stonden konden ze op grond van de verordening
zijn verwijderd.
De heer Mr. Dronkers wenschte de discussie
hierover te sluiten daar is besloten de zaak aan
te houden.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen
een verzoek van den heer J. Jansen, onderwijzer
aan school A om ontslag. Eerst, heefb deze
in een adres verzocht om vrij te zijn van avond-
school, doch een paar dagen later heeft hij een
tweede adres ingezonden waarin hij voor onbe-
paalden tijd eervol ontslag verzoekt daar zijne
ongesteldheid eer toe dan afneemt en hij
het beter acht ontslagen te zijn dan op kosten
der gemeente te leven zonder dat hij dienst
verricht. Van het hoofd van school A is
hieromtrent geadviseerd het ontslag in te
willigen en tevens verzocht om door detacheering
van een onderwijzer van school B naar school
A in het gebrek aan personeel te voorzien daar
in school A personeel te kort is om alle klassen
te bedienen en school B naar hp meent vol-
tallig is. De schoolcommissie heeft daaromtrent
geadviseerd het ontslag te verleenen met ingang van
5 Febr.als wanneer de heer Jansen zijne betrekking
heeft verlaten. Wat betreft detacheering van
onderwijzers daarmede kan niet worden inge-
stemd daar ook spoedig aan school B een
vacature zal ontstaan. Er is echter door de
commissie met het hoofd van school A over
gesproken en beslist dat dan klassen zullen
worden gesplitst. De commissie stelt verder
voor, om voor den meerderen dienst, die daaruit
voor de onderwijzers voortvloeithen een belooning
te geven van de som die door de vacatures van
de onderwijsgelden overblpft.
De Voorzitter zegt, dat verlof voor onbepaalden
tijd zooals Jansen vraagt, door de wet niet wordt
gekend. Hij heeft Jansen nog aangeraden om voor
herstel van gezondheid verlof aan te vragen, daar
de raad hem dit voorzeker zou verleenen, maar
Jansen had liever ontslag. Het Dag. Best, stelt
alsnu voor het ontslag eervol te verleenen met
ingang van 5 Febr. 11.
De heer Van IJsselsteijn meent, dat de school
commissie geen eervol ontslag bedoelt.
De Voorzitter meent niet dat dit in de bedoeling
van de commissie lag, {wat de secretaris, lid der
commissie bevestigt) buitendien, kent de wet
zooals de heeren Moes en Nelemans in de vorige
vergadering terecht opmerkten geen eervol ontslag
ofschoon de jurisprudentie zegt, ontslag op eigen
verzoek is eervol.
Zonder hoofdelijke stemming wordt den heer
Jansen met ingang van 5 dezer ontslag verleeud.
De heer Van IJsselsteijn vraagt, hoeveel vacatures
er nu reeds zijn, hij heeft hooren beweren dat er
binnenkort 6 plaatsen vacant zullen zijn.
De Voorzitter zegt, dat men daarvoor de lijsten
zou moeten nazien om het te kunnen zeggen, hij
zegt dat alleen school B op het oogenblik com-
pleet is.
De heer Harte, lid der schoolcommissie, zegt
dat het toch wenschelijk is om sollicitanten op
te roepen.
De Voorzitter zegt, dat zulks wordt gedaan,
maar er is overal gebrek aan onderwijzend personeel.
Er wordt nu weer tweemaal in dit jaar examen
gehouden, teneinde meer in het gebrek te kunnen
voorzien. Er zullen nu maar klassen moeten ge
splitst worden, op audere plaatsen doet men
dit ook.
Hierna deelt de Voorzitter mede een adres van
bewoners der Slijkstraat. Adressanten wijzen den
raad op den daar onbestaanbaren toestandzij
zeggen verder toch evengoed belasting te moeten
betalen als ieder ander iuwoner en geen voorrecht
boven anderen te verlangen, maar alleen verzoeken
zij hunne belangen in overweging te willen nemen.
De slijk stroomt in de gangen der huizen, een
ongezouden toestand verwekkende, en ook geen
lantaarn verlicht het pad der in het donker voort-
doolende Slijkstraters. Mag deze toestand nog
langer voortduren tot schande voor onze stad P
Verder vragen adressanten nog of er geen wetten
bestaan die de eigenaars kunnen beletten om zoo'n
toestand te scheppen en wijzen er ten slotte op,
dat geen hunner, toen hij daar een woning bouwde,
van een bouwverordening afwist, maar zij alleen
Ter Neuzen kenden als een plaats waar nieuwe
straten werden aangelegd die de gemeente steeds
bestraatte en rioleerde.
De Voorzitter stelt voor, dit adres aan te houden,
in verband met het aangehouden voorstel die straat
betreffende.
De heer Mr. Dronkers merkt op, dat, als het
vonnis anders was geweest de heer Grenu de straat
had moeten in orde brengen.
De heer Jac. de Feijter zegt, dat de gemeente
er niets aan kan doen, daar de grond aan den
heer Grenu toebehoort.
De Voorzitter zegt, dat de raad voor de open-
bare orde, veiligheid en gezondheid moet waken
het wordt den raad moeilijk gemaakt zijn roeping
uit te voeren, vandaar de verordening.
De heer Mr. Dronkers, meent dat de heer Grenu
weer zal zeggen het is geen openbare straat en hij
kan daarom niet begrijpen dat er geen hooger
beroep op zal worden gedaan.
De Voorzitter gelooft het ook niet, omdat de
eisch was iu overeenstemming met het vonnis.
De heer Mr. Dronkers geeft te kennen, dat de
Ambtenaar, als staande beneden den Procureur-
Generaal en den Officier van Justitie, het toch
niet kan tegen houden als een van hen hooger
beroep wenscht. Als de Procureur in een
vonnis ziet schending van de wet en van het
vonnis wil in cassatie komen, kan hij hooger
beroep gelasten. Om echter niet in herha-
lingen te vallen wil hij hierover verder
zwijgen.
Hierna deelt de Voorzitter mede, dat het
Dag. Best, wenscht over te gaan tot de aanbe-
steding van het gewone jaarlijksch onderhoud
der gemeente-eigendommen en verzoekt daartoe
de vergunning van den raad. Het bestek is reeds
behandeld door Burg, en Weth. en de Commissie
van Fabricage en betreft slechts gewoon onder-
houdswerk behalve een kleine vernieuwing
betreffende nog niet voltooide bestrating in de
Dijkstraat.
De heer Joz. de Feijter merkt op, dat het
wenschelijk zou zijn om er voor te zorgen dat
er boven de aannemingssom niet meer zooveel
bijwerk behoefde betaald te worden, zooals vorige
jaren steeds het geval was, daar er soms wel
eens zooveel bijkwam.
De Voorzitter zegt, dat dit is tengevolge van
het uitvoeren van werken, waartoe de raad
later besluit.
De heer Joz. de Feijter zegt, het zich zoo
nauwkeurig niet meer te kunnen herinneren,
doch toen hij lid der commissie is geweest om
de rekening na te zien, heeft hij opgemerkt
dat er haast overal wat bij kwam.
De Voorzitter houdt vol, dat dit is tengevolge
van latere raadsbesluiten.
De heer HarteAls men maar niet buiten
het bestek gaat.
De Voorzitterdat gebeurt niet.
De heer Mr. Dronkers merkt op dat Burg,
en Weth. voor de aannemingssom ook de
autorisatie van den raad noodig hebben.
De Voorzitter zegt, dat als de commissie van
onderzoek der rekening op dergelijke zaken stuit
zij deze opmerkingen moest ter tafel brengen,
hij zal echter de werkstaten overleggen ten
bewijze dat de meening van den heer De Feijter
onjuist is. A1 de werken die in het bestek
worden opgenomen, worden bij de commissie
van fabricage en het Dag. Best, eerst be-
sproken.
De heer Joz. de Feijter zegt, geen verdacht-
making te bedoelen maar alleen te willen
verzoeken om zooveel mogelijk alles in het
bestek op te nementeneinde te zorgen
dat er later niet meer zooveel bijkomt. Hij
gelooft wel dat er niet buiten den raad wordt
gehandeld, maar bedoelde enkel te vragen of
alles nauwkeurig is opgenomen.
De heer Van der Hooft noetnt als oorzaak van
verhooging der aannemingssom van verleden jaar
o. a. het maken van een waterput met omras-
tering.
De Voorzitter zegt, dat dit met den aannemer
is afgehandeld, deze had voor de omrastering inge-
schreven voor een som die door de leden der
commissie van fabricage laag werd genoemd en
waarvoor men hem het werk gerust kon laten
uitvoeren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het bestek
goedgekeurd.
Bij de omvraag niemand meer het woord verlan-
gende, sluit de Voorzitter de vergadering.