Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
No. 3033.
Zaterdag 2 Juni 1894.
34e Jaargang.
Gemengde berichten.
De Historische stoet te Gent zal uitgaan
op de Zondagen van 15 en 22 Juli a. s, en waar-
schijnlijk ook nog op een lateren dag.
De verschillende maatschappijen die zich met
een groep of met een praalwagen hebben belast,
zijn ijverig aan het werk.
De stoet belooft zeer pracbtig te zullen zijn.
Voor de inrichting zijn aan de commissie toelagen
verleenddoor het Rijk fr. 8,000 en door de stad
Gent fr. 20,000, terwijl door verschillende voor-
name familien groepen en praalwagens voor eigen
rekening worden ingericht.
De Belgische regeering is thans uit den hoek
gekomen met haar ontwerp tot keffing van invoer-
rechten het werd Dinsdag bij de Kamers ingediend.
De volgende invoerrechten worden voorgesteld
boter en margarine 25 fr. per 100 KG.haver
2 fr. per 100 KG.meel fr. 1,50 per 100 KG.
ingelegde groenten 10 fr. per 100 KG.havermeel
8 fr. per 100 KG.geconserveerde levensmiddelen,
wild, vleesch in blik en gevogelte 30 fr. per 100 KG.
Ook worden verschillende rechten voorgesteld
op geweven stoffen, die in de nijverheid gebruikt
worden.
De politie te Duinkerken heeft een man in
hechtenis genomen, die, naar zij gelooft, niemand
anders is dan Jack the Ripper. De consul der
Argentijnsche republiek in die stad ontving van
den officier van justitie te Buenos-Ayres een tele
gram, waarin hem verzocht werd aan de politie
mede te deelen, dat den volgenden dag met de
Paraguag een passagier zou aaukomen, en dat het
zaak zou zijn hem gevangen te nemen en zijn
bagage goed te doorzoeken. De man wordt n.l.
verdacht van moord, gepleegd op een vrouw, wier
gruwelijk verminkt lijk kort voor zijn vertrek op
straat te Bueuos-Ayres was gevonden. Men ver-
moedde, dat hij deelen van 't lichaam der vrouw
ingezouten en in een zijner kolfers verstopt zou
hebben. Daar de vrouw behoorde tot dezelfde
soort van vrouwen, als in Witechapel zijn ver-
moord, de moord even geheimzinnig was geschied
als die te Londen en bovendien de verminkingen
even afschuwelijk en even bedreven aangebracht
waren, gelooft de Duinkerksche politie den geheim-
zinnigen Jack te Ripper gevonden te hebben.
De man, die zij onmiddellijk arresteerde, is een
29jarige Franschman, geboren te Bordeaux.
Hij verklaarde wel iets van den moord te Buenos-
Ayres gehoord te hebben, maar er volkomen on-
schuldig aan te zijn. In ziju koffer werd niets
anders gevonden dan een groote hoeveelheid smok-
kelwaar.
In de Fransche havenstad Fecamp, niet ver
van Havre, heeft een storm veel schade aangericht.
Twee schepen zijn op de kust vergaan, de be-
manning kon evenwel gered worden. Uit andere
plaatsen van Frankrijk komen berichten van hagel-
en sneeuwstormen. Zoo is in de gemeente Pouzy
een geheele oogst door hagelslag vernield en is
te Pdrigueux de temperatuur zeer laag tengevolge
van aanhoudende hagelstormen. Te Pontarlier is
veel sneeuw gevallen, de bergen om Bonneville
zijn met sneeuw bedekt.
Ook in Engeland is het weder winterachtig.
Aan de West- en Zuidwestkust heerschen hevige
stormen, twee booten zijn omgeslagen, waarbij 6
personen verdronken. Van een kamp in Kent
werden de tenten door den wind medegevoerd, het
water staat op vele plaatsen eenige duimen hoog.
De vruchtboomen en de oogst hebben veel geleden.
In Hertfordshire, Bedfordshire, het Londensche
marktdistrict Sand) en in de vruchtboomkweekerijen
hebben hagelstormen een ontzaglijke schade aan
gericht.
Gemeenteraad van TerNenzen.
Bijvoegsel van de Ter Houzensche Courant.
5,50
5,57
6,05
6,12
6 22
6,43
7,00
7,15
8,14
6,10
7,20
7,48
8,10
8,18
8,27
8,35
8,45
6,35
8,55
9,3s
Vergadering van Donderdag 31 Mei.
Voorzitter de heer J. A. van Boven.
Aanwezig alle leden behalve de heer Joz. de ieijter.
De Voorzitter opent de vergadering en verzoekt den
secretaris de notulen te lezen der vorige vergadering, welke
ongewijzigd aldus worden goedgekeurd.
Hierna wordt de openbare vergadering gesloten en geheime
zitting gehouden tot het lezen der notulen eener vonge
geheime zitting.
Na verloop van een uur de vergadering weder openbaar
geworden zijnde, stelt de Voorzitter aan de orde liet benoemen
van een onderwijzer aan school A, een onderwijzer of eene
onderwijzeres aan school C en een onderwijzer aan school D.
De voordracht voor school A bestaat uit de heeren J. de
Jonge Jz. te Dirksland, P. Visser te Markeloo en Andr,
Eggermont te Hontenisse.
Van het hoofd van school A is bericht ontvangen dat door
hem omtrent De Jonge zeer gunstige getuigenissen zijn ont
vangen, waarom hij hem ter benoeming aanbeveelt. Ook de
schoolopziener kon zich daarmede vereenigen.
De Voorzitter zegt dat alleen omtrent De Jonge advies is
ingewonnen, uithoofde het de bedoeling is hem aan school
A°te benoemen en de overige candidaten slechts op de voor
dracht zijn geplaatst om deze voltallig te maken en dezen
voor andere scholen zijn bestemd.
Met algemeene stemmen wordt hierna De Jonge benoemd.
De voordracht voor school C (Java) bestaat uit den heer
D. A. van Hoiite te Westkapelle en de dames E. S. Kok
te Zaamslag, Joh. H. Will te Breskens, die echter hare solli-
citatie reeds heeft ingetrokken, en S. A. Grimminck te Zundert.
De Voorzitter zegt, dat aan deze school ook eene onder
wijzeres zou kunnen worden aangesteld, daar tegenwoordig
onderwijs in de handwerken wordt gegeven door een onder
wijzeres uitsluitend daarvoor geexamineerd, die benoemd werd
uithoofde er zich destijds geene sollicitanten opdeden, maar
het lag in de bedoeling om deze te ontslaan wanncer er
sollicitanten voor de betrekking van onderwijzeres opkwamen.
Door het hoofd van school D zijn omtrent al deze sollici
tanten de beste getuigenissen verkregen. Hij is echter van
oordeel, dat het onderwijs aan zijne school meer zal zijn gebaat
door het aanstellen van een mannelijke werkkracht dan door
eene vrouwelijke, daar nu het onderwijs in de handwerken
toch ook zeer goed voldoet. De school wordt bezocht door
185 leerlingen, wat tegen den winter wel 200 of meer zal
worden voor de 4 klassen zijn nu slechts 3 onderwijzers,
zoodat bij het aanstellen van een onderwijzer er voor iedere
klasse een is. Wordt echter een onderwijzeres benoemd dan
moet deze voor eene klasse dienst doen en tevens onderwijs
in de handwerken geven, gedurende welken tijd telkens de
4 klassen door 3 onderwijzers moeten worden bediendreden
waarom hij aan de benoeming van den heer Van Houten
de voorkeur geeft.
De Voorzitter zegt, dat aan de onderwijzeres is medegedeeld
dat hare benoeming slechts tijdelijk zou zijndaar zij niet
voor het onderwijs is geexamineerd en aan die school een
vacature bleef bestaan. Wordt nu een onderwijzer benoemd,
dan zou zij moeten blijven, wat de gemeente op 125 in
het jaar te staan komt, waarvoor geen vergoeding wordt
genoten.
De stukken betreffende de scholen C en D in handen der
schoolcommissie gesteld zijnde, is van dit college bericht ont
vangen dat zij zich geheel met het advies der hoofden van
de scholen C en D vereenigt, voornamelijk wat betreft het
benoemen van een onderwijzer aan school C en ook zij zou
liever zien dat met het onderwijs in de handwerken op den
tegenwoordigen voet wordt voortgegaan.
Burg, en Weth. konden zich daarmede vereenigen, waarom
daarmede in overeenstemming de voordracht aan den school
opziener is gezonden. Ook deze beveelt de benoeming van
een mannelijke onderwijskracht aan en betuigt zijne groote
tevredenheid over het onderwijs in de handwerken zooals het
tegenwoordig aan school C gegeven wordt.
De heer Nelemans vraagt hoeveel dienstjaren de op de
voordracht voorkomende personen hebben.
De Voorzitter deelt mede, dat Van Houte in dienst is van
15 Oct. 1888, mej. Kok is pas geexamineerd en Grimminck
is bij het onderwijs van 15 Juni 1887.
Verder voegt de Voorzitter hier nog bij dat de schoolbe-
volking toch KKmeemt en dus wellicht het volgend jaar eene
onderwijzeres zouNtunnen worden aangesteld.
De heer Nelemans merkt op, dat bij benoeming van Van
Houte de uitgaven meer dan f 125 hooger zijn dan wanneer
mej. Kok werd benoemd, daar eerstgenoemde dadelijk de
voile jaarwedde krijgt.
De heer Moes meent dat het nog niet uitgemaakt is dat
bij benoeming van eene onderwijzeres de tegenwoordige fun-
geerende wordt ontslagen.
De heer Harte zegt, dat dit natuurlijk zou volgen.
De Voorzitter zegt, dat waar het hoofd der school, de
schoolcommissie en de schoolopziener eenstemmig zijn in hun
advies, het aanbeveling verdient om nog maar een onderwijzer
te benoemen.
Hierna wordt met 10 stemmen benoemd de heer Van
Houte, mej. Kok verkreeg 2 stemmen.
De voordracht voor school D bestond uit de heeren A.
Eggermont te Hontenisse, P. Visser te Markeloo en J.
de Jonge Jz. te Dirksland.
Het hoofd van school D heeft geadviseerd dat de heer
Visser wegens zijne vele dienstjaren hem zeer aanbevelens-
waardig schijnt; uithoofde de vacature te Sluiskil reeds lang
bestaat en de heer Eggermont dadelijk in dienst kan treden,
als zijnde zonder betrekking, kwam het hem echter wenschelijk
voor dezen te benoemen.
Daar deze echter zijn sollicitatie ingetrokken heeft, omdat
zijne benoeming als onderwijzer te Huibergen zoo goed als
zeker is, en de heer De Jonge reeds aan school A benoemd
is blijft slechts over do heer Visser, die met algemeene
stemmen werd benoemd.
De Voorzitter deelt mede, dat dd. 15 Mei 1894 is mge-
komen een adres van A. Franse, landbouwer, en vele anderen,
hoofdzakelijk uit de gemeente Hoek, waarin er op wordt
gewezen, dat het door het leggen van de meuwe brug over
de Westbinnensluis en het af breken der bestaande brug voor
hen een zoodanigen toestand geworden is, dat zij niet zonder
<*evaar in of uit Ter Neuzen kunnen komen. Dit vindt zijn
oorzaak in de hooge ligging der brug en de sterke helling
aan de Oostzijde, welke met zware vrachten moeilijk kan
beklommen worden, terwijl ook bij het afrijden de voertuigen
niet naar behooren te besturen zijn, waardoor zeer zeker
ongelukken zullen ontstaan. Dit wordt nog verergerd. door
de steile helling der aprillen naar de Dijkstraat en de Grenu-
laan, waarvan de laatste niet dan met levensgevaar te berijden
is. Het wordt hen daardoor onmogelijk hunne koopwaar
naar de eenige voor hen bestaande losplaats te brengen, en
adressanten wijzen er op, dat het er veel van heeft of Ter
Neuzen voor hun wordt afgesloten. Om deze redenen wenden
zij zich tot den Raad met het verzoek te beproeven in dezen
toestand verbetering te brengen.
Verder doet de Voorzitter mededeeling van een adres dd.
16 Mei jl. van R. J. Scheele en vele anderen, meest te
Ter Neuzen woonachtig, van gelijke strekking als het voor-
gaande adres en waarin adressanten er op wijzen, dat het
door de ligging van de brug en de 2 daar liggende aprillen
voor hen moeilijk is naar behooren hun bedrijf uit te oefenen.
Nog wordt er in dit adres op gewezen dat zij door het op
de smalle brug ontbreken van een voetpad niet aansprakelijk
kunnen gesteld worden voor eventueele ongelukken, wanneer
er zich bij het passeeren met een voertuig b.v. kinderen op
bevinden on de paarden schrikken van in de sluis liggende
De heer Moes wil resumeeren, dat hij die bezwaren deelt,
het spijt hem dat die brug er ligt, maar hij zegt ook dat hij
te hoog ligt.
De heer Van IJsselsteijnHet kan met lager.
De heer Moes betwijfelt datde brug ligt wel een meter
boven de kop van de sluisdeuren en hij gelooft dat het geen
bezwaar zou zijn om de brug een halve meter te verlagen.
De Voorzitter meent, dat het voor niet-deskundigen maar
moeilijk is om een technisch debat hierover te voeren, hij
acht het de beste weg om die zaak te brengen bij den Minister
van Waterstaat. Hij wijst er verder op, dat oyer den afrit
aan de Westzijde niet wordt gesproken en deze dus vol-
doende schijnt.
De heer Moes erkent zijn onkunde op dit gebied, maar
o-elooft dat als men op een kwaal wijst men toch ook het
geneesmiddel moet aanwijzen. Daarom geeft hij als zijne
meening te kennen dat de kop van de sluisdeuren kon worden
verlaagd, het is dan toch maar aan de bmnensluisware het
aan de buitensluis dan zou hij er niet over spreken.
De heer Nelemans wijst er op, dat die reeds verlaagd zijn
en hij gelooft niet dat een verdere verlaging zal toegestaan
worden, bij voorkomende ongevallen moeten deze deurenhet
vloedwater kunnen keeren.
De heer Van IJsselsteijn wijst er op, dat in die deuren
ook schoven staan voor het bedienen daarvan moet op de
deuren worden geloopen en zijn er dus leuningen noodig
waardoor de brug niet lager kan.
De Voorzitter merkt op dat men er hier niet is op voor-
bereid, maar in Den Haag, Amsterdam en Delft, waar vele
steile afritten zijn, heeft spreker gezien dat men een remmer
had aan de wagens. Wat het gevaar voor voetgangers betreft,
spr. zou zelf niet gaarne de brag passeeren wanneer er een
voertuig over rijdt, doch dit is geen bezwaar, daar men over
het bruggetje aan de buitensluis kan gaan. Hij gelooft dat
het echter aanbeveling verdient de adressen naar den betrokken
Minister te verzenden de Raad kan niet zeggen we nemen
er geen notitie van en het is ook beter dat de Raad zich
zelf tot den Minister wendt.
De heer Van IJsselsteijn meent dat de zaak meer bij den
Raad behoort aangezien er sprake is van den april naar de
Grenulaan wegens zijn steile helling en het bezwaar misschien
grootendeels zou verdwijnen als de helling van dien april en
ook van die naar de Dijkstraat minder steil werd gemaakt.
De heer Nelemans wil op een paar zaken de aandacht
vestigen, ten eerste zijn de twee aprillen volstrekt niet ver-
anderdde draai is niet moeilijker geworden dan vroeger,
eerder gemakkelijkerhij heeft het oog laten houden op het
rijden aldaar, en hem is een geval bekend, waar men met
een wagen van de rolbrug komende bijna bij Ribbens binnen-
reeddit kwam doordat de wagen te veel vaart had en door
het naar de zijde der woningen afhellen van den april, boven
dien geraakte de disselketting los, waardoor de voerman met
zijn van-de-hands-paard niets kon uitvoeren. Hij houdt vol
dat met een goeden voerman aldaar zeer goed kan gereden
worden. Er zijn meer plaatsen waar men voorzichtig moet
rijden. Wat nu de hoogte van de brug betreft, de brug die
or vroeger gelegen heeft lag voor zoover hij heeft kunnen
nagaan aan de einden 0,70 M. en in het midden 1 M. hooger;
aan de eene zijde was de april 40 en aan de andere kant
50 M. lang, met een helling van 20 op 1 die brug is
opgeruimd in 1874.
De beeren Moes en De Koeijer weten zich nog goed te
herinneren, dat die ook zeer gevaarlijk was, terwijl de eerste
verklaart thans nog niet te begrijpen dat er toen geen groote
ongelnkken gebeurden, dat is hem nog een raadsel.
De Voorzitter meent, die die ook tengevolge van deklacht en
is opgeruimd.
De heer Nelemans zegt, dat deze versleten was.
De heer Moes zegt, dat van de 100 wagens die over de
in afbraak zijnde brug kwamen 99 langs de slijk-april reden
in plaats van langs Ribbens.
De heer Nelemans zegt, dat als ze niet te kort draaien
er geen gevaar is; hoe korter de draai genomen wordt hoe
eerder de wagens van den weg af gaan, vooral omdat de
april afhelt.
De heer Moes zegt, dat er daarom ook langs den slijk-
april werd gereden.
De heer Van IJsselsteijn zegt, dat als de apnl langer
gemaakt wordt de toestand verbetert.
De heer Moes zegt, dat niets gevaarlijker is dan hellingen
bij bruggen, waarop de heer Nelemans hem er op wijst dat
de brug nu eenmaal niet op een andere plaats kon gemaakt
worden daar de Minister van Oorlog er op tegen had om
eene brug buiten de vesting te maken.
De heer Donze wil nog opmerken, dat hij als daartoe
onbevoegd, geen oordeel over de brug wil uitspreken en hij
wil aannemen dat deze op zich zelf goed iswat echter de
afrit betreft, die is zeer ondoelmatigals men met zwaar
gelhden wagens er afrijdt moeten er ongelukken voorkomen.
Hij vraagt of het niet zou te verbeteren zijn met de straat te
verleggen. Zooals het nu is kan de beste koetsier die met
geladen wagen er af moet daar niet zonder gevaar rijden
dat is onmogelijk.
De Voorzitter wijst er op dat de boeren, als het meest er
ondervinding van hebbende er ook het beste mede op de
hoogte kunnen zijn.
De heer Van IJsselsteijn vraagt, of de adressen al besproken
zijn bij de commissie van fabricage. Op het ontkennend
antwoord van den Voorzitter stelt hij voor de adressen in
handen dier commissie te stellen om advies.
De heer Nelemans heeft daartegen geen bezwaar maar ziet
ook het nut er niet van in. Hij zou het beter achten om
den betrokken Minister te laten beslissen wat de brug betreft
en omtrent de aprillen de gemeente.
De heer Van IJsselsteijnDan moet de commissie het
toch uitmaken 1
De Voorzitter betreurt het dat in dergelijke zaken met meer
rekening wordt gehouden met de belangen der gemeenten,
tenminste dat men de besturen geen gelegenheid geeft hunne
wenschen kenbaar te maken. Niet dat hij zou willen dat de
Regeering om advies vroeg, maar alleen zou hij de gelegenheid
willen om de gemeente-belangen voor te dragen. Nu staat
men altijd voor een fait a compli.
De heer Visser wil in deze zaak nog een idee aangeven
voor het geval het voorstel van den heer Van IJsselsteijn moeht
worden verworpen, n. 1. dat volgens zijn meening de toestand
verbeteren zou als de bestaande april tweemaal zoo breed ge
maakt werd dit zou zeer goed kunnen helpen vooral in den
tijd van het aardappelen en suikerbietenvervoer. De april kan
dan ook verlengd worden.
De heer Donze meent, dat dit op hetzelfde neerkomt als wat
hij zoo even heeft gezegd en vraagt of de Commissie daar
niet eens toezicht zou kunnen laten houden hoe het rijden daar
gaathet hoofdbezwaar zit hem toch in den oprit.
De Voorzitter zegt, dat die niet weg kan en werpt op het
denkbeeld van remmers plaatsen aan de voertuigen.
De heer Donze zegt, dat het bezwaarlijk zou zijn om aan
een gewone boerenwagen een remtoestel te plaatsen.
De Voorzitter vraagt, of men bij het maken van nieuwe
wagens daarmede geen rekening zou kunnen houden.
De heeren Moes en De Koeijer zeggen, dat daarvan niets
kan komen.
Het voorstel van den heer Van IJsselsteijn wordt daarna
met 9 tegen 3 stemmen aangenomenvoor de heeren Mr.
Dronkers, Harte, Moes, Wieland, Visser, Van IJsselsteijn,
De Koeijer, Nelemans en Donze; tegen de heeren Jac. de
Feijter, Tazelaar en Van der Hooft.
Ingekomen is een schrijven van het bestuur van het fanfa-
rencorps Samenwerking" te Sluiskil, verzoekende eene subsidie
uit de gemeentekas tot bestrijding der onderhoudskosten en
de verdere uitbreiding van het muziekkorps. Zij gronden
dit verzoek op de omstandigheid dat hunne zustervereenigingen
Apollo" en de .Vereenigde Werklieden" ook subsidie ge-
nieten, en verwachten dus dat ook aan hen, toch evengoed
TerNeuzenaren zijnde, eene bijdrage zal worden verleend.
De Voorzitter vraagt of iemand hierover het woord verlangt.
De heer Visser vraagt of er geen voorstel van het Dag.
Best, is, waarop de Voorzitter ontkennend antwoordt.
De heer Moes stelt voor dit adres aan te houden tot de
begrooting aan de orde komt.
Dit voorstel, door den heer Van IJsselsteijn ondersteunt,
wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming.
De heer Dronkers verlaat de vergadering.
De Voorzitter stelt voor het doen van eenige af- en over
schrijvingen in de begrooting voor 1893. Te weinig geraamd
is voor verschillende posten een totaal bedrag van f 2127,
waarvoor echter beschikbaar is f 2557 als overschot op
andere posten.
Naar aanleiding van in den Raad gemaakte opmerltingen
geeft de Voorzitter lezing van een gedetailleerde opgave van
de posten van uitgaaf, die de raming overschreden. Onder
meer komt hierin voor f 248,75 voor advertentiekosten door
de vele oproepingen van onderwijzers en f 548 voor het
bouwen van een huisje voor het gezin De Paepe, welke
laatste som na goedkeuring der af- en overschrijvingen even-
eens z. h. s. als buitengewoon subsidie aan het burgelijk
armbestuur wordt verleent, daar de uitgave bij haar tehuis
behoort.
Hierna stelt de Voorzitter voor in de begrooting voor 1894
over te schrijven op dent post assurantie-penningen f 77,91,
daar hiervoor slechts f 100 geraamd was en de premie dit
jaar zeer hoog isdit geeft hem tevens aanleiding tot de
vraagzou het niet wenschelijk zijn om de onderlinge ver-
zekering op te zeggen en met vaste premie te assureeren
De heer Moes vindt het de secuurste, tevens zijn de
verzekeringen met vaste premien altijd hooger.
Z. h. 8. wordt de overschrijving goedgekeurd.
Verder doet de Voorzitter mededeeling van een schrijven
van den Commissaris der Koningin, waarin deze bericht, dat
de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid hem ver
zocht heeft aan het gemeentebestuur te melden, dat de Minister
niet zal overgaan tot het aanleggen van een pontveer, waarvoor
de raming 12000 bedroeg. Daar de gemeenten Hoek en
Zaamslag niets en Ter Neuzen slechts y* 250 beschikbaar
stelde, blijkt dat de belangstelling daarin al zeer gering is,
waarom de Minister niet besluiten kan eene zoo aanzienlijke
uitgaaf ten koste van het Rijk te brengen.
Van Ged. Staten is terug ontvangen de goedgekeurde
gemeente-begrooting.
De Voorzitter zegt, dat evenwel het buitengewoon subsidie
nog niet is verleend.
Ingekomen is een schrijven van C. Buurmans, waarin
adressant mededeelt kennis genomen te hebben van het kohier
van den hoofdelijken omslag en hem daaruit blijkt, dat hij
voor 2100 is aangeslagen. Daar de basis waarop deze aanslag
gegrond was niet meer bestaat om reden hij thans buiten
betrekking is en hij deze gemeente gaat verlaten, verzoekt
hij van zijn aanslag ontheven te worden.
Dit schrijven wordt aangehouden.
Ingekomen is een bericht van den benoemden onderwijzer D.
rholens, dat hij zijne benoeming aanneemt en aan den Raad
daarvoor zijn dank betuigt.
Aan J. A. Klaassen wordt op zijn verzoek een strook grond
in erfpacht afgestaan voor het nieuw door hem gebouwde huis
in de Vlooswijkstraat, tegen een prijs overeenkomstig den aan
genomen canon.
Thans doet de Voorzitter mededeeling van een van de heer
Grcnu op ongezegeld papier ontvangen schrijven, gericht aan de
leden van den Raad. Deze zegt zich tot hen te wenden
naar aanleiding van het in de vorige vergadering genomen
besluit, dat hij een voorstel moet doen omtrent het in orde
brengen zijner straten. Vooraf vestigt hij de aandacht er op
dat hij 27 Juli 1887 het eerste stuk grond voor een woonhnis
verkocht aan A. van Dale. Op herhaald verzoek van den
Voorzitter heeft hij toen de weg, thans bukend onder den naani
van Slijkstraat, benevens den verbindingsweg van de Grenulaan
naar de Tholensstraat, opengesteld. Beide wegeh werden onmid-
delijk van gemeentewege gerioleerd. Met vele anderen was hij
van gedachten dat de gemeente die ook zou bekeien. Meer-
malen heeft hij toen die wegen aan de gemeente willen overdoen
maar het werd telkens uitgesteld, tot na indiening der bouw-
verordening bleek waaromHier deelt adressant mede wanneer
hij daar verder grond voor huizen heeft verkocht, bij welken
verkoop nog geen sprake was van de bouwverordeniuglater
zijn er in de eene straat een tweetal en in de andere een zestal
gebouwd. Hij wil echter geen cent van de gemeeute voor het
na de indiening der bouwverordening aangelegde. Adressant
doet hierna opgave van bestratingswerken in de Slijkstraat, de
verbindingsweg en de dwarsstraten, waarvan hij zou willen dat
de gemeente de Slijkstraat en een gedeelte van den ver
bindingsweg voor hare rekening neemt, terwijl hij zich verbindt
om al de werken zelf uit te voeren wanneer hem 1500
ineens als subsidie wordt verleend.
Zonder bespreking wordt op voorstel van den Voorzitter
besloten dit schrijven aan te houden en aan de leden ter
inzage rond te zenden.
Ingekomen is een adres van den werkman Kroonenburg,
waarin deze zegt dat hij voor 1893 was aangeslagen in den
hoofdelijken omslag naar een inkomen van f 400daar hij
echter met werkeloosheid te kampen had en nog niet eens het
brood voor zich en zijn gezin kon verdienen, kan hij zeker
geen geld afzonderen voor de gemeente, vooral omdat de
werkeloosheid nog voortduurtnaar aanleiding van een ont
vangen aanmaning tot betaling verzoekt hij onthefting.
Z. h. s. wordt deze verleend.
Nog is ingekomen een schrijven van C. Kolijn, betreffende
zijn aanslag in de hondenbelasting.. Hierin verklaart hij
geen hond te hebben gehoudenwel had hij van iemand een
hond gekregen, doch met de bedoeling hem weg te geven of
te verdrinken, wat hij dan ook gedaan heeft. Hij heeft dien
hond dus maar een paar weken gehad, waarom hij verzoekt
van betaling vrijgesteld te worden.
De Voorzitter doet daarna mededeeling van een politie-
rapport waarin een beambte verklaart, dat hem door waar-
nemingen en nasporingen bij de opname voor het opmaken
van het kohier van de hondenbelasting bleek dat C. Kolijn
een huishond hield.
Wordt besloten op dit adres niet in te gaan en er afwijzend
op te beschikken.
Bij de omvraag vestigt de heer Van IJsselsteijn de aandacht
er op dat het tegenwoordig bij avond meermalen voorkomt
dat door de duisternis personen elkaar tegen het lijf loopen,
zoodat het toch overweging zou verdienen ook tegenwoordig,
al was het alleen op de hoeken der straten, een lantaarn te
laten branden.
De heer Visser merkte ook nog op, dat er al eens personen
tegen een vuilskar waren geloopen, terwijl de heer Van
IJsselsteijn nog wijst op het postkantoor waar men bij donkeren
avond de bus niet kan vinden, wat tenminste voor vreemde-
lingen zeer moeilijk is, waarom het toch wel noodzakelijk
zou zijn daar een lantaarn te plaatsen.
De Voorzitter zegt, dat de lantaarns toch alien eens moeten
afgenomen worden om ze schoon te makendit geschiedt
altijd in dezen tijd en de lantaarns kunnen dan niet branden.
Men zou ze echter kunnen verwisselen en andere op
de hoeken der straten brengen. Hij heeft echter nog geen
last gehad van de duisternis, ofschoon hij bij zeer donkere
avonden op straat is geweest. Hij zal deze zaak brengen
bij Burg, en Weth. en de Comm. van fabricage.
Eveneens wordt naar die Commissie verwezen het plaatsen
van een lantaarn op de lange brug buiten de Axelsehe poort.
Dit naar aanleiding van de opmerking van den heer Donze.
Deze heeft daar vroeger reeds de aandacht op gevestigd, doch
nu is het hem voor de tweede maal gebeurd dat hij op die
brug tegen een ander rijtuig inreed, daar de rijtuigen van het
eene eind naar het andere eind niet kunnen waargenomen worden.
Niemand meer het woord verlangende sluit de Voorzitter
de vergadering.