Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeenwsch- Vlaanderen. No. 2952. Zaterdag 26 Augustus 1893. 33e Jaargang. gt® 6 E.5;C U.I. D E I. V aanbesteden: Binnenland. ABONNEMENT- Het aanbrengen van eenige ver- beteringen aan de lokalen der vier openbare scholen in die gemeente. FEUILLETON. TER \El ZEVS< HE <01 RUT Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per postVoor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika f 1,824- Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zicb abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. ■tit blail verscliijnt llinvilay. en Vrijdagavondi IriJ rten uitgever I*. J. V A IS HE S A A U E te Ter Semen. Burgemeester en Wethouders van de gemeente HONTEN1SSE, zullen op Zaterdtig den 2 Sep tember e. k., des nainiddags half 4 uur, in bet gemeeutehuis in het openbaar Aanwijziug Donderdag 31 Augustus e. k., des voormiddags 8 uur, te beginnen aau de school aan den Molenhoek. Het bestek ligt ter lezing ten Gemeentehuize en is tegeu betaliog van tieu cent aldaar verknjgbaar. Hontenisse, den 18 Augustus 1893. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. A. ADRIAANSENS, Wethouder ld Burgemeester. P. J. VAN BRABAND, Secretaris. i-*t»litieli Overzicht. Bismarck heefl weer een rede gehouden en ditmaal nog wel over de rnuziek en haar invloed op de pohtiek. Een muziekgezelschap uit Barmen had bet voorrecht op deze toespraak onthaald te worden. Ik heb de muziek in mijn jeugd uiet bestudeerd, zeide de ex-Rijkskanselier, maar ik haat haar allerminst. Integendeel ik bemin haar en ben haar daukbaar mijn politieke iuzichten krachtdadig te hebben gesteund. De melodien van het Duitsche lied hebben de harten gewonnen en ik reken deze onder de onschatbare hulpmiddelen die mijn streven naar uationale eenheid hebben begunstigd en vergemakkelijkt. Het is misschieu moeilijk dit practisch te bewijzen, maar ik kan u ten miuste het bekende lied van Becker over den Duitschen Riju citeeren, als een trelfend bswijs van de juistheid van hetgeen ik hier opmerkte. Er zijn er onder u zeer weinigen, die oud geuoeg zijn om zich den iudruk te herinneren, dien dat lied in 1841 en zelfs in 1871 bij het dreigen van den oorlog heeft gemaakt. In beide omstandigheden heefl het lied van Becker door de snelheid, waar- mede het zich onder de bevolking verbreidde, in dat particularistisch tijdperk den dienst gedaan van verschillende legercorpsen, die ons aan den Rijn ontbraken. Later is de ,Wacht am Rheiu" ge- XJIT DE vorige eeuw. Een rilling ging den graaf door de leden. Ja, dat waren precies dezelfde woorden, die hij tot Hortense gesproken had, juist in den tijd dat zij de eerste berichten veruamen omtrent de geheimzinnige gebeurtenissen op het kerkhof St. Medarde te Parijs. Toen had het dweepende jonge echtpaar zoo veel over geestverschijuingen en over openbaringen door afgestorveuen gesproken. Eentoonig vervolgde de zwarte dame ffEn nu O, Philiberteens hield ik bij waken en droomen al je gedachten bezig, en nu woont een audere in je hartzij heet Marion Is dat je getrouwheid? Oh, Philibert, je Hortense vindt geen rust in haar graf Bleek van ontzetting stiet de graaf een heeschen kreet uit. ^Duivelachtige bedriegerij ik zal je ontmaskeren sehreeuwde hij en sprung toe op de geheimzinnige gedaante. Daar viel het zwarte masker af en een doodshoofd grijusde den jongen edelman aan, terwijl een ontvleeschte hand, uit enkel beenderen bestaaude, hem dreigend terugwees. Dat was te veel. De jonge uiterst gevoelige graaf was verpletterd door de hevige gemoedsbe weging hij waggelde en viel met een luiden kreet in onmacht op bet vloertapijt. Uit de plooien der portiere trad dezwartgemaskerde boren. Hoe dikwijls heeft dit oorlogslied geen moed geschonkeu aan onze soldaten en hen versterkt gedurende de harde wintercampagne te midden van lijden en versterving van allerlei aard. Hoofdzaak is niet de getalsterkte van bet leger, maar de uationale geestdrift, waaraan wij zooveel over- winningen danken. En die geestdrift is vaak verwekt en onderhouden door het lied. Vorst Bismarck eindigde met een aansporing tot zijn hoorders om voort te gaan met de beoefening der muziek. De Dultscher kan uiet leven zouder muziek door de muziek stelt hij zich in beweging. Ik ben dan ook mijn medeburgers, die zich met de muziek bezighouden, daukbaar, al heb ik ook uiet de eer in bun gelederen te behooreu. Het is een geluk, dat al ouze vorsten belangstellen in de toonkuust. Onze natiouale kunst zou uooit gestegen ziju tot de hoogte, die zij heeft bereikt, iudien zij niet was aaugemoedigd door de vorsten. In vredestijd heerscht er geen geringe verdeeldheid onder ons, maar een goed lied herstelt de eenheid in de oogenblikken van gevaar. Met ons Duitschers is het in onze betrekkingeu als met een goed huisgezin. In oogenblikken van kalmte en rust twisteu wij wel eens onder elkaar als man en vrouw. Maar laat een vreemde zich in den strijd mengen en man en vrouw vereenigen zich onmiddellijk. Zoo is het met ons geweest iu ouzen strijd met Frankrijk de oorlog heett onze eenheid gemaakt. Terwijl 't uit het Zuiden van ons werelddeel, uit Itahe en Frankrijk, mededeelingen regent ter bevestiging van reeds ter kenuis gebrachle zaken, die eigelijk gansch en al geen bevestiging meer behoefden ('t zijn beschouwingen over den uitslag der verkiezingen in Frankrijk en over het conflict tusschen de groote Republiek en het Apennijnsche Sclnereilaud inzake Aigues-Mortes) terwijl dus vrij oudbakkeu zaakjes, telkens opnieuw gewarmd, als versche schoteltjes worden ter tafel gebracht, heett iu Duitschland een sterfgeval plaats gevonden, dat om zijn gevolgen (een Engelsche Prius, plaats koinende vragen onder de Duitsche bondsvorsten) druk wordt besproken. Dat hertog Ernst van Saksen-Coburg—Gotha veel gereisd heeft, philosofie en staathuislioudkunde heeft gestudeerd, zeer inuzikaal was en als militair een minder voorname rol heeft gespeeld dan als medewerker aan Duitsch- lauds eenheid en dat zijn populariteit bijua spreek- woordelijk was, eveuals ziju leven rijk is geweest aan afwisseliug en emotie dat alles is belangnjk voor den minnaar van vorsteiijke biugrafieen en voor den geschiedschrijveruit een pohtiek oogpunt is 't interessaiiter, dat de hertog, in 1842 heer te voorschijn en boog zich over den bewuste- looze, terwijl de dame met het doodshoofd haar zwarte masker weer voordeed. /,Is hij dood vroeg zij met zachte bevende stem. c/Neen," fluisterde hij. ffHet is slechts een onmacht." u Hij zal toch niet sterven Hij haalde de schouders op. „Zijt ge over inij tevredeu Heb ik mijn rol goed gespeeld u Jaj want ik geloof zeker, dat graaf Philibert de St. Aignan nu niet met Marion de Caylus zal trouweu 1" Zij fluisterden daarop nog een oogenblik met elkaar. De dame scheen tegen te stribbelen, maar de oubekeude bracht haar door dreigende woorden en een woest gebaar spoedig tot gehoorzaamheid. Beiden verlieten de kamer en gingen de gang door uaar de vestibule. Eerst ging de zwarte dame de trap af. Zwijgend stapte zij in de gereedstaande draagkoels en werd weggedragen. Onmiddellijk daarna volgde de zwartgemaskerde heer. Hij wees de aaubiedingen der koetsdragers alle af en verdween met haastige schreden in tegen- overgestelde richting. Bij de poort van het kerkhofhek gekomen, zetten Jean en Pierre de draagkoets neder. De geheimzinnige dame stapte uit en ging de kerk- hoflaan langs naar hetzelfde graf, vanwaar zij gekomen was. De koetsdragers, wier nieuwsgierig- heid geprikkeld was, oogdeu haar na en zageu, dat zij bij het grafmonument gekomen zich omkeerde. Op dat oogenblik liet de klok van de St. Sul- pice—kerk hare dofl'e twaalf slageu hooren. De srehuwd met prinses Alexandrine van Baden, geen kiudereu, mannelijke zoomin als vrouwelijke heeft nagelateu, en er dus van een opvolging in rechte lijn geen sprake kan wezen. Nu is 'teen verrassing, dat de regeering eergis- teren met de noodige formaliteiten is aanvaard door den hertog van Edinburg zelven, die als zoou van 's hertogen Ernst's broeder (den prius-gemaal Albert) recht had op den troon, docb, naar men tot voor een paar etmalen verzekerde, reeds voor jaren afstand had gedaan van de erfopvolging ten gunste van zijn oudsten zoon, Prins Alfred, die opzettelijk in Duitschland is opgevoed en iu dienst is van het Pruisische leger, terwijl hij den 15 October van 't vorige jaar meerderjarig werd verklaard. De wegen der politiek zijn duister en de gelegenheid tot raden en gisseu waarom in zoo lijnrechten strijd met alle verwachtingen, Koningin Victoria's zoon zelf 't bewind heeft aanvaard, is iuderdaad eeuig. Terwijl hertog Ernst oin kwart voor twaalf in den avond van Dinsdag den laatsten adem uitblies, vertrok Keizer Wilhelm om 11 uur, dus drie kwart uurs tevoren, plotseling naar Reiuhardsbrunn en wel vond hij den hertog bij zijn aaukomst reeds dood, doch tot sameusprekingen met zijn oom, den hertog van Edinburg, broeder van Keizerin Friedrich, was voor de officieele publicatie der troonopvolging toch tijd te over en 't resultant daarvan is de verrassing, waaraan niemaud dacht, omdat alles sinds jaar en dag met't oog van den bijua 20jarigen Prins Alfred was geregeld, ja de afstand van den hertog van Ediuburg ten gunste van zijn zoon, volgens hen, die 't weten kuunen, dagteekende van 1885 Over deze troonsbestijging van een Engelschen prins, admiraal in dienst van Groot-Brittannie, in een stnat, deel uitmakend vau den Duitschen Bond, zal nog heel wat gesproken en geschreven worden en iu 't betrokkeu landje van 200,000 inwoners zelf, zal de vreugde over de wijziging van 't als vaststaaud gedachte, nu juist niet zoo wonder groot zijn. De Middelb. Crt. sprekende over de cholera- gevallen te Hansweert zegt het volgende, dat wij geheel en al on lerschrijveu „,Eu nu houden wij er niet van noodelooze onge- rustheid te wekken maar eveumiu zouden wij het in het algemeen belang achten dat men dergelijke feiten tracht te verbloemen en, zooals beweerd wordt dat te Antwerpen geschiedt, den toestaud geheimzinnige dame deed haar zwarte masker af. Jean en Pierre lieteu een kreet van schrik hooren, namen haastig hun draagkoets op en liepen zoo snel mogelijk weg. Toen de dame zag, dat zij niet langer bespied werd, nam zij ook haar doodshoofd masker af en stak dit in haar zak. Haar gelaat was bijna even leelijk als het masker, dat zij afgedaan had. Toch was zij nog jong, slechts weinig ouder dan twintig jaren. Zij wilde nu heengaan om zich achter een boschje in de nabijheid te verschuilen, tot dat haar cavalier haar met zijn rijtuig zou komen halenvolgens de afspraak zou dit nog slechts eenige roinuten duren. Doch toen zij haar voet verzette, voelde zij zich aan den onderkant van haar japon vastge- houdeu, en niet door een doom of een spijker, neen, er viel niet aan te twijfelen iets, dat leefde, rukte en trok aan haar japon. Een geweldige schrik overmeesterde de jonge dame, die door de omgeving, het nachtelijk uur en door hetgeen met den graaf de St. Aignan was voorgevallen, reeds zoo ontsteld was. In haar verhit breiu drong zich het denkbeeld op, dat het de afgestorvene gravin Hortense de St. Aignan was die tot straf voor het gepleegde bedrog haar in het graf wilde trekken. Gillende rukte zij haar japon los met verlies van een stukje uit den rand en rende als een waanzinnige van het graf weg. Zij snelde door het hek, den muur van het kerkhof langs en verder tusschen tuinen en wijnbergen tot aan een groot duister bosch, dat zich nabij de slad uitstrekte. niet naar waarheid blootlegt. Het laatste toch is veel gevaarlijker dan het eerste. Wanneer het publiek niet weet wat er plaats heeft, gaat het of over tot het verspreiden van sterk overdreven be richten of het is zorgeloos uit onwetendheid, waardoor de verspreiding der ziekte in de hand wordt gewerkt. De feiten in Rilland-Bath en Hansweert kunnen daarvan getuigenis afleggen. Van uit Antwerpen ziju schepen gekomen, waarop de ziektegevallen voorkwamen en dat wel niettegenstaande in die Belgische stad, met hare drukke scheepvaart, den volke wordt verkondigd dat de gezondheidstoestaud uitstekend is en er zich alleen „cholera achtige" ziektegevallen voordoen. Uit een ander bericht blijkt dat ook te Gent een schip uit Antwerpen is aangekomeu, waarop een vrouw eveneens aan cholera lijdende was en dientengevolge overleed. Het heet ook daar dat bij de vrouw alle teekenen van choleravormige ziekte zich voordeden. Een kind werd mede Men ziet daaruit dat uit Antwerpen, waar men zegt dat de ziekte uiet is, genoeg aangetaste per- sonen her en der gaan om dit beweren te logen- strafl'en En omdat men daar, in verbaud met de belangen van den handel, de gevaarlijke taktiek volgt om den toestand zoo gunstig mogelijk voor te stellen, loopen wij dubbel gevaar van die zijde besmet te worden. Het wordt daarom, dunkt ons, meer dan tijd dat men van onze zijde niet langer door dergelijke voorst ellingen zich op een dwaalspoor laat brengen dat waar du gebleken is dat op schepen, uit Antwerpen afkomstig, de gevaarlijke ziekte zich vertoonde, men nu ook handelend optreedt en, op grond van die niet te loochenen feiten, eenvoudig evenals in Spanje geschiedt, geen schip vau daar hier binnenlaat voor het aan een ernstig onderzoek ouderworpeu is geweest en tevens dat streng toe- zicht worde gehouden op personen, die uit Belgie tot ons komen. Het is, dunkt ons, beter dat er onzerzijds te streuge maatregelen worden genomen dan dat wij gevaar loopen dupe te worden van de zorgeloosheid, de stelselmatige verbloemingsmetbode van onze Belgische naburen. Vooral in deze dagen, nu van uit Belgie zulk een druk bezoek ons ten deel valt, is dubbele waakzaamheid meer dan plicht." Men meldt uit Rotterdam Nadat Maandag een eerste cholera-geval alhier offieieel was gecoustateerd (een schippersvrouw, die Nauwelijks waren drie minuten verloopen sedert de dame van het kerkhof vluchtte, of daar hield een raooi rijtuig voor het hek stil. De zwart ge- raaskerde heer stapte uit, sprak eenige woorden met den koetsier en ging toen met vluggen tred het kerkhof op. Te vergeefs keek hij overal rond, er was geen mensch te vtnden. Toen riep hij met gedempteu stem „Fanchon Jadis Geen autwoord. De heer werd ongerust, toornig stampte hij met den voet, mompelde een vloek tusschen de tanden, en riep toen met luide stem ^Fanchou Jadis Alweer geen antwoord. Hij hoorde niets dan een zacht gebrorn, en toen hij opmerkzaam rondkeek, bemerkte hij een hondje, dat tusschen de graven rondzwierf. Hij sloeg geen acht op het diertje, irnmers, hij kon in de verste verte niet vermoeden, dat dit hondje zijn slim overleg den aanslag slechts weinige oogenblikken geleden te schande had gemaakt. Nadat hij ten derden male te vergeefs geroepen had, mompelde hij „Zij heeft me dus toch bedrogen, naar het schijnt, zij heeft de plaat gepoetstZij is zeker niet ten tweedenmale op het kerkhof geweest, omdat ze te bang was. Nu, als haar geld op is, zal ze mij wel komen opzoeken." Met de overtuiging, dat verder blijven op het kerkhof nutteloos was, ging hij heen, staple in het rijtuig en beval den koetsier^Naar huis Het rijtuig rolde voort, de stad uit, den stiaatweg langs naar Villeneuve.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1893 | | pagina 1