Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeenwsch- Vlaanderen. No. 2944. Zaterdag 29 Juli 1893. 33e Jaargang. De bouwverordening. Zijn Eer en Zijn Eed. Binnenland. ABONNEMENT- Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per postYoor Nederland 1,10. Voor Belgie f 1,40. Voor Amerika f 1,82£. Men abonneert zich bij alle Boekbandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. Bij ileze cournnt belioort eeu bijvoegsel. Vervolg en Slot.) De in het vorig nommer aangevoerde zijn evenwel niet de eenige bezwaren welke tegen onze bouwverordening kunnen worden inge- bracht. Volgens art. 135 der Gemeentewet behoort aan den It and het maken van verordeningen, die in het belang der openbare orde, zede- lijklieid en gezondheid worden vereischt. Nu vinden wij telkens in onze verordening eene verwijzing naar B. en W. m. a. w. niet alle verplichtingen zijn juist omschreven maar veel wordt aan de beslissing van B. en W. overge- laten. O. a. art. 2, 2 al. en art. 19 aan B. en W. het recht gevende de rooilijn aan te wijzen en art. 14, bijv. aan B. en W. de bevoegdheid gevende de hoogte van het trottoir en van de kruin der straat en de helling van oprillen aan te geven. Ik wil ten aanzien der bevoegdheid aan B. en W. gegeven nog wijzen op twee arresten van den Hoogen Raad. Ten eerste een arrest van 17 Maart 1890, betreffende eene verordening der gemeente Zandvoort. Volgens deze verordening bestaat of bestond een algemeene verplichting tot onderhoud van openbare straten niet aan de gemeente toebe- hoorende, ten laste der eigenaars of beheerders, zonder bepaalde aanduiding waarin dat onderhoud bestondwelke aanduiding aan B. en W. was overgelaten. Ook in onze verordening is niet alles bepaald aangeduid, speciaal niet hetgeen ik hierboven meende. Gverwegende, zegt het arrest, dat blijkens die artikelen (de aangehaalde uit de bestreden verordening) niet door den gemeenteraad zelve is geregeld welke de verplichtingen zijn, die voor den aanleg en het onderhoud der daarbij bedoelde wegen worden gesteldmaar aan de eigenaars en beheerders dier wegen eene onbe- paalde verplichting wordt opgelegd, waarvan de bepaling wordt overgelaten aan het oordeel en het goedvinden van B. en W. O. dat wel bp art. 135 G. W. ook in verband met art 625 B. W. enz. maar dat deze veror- FKUIL LKTQ N Bewerkt door Amo. 11) Het was aandoenlijk te zien hoe Wally zich hield, plechtig heb ik aan rnij zelven beloofd, dat ik uooit zal vergeten hoeveel zusterlijke liefde zij mij dezen avond heeft betooud. Eerlijk gezegd, was ik er wel wat bang voor hoe zij het nieuws van onze verlooving zou opnemen en voornainelijk hoe zij zich onder den eersteu indruk tegenover Norman zou honden. Want zij bezit nog zoo weinig levenswijsheid en naar ik vermoed zal zij het nooit ver brengeu in de kunst van veinzen. Maar zij hield zich bewonderens- waardig, aan haar moed had menige sterke man een voorbeeld kunnen nemen. Wel werd zij eerst doods bleek, ik dacht, dat zij in onmacht zou vallen, maar met bewonderenswaardige suelheid herkreeg zij haar bedaardheid en wenschte ous met zooveel hartelijkheid geluk, dat Norman daar ben ik vast van overtuigd bij deze gevaarlijke gelegenheid niets bemerkt heeft van wat in haar hart omging. En later toen hij weg was en wij beiden alleen waren in ons kamertje, legde zij haar hoofd aan mijn borst. Wel kon zij haar ttanen niet bedwingen, maar toch sprak ze geen enkel woord van verwijt, geen klacht kwam over haar lippen. ,/Je zult hem gelukkig maken, niet waar Josephine? Het zal je eenige levenstaak zijn hem gelukkig te maken, niet waar Dat was alles, wat ze zei. Het arme, onschuldige lieve kind Jammer, dat juist ik haar b'jna zonder opzet voor de eerste maal in haar jonge deningen dan ook moeten behelzen welke ver plichtingen den eigenaren door den genieenteriind, als in deze de eenig bevoegde machtworden opgelegd en de bepaling daarvan niet in de verordening afhankelijk mag worden gesteld van het oordeel en goedvinden van een andere macht. O. daarenboven, vermits de wet in genoemd art. 135 aan den Raad het maken van verorde ningen en in art. 179 a en b aan B. eu W. het uitvoeren dier verordeningen en het beslissen over de over die uitvoering gerezen geschillen opdraagt, in deze, in strijd met de wetaan B. en W. is overgedragen wat aan den gemeenteraad behoort. Ten tweede een arrest van 23 Dec. 1892. In de plaatselijke verordening van Maastricht schreef art. 15 voor, dat onder andere voor be- staande straten door den gemeenteraad bepalingen worden vastgesteld, rakende de roofing, breedte en peil, terwijl het volgende art. 16 bepaalde, dat zoolang ten aanzien van bepaalde straten de roofing in het voorgaand artikel bedoeld, door den gemeenteraad niet is vastgesteld, met het bouwen of herbouwen geen aanvang mag worden gemaakt tenzij met inachtneming van hetgeen door B. en W. opzichtens het geregeld beloop der rooilijn is aangewezen. Ook hieromtrent besliste de H. R., dat aan B. en W. eene bevoegdheid was gegeven in strijd met de wet. Zie nu onze verordening art. 2, 2e al.Bij het stellen, herbouwen of veranderen van een gebouw, mag de rooilijn, van wege B. en W. op de plaats zelve aange wezen, niet worden overschreden en art. 19. Bij het bouwen binnen de rooiing moeten worden in acht genomen de door B. en W. te geven voprschriften omtrent hetgeen ten behoeve van de rooilijn noodzakelijk is." In art. 2 wordt het liefst nog gesproken van »van wege" zoodat B. en W. die aanwijzing weer aan een ander kunnen opdragen Zoo kan men bijv. ook in art. 7 een onwettige overdracht van macht op B. en W. lezen. Over het beruchte art. 52 zal ik thans niet spreken. Slechts wil ik opmerken, 1° dat daarin niet van openbare" straat gesproken wordt en 2° dat, al was dit het geval, m. i. geen veroor- deeling voor niet-nakoming van de verplichting zou worden uitgesproken. Het bovenstaande zij voorloopig genoeg. Welke conclusie is uit het aangevoerde te trekken leven zulk eeu zware hartepiju moest aandoen.'" Norman sloeg het boek dicht, ofschoon Josephine's aauteekeningen nog niet ten einde waren. Het schemerde voor zijn oogen, hij kon niet verder lezen en in zijn binnenste steeg zulk een heftig gevoel van toorn op tegen zijn vroegere verloofde, dat hij zelfs den aanblik van haar handschrift niet langer kon verdragen. Zonder een woord te spreken legde hij het boekje op de tafel van den rechter neer en vreezende zijn zelfbeheersching geheel te verliezen, als de rechter hem spottend mocht aankijken, wendde hij zijn gelaat af, terwijl deze op onverschilligen toon zeide //Nu, ge zijt bijzouder vlug gereed met uw interessante lectuur. Jammer, dat de dame na haar verloving met den rijken Sieveking haar belangrijk dagboek niet heeft bij- gehouden. Bij de verbazende openhartigheid, waarmee zij in haar aanteekeningen tegenover zich- zelveu, is te werk gegaau, hadden wij daardoor veel ophelderingen kunnen krijgen, die ons nu van groot nut zouden geweest zijn." Norman wist nauwelijks zelf wat hij hierop antwoorddeeerst toen hij weer in de buitenlucht kwam, werd hij zijn gedachteu meester. Die ge- dachten waren ecnter niet van vroolijken aard, sedert hij het dagboek van Josephine had ingezien. Hij gevoelde zich beschaamd en vernederd door deze zell bekentenissen eener vrouw, die hij als een bovenaardsch wezen had vereerd eu voor wie hij het kostbaarste kleinood, dat iemand in zijn leven kan vinden, achteloos vertreden had. Hij noemde zich een dwaas, een gek, wegens de verblinding, die hem gevoerd had in de armen van de licht- vaardige coquette en steeds op stolfelijk voordeel azeude Josephine, terwijl het hart van een reine onschuldige rnaagd met kuisch verlangen voor hem 1° dat onze bouwverordening, niettegenstaande de lange lijdensgeschiedenis, groote gebreken heeft. 2°. dat het geen groot waagstuk is vele be palingen eenvoudig te negeeren. Wellicht werpt men mij, met het oog op de door mij als onwettig beschouwde delegatie van macht van den raad op B. en W. tegener is volgens art. 50 beroep op den raad, zoodat het dus eigenlijk de raad is, die beschikt. Maar le is ook de raad onbevoegd, zooals ik in den aanvang opmerkte, al te beperkende voorschriften te geven en 2° als hij voorschriften geeft, moet hij dat doen in een algemeene, goedgekeurde en behoorlijk afgekondigde veror dening, waardoor ieder weet, waaraan hij zich heeft te houden. Waar zou het heen als de raad voor elk bijzonder geval voorschriften ging geven Men zie het aangehaalde arrest van 17 Maart 1890. Door dat opnemen van het beroep heeft men kunstig de klip der vernietiging omgezeild, naar 't schijntmaar of men daarmee wel in beter vaarwater gekomen is Zeer wenschelijk is het dat ten spoedigste reehterlijke beslissingen worden uitgelokt. Hier- mede eindigende, spreek ik de hoop uit dat de gemeenteraad bij de te maken algemeene politie- verordening, die er reeds lang moest zijn, om- zichtiger te werk ga en dat hij het samenstellen dier verordening aan bevoegde en der zake kundige personen opdrage. Van der Moer. Ter Neuzen, 24 Juli 1893. In de gister gehouden zitting der Tweede Kamer bij de behandeling der kieswet stelde de heer Rink de grondwettigheid van deze rege- ling en het aangenomeu .welstaudsteeken in het licht door het eischen van welke kenteekenen reeds het algemeen stemrecht wordt uitgesloten. Daarentegen was hij van oordeel, dat de Grond- wetgever wat de kenteekenen betreft.zoolaag mogelijk wilde afdalen, zelfs geen positief teeken gevorderd heeft hoedanig thans in het voorstel werkelijk gesteld is in de verplichting om zich en zijn gezin te ouderhouden. Spr. beweerde zelfs dat door deze klopte. Als een dolzinnigen verkwister had hij zijn levensgeluk en zijn kostbaarste goed om een onwaardige verworpeu. Hij had niet noodig gehad nog verder in Josephine's dagboek te lezen om te weten wat er volgen zou. Immers, nog leefde in hem de herinnering aan de vernederingen, die op den eersteu roes der liefde gevolgd waren. Bijna op denaelfden dag, dat een oud vrieud van den huize, den rijken Rudolf Sieveking met de familie Reimar in kenuis had gebracht, waren die pijnlijke vernederingen begonnen en ze hadden voortgeduurd tot den dag, toen Josephine hem in een koelen brief had gemeld, dat zij nooit de vrouw kon worden van een man, die zich liet beleedigen zonder de smet op zijn eer naar ridderlijk gebruik af te wasschen. Op dien brief had hij niet geant- woordblijkbaar had men dit ook niet verwacht, want reeds drie dageu later ontving hij een fraaie gesteendrukte kennisgeving der verloving van mejuf- frouw Josephine Reimar met den grondeigenaar Rudolf Sieveking. Zij had zich verloofd met den man, die hem zonder andere reden dan jaloerschheid beleedigd had, en met wien hij niet had willeu duelleeren om redenen, die hij zelfs aan den raad van eer zijner kameraden niet had willen blootleggen. Niet zijn weigeriug om te duelleeren, maar wel de verleidelijke millioenen vaD Rudof Sieveking, waren de oorzaak, dat Josephine haar verloving met deu onbemiddelden luitenant verbrak. De geringe twijfel, dien hij op dit punt tot heden had gekoesterd, was hem door de lezing in haar dagboek nu geheel outnomen. Josephine's waan, dat zij Norman werkelijk met geheel haar hart beminde, was spoedig vervlogen zoodra zij geen gevaar meer liep dat hij haar zou ontglippeu en niet meer op een ander jaloersch regeling nog meer personen vau kiesrecht worden uitgesloten dan het bekende art. 80 wil en ver- dedigde verder de wenschelijkheid der uitbreiding tegen de verwijten, dat de nieuwe kiezers ongeschikt en onrijp zullen zijn dat zij niet wordt verlangd door de arbeiders. Hij wees op den aandrang uit Friesland, van ratrimonium, zelfs van den R. K. Volksbond. Ook de vrees voor rcvolutie was ongewettigd en veeleer is het stembiljet een wapen tegen uiting van ontevredenheid. Zoo werkt uit- gebreid kiesrecht als een veiligheidsklep. Het zal ook niet werken als middel tot onderdukking der bezitteude klasse, maar zal in de hand werken om alle belangen en inzichteu tot hun recht te brengen en de wetgeving te verbeteren. Hij ziet er geen panace in tegen alle maatschap- pelijke kwalen, maar wil het recht om der recht- vaardigheidswille niet langer aan zoovele medebur- gers onthouden opdat de geheele natie tmet ver- trouwen zal opzien tegen haar vertegeuwoordiging. De heer De Beaufort (Amsterdam) acht behoed- zaamheid plicht, omdat op eene beslissing tot kiesrechtuitbreiding niet is terug tekomen. Hier gaat de regeering verder dan de meerderheid wenscht, toch aanvaardt hij een groote kiesrechtuitbreiding, zich voorbehoudende vrijheid om het vraagstuk anders op te lossen dan de regeering, wier voorstellen hem het minst aanbevelenswaardig voorkomen, ook wegens hun strijd met de Grondwet. Men had de kwestie op tweeerlei wijze kunnen oplossen, eerstens door invoering van algemeen stemrecht, waardoor nieuwe aandrang naar uitbreiding zou achterwege blijven, want hij is er zeker van, dat men ook na aannemiug dezer wet niet tevredeu zal zijn en men eeus ervaring van het algemeen stemrecht kon opdoen. Wilde de regeering dat niet, dan had zij alle afhankelijken en onkundigen, minder gewenscht element voor samenstelling der vertegonwoordiging, uit het kiezerscorps moeten weren. De kiesrechtaanvrage ten stadhuize ten blijke van kiezersgeschiktheid, weert geschikte elementen, die een tegenwicht vormen van roervinkeu en onte- vredenen. En de bedeelingseisch geeft de samenstelling van kiezerslijsten aan kerkelijke armbestureu over. In het algemeen stemrecht zelf ziet hij gevaar voor de vrijheid, getuigen het antisemitisme in Duitschlaud en de priestervervolging in Erankrijk. Ongewijzigd is het outwerp onaauuemelijk en daar hij dit bevriend Ministerie gaarne in's land belang behoudt eu een positieve beslissing wenscht, zal behoefde te zijn. Haar hart was even weinig vatbaar voor echte reine liefde als voor de ware vrouwelijke toewijding en zelfverloochening. De gedachte aan het bescheiden levensldt, dat haar door de overijlde verloving met Norman zou ten deel vallen, was haar stellig zeer spoedig onver- dragelijk geworden en daarom had zij zeker den driesten aandrang van den innerlijk ruwen maar zeer rijken Sieveking beschouwd aL een beschikking van het noodlot, waarvan zij gebruik moest maken. Oorspronkelijk had de jonge rijke Sieveking niet aan een huwelijk gedacht, maar Josephine had hem door allerlei kunstgrepen en coquetterie in haar net gekregen, even als zij met Norman gedaan had. Maar toen zij eenmaal zeker van hem was en Sieveking haar door een onbescheidenheid in kennis had gebracht met de aangelegenheden van het duel, had zij daarvan gebruik gemaakt om de verloving met Norman te verbreken. Norman beet zich van toorn op de lippen als hij aau al de bijzonderheden van dieu tijd dacht en zich herinnerde hoe harteloos zij met zijn liefde had gespeeld. Maar erger dan zijn toorn tegen de doode was zijn smart over het verlies van het kostbare geluk, dat hij destijds in zijn verblinding voor immer had lateu glippen. Ja, voor altijd, want al had Wally hem nog een weinigtje geuegen- heid toegedragen, dan moest dat weinige vervlogen zijn bij de ontmoeting van dezen raorgen na deze ontmoeting zou hij nooit weer den moed hebben haar weder te zien. Waarlijk, hij was den rechter er niet dankbaar voor dat deze hem geholpen had om den sluier op te lichten, die tot heden weldadig de grootste dwaasbeid van zijn leven bedekt had. (Wordt vervolgd). 1 TER HEIJZENSCBE CO 114NT Hit hlad verscliijnt IlinNilaa- en Vrijda^avond hij den uit^ever 1*. J. A A M H E 8 A H' II E te Xer \euzen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1893 | | pagina 1