Edrad-Vomis.
Exlrad-Vonnis.
Kaitmgerecbt le Ter Sen.
Kaiitoiimclt le Ter Neezee.
Advertentien.
Telegrafische berichten.
nog 25 centimeter gestegen, zoodat de peilschaal
thans 2,44 M. boveu nulpunt teekect. Men
passeerde om 7 uur nog te voet de Waal. In-
tusschen maakte men aan het veer een aanvang
met het opbreken van de brug, welke van den
wal loegang geeft tot het gebaande pad over het
ijs, zoodat weldra de overtocht te voet gestaakt
wordt.
Uit Maastricht schrijft men de Jeker is bniten
haar oevers getreden. De Begijnenstraat, Helstraat,
Koestraat, Kleine en Groote Looierstraat, achter
de Moleustraat, Pieterstraat, Ridderstraat, Steenen-
burg, iafelstraat, Villapark en Witmakerstraat
zijn gedeeltelijk overstroomd. De Maas is vallende.
I aanslag in de vermogensbelasting was de regeering
toenaderendsgezind. Hoofdstukken 2 en 3, hooge
collegien en buitenlandsche zaken, zijn aangenomen.
Heden werd alhier door het Ministerie
van Waterstaat Handel en Nijverheid aanbesteed
het onderhoud van het Rijks post- en telegraaf-
gebouw te Ter Neuzen gedurende de iaren 1893,
1894 en 1895.
Het minst werd hiervoor ingeschreven door G.
J. Balkenstein, te Ter Neuzen, voor 542.
De raming bedroeg 690.
TER NEOZEIV, 27 Januari 1893.
Zoowel de Minister van Oorlog als die van
Marine achten het behoud van de vestingwerken te
ler Neuzen op welker slechting in de afdeelingen
der Eerste Kamer was aangedrongen noodzakelijk,
met het oog op een gewenschte afsluiting van het
vaarwater der Schelde, ter handhaving van onze
neutraliteit.
Intusschen is de Regeering bereid 47 hectaren
van de vestinggronden ter beschikking te stellen
van het Gemeentebestuur van Ter Neuzen of van
eenig ander lichaam, wanneer dit genegen is
f 400,000 te betalen voor het vervormen van de
overblijvende gronden tot een kustbatterij.
Gedurende de maand December zijn door het
postkantoor alhier, de volgende onbestelbare brieven
verzonden, aan de adressen van K. Postema,
Amsterdam Robertson, London Van de Klijpen,
MiddelburgJ. Scheele, Albany.
Zaamslag. Door C. Klaassen is eervol ontslag
aangevraagd als klokluider, collectant en stokman
bij de Herv. kerk alhier. Nadat door kerkvoogden
dit verzoek was ingewilligd is benoemd in al de
genoemde betrekkingen Anth. Klaassen met 3 van
de 5 stemmen. J. van de Velde en J. Wisse Hz.
bekwamen ieder 1 stem. In 't geheel waren 5
sollicitanten.
Hulst. Als onderwijzer aan de o. 1. school in
de kom der gemeente St. Jansteen is Woensdag 1.1.
op een jaarwedde van f 550 benoemd de heer
H. L. Schetfer, te Heijthuisen. De benoemde zal
primo Maart in dienst treden.
St. Jansteen. Maandag werd door de Rijks-
ambtenaren C. v. d. Walle en K. Spijkerman een
gesignaleerd persoon gearresteerd en Woensdag weer
een. De eerste was in '91 en de tweede in '86
wegens het smokkelen van zout veroordeeld. Zij
zijn ter beschikking van de justitie gesteld en
zullen ondervinden dat uitstel geen afstel is.
's Gravenliajre, 27 Jan. Eerste Kamer. Bij
het voortgezet debat over de staatsbegrooting pro-
testeerde de Minister lak tegen de altremeene
beschuldiging over den slechten geest onder de
onderwijzers. De enkele gevallen, die zich voordoen,
worden en zullen steeds krachtig worden tegenge-
gaan. In zake verzekering geheimhouding van den
GEJMEENTERA A I) V A IV TER NEUZEN.
weigering te volharden hij kon niets anders be-
loven dan, zooals gewoonlijk, tegen het voorjaar voor-
goed naar buiten le zullen gaan. De gravin gaf
haar voornemen niet op en verklaarde, dat zij dan
alleen zou gaan, waarop mevrouw Man*** aan-
bood haar op haar tochtje te vergezellen.
Het denkbeeld Santinella weer te zien lachte
haar uiterroate toehet was voor het gemoed der
gravin eene hernieuwing van niet slechts aangename,
maar tevens dieptreffende gewaarwordingen. Der-
halve nam zij het voorstel van mevrouw Marr***
aan, en zoo vertrokken zij op een fraaien morgen
samen naar de villa.
Geen mensch verwachtte hare komst. Het hek
was gesloten, de wegen rondom het veld overdekt
met afgewaaide takken en vuil geworden sneeuw.
Het kleine, sierlijke gebouw maakte een somberen
indruk met de besneeuwde bergtoppen hier en daar
in het verschiet, met de hooggewassen rivier in de
diepte en de beelden in den tuin, geheel in stroo
gepakt. De gravin, tegen de ijzeren stijlen van
het hek geleund, aanschouwae onbewegelijk en
stilzwijgend dit tafereel.
Waarom trekt ge niet aan de schel zeide
mevrouw Marr***, die een oogenblik na haar aank warn.
„Wacht even Ik denk aan Amelia Veber."
Waarom p" vroeg hare vriendiu en fronste de
wenkbrauwen.
„Omdat het mij is als zag ik haar op gindsche
trap voor mijne oogen verrijzen, om met den haar
eigen langzamen tred ons tegemoet te loopen en
het hek voor ons te ontsluiten. Verleden voorjaar,
herinner ik mij, dat Rodolfo en ik op een dag uit
de stad kwameu en dat niemand ons opendeed.
Toen zagen wij, gelijk eene bevallige verschijning
uit het gebergte nederdalende, freule Veber naar
beneden komen. ,/Hoe mooi is Amalia vandaag 1"
riep ik uit."
(/Gij wilt zeggen," verbeterde Rodolfo, „dat zij
op dien afstand u minder leelijk voorkomt dan
anders. Ik was verdrietig over dit hatelijke
antwoord."
vHelaasArme Amelia Ik begrijp even wel
niet, hoe dit in verband staat met de scherpe lucht
en den honger die ons plaagt. Zal ik maar bellen?"
zoo sprak mevrouw Marr*** eenigszina korzelig en
gaf een duchtigen ruk aan het ijzerdraau dat de
bel in beweging bracht
Nog een paar minuten en ziedaarGravin
llano met haren kostbaren mantel aan, de kleine
Santinella in hare armen houdende, die haar door
eierdooiers besmeerd gezichtje in het marterbont
van den mantel wreef, hetwelk zij als een zacht
servet gebruikte.
//Mijn dochtertje, mijn dochtertje? Kijk is zij
niet mooi p"
„Mooi Ik kan het niet vinden. Ik beb
niets met die soort van schoonheid opgij geniet
er van op uwe manier. Wat zegt gij er van goeae
vrouw De fortuin is bliud."
Later op den dag werd het wat warmer in de
lucht door de zon, en de gravin ging, alleen met
de kleine om te beter in hare hoedanigheid van
opvoedster en moeder van haar te kunnen genieten,
langs het glooiende pad dat van den tuin naar de
oevers van den stroom leidde. Mevrouw Mar***,
terdege in haar shawl gewikkeld, bleef op het pleintje
voor de portierswoning met Rosa een praatje maken.
»De rijke lui," zeide mevrouw Mar***, ,/weten
niet waarmede zij den tijd zullen zoek brengen, en
om te voorkomen dat zij het al te gemakkelijk
zullen hebben halen zij zich een tal van wederwaar-
digheden op den hals Bij mij zou het ten minste
zeker niet opgekomen zijn om die bedelares in
huis te nemen, die zonder twijfel eenmaal de aal-
moes van den rijke met ondank zal betalen. O,
als Innocenza maar handelen wilde zooals ik
//Mevrouw de gravin verlangde zoo ontzaglijk
naar een kindje."
/rEn dat zou haar ook heel best te pas gekomen
zijn. Maar niet z6o een. Mijn hemeldaar zijn
schepseltjes genoeg uit een hoogeren stand, die
Zij sloeg de oogen ten hemel en slaakte een zucht.
//Die" zeide Rosa zeer wijsgeerig, alsof zij
eene ingeving kreeg „die nooit ondankbaar
zullen zijn, die P
,/Wat dat aangaat, hierin komen alle menschen
vrijwel overeen doch dan zou de weldoener althans
de voloening smaken van een wezen in zijn stand
te hebben verheven dat tot denzelfden stand behoort
begrepen Dit laat zich duidelijk hooren
(Wordt vervolgd.)
mm
Bevallen van een dochter
A. HAMELINK-Van Hoeve.
Zuidland, 23 Januari 1893.
Den 19den dezer overleed tot onze diepe
droefheid in den ouderdom van ruira 85 jaren, onze
dierbaren vader en behuwdvader den WelEd. heer
P. J. VAN I)E\ EECKUOLT,
wethouder te Graauw.
Antwerpen. W. E. VAN DEN EECKHOUT.
L. M. VAN DEN EECKHOUT-
's Bosch. M. WIESSING.
M. F. C. WIESSING-
Van den Eeckhout.
Graauw. A. B. VAN DEN EECKHOUT.
Ph. VAN DEN EECKHOUT-
Van Laak.
PRO JISTITIA.
ABRAHAM ELI AS BLIEK, tud 48
jaar, van beroep winkelier, geboien te
Biervliet, wonende te Ter Neuzen,
is bij onherroepelijk geworden vonnis
van genoemd Kantongerecht van den
dertigsten December 1892, schuldig ver
klaard aan „het in eenen winkel voor-
handen hebben van surrogaat van boter,
terwijl noch op de verpakking, noch op
de waar zelve, het woord margarine
of het woord surrogaat in duidelijke
letters voorkomt,"
en op grond van artt. 1, 2, 7,. 8 en
I 9 der Wet van 23 Juni 1889 (Staats-
blad 82), 23, 36 en 91 van het Wetboek
van Strafrecht,
op tegenspraak veroordeeld tot eene
geldboete van veertig gulden, met be-
paling dat, bij gebreke van betaling
binnen twee maanden na den dag, waarop
dit vonnis kan worden ten uitvoer gelegd,
deze boete zal worden vervangen door
hechtenis van zestien dagen, en in de
kosten van het geding, uitvoerbaar bij
lijfsdwang, van hoogstens vijf dagen
met openbaarmaking van het vonnis
door de plaatsing van een uittreksel er
van, ten koste van de veroordeelde, in
de Ter Neuzensche Courant en in het
Volksblad, beide uitgegeven wordende te
Neuzen.
Voor extract afgegeven aan den Heer
Ambtenaar van het Openbaar Ministerie
bij het Kantongerecht te Ter Neuzen.
Ter Neuzen, den 24sten Januari 1893.
De Griffier
A. W. VAN EVERDINGEN.
Gezien,
De Ambtenaar van het
Openbaar Ministerie
DE LA FAILLE.
PRO JUSTITIA.
JANNEKE LEUNIS, weduwe J. A.
VALCK, oud 62 jaar, van beroep
winkelierster, geboren en wonende te
Ter Neuzen,
is bij onherroepelijk geworden vonnis
van genoemd Kantongerecht van den
dertigsten December 1892, schuldig ver
klaard aan „het in eenen winkel voor-
handen hebben van surrogaat van boter,
terwijl noch op de verpakking, noch op
de waar zelve, het woord margarine
of het woord surrogaat in duidelijke
letters voorkomt,"
en op grond van artt. 1, 2, 7, 8 en
9 der Wet van 23 Juni 1889 (Staats-
blad 82), 23, 36 en 91 van het Wetboek
van Strafrecht,
op tegenspraak veroordeeld tot eene
geldboete van veertig gulden, met be-
paling dat, bij gebreke van betaling
binnen twee maanden na den dag, waarop
dit vonnis kan worden ten uitvoer gelegd,
deze boete zal worden vervangen door
hechtenis van zestien dagen, en in de
kosten van het-geding, uitvoerbaar bij
lijfsdwang, van hoogstens vijf dagen
met openbaarmaking van het vonnis
door de plaatsing van een uittreksel er
Zitting van Vrijdag 27 Jan.
Voorzitter de heer J. A. van Boven.
Aanwezig de heeren Jac. de Feijter, Mr. Dronkers,
Joz. de Feijter, Harte, Grenu, Moes, Wieland, Visser
Van IJsselsteijn, Van der Hooft, De Koeijer en Nelemans
Afwezig wegens ziekte de heer Tazelaar.
De notulen der vorige zitting worden gelezen en onveranderd
goedgekeurd.
De openbare vergadering gaat hierna over in eene met
gesloten deuren.
Na heropening zegt de voorzitter, dat in de geheime zitting
breedvoeng is gesproken over de maatregelen tot het verkrijgen
van een tweeden geneeskundige.
Ingekomen was een schrijven ran Ged. Staten en eenige
Provinciate en Staatsbladen, alsmede eene dankbetuiging van
Mej. De Deckere, vroedvrouw alhier, voor de verhoo«"in°"
harer jaarwedde.
Een en ander voor kennisgeving aangenomen.
Nog was ingekomen een adres van J. Marsilje, vroeger
slager, alhier. Daar dit aan den raad is gericht, geeft de
voorzitter hiervan lezing.
Adressant geeft hierin te kennen, dat hij reeds een 14 dagen
geleden den burgemeester toestemming heeft gevraagd om de
ingezetenen een lijst aan te bieden, ter inzameling van gelden
tot instandhouding van zijn gezin. Hij ontving tot heden
geen toestemming, waarom hij zich tot den raad wend. Hij
beschrijft de groote armoede, waarin zijn gezin, reeds ge-
durende eenigen tijd verkecrt, terwijl de pogingen door hem
aangewend om als slachtersknecht ergens geplaatst te worden
mislukten.
Een eommissie, bestaande uit W. Pladdet en B. Bannier
wilde zich belasten met de lijst aan te bieden en hiervoor
vraagt adressant vergunning.
De voorzitter zegt dat bedoeld verzoek reeds aan hem
gericht was, toen er nog geen sprake was van eene eommissie,
Hij geeft op in welke gevallen volgens de armenwet en
komnk. besluiten aan de verzoeken tot het houden van
collecten kan worden voldaan. Onvoorziene rampen, waarvan
hienn gesproken wordt, zijn hier niet. In dit geval gelooft
hij dat de hulp van het burgerlijk en kerkelijk armbestuur
moet worden ingeroepen. Wordt hieraan toestemming ge-
schonken, men zou dit alle bedeelden moeten geven.
De heer Van IJsselsteijn vindt dat wel iets pleit om in
dit geval toestemming te geven. Hier is toch nog geen sprake
van een bedeelde, maar van iemand die een ambacht kent en
middelen zoekt om dit weer nit te oefenen. Op dien grond
zou hij het bij nitzondering willen toestaan.
De heer Nelemans kan zich hiermede niet vereenigen.
Het is volgens hem eene ongewenschte pressie op de lief-
dadigheid der ingezetenen. De aangewezen weg is volgens
hem in dezen in de courant de hulp van ieder in te roepen
de gelden te deponeeren bij wie het zich aantrekt.
De heer Moes en de voorzitter kunnen zich evenmin met
den heer Van IJsselsteijn vereenigen, terwijl de heer Nelemans
voorstelt het ter afdoening naar Burg, en Weth. te renvoieeren.
Het voorstel van den heer Van IJsselsteijn, het verzoek
toe te staan, wordt in stemming gebracht en verworpen met
9 tegen 3 stemmen. Voor stemden de heer Jac. de Feijter
Visser en Van IJsselsteijn.
De heer Nelemans vraagt of zich nog geen sollicitanten
voor onderwijzer in de vacature te Sluiskil hebben aangemeld.
De voorzitter antwoordt hierop bevestigend.
De heer Joz. de Feijter zegt, dat de tuin van het hoofd
der school den heer Vooren aan de zijde der haven niet goed
is afgesloten, waardoor deze zeer onvrij is, bovendien levert
deze toestand des avonds gevaar op voor de voorbijgangers,
daar de april daar gelijk komt met den afsluitingsmuur.
De voorzitter zal dit bij het Dag. Best, brengen.
De heer Visser vraagt of door het Dag. Best, nog geen
pogingen zijn aangewend om verbetering te brengen in den
ongelukkigen toestand van het gezin De Paepe, deze toch
is allerellendigstlangen tijd geleden uit hun huis gezet, wonen
ze in een schuitje. terwijl ze even goed onder den blooten
hemel konden verblijven.
Hieromtrent werd breedvoerig gesproken; de voorzitter
deelt mede wat door hem in dezen is gedaan en eenige leden
wat door particulieren is voorgesteld. De Paepe kon eene
goede woning te Sas van Gent bekomen, maar was hiertoe
ongenegen.
De heer Visser vraagt of geen uitvoering kan gegeven
worden aan het besluit tot het daarstellen van een gebouwtje,
zoo primitief mogelijk, om dergelijke menschen in zulke
omstandigheden te herbergen.
De voorzitter zegt, dat dit niet is aangenomen, wat ook
door andere leden wordt bevestigd. Bovendien gelooft hij,
dat een dergelijk huis niet aan het doel zal beantwoorden.
In gevallen als deze, dienen eenige mannen de edele en
verhevene taak der oordeelkundige armenverzorging op zich
te nemen, zooals dit elders geschiedt, door bezoeken, raad-
geven, ondersteunen, etc.; hij belooft evenwel deze zaak bij
het Armbestuur te brengen.
De heer Van IJsselsteijn vraagt het woord, naar aanleiding
van het schrijven van zijn medelid, den heer Grenu, in de
Ter Neuzensche Courant van 21 Jan. 1.1. Het spijt hem,
dat de heer Grenu dit deeddit schrijven toch luidt geheel'
anders, dan dat wat door hem d.d. 13 Jan. aan den raad
werd gericht. Hij zal dit schrijven niet op den voet volgen,
het zal den leden genoeg bekend zijn. De grootste grief is
art. 53. De heer Grenu spreekt van onbillijkheid, in strijd
met wet. jurisprudentie, terwijl in de vergadering van 9
Mei 1892 met algemeene stemmen besloten is de heeren
Grenu en anderen tegemoet te komen in de te maken kosten
Vooral was dit noodig om een eind te maken aan den
walgelijken, onoogelijken en ongezonden toestand op het
terrein van den heer Grenu. Hij meent dit als lid der
eommissie en namens deze te moeten zeggen.
De heer Grenu, aldus vervolgt spreker, schrijft aan den
raad d.d. 13 Jan
»Door ongesteldheid verhinderd den raad bij te wonen,
neem ik de vrijheid naar aanleiding van het te behandelen
onderwerp verordening op het bouwen enz. onder de aandacht
mijner medeleden te brengen, dat de eommissie in deze zaak,
in haar rapport aan den raad, bij het beantwoorden der
bedenkingea van Ged. Staten tegen de ontwerp-verordening
daar waar de eommissie de ontworpen bepalingen handhaaft
als eenig argument zich beroept op de verordening van
Rotterdam in stede van die bepalingen te toetsen aan wet
of jurisprudentie of billijkheid."
En wat schrijft nn de heer Grenu in de courant»de
eommissie uit den raad stelde eenvoudig voor de gewraakte
artikels te bdhouden, zonder in 't minst te trachten de gronden
van Ged. Staten te weerleggen of aan te toonen, waarom
die artikels moesten worden gehandhaafd."
Beide schrijven is in contradictie. Hij vraagt zich af wat
het doel is van dit laatste schrijven en gelooft, dat de heer
Grenu op 21 Januari vergeten is, wat hij op 13 Januari
geschreven heeft.
Waar alle leden van den raad het eens zijn over het recht-
matige der verordening, staat de heer Grenu alleen.
En wat geschreven is aan 't adres der eommissie, 't is waar
de leden zijn geen rechtsgeleerden en hebben ook geen rechts-
geleerde fcot hun dispositie, maar het werk wat zij daarstelden
is maar dat van een gewoon gezond verstand.
'tis waar de verordening is geschoeid op de leest van die
te Rotterdam, die is goedgekeurd.
Te Rotterdam wordt veel, zeer veel gebouwd en nog zijn
geen processen gevoerd, maar dit daar gelaten, voor Ter
Neuzen is de verordening nog verzacht.
De heer Grenu zal zijn verzet laten varen als de overige
leden hetzelfde bedrag, dat thans door hem gevorderd wordt
voor de gemeentekas over hebben. Spreker vraagt den heer
Grenu, maak Uw rekening op, Uw debit en credit. Her
inner U wat de gemeente deed voor de bestrating der Grenu-
laan, waardoor er huizen werden gebouwd. Waarlijk ieder lid
zou gaarne voor de gemeente doen wat U deed, maar omgekeerd.
De opmerking, dat de eommissie een snoepreisje zou hebben
met den Minister te 's Hage in te lichten beantwoordt hij met
de vraag aan den heer Grenu of hij zelf wel niet eens op
rekening van de gemeente naar zijn zoon te Groede is geweest,
toen hij tegelijk met de stem bus naar Oostburg verzocht te
gaan en ook ging.
De voorzitter verzoekt geen persoonlijkheden.
De heer Van IJsselsteijn meent dit te moeten zeggen naar
aanleiding van het schrijven in denzelfden zin van snoepreisjes.
Hij resumeert dat het hem leedwezen doet, dat de heer Grenu
zoo geschreven had, hij hoopte dat hij zal inzien dat de ver
ordening is gejnaakt niet tegen het belang van den heer
Grenu maar in het belang der gemeente.
De heer Grenu bewondert de welsprekendheid van den heer
Van IJsselsteijn. Het is hem op dit oogenblik niet gegeven
dit punt voor punt te weerleggen. Alleen merkt hij op,
dat volgens raadsbesluit opneming van kosten zou worden
gedaan etc., waarvan tot heden niets is gekomen, dat hij in
vorige vergaderingen reeds heeft gezegd in deze kwestie liefst
weinig te willen zeggen, daar hierin zijn eigen belangen zoo
zeer zijn betrokken, maar dat hij overigens vermeent steeds
de belangen der gemeente te hebben voorgestaan.
De heer Grenu verlaat de vergadering.
Het spijt den voorzitter dat hierover in de courant is ge
schreven, ook dat de heer Grenu de vergadering verlaat,
hij wilde hem zoo gaarne overtuigen dat de verordening is
wettig, overeenkomende met jurisprudentie en arresten van
den hoogen raad.
Uitvoerig wordt hierover nog gesproken.
De heer Mr. Dronkers verlaat de vergadering.
De heer Van IJsselsteijn haalt de notulen aan der ver
gadering van 9 Mei 1892, waarin staat aangeteekend, welke
billijkheid alle leden betrachtten tegenover den heer Grenu.
De heer Moes vermeent dat het dikwijls gebeurt dat men
inlichtingen neemt bij andere gemeenten etc., zelfs ministers
doen zulks en terecht, daarom kan de eommissie ook advies
vragen aan eene andere stad.
Nadat de heer Van IJsselsteijn verklaard had, dat hij deze
beslechting der zaak beter vond dan beantwoording in de
courant is het incident afgeloopen.
De heer Moes verlaat de vergadering.
De heer Nelemans vraagt of, indien Ged. Staten de ver
ordening ter vernietiging voordragen, de gemeente niet een
bekwaam advocaat zou raadplegen, hij brengt overigens hulde
aan de eommissie.
De voorzitter meent dit minder noodig, hij is de zaak
machtig, dit zal ook de Minister wel, hij wil evenwel, mocht
dit geval zich voordoen, eenigen termijn vragen om te be-
slissen, hoe de gemeente in dezen zal handelen.
Hierna sluit de voorzitter.
VVBHf A QT