Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 2943. Woensdag 26 Juli 1893. 33e Jaargang. BEKKNDMAKING abonnement- De Burgeineester tier gemeente Ter Aeuzen De bouwverordening. Binnenland. Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVoor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,82£. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer /0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatseu van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. maakt bekend, dat eene Openbare Vergadenng van den Gemeenteraad is belegd tegen Doiiderdag den 27 Juli 1893, des voormiddags ten 10 ure. Ter Neuzen, den 24 Juli 1893. De Burgemeester voornoemd, J. A. VAN BOVEN. Volgens art. 625 van het Burg. Wetboek is eigendom het recht om over eene zaak op de volstrekste wijze te beschikken, dat is dus niet alleen het recht om die zaak te verkoopen, verruilen enz., maar ook om daarvan zoodanig gebruik en nut te hebben als men dat wil. Maar bij dat beschikken en gebruik maken (het spreekt wel van zelf) mag men niet in strijd handelen 1°. met de rechten van anderen en 2°. met voorschriften gegeven door de daartoe door de Grondwet bevoegd verklaarde macht. Ingevolge de Grondwet is aan den Gemeente raad "opgedragen het maken van verordeningen betreffeude het bestuur en de huishouding der gemeente terwijl art. 135 van de Gemeentewet dit nader regelt. Dit artikel bepaalt >Aan den raad behoort het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereischt en van andere (veror deningen) betreffende de huishouding der gemeente." De gemeenteraad heeft dus het recht, mits dit geschiede in het belang van openbare orde zedelijkheid en gezondheid,zooAaxdge voorschriften aan de burgers te geven als hij raadzaam oordeelt, zelfs al worden de burgers daardoor in hun eigendomsrecht beperkt. Maar die beperking heeft natuurlijk hare grens. Waar die grens ligt is niet precies voor alle gevallen met die juistheid aan te duiden als gewenscht is maar er is toch in ieder geval een grens aan te geven, welke zeer zeker niet mag worden overschreden. De gemeenteraden hebben dus volstrekt niet een onbeperkte macht om het eigendomsrecht der burgers aan banden te leggen of te ver- korten. De regel is vrijheid en waar alzoo een moeielijk te beslissen verschil kan bestaan over de be- antwoording der vraaggaat deze of gene beperking ook te ver daar dient men in het voordeel der vrijheid, in het voordeel van het eigendomsrecht te beslissen. Na dit in herinnering te hebben gebracht, meen ik tot eenige op- en aanmerkingen over de hier ter plaatse sedert kort ingevoerde bouw verordening te kunnen overgaan. Ik heb met deze verordening dezer dagen voor het eerst kennis gemaakt en al aanstonds meen ik te moeten zeggen hoe zeer het mij verbaast, dat zij door den Minister niet ter vernietiging is voorgedragen hoewel ik gaarne mijne ingenomenheid betuig met vele goede voorschriften, die er in worden aangetroffen. Naar mijne meening lijdt onze verordening aan twee groote gebreken. 1°. De beperking van het eigendomsrecht overschrijdt verre de grens die men m. i. mag stellen. 2°. De opdracht (die herhaaldelijk voorkomt) aan burgemeester en wethouders van wat door den raad moet worden bepaald, is in strijd met de wet. Wat het eerste punt betrelt. Ik stel op den voorgrond, dat wel niet wordt gesproken van vergunningmaar dat men toch inderdaad vergunning," verlof," »toe- stemming" of hoe men 't verder noemen wi. noodig heeft. Immers volgens art. 6 mag men niet sloopen of uitbreken, tenzij men heeft ontvangen eene beschikking van B. en W., eene beschikking, die door B. en W. 14 dagen kan worden voor- behouden en eene beschikking tevens, die ongunstig kan zijn, in welk geval men, volgens art. 50 beroep heeft op den raad, die de beslissing 30 dagen kan uitstellen. Dat verbod om te sloopen en uit te breken zonder vergunning komt mij voor de grens van de beperking van het eigendomsrecht te over- schrijden. Deze meening is ook aangenomen bij koninklijk besluit van 31 Maart 1862, waarbij is vernietigd art. 47 der verordening op het bouwen van de gemeente Alkmaar, verbiedende zonder vergun ning van den raad gebouwen aan den openbaren weg uit- of af te breken. Het K. B. zegt overwegende dat bij dat artikel 47 verboden wordt, zonder vergunning van den gemeenteraad, gebouwen aan den openbaren weg uit- of af te breken; dat wel bij art. 135 der gemeentewet enz. dat die beperking evenwel niet verder mag gaan dan tot hetgeen door de zorg voor openbare orde en veiligheid wordt gevorderd dat het alzoo, ten einde daarvoor bij het afbreken van gebouwen steeds kunne gewaakt worden, aan het gemeentebestuur wel vrij zou staan, eene voorafgaande kennisgeving van het voornemen tot afbreken te vorderen dat echter het verbod om, zonder vergunning van den raad, gebouwen uit- of af te breken, de grenzen der politiebevoegdheid, bij art. 135 der gemeentewet aan den raad gegeven overschrijdt en bijgevolg in strijd is met de wet." Volgens art. 2 is het verboden te bouwen, herbouwen of veranderen zonder vergunning. Ook dit verbod valt m. i. geheel in de termen van vernietiging. Sterk voor deze opvatting pleit wel het K. B. van 23 November 1863, waarbij art. 1 der bouwverordening van Delft werd vernietigd. Het spreekt van zelf, dat op grond onzer verordening dit moet de bedoeling zijn om welke reden dan ook, de gevraagde vergunning zou kunnen worden geweigerd. Art. 1 der verordening van Delft bepaalde dat niemand binnen de gemeente mocht bouwen of de grondslagen van gebouwen of muren ver- nieuwen zonder voorafgaande toestemming van B. en W. aan wie plan en teekening der ver- bouwing moest worden meegedeeld. B. en W. hadden op grond van de hun bij dit artikel gegeven bevoegdheid aan iemand geweigerd huisjes te plaatsen. Het K. B. zegt nu dat zoodanige bevoegdheid bij de bepaling aan het gemeentebestuur gegeven, verder gaat dan de beperking van het eigendomsrecht in het belang eener goede politie ten aanzien van het bouwen, krachtens art. 135 G. W. in verband met art. 625 B. W. toelaat dat de bepaling alzoo is strijdig met de wet. Beide koninklijke besluiten werden genomen op advies van den minister Thorhecke. die men toch wel niet kan verdenken niet op de hoogte te zijn geweest van de bedoelingen der gemeentewet. Bij K. B. van 7 Maart 1876 werdgezegd: dat volgens genoemd artikel (uit de verorde ning der gemeente's Gravendeel) geen woningen of andere gebouwen mogen worden opgericht dan op zoodanige plaatsen als daartoe door B. en W. geschikt geoordeeld zijn dat door zoodanige bepaling het bouwen van woningen enz. geheel afhankelijk wordt gemaakt van de toestemming van B. en W. en de bepaling bijgevolg verder gaat dan de bevoegdheid tot beperking in het eigendomsrecht in het belang eener goede politie ten aanzien van gebouwen, krachtens art. 135 G. W. in verband met art. 625 B. W. toelaat dat immers die bevoegdheid zich bepaald tot enz. dat de bepaling alzoo is strijdig met de wet. En welke formaliteiten Men leze bijv. art. 4. Men zou er ook nog wel hebben kunnen bijvoegen overlegging van bewijzen dat men werke- lijk eigenaar is of dat het perceel met geene hypotheek is bezwaard, benevens duidelijke en juiste aanduiding van de plaats waar men de bedden wil opslaan en opgave of men getrouwd of ongetrouwd is, of men gebruik zal maken van haarden, gewone kachels of vulkachels, uit welke stof de kleeden, tapijten of andere vloerbedekkingen zijn vervaardigd, enz. enz. enz. Waarom niet? Met een beetje goeden wil kan men dat alles en nog veel meer wel brengen in de rubriek ipublieke belangen." Het schijnt wel dat men de wet van 2 Juni 1875 tot voorbeeld heeft genomen maar deze wet betreft het toezicht op de »oprichting van inrichtingen" (zoo staat er welke gevaarschade of hinder kunnen veroorzaken. Men zal misschien zeggenals men bouwt naar de voorschriften der verordening kan geen vergunning worden geweigerd Maar dan vraag ikwaarom dan toch al dien omslag en al dien last aan de burgers veroorzaakt Of men werkelijk de voorschriften opvolgt zal toch wel niet uit de kennisgeving aan B. en W. blijken. Dat kan eerst worden beoordeeld als men aan het bouwen is. En daarom had al die nietsbeteekenende omslag kunnen en moeten wegblijven. De verordening moet de regels voor het bouwen enz. aangeven en straf bedreigen tegen overtrading daarvan. Meer niet. Wilde men dan bouwen, men ging aan den gang met inachtneming der voorschriften en na kennisgeving aan het gemeentebestuur, opdat het toezicht kan uitgeoefend worden. Kwam men de voorschriften niet na, dan werd proces- verbaal opgemaakt. Zoo behoorde het m. i. te zijn. Volgens art. 2 mag men gaan bouwen als men heeft verkregen eene beschikking (lees vergunning) van B. en W. iwaaruit blijkt" zoo staat er letterlijk dat niet wordt afgeweken van voorschriften bij verordening van den raad gegeven." Maar hoe kunnen B. en W. nu toch vooraf weten dat niet wordt (leeszal worden) afge weken Bij een arrest van den Hoogen Raad van 20 Mei 1889 werd beslist»de beperking kan niet zoover gaan dat zij het verlies van het gebruik van eigendom ten gevolge heeft, wat het geval is, wanneer volgens eene verordening een eigenaar, om vergunning tot bouwen te kunnen bekomen verplicht wordt een deel van zijn eigendom voor openbare straat t.e bestemmen. Art. 14 der bouwverordening van Arnhem (waarop het arrest betrekking heeft) bepaalde o.a. dat de bepaling (door B. en W.) van breedte, peil, richting en profiel niet geschiedt, dan na afgifte eener schriftelijke verklaring van den belang hebbende, dat het gedeelte van de straat of het plein dat op de hem toebehoorende perceelen ligt, benevens eene strook grond van daar tot aan den openbaren weg, een en ander minstens ter halve breedte van de ontworpen straat of het ontworpen plein ten algemeenen nutte is bestemd. Deze bepaling nu achtte de H. R. m. i. zeer terecht te overschrijden de grenzen van eigen- domsbeperking, waartoe de gemeente-wetgever bevoegd is. »dat toch (zegt de H. R.) art. 625 B. W. in verband met art. 135 G. W. wel toelaat dat in het belang der openbare orde, zedelijkheid of gezondheid het eigendomsgebruik door een plaatselijke verordening worde beperktmaar dat die beperking niet zoover kan gaan dat zij het verlies van dat gebruik zou ten gevolge hebben dat dit laatste het geval is, wanneer volgens de toegepaste verordening een eigenaar verplicht een deel van zijn eigendom voor openbare straat te bestemmen, omdat tengevolge van die bestemming het vrij en uitsluitend gebruik als eigenaar ophoudt, om plaats te maken voor een gebruik dat voor ieder open staat en dat be- heerscht wordt door de voorschriften van het openbaar gezag, enz." Is het nu hier ter plaatse anders Gppervlakkig beschouwd welmaar in werke- lijkheid niet. Men heeft in onze verordening de zaak vrij wel omgekeerd. Men heeft niet duidelijk en rondweg gezegd gij bouwt geen huis, indien gij niet eerst een openbare straat aanlegt, naar onzen zin en volgens onze voorschriften. Neen, men is begonnen met een verbod om openbare straten aan te leggen, tenzij met inacht neming der gegeven voorschriften. Yolgt men die voorschriften niet op dan is de daarstelling" niet geschiedt overeenkomstig de verordening, dan zoo zegt art. 16, 2" al. »is het stellen van een gebouw aan de straat of het betrokken gedeelte daarvan verboden". Dat komt dus precies op 't zelfde neer als de door den H. R. verworpen bepaling. Immers ook hier wordt men nu gedwongen een deel van zijn eigendom tot algemeen nut te bestemmen. Volgens art. 1 worden onder openbare straten verstaanalle straten, trottoirs, kaden, stegen, gangen, sloppen, markten, pleinen, wegen, lanen en paden welke ook voor zoover die in den regel tot algemeenen dienst bestemd of voor alien toegankelijk zijn. Nu is« het verbod van art. 13 en 14 niet alleen dwaas, het is m. i. onzin. Heeft men zich soms iemand voorgesteld, die zoo voor de aardigheid openbare straten gaat aanleggen Wie zou mij beletten het publiek vergunning te geven mijn eigendom te betreden en te gebruiken als openbare weg, straat enz. Ik zou wel eens willen weten welke rechter ooit eene veroordeeling zou uitspreken op grond bijv.van het zonder kennisgeving aan en zonder vergunning van B. en W. aanleggen van een pad over zijn eigendom. Waarschijnlijk hebben de samenstellers ik spreek niet van onze samenstellers, die, als alle juridische kennis missende voor een dergelijk werk onbevoegd waren waarschijnlijk dan hebben die samenstellers gedacht, indien wij beginnen met positief en uitdrukkelijk te zeggen geen huis of eerst een straat, d. w. z. eene straat tot algemeen nut bestemd, zal de veror dening worden vernietigdlaten wij het dus op deze manier probeeren. Dat er nu te Rotterdam nooit kwestie over is gerezen, zooals in een raadszitting werd beweerd, bewijst, als het al waar is, niets in 't voordeel der verordening. Het bewijst m. i. alleen of dat het Bestuur te Rotterdam zich niet aan de bepaling houdt of dat de menschen daar heel goedmoedig eerst straten aanleggen. Trouwens dit is in hun eigen belang, omdat zij daartoe meer kans hebben hun bouwgrond te verkoopen. En nu is het m. i. onzin de toestand hier te willen vergelijken met dien te Rotterdam. Wat voor deze plaats nuttig en noodig is, is het daarom nog niet voor ons plaatsje. (Slot volgt.) Van der Moer. De door het Centraal bestuur van het Alg. Ned. Werkliedenverbond uitgeschreven yergadering had Zondag in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappeu te 's Hage plaats. Honderdtien vereenigiugen hadden aan die op- roeping gevolg gegeven en zoowel de benedenzaal als de balkons waren gevuld met afgevaardigden en belangstellenden. Bauieren waren op verzoek van het bestuur, niet medegebracht, doch de meeste afgevaardigden droegen het lint met het ouder- scheidingsteeken van hunne vereeniging. Uit de uavolgende plaatsen waren vereenigiugen TER \EIZE\S( RE COIIRANT ,„t Mad verscliijnl en VriJ,lnKnv»n,l l.ij den uitgever 1-. J. V A M OK S A H O K «e Ter ilfensen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1893 | | pagina 1