit voor hen niet mogelijk is, daar ze dan te groote gevaren loopener zijn toch van die lui, personen die er niet opzien om je van kant te maken. Het is dus ook noodzakelijk voor de openbare veiligheid dat de politie goed gewapend is. Na nog eenige opmerkingen doet de Voorzitter toezegging zoo spoedig mogelijk aan het besluit uitvoering te zullen geven. De openbare zitting gaat over in eene met gesloten deuren. De zitting weder openbaar geworden zijnde, deelt de Voor zitter mede dat daarin zijn behandeld de reclames op den hoofdelijken omslag, waarvan de uitslag is als volgt Gehandhaafd zijn de aanslagen van: A. C. N. Grenu, Dr. H. B. van Nes, A. Verheijke (wed. A. de Zeeuw), Jacob de Meijer, J. J. Clepkens, Jae" Leunis Az., P. van den Ouden, And. van der Bel, M. Jurrij en M. A. Harts. Van het kohier afgevoerd zijnJac" Trapman en W. P. Wieland. Verminderd zijn de aanslagen van Joh' Huijgens C. H. Buurmans F. Harms J. A. Klaassen Wed. I. Poppe I. S. Standaert D. van Rompu J. de Bree Cz van kl. min. ink. f 600 naar f 500 2100 700 ,600 400 1650 1400 1200 800 ,2100 1950 2500 1950 700 500 Niet ontvankelijk verklaart is de reclame van D. A. IJse- baert, als hebbende zijne reclame betrekking tot den aanslag over 1893, terwijl de later ingekomen reclames van Jacob de Bruijne, A. B. de Meijer en M. Hamelink zijn gesteld in handen van het Dag. Best. Verder deelt de Voorzitter mede, dat aangehouden werd de zaak Kolijn, daar enkele leden niet langer ter vergadering kunnen blijven. Bij de omvraag vestigt de heer Van IJsselsteijn er nogmaals de aandacht op, dat er gedurende de zomermaanden bij donkere maan geen lantaarns branden op de hoeken der straten. Hij vestigde daar ook reeds vroeger de aandacht op en ofschoon de Voorzitter destijds voorziening beloofde zijn daarvan nog geen resultaten te bespeuren en blijft het steeds donker, tot groot ongerief van de vreemdelingen die in onze plaats ver- toeven. De Voorzitter zegt, dat in overleg met de Commissie van Fabricage werd besloten voor dit jaar als naar gewoonte te handelen. De lantaarns waren in reparatie en nog niet klaar zoo weghalen kon men dus ook nietmen had er niet vooraf op gerekend en er das geen maatregelen voor genomen. Aan- schaffing van meer reservelantaams zal noodig worden. De heer Van IJsselsteijn maakte thans de opmerking omdat de toestand bij donkere maan werkelijk gevaarlijk is en er dan op de begrooting een post voor kan worden uitgetrokken. De heer Visser zegt, zich volkomen met het gesprokene van den heer Van IJsselsteijn te kunnen vereenigen, waarna de Voorzitter belooft er op te zullen letten en, niemand meer het woord verlangende, sluit hij de vergadering. c3 VLAG. NAAM. M3. Van en naar. Lading. Voor Ter NeuzenI 8 Eng. s.s. Antiquari 2915 Leith stukg. Spaans. s.s. Abril 3824 Bilbao minerie Eng. s.s. Gem 1278 Whitehaven ijzer 9 idem Ann Webster 2241 London stukg. fan Ter Seuzeni 7 Spaans. s.s. Galon 4251 Bilbao ledig 8 Eng. s.s. River Derwent 2272 Londen stukg. Voor Cent 7 Deens. s.s. Hermia 2963 Riga hout 8 idem Volmer 4336 idem idem Eng. s.s. Sea Gull 2100 Londen stukg. 9 idem Warkworth 1974 New-Castle idem idem Hebble 2558 Goole idem Tan Cent i 7 Eng. s.s. Spindrift 2003 Londen stukg. idem Norma 1385 Goole idem 8 Deens. s.s. Nordsoen 1346 Esbjerg phosph. Eng. s.s. Ptarmigan 3492 Antwerpen stukg. Belg. s.s. St-ad Nieuport 1627 New-Castle idem Eng. s.s. Sea Belle 2152 Londen idem 9 idem Don 2658 Goole idem idem Leona 1698 idem idem Deens. s.s. Skjold 4407 Blyth ledig

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1894 | | pagina 6