Algemeen Nieuws- en Advertentiebiad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 304*2.
Woensdag 4 Juli 1894.
34e Jaargang.
Gemeenteraad van Zaamslag.
Zitting van Vrijdag 29 Juni.
Tegeuwoordig al de leden.
Na lezing der notulen maakt de lieer Van de
Ree de aanmerking, dat hi] er niet in vermeld
vindt, dat de Voorzitter hem het aanbod heeft
gedaan om de haven voor eigen rekening aan
te leggen.
De Voorzitter erkent, dat hi) hem gezegd
heeft»je bent een man van geld, is de aanleg
dan zoo voordeelig, legt de haven dan zelf."
De heer Van de Ree dacht, dat het aanbod,
door den Voorzitter gedaan, van Burg, en Weth.
uitging, waarop de Voorzitter antwoordt dat dit
niet zoo is, dat hij, Voorzitter, het enkel uit
eicren beweging zei, werken van de gemeente
weggeven kan hij natuurlijk niet, waarop de
heer Van de Ree in't midden brengt dat wanneer
het maar een spreekwijze was, hi) er niet aan
hecht of het in de notulen al dan niet is vermeld
geworden.
Een andere aanmerking, eveneens door den
heer Van de Ree gemaakt, betrof de vermelding
in de notulen, dat in de vergadering van 5 Juni
benoemd was een president en een lid van het
algemeen armbestuur. Hij heeft er niets tegen,
dat de heer Riemens president is, maar hij weet
niet beter, of er zijn in de vorige vergadering
2 leden benoemd.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Riemens
president was en het dus van zelf sprak, dat
hij als zoodanig werd herkozen.
De notulen worden hierna goedgekeurd.
1. Mededeeling wordt gedaan van een schrijven
van den heer H. Hoebe, dat hij zijne benoeming
tot lid van het algemeen armbestuur aanneemt,
van een tweetal brieven van Ged. Staten en van
een schrijven van genoemd college waarin het
mededeelt dat uit een aangehaald schrijven van
Burg, en Weth. niet blijkt, of tegen een jaarwedde
van 450 sollicitanten voor de vacante onder-
wijzersplaatsen worden opgeroepen, of niet, en
mocht dit het geval zijn, zij er al dadelijk op
wijzen, dat tegen dit salaris zich waarschijnlijk
geen sollicitanten zullen aanmelden, daar er
bun geen enkele reden bekend is waarom men
in Zaamslag gelukkiger zal zijn dan in andere
gemeenten. tied. Staten achten het daarom
wenschelijk reeds aanstonds de hezoldigingen
hooger te stellen.
Burgemeester en Wethouders leggen, naar
aanleiding van dit schrijven, een berekening
over, waaruit blijkt, dat, wanneer de jaarwedde
op f 500 gebracht worden, de gemeente 1150
meer uitgeeft, waaraf f 500 wat meer wordt
genoten voor Rijkssubsidie, rest f 650 en wanneer
de jaarwedden gebracht worden op 550 de
uitgaven met f 1450 verhoogen, waaraf genoemd
bedrag ad 500.
De Voorzitter deelt mede dat door de meerdere
uitgaven voor de onderwijskosten het goed slot
van de vorige dienstjaren er geheel in weggaat.
De heer Van de Ree zou het onbillijk vinden,
dat onderwijzers werden opgeroepen tegen een
salaris van 500, terwijl de onderwijzer Geel-
hoedt, die de hoofdakte bezit, ook slechts een
jaarwedde van 500 zou genieten. Op een
vraag van den heer Geelhoedt antwoordt de
Voorzitter dat er is opgeroepen voor 450 doch
dat zich geen sollicitanten hebben aangemeld.
De heer Van de Ree stelt voor de onderwijzers
op te roepen tegen een jaarwedde van f 475,
de tratementen der overige onderwijzers met
25 te verhoogen en het salaris van den onder
wijzer Geelhoedt met f 50 te vermeerderen,
hij vindt een verschil van f 50 in salaris voor
iemand die hoofdakte heeft te weinig.
De heer Geelhoedt verklaart niet met het voorste
van den heer Van de Ree te kunnen meegaan, de
onderwijzer Geelhoedt heeft f 50 meer dan de
andere onderwijzers en hij vindt dit verschi
voldoende, was een onderwijzer met hoofdakte
verplichtend aan de dorpsschool dan zou hij er
voor zijn een meer merkelijk verschil aan te
te nemen, maar nu vindt hij het onbillijk, dat
Geelhoedt f 75 meer krijgtverhooging van
zijn tractement met f 25 zou dus voldoende
zijn. Wat aangaat een onderwijzer met ver-
plichte hoofdakte deelt hij als zijne meening
mede, dat wanneer er 4 onderwijzers aan een
school zijn, er 1 moet zijn met hoofdakte.
De heer Van de Ree deelt mede, dat de wet
zegt, dat wanneer er 4 onderwijzers zijn aan
eene school er 1 moet zijn met hoofdakte, dus
wordt een onderwijzer met hoofdakte aan de
dorpsschool verplichtend.
De heer Geelhoedt weet niet of onder het
in de wet genoemd aantal, het hoofd der school
begrepen is, hij durft dus, wat de dorpsschool
aangaat, er niet vast op staan of het verplichtend
is of niet een onderwijzer met hoofdakte te
hebben.
Nadat de heeren Van de Ree en Geelhoedt
ladden gezegd geen jurist te zijn, werd over
de al of niet bestaande verplichting hierboven
genoemd niet verder gedelibereerd.
De Voorzitter denkt dat er voor f 475,
evenmin sollicitanten zich zullen aanmelden.
De heer Dekker meent, dat er geen haast bij
de zaak is, tegenwoordig zijn er toch zooveel
sinders niet op school.
Ook de heer Riemens is van dit gevoelen,
hij stelt daarom voor de te nemen beslissing
uit te stellen tot eene volgende vergadering.
Na nog enkele besprekingen werd hiertoe met
algemeene stemmen besloten.
Nog werd medegedeeld een reclame van C.
de Blaeij tegen zijn aanslag in den hoofdelijken
omslag, daarbij mededeelende slechts een inkomen
van 300,te hebben en mitsdien verzoekende
van de 2de in de l8te klasse te worden gebracht.
Na gehouden beraadslaging waarbij er op ge-
wezen werd, dat De Blaeij nog al wat werk
neeft en hij dus wel een inkomen van 400,
zal hebben en dat hij toch slechts f 1,90 moet
betalen en aan den anderen kant dat wanneer
hij het inkomen niet heeft, hij er ook niet naar
moet betalen werd gestemd, van welke stemming
als uitslag werd medegedeeld, dat 5 leden voor
verlaging warentegen de heeren De Kraker
en Van de Ree, waarna de heer Geelhoedt be-
zwaren tegen de stemming maakt, daar hij denkt,
dat er een vergissing heeft plaats gehad. Hij
n. 1. zei, toen de Voorzitter hem naar zijn stem
vroegsverlagen", de heeren De Kraker en
Van de Ree »handhaven" terwijl de overige
leden enkel stemden met »voor" enhieruitwas
niet op te maken icaar die leden voor stemden.
Een nieuwe stemming had plaats, die tot
resultaat had, dat het verzoek van De Blaeij
werd afgewezen met 4 tegen 3 stemmen.
Voor verlaging de heeren Geelhoedt, De Klerk
en Dekker.
2. Burg, en Weth. stellen aan den raad voor
om, met intrekking van het besluit, genomen
in de vergadering van 5 Juni j.l., te besluiten
om te beginnen met 1 Januari 1895 op elk
graf der algemeene begraafplaats, een genommerd
steenen paaltje te doen plaatsen, de nommering
te beginnen met n°. 1, de paaltjes 3 jaren te
laten staan en na verloop van dien tijd te
bezigeu voor de na dien tijd te begraven lijken en
zoo voort te gaan voor elk tijdvak van 3 jaren.
De Voorzitter deelt mede, dat Burg, en Weth.
nader de zaak hebben in overweging genomen
en thans van oordeel zijn, dat bijhouding van
een kaart moeilijkheden met zich medebrengt
wanneer nu paaltjes worden geplaatst dan wordt
voldoende in de behoefte voorzien, de grafdelver
toch houdt een register bij van de begraven
lijken en het nommer van dit register komt dan
overeen met het nommer van het grafpaaltje.
Wat het tijdvak van 3 jaren aangaat, dit acht
hij voldoende, omdat de familie dan toch tijd
genoeg heeft gehad om het graf van een harer
leden te onderscheideneen door hem, Voorzitter,
gehoorde deskundige was van oordeel dat in de
gewone gevallen, een tijd van 3 jaren voldoende
is voor eventueel onderzoek.
Wat het plaatsen van een onderscheidings-
teeken betreft door de familie, maakt de heer
Geelhoedt het bezwaar, dat velen de kosten niet
kunnen betalen, waarna de heer Dekker opmerkt,
dat vele kenteekenen geplaatst zijn uit eigen
beweging, terwijl anderen, die niet bij machte
waren de rechten te betalen, kosteloos werd
vergund een kenteeken te plaatsen, zooals op
de graven van de familie Overdulve. Hij acht
het daarom waarschijnlijk, dat anderen er geen
notitie van willen houden.
Den heer Geelhoedt verwondert het, dat Burg,
en Weth. thans dit voorstel doen, in de vorige
vergadering toch werd het voorstel van hem
uitgaande, omtrent het plaatsen van paaltjes,
door toedoen van Burg, en Weth. verworpen.
Hij zou er voor zijn paaltjes te plaatsen doch
bovendien nog een kaart bij te houden, daar
men anders na 3 jaar niet meer weet, waar de
lijken begraven liggenliij is overigens van
meening dat de gemeente verplicht is, opdat,
desgevraagd aan belangstellenden kan worden
aangewezen waar de lijken liggen begraven,
kenteekenen te plaatsen, omdat toch begrafenis-
rechten worden betaald en verder dat het tijdvak
van 3 jaren te kort is om dan al de paaltjes
weg te nemen, hij zou ze een jaar of 10 laten
staan.
De heer De Klerk stelt voor de paaltjes 6
jaar te laten staan en voor 2 graven slechts 1
paaltje te gebruiken, dan waren er maar evenveel
noodig als volgens het voorstel van Burg, en
Weth.
De heer Dekker ziet er niet veel in een
kaart te laten maken, in het tijdvak van 3 jaren
toch heeft een belangstellende gelegenheid genoeg
om b.v. een roosje op het graf te plaatsen.
De heer Geelhoedt maakt bezwaar tegen het
planten van roosjes, want wanneer dit door
velen wordt gedaan, zou men toch op den duur
het graf niet kunnen vinden, wat de heer Dekker
niet beaamt, daar ieder wel zal weten waar
nagenoeg zijne familieleden liggen. Wat den
tijd aangaat, dien de paaltjes zouden moeten
blijven staan merkt de heer Geelhoedt op, dat
vergiftiging met rattenkruid na 6, 7 jaar nog
te constateeren is, zoodat zoolang zeker de
paaltjes dienen te blijven staan en wat het
maken van een kaart betreft, dat de kosten
daarvan zoo groot niet zijn en toch in ieder
geval slechts eens voorkomen.
Den heer Van de Ree verwondert het, dat
Burg, en Weth. nu voor paaltjes en tegen een
mart zijn en de vorige vergadering hunne
meening juist anders was en voorts verwondert
rem het ook, dat er al niet reeds een kaart is.
De Voorzitter antwoordt op het eerstegedeelte,
dat iemands meening door een nadere overweging
kan veranderen en de heer Dekker op het tweede
gedeelte, dat alles niet op een dag kan gebeuren.
Alsnu begon een langdradige beraadslaging welk
voorstel het eerst in stemming moest gebracht
worden.
De heer Geelhoedt wilde eerst zijn voorstel
in stemming gebracht zien, als hebbende de
verste strekking, terwijl de heer De Kraker er
zich voor verklaarde om eerst af te doen wat
de agenda bevat, n. 1. het voorstel van Burg,
en Weth. Hiertoe werd besloten, n. 1. om eerst
let voorstel van Burg, en Weth. in stemming
te brengen, waartegen zich verklaarden de heeren
Van de Ree en Geelhoedt.
Het voorstel van Burg, en Weth. werd daarna
verworpen met 4 tegen 3 stemmen. Voor de
leden van het dagelijksch bestuur.
Het voorstel van den heer Geelhoedt om
paaltjes te doen plaatsen om de 2 graven een,
aan weerszijden genommerd, de paaltjes minstens
6 jaren te laten staan, een oppervlak met 100
lijken afzonderlijk af te palen en voorts om
bovendien nog een teekening te doen maken en
hij te houden werd daarna aangenomen met 4
tegen 3 stemmen. Tegen de heeren Riemens,
Dekker en de Voorzitter.
3. Met algemeene stemmen wordt aan Burg,
en Weth. de gevraagde machtiging verleend tot
het verpachten der grasetting van de zijbermen
der grindwegen.
4. Zooals reeds vroeger in dit blad is mede
gedeeld, werd aan het slot van het rapport der
heeren Geelhoedt, de Kraker en Van de Ree,
aangaande aanleg van een haven aan den Kleine
Huissenspolder ter plaatse der tegenwoordige
losplaats, voorgesteld het navolgende De ge-
meenteraad van Zaamslag besluit voorloopig tot
aanleg van een nieuwen dam met uitdieping der
thans bestaande ligplaats en vergrooting der
losplaatsdaartoe zal hij zich, met overlegging
van het daartoe opgemaakte plan, wenden tot
de Regeering en het Provinciaal Bestuur, ten
einde subsidie of renteloos voorschotte erlangen,"
en werd de beslissing hieromtrent verdaagd tot
de volgende vergadering.
Burg, en Weth. stellen aan den Raad als amen-
dement voor uit het voorstel-besluit vande heeren
Geelhoedt, de Kraker en Van de Ree, te doen ver-
vallen de woorden: »of renteloos voorschot."
Den heer Geelhoedt komt het erg vreemd
voor, dat Burg, en Weth. ook tegen renteloos
voorschot hebben, daar dan toch geen intrest
verschuldigd is.
De Voorzitter merkt op, dat toch de gemeente
dan later het kapitaal geheel moet teruggeven.
De heer Geelhoedt haalt aan, dat hij wel
graag zou hebben, dat iemand hem renteloos
voorschot gaf om land te koopen, met de ge
meente is dit hetzelfdeongemerkt zou zij in
't voile hezit komen der werken.
De Voorzitter zegt, dat er op den duur geen
eind komt aan de betalingen, de gemeente toch
heeft reeds zooveel uit te geven voor wegen
en scholen, waarop de heer Van de Ree zegt,
dat die geen rente afwerpen.
De Voorzitter zegt daarop, dat de wegen wel
degelijk de rente afwerpen en de heer Geelhoedt
beweert hetzelfde omtrent de scholen, hoewel
dit finantieel niet zoozeer te merken is.
De voorzitter deelt mede dat de gemeente reeds
18000 strekkende M. grindweg voor hare rekening
heeft, in Ter Neuzen werd subsidie voor de haven
verkregen, te Hoek werd een nieuwe school
gebouwd, die de gemeente niets kost, 'twerd
dus wel eens tijd, dat ook Zaamslag eens subsidie
erlangde.
De heer Geelhoedt zou het al heel mooi vinden,
wanneer renteloos voorschot werd verkregen.
De heer De Klerk wijst op de kosten van
onderhoud, terwijl de heer Geelhoedt denkt die
kosten al zeer weinig zullen beloopen.
De heer Dekker begroot de kosten van
onderhoud op een jaarlijksch bedrag van onge-
veer f 400.
De heer Riemens verklaart 3 schippers ge-
sproken te hebben, die zeiden, dat uitdieping
der vaargeul voldoende is en wanneer er een
haven mocht worden aangelegd zij er met hun
schip niet meer zouden kunnen inkomen, wat
de heer Dekker bevestigt, bovendien pog met
hetgeen schipper Adriaansen hem volmondig
verklaard heeft, dat, wanneer de haven wordt
aangelegd, hij dan klaar heeft met naar de
Griete te varen, zoodat de toestand nog zou
achteruit gaan in plaats van verbeteren door
aanleg eener haven.
De heer Geelhoedt noemt een en ander onver-
klaarbaar, terwijl de heer Van de Ree opmerkt,
dat die schippers er dan toch niet zoo over
denken als Schuttevaer.
De heer Riemens zegt, dat Schuttevaer"
slechts voor uitdieping is, dat die vereeniging
laatst is vergaderd geweest en volstrekt niet
voor aanleg van een haven is.
Op aandrang van den heer Van de Ree wordt
daarna het adres van het bestuur der afdeeling
Ter Neuzen van Schuttevaer" gelezen, vroeger
reeds in zijn geheel in dit blad medegedeeld
en waarin o. a. voorkomtAlgemeen was het
oordeel, dat met de minste koste en toch op
voldoende wijze voorziening zou zijn tot stand
te brengen door het leggen van eenen berm,
die niet boven hoog water zou behoeven te
reiken, met eenige meerpalen er in, waarop de
schepen, zoo noodig, zouden kunnen uithalen."
De heer Van de Ree zegt, na lezing van het
adres, dat dit toch heel iets anders is dan
Adriaansen gezegd heeft, daar Schuttevaer"
wel degelijk om een dam vraagt.
De heer Dekker merkt op, datSchuttevaer"
alleen vraagtveiligheid bij laag water door
aanleg van een berm, die niet aan het hoog
water komtmet nog eenige meerpalen wanneer
het werk moest worden uitgevoerd volgens het
thans aanhangige voorstel zouden de kosten
veel meer bedragen, dan volgens het idee van
Schuttevaer".
De heer Geelhoedt acht dit niet bewezenhij
zegt verder, dat de dam thans ook niet boven
hoogwaterpeil komt en dat Schuttevaer" ook
niet om een dam vraagt 1 M. of 1,5 M. beneden
hoog water. Hij acht de havenkwestie thans
genoeg besproken en wijst nogmaals, evenals in
de vorige vergadering, op de leening, die de
gemeente sloot met gemeente-crediet voor den
bouw eener toren, die geen rente afwerpt,
terwijl de havenwerken een flinke rente zouden
gevenhet gaat toch niet aan, dat het Rijk de
kosten betaalt en de gemeente alleen de voor-
deelen trekt.
Nogmaals wijst de heer De Klerk op de
groote kosten van onderhoud en voorts, dat
men aan de losplaats zeer kort bij de diepte is,
zoodat z. i. gevaar voor wegzakken bestaat,
waarvan de gevolgen niet zouden te overzien zijn.
De heer Geelhoedt acht het bezwaar voor
wegzakken zeer klein, bovendien gelooven de
deskundigen ook niet, dat dit bezwaar grond
heeft en wanneer er een val mocht komen, dan
zou toch eerst de Nol er in vallen.
De heer De Klerk zegt, wat dit laatste aan
gaat, dat dit niet bewezen is.
Ook de Voorzitter acht het gevaarlijk om met
aanleg van werken tot de zee te naderen, waarna
de heer Geelhoedt er op wijst, dat het Rijk
zulke ontzaggelijke groote werken aanlegt even
eens aan de zee.
De Voorzitter antwoordt daarop, dat het er
voor het Rijk op geen 100000 meer of minder
op aan komt, maar de gemeente is niet bij
machte groote werken uit te voeren bovendien
zou ook het onderhoud te veel beloopen, waaraan
de heer Dekker toevoegt, dat alleen het straatje
wel f 300 aan onderhoud zal kosten en hier-
mede toch ook rekening moet worden gehouden.
De heer Geelhoedt wilde, dat het straatje
1000 kostte, 't was een bewijs. dat er druk
gebruik werd gemaakt van de haven.
De Voorzitter denkt, dat er op den duur
wel aan de gemeente zal gevraagd worden, om
er wegen naar toe te leggen, waarop de heer
Van de Ree in 't midden brengt, dat dit polder-
zaken zijn.
De Voorzitter zegt, dat toch alleen de suiker-
peeen de ontvangsten uitmaken, wat den heer
Geelhoedt aanleiding geeft tot de vraagwat
leveren de suikerpeeen ook niet op
De heer Dekker zegt, dat, als de bekeiing
in den Catharinapolder wordt doorgetrokken,
de boeren uit het zuidelijk gedeelte van Bosch-
kapelle alien zullen leveren naar de Kijkuit,
waarna de heer Geelhoedt verzekert, dat de
boeren uit het noordelijk gedeelte der Veer-
straat altijd aau de Griete zullen blijven leveren;.
•f
1
Bijvoegsel van de Ter ITeusensche Courant.