Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
No. 2913.
Woensdag 12 April 1893.
33e Jaargang-
Landbouwberichten.
Gemengde berichten.
Instructie voor de Rijks-landbouwleeraren.
Eergisterennacht zijn te Middelburg weer ergelijke
baldadigheden gepleegd. Op verschillende plaatsen
o. a. Molenwater, St. Pieterstraat en Bogardstraat,
zijn groote ruiten ingeworpen, en hier en daar
bellen uitgetrokken. Het is te hopen dat de politie
de noodige medewerking moge ondervinden om de
daders op het spoor te komen. Wie haar in deze
eenig licht verschaffen kan, doet goed dit niet
achter te houden.
Een groot landbezitter in de gemeente
Ritthem, op Walcheren, heeft een massa aard-
appelen, mits afgehaald aan zijne hoeve, gratis
verkrijgbaar gesteld. Overigens is op het geheele
eiland Wacheren de prijs der aardappelen 40 a
50 cent per hectoliter.
Men schrijft uit 's Hertogenbosch
In verband met de mededeeliogen door het
meisje uit Osch, Donderdag j. 1. aan de justitie
alhier gedaan, zijn nog dienzelfden avond enkele
lieden uit Osch ten paleize van justitie ontboden
en door den officier van justitie gehoord. Dit
onderzoek nam den geheelen avond en een groot
deel van den nacht in beslug, doch leidde er niet
toe dat er arrestatien plaats hadden. Wei verneemt
men dat de justitie, die uit den aard der zaak
niets uitliet, veld wiut en de hoop durft koesteren
van welhaast haar ijverig pogeu om de moordenaars
te ontdekkeu aan meer dan een wordt gedacht
te zullen bekroond zien.
Een later bericht meldt
Niet weinigen zullen een beetje gerustgesteld
zijn en velen zullen de tijding met genoegen ver-
nemen, dat het den heeren substituut-officier der
justitie, Mr. Baron Speyart van Woerden en Mr.
Baron Van Lamsweerde, rechter-commissaris bij de
rechtbank te 's Hertogenbosch, die Zaterdagochtend
naar Osch gingeu om het onderzoek te hervatten
in zake den laaghartigen sluipmoord, gepleegd op
den wachtmeester Hoekman, is mogen gelukken
de vermoedelijke dader in elk geval een persoon
te arresteeren, op wien zware vermoedens rusten.
Het is een 22jarig jonkman, Antoon van Berkum
genaamd en kuiper van beroep, die op last der
justitie Zaterdagavond zwaar geboeid en onder
sterk geleide in voorloopige hechtenis werd gebracht.
De arrestant staat te Osch in een kwaden reuk.
Een litteeken op zijn gelaat bewijst, dat hij vecht-
partijtjes nog wel anders kent dan van hooren zeggen.
Zijne gestalte is klein, ineengedrongen, zijn
lichaamsbouw krachtig, gespierd.
Daar men spreekt van eeu geheel anarchistisch
complot, goed georganiseerd, is het te begrijpen,
dat men met gespaunen verwachting het verloop
dezer zaak tegemoet ziet.
In Noord-Braband worden nog voortdurend
voor Haagsche rekening, met bestemming naar
Amerika, aardappelen opgekocht, doch nu slechts
voor 80 cent per hectoliter, vroeger f 1. Er
is overigens hoegenaamd geen vraag.
In enkele streken spreekt men in de laatste
dagen van eenige verhooging.
Te Rotterdam was Zaterdag de visch bij-
zonder goedkoop. Vischsoorten waarvoor voor
een paar weken men 10 tot 15 cent per stuk
betaalde, verkocht men dien dag voor 1 cent
per stuk.
Door den Commissaris der Koningin in
Limburg is eene circulaire gericht tot de burge
meesters, waarin gewezen wordt op het in Limburg
bestaande misbruik, dat de gemeente-politie vaak
voor een deel van haar tijd aan den politiedienst
onttrokken wordt door werkzaamheden, die daaraan
geheel vreemd zijn.
Zoo is n.l. bij het onderzoek eener strafzaak
in hooger beroep wegens beleediging van een
gemeente-veldwachter gebleken, dat deze beambte
tijdens die beleediging, ten behoeve van een
particulierden uitverkoop van vleesch rond-
belde.
Daar zoodanige handeling niet behoort tot de
ambtsverrichtiugen van een gemeente-veldwachter
en deze derhalve op het tijdstip der beleediging
niet was in de rechtmatige uitoefening zijner be-
diening, werd de beklaagde vrijgesproken.
Uit Rotterdam wordt geschreven
Het gebeurt hier herhaaldelijk men zou wel
haast kunnen zeggen dag aan dag dat door de
politie jonge meisjes moeten worden opgespoord,
die het ouderlijk huis zijn ontloopen, om den
slechten weg op te gaan. Niet zelden zelfs zijn
het meisjes, die de kinderschoenen nog niet ontwassen
zijn, en die aangetToffen worden in buurten, waar
de ontucht heerschappij voert. Nog dezer dagen
was dit het geval met twee meisjes van 12 en 14
jaar, uit den Haag afkomstig en door de politie
opgepakt, om ze naar hare geboorteplaats terug
te voeren.
Er zijn hier lieden, die er hun werk van maken,
zulke meisjes te verlokken en op verkeerde wegen
te leiden vrouwen, die na zelve hare jeugd in
ongebondenheid te hebben doorgebracht, nu zij op
jaren komen, geen middel van bestaan weten te
vinden dan ten koste van de onschuld en de deugd
van anderen.
Wat de onzedelijkheid zeer bevordert, zijn de
danshuizen, die hier in de laatste jaren strek ver-
meerderd zijn, en die vooral bezocht worden door
jongens en meisjes van zeer jeugdigen leeftijd.
Onder de meisjes, die op fabrieken en andere
inrichtingen, waar voor vrouwen en meisjes arbeid
gevonden wordt, werkzaam zijn, is het gewoonte,
dat zij des avonds, als het werk afgeloopen is,
danshuizen bezoeken en daar dikwijls tot een nach-
telijk uur vertoeven. Onder den invloed van dans
en drank gaan daar de zedelijksheidsbegrippen ten
gronde. Er is reeds herhaaldelijk op aangedrongen,
dat er maatregelen mochten worden genomen om
het verderflijk bezoek dezer danshuizen tegen te
gaan, door aan de meisjes, die verlokt worden om
daar hare avonden door te brengen, andere uitspan-
uingen te verschaffen. Het kwaad blijtt echter
bestaan en woekert voort.
Voor de rechtbank te Luik zijn eenige dagen
geleden twee afschuwelijke moordenaars verschenen.
In het laatst van November 1.1. bevond zich
hun slachtoffer, een oude heer, Eresart genaamd,
met zijn bediende in zijn huis, gelegen aan de straat
Erere-Orban. Hij woonde daar alleen, met dien
enkelen knecht, in dat groote, holle huis, waar
een ouderwetsche, massieve weelde heerschte, want
de heer Eresart was zeer rijk. Dien avond, het
liep tegen 9 uur, had hij vroeg gedineerd, daarna
een dutje gedaan en zat thans te lezen, in afwach-
ting van twee vrienden, die een partijtje zouden
komen maken. Maar zij bleven lang weg
't werd half tien 't werd tien uur, nog niemand
Zouden ze niet komen De grijsaard werd onrus-
tig, hij stond op en luisterde alles was doodstil
in huis doodstilToen, op eens werd de
deur van de voorkamer geopendZoodaar
waren ze eindelijk Zelf deed hij de porte-brisee
open, die toegang gaf tot de kamer, waarin hij
zich bevond, endeinsde terug. Dat waren
zijn vrienden nietTwee individuen waren
haastig binnengekomen en sloten de deur achter
zich. Zij waren gemaskerd, en vddr de oude man
tijd had om hulp te roepen, hadden zij hem aange-
grepen en knepen hem de keel dicht. O, God
hijgde hij een dolk drong in zijn bost, nog
eens, nog eens en terwijl het bloed met stroomen
vloeide, de grijsaard zielloogde op den grond in
't flauw verlichte vertrek, doorzochten de ellende-
lingen haastig zijn meubelen.
De oude man is nog dien avond gestorven. De
moordenaars z'jn door de rechtbank veroordeeld
tot leveuslange gevangenisstraf. Kalm hoorden zij
hun vounis aan.
Zaterdagavond is een buitenman in Londen
het slachtoffer geworden van zijn poging om een
zakkenroller te pakken. Een kerel bood den
landman papier te koop aan, en deze voelde te
gelijk in zijn zak de hand van den „koopman".
Daar die zak leeg was, hield hij zich of hij het niet
bemerkte, maar ging den man na en betrapte hem
toen hij hetzelfde bij een ander beproefde. De dief
ging op den loop, doch men riep eenige omstanders te
hulp. De buitenman was hem echter te vlug af,
maar toen hij den gauwdief aan de politie had
overgeleverd, bemerkte hij, dat een ander hem
intusschen zijn horloge had gerold.
De nieuwe Mormonenkerk te Salt Lake City,
waarvan de bouw 40 jaren heeft geduurd en 5
millioen dollar (60 millioen guldens) gekost, is den
6 dezer ingewijd. De feesten zullen eene week
duren.
De toren van Purmerland is sedert Vrijdag
vijf centimeters meer hellende. De helling van
af de spits bedraagt thans M. 1.40.
Den bewoners is aangezegd, de huizen te ver-
laten. School en kerk zijn gesloten.
Met het afbreken van de spits zal vermoedelijk
deze week worden begonnen.
Is er een ellendiger bestaan denkbaar dan
dat, hetwelk Isaac Krause van Boweston (Ver-
eenigde Staten) sedert zijn geboorte heeft geleid
Dat ongelukkig schepsel heeft zich nooit in eenige
physieke ontwikkeling kunnen verheugen. Het is
altijd in zijn kindschen staat gebleven. Het kon
noch hooren, noch spreken, noch zien, het kon
zelfs nauwelijks de lippen bewegen. Het is nooit
uit de wieg geweest. Het eenige lichaamsdee
van Isaac Krause, dat eenigszins ontwikkeld was
is het hoofd geweest. Maar eindelijk is aan dit
bestaan, dat erger was dan de dood een eind
gemaakt. Krause was zes en dertig jaar lang aan
zijn wieg gekluisterd.
Een veertien dagen geleden werden van een
Turksch regiment infanterie, de soldaten die den
diensttijd van drie en half jaar achter den rug
hadden, met verlof naar huis gestuurd. Onder
hen was ook een onder-officier. Toen deze zijn
pas kreeg, trad hij op den majoor toe en zeide
„ik ben niet Ali ben Redjik, dat is mijn broeder;
ik heet Hanco en ben zijne jongste zuster
Het in Turkije ongehoorde feit dat eene vrouw,
als man verkleed, bij het leger had gediend, drong
ook tot den Sultan door en deze liet een onderzoek
instellen, dat het volgende aan het licht bracht.
Hanco's ouders hadden zes dochters en maar
een zoon, die de steun van het gezin is. Om
haar ouders niet van dien steun te berooven, trok
de twintigjarige Hanco mannenkleeding aan en trad,
in plaats van haar broeder Ali, in militairen dienst.
Niemand in het geheele regiment had er eenig
besef van tot welk geslacht Hanco behoorde. De
soldaat Hanco gedroeg zich in den dieost onbe-
rispelijk en verwierf bij verscheidene gelegenheden,
betuigingen van tevredenheid van zijn meerderen.
lijzondere moed betoonde Hanco, toen zij of hij,
al naar men 't wil nemen, opdracht kreeg om, met
een deel van 't regiment, roovers te vervolgen, die
een bloedverwant van den Sultan hadden opgelicht.
Meer dan zes en dertig uur bleef Hanco onder de
grootste vermoeienissen en zonder spijs of drank,
gezond en vroolijk.
Tijdens een ongeluk gaf zij op nieuw bewijzen
van onverschrokkenheid en redde vier kinderen uit
let water. Daarbij deed zij al wat zij kon om te
voorkomen dat de omstandigheid aan het daglicht
zou komen, dat zij eene vrouw was.
De Sultan heeft juffrouw Hanco thans met een
ridderorde begiftigd en dit beteekent evenveel als
dat hij het meisje en haar broeder, die zich beiden
aan bedrog schuldig maakteu, alle straf heeft
rwijtgescholden. Men spreekt te Konstautinopel
over niets anders dan over de heldin Hanco en
reeds kreeg zij onderscheidene huwelijks-aanzoeken.
let heet echter dat het hart der jonge dame niet
meer vrij is.
INGEZONDEN STCEEEN.
Mijnheer de Redacteur
In 't nummer 2912 van uw blad vond ik een
ingezonden stukje, onderteekend „een spoorwerker"
welks vorm bij mij eenigen twijfel rijzen deed
of de schrijver wel een heusche werkman is en
dat ook, wat van meer aanbelaug is juist door
dien vorm zijn voorstelling van de wijze, waarop
de werkgevers aan de loskade alhier hunne ver-
plichting tegenover den werkman vervullen,
gereedelijker ingang kan doen vinden bij het
oningewijde publiek.
Die voorstelling M. d. R. is alles behalve juist
en de feiten, daarbij aangehaald, zijn het even
weinig.
Hoe deze spoorwerker er naar aauleidiug van
het verhandelde in onze Kamer van Koophandel
toe gekomen is om den werklust en werkijver
der Ter Neuzensche werklieden in het licht te
stellen, is mij niet recht duidelijk. Ik weet alleen
dat in niet eeu harer vergaderingeu die eigeuschappen
van den Ter Neuzenschen werkman is te nagekomen
en dat in menige vergadering met lof over hem
is gesproken.
Maar dit wil ik even aantoonen, dat de spoor
werker in de keuze van het werk, waarbij die
goede eigenschappen uitblinken, niet bijstergelukkig
is geweest.
Hij noemt het lossen van pitch en vergeet of
weet misschien niet eens, dat de werkgevers dezen
arbeid den Ter Neuzenschen werklieden, op zeldzame
uitzonderingen na, te vergeefs aanbieden, zoodat
zij genoodzaakt zijn van elders werkvolk te laten
komen. Men zal erkennen, dat onze goede werk
lieden het hun werkgevers op dit stuk tegenover
de concurrentie met andere havens niet gemakkelijk
maken.
Het wordt erger, als de spoorwerker vergeet
of niet weet dat aan onze loskade voor het lossen
van pitch 3 shillings of fr. 3,75, ja soms fr. 5,00
betaald wordt.
Ik herinner mij ook, dat een stoomboot vier
malen naar Engeland eene partij pitch terugnemen
moest en dat deze lading eindelijk gelost is door
de eigen bemanning van het schip, wijl het Ter
Neuzensch werkvolk zich voor de lossing daarvan
niet vinden liet.
En nu de kwestie van de //River Clyde"
Ik weet dat voor het lossen van deze boot te
Autwerpen geen fr. 1650 betaald is geworden.
En wat is het geval geweest De firma Little
Johnston heeft alvorens het vervoer van eene
partij pitch te aauvaarden zich in verbinding
gesteld met het werkvolk van Ter Neuzen. Deze
werklieden hebben de lossing dier lading aangenomen
tegen fr. 1 per ton. Het stond hun vrij te weigeren.
Zij hebben echter de overeenkomst gesloten, zich
verbonden onder genoemde voorwaarde.
Nu vraag ikWaarom zijn de werklieden
hunne overeenkomst niet gestand gebleven Waar
om hebben zij aan hunne verplichting niet voldaan
Waarom hebben zij hun contract met huu werk
gevers verbroken Welk recht hadden zij daartoe
Mochten zij dat doen?
Deze contractbreuk van de zijde onzer werklieden
is de eerste niet.
Alzoo vergeten onze kadewerkers wel eens, aan
welke scherpe concurrentie hunne werkgevers het
hoofd hebben te bieden. Zij vergeten, dat deze
scherpe concurrentie den werkgevers niet altijd
ijvoegsel van de Ter Heuzensche Courant.
Wij achten het niet onbelangrijk de instructie voor de
Rijks-landbouwleeraren bekend te maken, zooals deze voorkomt
in de Nederlandsche Staats-Courant van 14 Mei 1892.
Artikel 1. De taak van den Rijks-landbouwleeraar omvat
a. het houden van landbouwkundige voordrachten binnen
zijn ambtsgebied
b. het regelen en het eontroleeren der van Rykswege ge-
subsidieerde proefvelden.
Bovendien is hij gehouden al die werkzaamheden te ver
richten, welke hem door den Minister van Binnenlandsche
Zaken 'worden opgedragen.
Art. 2. Het plan voor de gesubsidieerde proefvelden wornt
door den Rijks-landbouwleeraar opgemaakt in overleg met de
commissie van toezicht, welke door Gedeputeerde Staten in
iedere provincie wordt benoemd.
Dit alzoo opgemaakte plan wordt voor 1 Augustus bij den
Minister van Binnenlandsche Zaken ingediend.
Het toezicht op deze proefvelden, zoomede de regelingder
daaraan verbonden werkzaamheden, is aan den Rijks-landbouw
leeraar opgedragen.
Art. 3. Voor het uitvoeren van scheikundige analysen ten
behoeve der te nemen proeven kan hij de hulp inroepen van
het proefstation tot welks kring zijn ambtsgebied behoort.
Art. 4. Jaarlijks voor 1 Januari brengt hij aan den
Minister van Binnenlandsche Zaken een rapport uit over al
hetgeen op de proefvelden in zijn ambtsgebied is verncht,
inhoudende eene volledige omschrijving van de genomen
proeven, van het doel daarmede beoogd en van de uitkomsten
daardoor verkregen.
Afschrift van dit rapport wordt door hem gezonden aan
de commissie van toezicht op de proefvelden en aan den
inspecteur van het middelbaar onderwijs belast met het toezicht
op'de landbouwscholen.
Art. 5. Het plan van de hoofdzakelijk tusschen October
en 1 April te houden landbouwkundige voordrachten onder-
werpt hij met vermelding der plaats en der te behandelen
onderwerpen voor den 1 September^ aan de goedkeunng
van den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Bii de keuze der plaatsen is rekening te houden met hare
geschikte ligging, wat betreft de openbare middelen van
vervoer, met de hehoefte aan ontwikkeling, benevens de
belangstelling der landbouwende bevolking en met de nabijheid
van proefvelden.
De voordrachten worden, met inachtneming van plaatselyke
toestanden en gebruiken, op zulke dagen en uren gesteld,
dat het bijwonen daarvan voor de landbouwende bevolkmg
zoo min mogelijk bezwaren oplevert.
De keuze der onderwerpen geschiedt in overeenstemming
met den aard van den landbouw en met de behoeften van
dc streek
Waar proefvelden in de nabijheid zijn, worden deze aan
de voordrachten dienstbaar gemaakt, terwijl omgekeerd de
voordrachten strekken tot toelichting van den arbeid op
die velden.
De voordrachten zijn kosteloos voor lcder toegankelijlt.
Na elke voordracht wordt gelegenheid gegeven tot ge-
dachtenwisseling over vragen den landbouw betreffende.
Artikel 6. De Rijks-landbouwleeraar licht den Minister
van Binnenlandsche Zaken voor omtrent alle landbouwkundige
onderwerpen, zoowel van technischen als van economischen aar
Bovendien is hij gehouden, des gevraagd, inliehtmgen te
verstrekken en te dienen van advies omtrent alle belangen,
op den landbouw betrekking hebbende aan:
a. de Commissarissen der Koningin van de provincien, die
geheel of gedeeltelijk tot zijn ambtsgebied behooren.
b. de burgemeesters van de in zijn ambtsgebied liggen e
gemeenten.
Art. 7. Behalve het rapport over de proefvelden vermeld
in art. 4 dezer instructie, zendt hij voor 1 Februari van
elk jaar aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een
beredeneerd en door cijfers toegelicht verslag aangaande den
toestand van den landbouw in zijn ambtsgebied gedurende
het afgeloopen jaar. Daarin is gewag te maken van de
bestaande gebreken en behoeften, zoowel op technisch als
op economisch gebied met aanwijzing, zooveel mogelijk, van
de maatregelen, die tot voorziening of tot verbetering aangewend
kunnen worden.
Art. 8. Hij is verplicht alle aangelegenheden, die met
het landbouwonderwijs in verband staan, ten spoedigste ter
kennis te brengen van don inspecteur van het middelbaar
onderwijs, belast met het toezicht op de landbouwscholen,
of van de daarbij betrokken inspecteurs van het lager onderwijs
elk hunner voor zoover hun werkkring en ambtsgebied
aangaat.
Art. 9. Voor 15 Juni wordt door hem aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken eene begrooting van kosten voor
de materieele behoeften van het volgende dienstjaar aangeboden.
Art. 10. In de maand Januari zendt hij aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken eene rekening en verantwoording
van zijn beheer over de gelden in het afgeloopen dienstjaar
door hem uitgegeven.
Art. 11. Het is den Rijks-landbouwleeraar verboden eemg
ambt of eenige betrekking te bekleeden zonder machtiging
van den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Noch middellijk noch onmiddellijk neemt hij deel aan een
landbouwbedrijf of aan eene onderneming van landbouw-
nijverheid.
Art. 12. Het staat hem niet vrij langer dan twee aehter
een volgende dagen buiten zijn ambtsgebied te vertoeven
zonder verlof van den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Art. 13. Deze instructie treedt in werking op 1 Mei
1892.