De Zierikzeesche Nieuwsbode van Zaterdag behelst, onder dagteekeniug van 10 Mei uit Zierikzee, het volgende De besloten raadsvergadering van gisteren, die hedenavond 8 ure zou voortgezet worden, werd door den voorzitter heropend. Tegenwoordig waren de heeren Van der Vliet en De Looze, en afwezig de heeren Schuurbeque Boeije, Fokker, Van den Bout, Ochtman, De Vos van Steenwijk, Moolenburgh, Van der Lek deClercq, Franse, de Crane en Mulock Houwer (1 vacature.) De voorzitter verzoekt voorlezing van het navol- geud schrijven, da dato heden, gericht aan den heer voorzitter' van den raad der gemeente Zierikzee en luidende: #De ondergeteekenden, leden van den raad der ^gemeente Zierikzee, hebben de eer UEd. Achtb. z/mede te deelen, dat zij besloten hebben geene jbesloteue vergaderingen van den raad rueer bij te ,/Wonen, zoolang geene afdoende pogingen zijn gedaan fom den persoon te vinden, aan wien te wijten is ,/dat het als geheim behaudelde, publiek wordt e/gemaakt. (Geteekend) J. W. D. Schuurbeque ,Boeije, A. J. F. Fokker, M. C. Mulock Houwer, ,C. J. van den Bout, De Vos van Steenwijk, H. ,/C. Moolenburgh, J. C. van der Lek de Clercq, #J. Franse, W. C. de Crane." Deze brief voorgelezen zijnde, zegt de heer Van der Vliet van voorineld schrijven te voren kennis te hebben genomeu, doch het niet te hebben onder- teekend, niet omdat hij daarmede niet volkomen instemt, maar omdat hij heeft gemeend hier als wethouder te moeteu tegenwoordig zijn. Spreker betreurt het, dat het in de besloten vergaderingen behandelde niet geheim blijft. Over de zaken, die in den regel in besloten vergaderingen behandeld worden, zou men dan beter in't openbaar kunnen spreken, daar uu dikwijls slechts gedeeltelijk het behandelde bekend wordt en men ook in de onmogelijkheid is om onjuiste mededeelingen uit de besloten vergaderingen te weerleggen. De voorzitter zegt, dat burgemeesteren wethouders zullen trachten het zoo mogelijk daarheen te leiden, dat eene oplossing dezer zaak, als bedoeld in voor ineld schrijven, worde verkregen. Door deze laakbare handelwijze worden de belangen der gemeente zeer geschaad en hij, die het geheim heeft geopenbaard, laadt daardoor eene zware ver- antwoordelijkheid op zich. Vervolgens sluit de voorzitter, daar bet vereischte aantal leden niet tegenwoordig is, de vergadering. In de Middelburgsche Courant, die Zaterdagavond verscheen, komt het volgende. voor uit Zierikzee Bij vonnis der arrondissements-rechtbauk alhier van gisteren is de directeur-uitgever der Zierik zeesche Nieuwsbode, de heer J. Waale, in gijzeling gebracht, wegens weigering om aan den rechter- commissaris in strafzaken getuigenis der waarheid af te leggen. De gijzeling geschiedde volgens art. 68 van bet wetboek van strafvordering, dat luidt als volgt /r/Indien de getuige, op de eerste of tweede dag- vaarding verschenen, of, voor den rechter-commis- saris gebracht zijnde, weigert getuigenis der waar heid af te leggen, kan de rechtbank, op verslag van den rechter-commissaris, na verhoor of behoor- lijke oproeping van den getuige en op de conclusie van het Openbaar Miuisterie, bevelen dat de getuige in gijzeling worde gebracht, en gehouden, tot dat hij aan zijne verplichting zal hebben voldaan. //Het vonnis van de rechtbank zal bij voorraad worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande verzet of hooger beroep. »De gijzeling duurt niet langer dan dertig dagen. Zij kan, zoolang de behandeling der zaak niet is afgeloopen, op vordering van den officier van justitie Hij lachte in zich zelf, greep het voile glas en dronk het in den teug uit. De jonge boer wenkte den waard en toen ging hij bedaard voort z/Welnu, dan niet. Maar drink dan, ik betaal immers en ziedaar" en hij hield hem twee blanke daalders voor »die zullen voor U zijn wanneer ge mij vertelt, wat ge van Jano weet." De dronkaard schudde ontkennend het hoofd maar greep toch weer naar het gevulde glas. ,ylk, wat zal ik dan, wat zal ik dan lachte hij spottend voor zich been. Zou ik dan Jano verraden Zoo'u goeie kerel Neen, neen, dat doe ik niet. Ik lieb ook nog een weinig eergevoel. De boer trok verachtelijk met de schouder, haalde nog een daalder te voorschijn en schoof ze toen alle drie naar den tuchthuisboef. ,Daar, die zijn voor u, maar zeg mij nu ook spoedig wat ge weet, want ik heb geen tijd meer. De beschonkene staarde met doffe oogen daarop neer. „Drie daalders," mompelde hij, //drie daalders Ja, ik heb mijn woord gegeven maar drie daalders 1 »En 't is waarlijk ook niet zoo erg," wendde hij zich tot den jongen boer en ge behoeft er immers ook geen mensch iets van te zeggen want nu ja. Met een Snellen greep had hij de geldstukken opgenomen, en stiet toen uit „Jano heeft gesmokkeld, zijn tegenpartij tegen den grond geslagen en daarvoor een paar maanden in het tuchthuis moeten zitten. En verder niet meer neen, niets meer." En hij bromde nog iets onsainenhangends voor zich heen maar de jonge boer had reeds de herberg verlaten. Hij stond daar buiten balde de vuisten en siste tusscheu de tanden #Eindelijk, Jano, eindelijk nu isKathedemijne door de rechtbank telkens van dertig dageu tot dertig dagen worden verleugd." De gijzeling staat zeker in verband met het in de Donderdagavond in de raadszitting besprokeue. Jansen aldaar, L. F. Dingz. TER NEUZEN, 15 Mei 1894. Bij de aanbesteding op Vrijdag te Middelburg van de voorziening der boorden van het kanaal van Ter Neuzeu, tot een bedrag van f 24000 waren iugeleverd 12 biljetten, waaronder 2 van onwaarde. Door de navolgeude heeren werd inge- sehreven om voor die som het achter huu naam vermelde aantal meters te voorzien J. Visser Gz. te Papendrecht, 1248 L. Brand Dz. te Giesendam, 1410; G. Klootwijk te Papendrecht, 1620 J. te Ter Neuzen, 1650 G. J. Balkenstein 1668 M. van den Hoek aldaar, 1692 Willems te Selzaete, 1716; A. Tholens te Ter Neuzen, 1728; J. Voordendasr te Dordrecht, 1728 en C. van der Hooft te Ter Neuzen, 1950 meters. In ons vorig nummer bereids vermeld, dat de beer Van der Hooft aannemer was. Gedurende de tweede helft der maand April is door het postkantoor te Ter Neuzen, de volgende onbestelbare brief verzonden, aan het adres van C. Hamelinkse, Sas van Gentdoor het hulpkan- toor Axel, aan het adres van H. van Limburg, Middelburg door het hulpkantoor Hoek, aan het adres van G. Verbrugge, Dakota city. Philippine, 14 Mei. Beter dan het voorstel van den schrijver van het agiteerend stuk in een zekere courant, hebben eenige weldenkende inge- zetenen een request ter teekening neergelegd voor alle schippers en belaugstellenden in Philippine, gericht aan Z. E. den Minister van W. H. eu N., om onze gemeente op de ininst kostbare wijze in verbindiug te brengen met de Wester-Schelde, door een kanaal van uit de haven naar den Westelijken hoek van den Koudenpolder. Reeds een zeveutigtal personeu hebben het verzoekschrift onderteekend. 't Was avond geworden. In het verre westen daalde de zon ter kimme en ging iu een vlarn- menzee onder. Lnchende deernen met de hark over den schouder en stroeve boeren met dampende pijpen in den mond keerden terug van het veld en alles herademde in de frissche avondkoelte. Jano spoedde zich voortf over een grazige weide, die zich uitstrekte laugs schuren en tuiuen. Hij zag er recht hupsch en net en zindelijk uit en eeti tevreden lachje speelde om zijne lippen. Nu had hij het kleine huisje bereikt dat door zijne Kathe en haar moeder werd bewond. De deur st.oud open, maar hij ging voorbij, wendde zich om het huis opende een kleine deur en trad in een grootep ooft- en groententuin. En daar zat op een houten bank onder de boomen zij, die hij zocht. Maar zij keerde hem den rug toe. Toen hij nu achter haar stond, haar tot zich riep, keerde ze zich verschrikt om en Jano staarde verwonderd in een bleek en beschreid gelaat. /Kathe Hij boog zich naar haar toe en greep hare handen. //Gij hebt geweend Waar om toch? Wat is er gebeurd?" Maar zij antwoordde niet, verborg het hoofd in hare handen en snikte weer luide. Maar Kathe, zeg toch, wat scheelt u, wat deert u toch?" Toen trok zij de handen van haar gelaat, zag hem strak aan, en, ofschoon stotterend, maar toch zonder vrees kwam over hare lippen z/Jano, bij onze liefde bezweer ik u, zeg mij de waarheid is het waar, dat gij geen reis om de wereld hebt gemaakt, maar in het tuchthuis hebt gezeten." Ontzet zag hij haar aandoodsbleek was zijn gelaat geworden en hij moest tegen een boom leunen om niet neer te zinken. ,z Kathe, wie wie heeft u dat gezegd stot- terde hij. Zij sloeg geen acht op zijne vraag, maar hem eene schrede nader tredende, herhaalde zij ,/Zeg, Jano, is dat waar?" Toen liet hij het hoofd zinken en toonloos, maar hoorbaar klonk haar tegen ,/Ja." Zij antwoordde niet. Sprakeloos wendde zij zich af, trok een kleinen smallen gouden ring van haren vinger, legde dien op de bank en ging langzaam naar huis. ffKathe Weemoedig, hartverscheurend klonk het haar namaar zij wendde zich niet eenmaal om en verdween in hare woning. Lang, lang nog stond Jano tegen den boom geleund. Geen woord kwam over zijne lippen, hij vervloekte ook den dronkaard niet, die hem verraden had; zijne eenigste gedachte was aan zijne moeder. ,Arme moeder Te vergeefs hebt ge u gekweld, ontbeerd en honger geleden. Uw zoon is een tuchthuisboefGillend zullen de menschen het u in het oor schreeuwen, en hoon en spot zult ge nog op uw ouden dag inoogsten. Arme, arme moeder 't Is nacht geworden. Zilveren starren flonkeren aan den hemel. In het graanveld tjilpt de krekel, aan de overzij op vochtige weiden kwaken de kikvorschen 1 dot klinkt het ruischen van de nabij zijnde rivier, en nu een gillende kreet. die door. Komt die van Van uit de verte een of ander dier dringt In de schemering van den aaubrekenden morgen bewoog zich een kleine stoet langs de dorpsstraat. Twee mannen droegen eene, onder een dek ver borgen baar en daarachter volgden de oude molenaar van het dorp en de Vrederechter. z/Ja, Vrederechter, zoo heeft het zich toegedragen.- zoo besloot na lang praten de dorpsmolenaar zijn redeneeriug. Toen de menschen mij riepen en ik er bij kwam, hadden ze Jano reeds achter den dam uit het water opgehaald. Hoe hij echter in de rivier is geraakt, dat weet ik ook niet." z/Hm, ook ik niet," zei de Vrederechter." z/Het doet mij maar leed om die oude, arme vrouw" ging de dorpsmolenaar voort//nauwelijks heeft ze haar Jano na lange jaren terug en nu moet zij hem op zulk een vreeselijke wijze weer verliezen." ,/Ja, die arme, oude vrouw," zei ook de Vrede rechter. Nu waren ze aan de plaats hunner bestemming. Wacht hier buiten, zeide de rechter tot de beide dragers, en toen ging hij met den molenaar het huisje binnen. Door het donkere voorhuis traden ze in de kamer. Het is schemerig daar. Doch juist ging de zon op eu kleurde den hemel, en de roode weerschijn die door de beide kleine vensters drong, gleed over de wit geschuurde tafel en den opengeslagen bijbel en over de oude vrouw, die met de hauden gevouwen, op een stoel zat. Het grijze hoofd was voorover gebogen, haar gelaat was bleek, een vredige, stille glimlach speelde om hare bleeke lippen en de wijd opengesperde oogen zagen glansigen strak. Slecht den blik wierpen de beide mannen op de als in slaap zittende oude vrouw, toen ontblootten zij hunne hoofden, vouwden de handen en prevelden een Onze Vader voor de zoo haastig uit het leven gescheidene. Ja, God had haar het zwaarste gespaard, Hij had haar tot zich genomen. EINDE. Knnmslag'. Gemeenteraadszitting van Vrijdag 11 Mei. Tegenwoordig al de leden. Wd secretaris P. J. Wortman. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden zonder aanmerking goedgekeurd. 1Bij de ingekomen stukken behoorde o. m. een schrijven van Ged. Staten, dat, blijkens verstrekte opgaven, aan de openbare scholen in de kom te Othene en in den Groote Huissenspolder een onderwijzer minder aanwezig was, op 1 Januari jl., dan het volgens de wet gevorderde minimum. Dit schrijven gaf tot geene opmerkingen aanleiding. 2. Goedgekeurd werden, de navolgende staten van onin- bare posten Hoofdelijke omslag over 1893 f 7,24 Cijnspachten verschenen 25 Nov. 1888 1,41 Begrafenisrechten over 1892 1,85 Schoolgelden over 1893 52,40 3. Tot onderwijzer aan de school in den Groote Huissens polder wordt met algemeene stemmen benoemd de heer H. W. Odink. Deze was de eenige sollicitant, zoodat geen anderen, dan hij, op de voordracht waren geplaatst. 4. Voorstel van Burg, en Weth. tot het uitdiepen van de vaargeul aan de gemeentelijke los- en laadplaats. De Voorzitter brengt ter tafel een kaartje, waarop de voor- gestelde verdieping is aangegeven, hij merkt daarbij op, dat eene verdieping van 1.35 M. te veel is. De heer Geelhoedt vraagt hoe laug het werk der uitdieping moet duren, b.v. een dag of 10. De Voorzitter zegt, dat het minstens een maand zal duren, daar het nog al een heel werk is, de grond moet er worden uitgevaren en daarna in zee gestort, de kosten zullen over de f 600 bedragen. De zaak zal, naar zijn oordeel, de goedkeuring van den Minister behoeven. 't Zou daarom noodig zijn dat reeds nu werd begonnen. De heer Geelhoedt zegt, dat het werk desnoods met September maar klaar moet zijn, daar dan eerst de peeen aankomen. De Voorzitter deelt mede, dat berekend is, dat 1445,60 kub. meter moet uitgebaggerd worden en de kosten zijn geraamd op 45 ct. per kub. meter, makende een bedrag van f 650,50 en dat de bodemsbreedte dan 15 meter wordt. De heer Geelhoedt verklaart, waarom hij naar den duur der eventueele werkzaamheden vraagthij en de heeren De Kraker en Van de Ree zijn n.l. voornemens nog een onderzoek in te stellen naar de voor- en nadeelen van een aan te leggen haven en 'tzou zeer goed mogelijk kuunen zijn, dat de voordeelen groot genoeg waren om tot aanleg over te gaan en dan was het bedrag, ad 600,— aan het uitdiepen in t water gegooid. Bovendien gelooft hij, dat de vaargeul binnen korten tijd weer vol zal zijn. Hij vraagt daarom, of Burg, en Weth. hun gelegenheid willen geven eerst het onderzoek ten einde te brengen. De Voorzitter verklaart dat, om goed te zijn, toch nu dient te worden begonnen, daar er slechts twee wegen open staan nu beginnen of een jaar wachten. De heer Geelhoedt ziet dit niet in, hij rckent voor het instellen van bovengenoemd onderzoek 1 maand en 1 maand daarna eer met het werk zou kunnen worden begonnen, zoodat in 't geheel er 3 maanden over heen zouden loopen, zoodat het nog tijd genoeg is. De heer Riemens is van oordeel, dat het meer dan tijd is om met het uitdiepen een begin te maken. Het voorstel van den heer Geelhoedt om 1 maand met het besluit tot uitdieping te wachten, wanneer het door ge- noemde leden uit te brengen verslag gereed zal zijn, wordt verworpen met 4 tegen 3 stemmen. Voor de heeren Van de Ree, Geelhoedt en de Kraker. Alsnu begon weder de kwest'e, wat het uitdiepen betreft. Do Voorzitter herhaalt dat, naar zijn gevoelen 1,35 M. te diep is. De heer Dekker zegt, dat 1 M. diep genoeg is, op zijn hoogst zelfs 1 M: De heer Van de Ree vraagt hoe diep de vaargeul was bij den aanleg, waarop de Voorzitter antwoordt, dat hieromtrent uit de voorhanden zijnde stukken niets is gebleken. De heer Van de Ree vroeg daarna of het dan niet beter was te onderzoeken hoe diep het werk zit, dan wist men de oorspronkelijke diepte. De Voorzitter zegt dat, al zat het werk b.v. 1,35 M. diep, hij er toch niet voor zou zijn om de uitdieping zoover uit te strekken, daar het een te groote diepte is. De heer Geelhoedt zal niet medewerken om een dergelijk besluit te helpen nemen. De heer Van de Ree beweert, dat het aan de losplaats over 10 jaar even diep was als nu. De heer Geelhoedt zegt, voor zijn onderzoek te zijn geweest te Walsoorden, daar is voor 7 maanden de modder uit de haven gehaald en is nu weer zoo vol, dat die weer moet worden uitgediept. Hij is daarom van oordeel dat, als de vaargeul aan de losplaats wordt uitgediept, zij onmid- dellijk weer vol is, ten minste binnen 6 maanden. De heer Dekker deelt dit gevoelen niet. De heer Geelhoedt weet zeker te zeggen, dat verleden jaar op Walsoorden 1000 kub. Meter modder uit de haven is gebaggerd en dat gerekend wordt, dat er nu weor ongeveer 3000 kub. Meter modder in is, hij wijst er op dat de Burg, in de vorige vergadering zelf het bezwaar van opzanden noemde. De Voorzitter zal niet tegenspreken, dat het zand er in komt, maar, bij 't afgaan van 't water, gaat het er ook weer grootendeels uit. De heer Geelhoedt betwijfelt dit, daar het water niet met zooveel kracht wegstroomt en 't zand daardoor blijft liggen. Be heer Van de Ree denkt, dat het een nutteloos werk is, hij is er niet voor om f 650 uit de gemeentekas te nemen voor een nutteloos werk. De heer Geelhoedt vindt het met het oog op Walsoorden een gewaagd stuk. De Voorzitter, er op wijzende dat 1,35 M. to diep is, dat de eene wethouder 1 M. noemt en de andere van meening is, dat 1 M. nog te diep is, zegtals we dan eens besloten half zoo diep te doen uitbaggeren. De heer Van de Ree zegt, dat men dan toch nog half zooveel geld kwijt is, en hij liever ook geen f 325 nutteloos uitgeeft. De Dekker is er voor om, wordt tot uitdieping overgegaan, het dan goed te doen. De heer Geelhoedt heeft er niets op tegen, als men maar wist, dat het uitdiepen een goed resultaat opleverde, maar met het oog op Walsoorden durft hij er niet aan meewerken. De heer Riemens wijst er op, dat de kaai te Walsoorden binnen ligt. De heer Geelhoedt zegt, dat dit niet zoo is, de eb komt er goed binnen, al de slik komt er iu en gaat er niet weer uit. De Voorzitter gelooft zeker dat, wordt de geul uitgediept, het dan 10 jaar goed blijft. De heer Van de Ree zegt, dat het schijnt, dat Burg, en Weth. niet goed hebben onderzocht, daar ze niet een- stemmig zijn. De heer Geelhoedt vraagt, of Burg, en Weth. ook een deskun- dige geraadpleegd hebben, waarop de Voorzitter antwoordt, dat zij wel van schippers hebben vernomen, dat uitdieping voldoende is. De heer Geelhoedt zegt, dat het toch wenschelijk was, dat Burg, en Weth. bij een deskundige onderzochten of de geul, volgens diens gevoelen, al dan niet gauw zou dicht slikken. De Voorzitter houdt maar voor oogen, dat hij nu al zoo lang goed gelegen heeft. De heer Dekker is van gevoelen, dat een deskundige het ook niet met zekerheid kan zeggen. De heer Geelhoedt zegt hierop, dat die toch de stroom van 't water kennen, hij denkt overigens dat de deskundige van oordeel zal zijn, dat de geul spoedig weer dicht zal zijn met het oog op Walsoorde noemt hij het f 650,in de zee gooien Burg, en Weth. mochten, volgens hem, ook in hun eigen belang, het onderzoek hebben ingesteld. De Voorzitter zegt er genoeg met deskundigen over ge- sproken te hebben, die kunnen ook in de toekomstniet zien bovendien vreest hij, Voorzitter, niet zoozeer voor opzanden daar de oever ter plaatse nog afneemt. Hij denkt, dat een deskundige er ook niets van kan zeggen. De heer Van de Ree is van een ander gevoelen hij zegt dat een deskundige zeer goed weet wat er in 1 of 2 jaar zal gebeuren, zij weten ook zeer goed vooraf of er verznk- kingen zullen plaats hebben, of niet. De heer De Klerk vraagt aan den heer Geelhoedt of er te Walsoorden ook een dam ligt, welke vraag door laatstge- noemde bevestigend wordt beantwoord, onder opmerking, dat de mond der haven echter te groot is en het plan bestaat om hierin het volgend jaar verandering te brengen, wat den heer Riemens aanleiding geeft tot de opmerking als 't waar is. De heer Geelhoedt antwoordt hierop, dat hij het vernomen heeft van den havenmeester en als die liegt, hij het ook doet. De Voorzitter zegt, dat men aan de Griete te doen heeft met de natuurwotten en dat daarom vooraf niets te voor- spellen is. De heer Geelhoedt geeft toe, dat de natuurwetten het doen, maar merkt daarbij op, dat de natuurwetten hem toch geen f 600 uit den zak zullen kloppen. De Voorzitter zegt dat het hem in deze vergadering ge bleken is, dat 3 leden buiten het college van Burg, en Weth. er voor zijn om nog geen beslissing te nemen, zoodat op den duur Burg, en Welh. zichzelf zouden gaan machtigen, hieraan zal hij niet mededoen. De heer Dekker is van oordeel, dat er genoeg over ge- sproken is, wat den heer Geelhoedt aanleiding geeft op te merkon dat, al wat er over gesproken is, in 't nadeel was van het uitdiepen. De heer Van de Ree merkt op, dat de begrooting door Burg, en Weth. overgelegd niet officieel is, omdat de ge- meenteraad hen niet gemachtigd heeft de begrooting te doen opmaken. De Voorzitter zegt, dat de opmaking er van niets kost, waarop de heer Van de Ree aanmerktdat het dan ook niet officieel is. De heer Geelhoedt begrijpt niet waarom Burg, en Weth. er zoo tegen zijn om het voorstel terug te zenden om advies. De Voorzitter merkt hierna op, dat hij voor zich genoegzaam weet, dat uitdieping in de beiioefte voorziet. De heer Van de Ree zegt, niet tegen te spreken dat de Voorzitter het weet, maar hij zelf weet het niet. De heer Dekkei vraagt, of een deskundige dan geloofbaar is, waarop de heer Geelhoedt antwoordt, dat men er dan ook niet naar toe moet gaan, als men naar een advocaat gaat dan moet men hem ook gelooven, anders doet men het natuurlijk niet. De heer Riemens zegt, dat het op de agenda heeft gestaan en hij er daarom voor is om een beslissing omtrent de zaak te nemen. De heer Van de Ree merkt nogmaals op, dat Burg, en Weth. er niet toe gemachtigd waren door den raad. De heer Geelhoedt weet geen beteren raad dan de te nemen beslissing uit te stellen tot een volgende vergadering, daar het den leden nu te onverwachts op 't lijft valt, behalve volgens den heer Van de Ree Burg, en Weth. De Voorzitter merkt den heer Van de Ree op, dat naar zijn meening, Burg, en Weth. verplicht zijn de voor6tellen te doen, die zij in 't belang der gemeente noodig achten. De heer Van de Ree zegt hieropaltijd behoudens mach- tiging van den gemeenteraad. Ten slotte stelt de heer Geelhoedt voor een te nemen beslissing uit te stellen en bij een deskundige inlichtingen in te winnen omtrent het al of niet waarschijnlijke van spoedig opzanden. Is dan het oordeel van den deskundige dat het niet spoedig zal opzanden, dan verandert zijne meening omtrent de zaak misschien ook. Voornoemd voorstel wordt in omvraag gebracht en aange- nomen met 5 tegen 2 stemmen. Tegen de heeren Dekker en Riemens. 5. Burg, en Weth. stellen voor dit jaar, wegens den stand der geldmiddelen van de gemeente, niet tot verbetering der straatgoten te Othene over te gaan. De Voorzitter zegt. dat de totale lengte der aan te leggen steenen goten 544 M. is en de kosten worden geraamd op f 380, doch dat de begrooting voor den loopenden dienst het niet toelaat nog dit jaar tot aanleg over te gaan, zoodat het beter is de zaak nog 1 jaar te laten rusten. De heer Geelhoedt vraagt of het plan bestaat alles tegelijk te maken, overigens gelooft hij, dat verbetering noodig is. Ook de Voorzitter is van oordeel, dat verbetering noodig is hij merkt op, dat de post voor aanleg kan gebracht worden op de begrooting voor 't volgend jaar. De heer Van de Ree vraagt, hoe groot de post voor on- voorziene uitgaven is. De Voorzitter meent een honderd gulden of 4, maar dikwijls is er nog de een of andere buitengewone uitgaaf noodig. De heer Van de Ree vraagt, of hij niet te weten kan komen, hoe groot de post voor onvoorziene nitgaven is. Daartoe door den Voorzitter uitgenoodigd noemt de secretaris het bedrag ad 437,40}. De heer Geelhoedt vraagt, of het niet goed was dit jaar nog een gedeelte aan te leggen. De Van de Ree vraagt, of dit bedrag wellicht Yoor andere uitgaven noodig is. De Voorzitter antwoordt, dat, tengevolge van af- en over- schrijving, de post dikwijls vermindert, verleden jaar b v. met de cholerabarakmocht er nu dit jaar eens een lijder in opgenomen worden, dan was in eens het bedrag van 400, noodig voor aanschaffiing van het noodige meubilair.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1894 | | pagina 2