Aig emeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 2835.
Woensdag 13 Juli 1892.
32e Jaargang.
0 n z e v r i e n d e n.
BOEM-BOEM.
ABONNEMENT-
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVoor
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushonders.
advertentiEn.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Grootere letters
worden naar plaatsroimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
Tot den grooten en terecht zeer hooggewaar-
deerden taalschat van een volk behooren ook zegs-
wijzen en spreekwoorden, die gewoonlijk in't dage-
lijksche leven een groote rol spelen.
„De taal", zoo werd gezegd, „is gansch't volk"
en wij beamen dit ten voile. Maar of men t nu
met de toepassing dier spreekwoorden en zegswijzen
altijd bij 't rechte eind heeft, dat betwijfelen wij
toch wel eenigszins.
We laten die uitdrukkingen en spreekwoorden,
die bet burgerrecht hebben verkregen, voor't geen
zij zijn j maar men duide t ons niet ten kwade,
als wij zeggen, dat sommigen gevaarlijk zijn en
anderen slecbts halve waarheden uitdrukken.
Daar heb je b. v. de geijkte uitdrukking ,/Er
is geen koe bont, of er is een vlekje aan."
Hoe vaak wordt deze zegswijze gebezigd om de
beste menschen te bezwadderen met het slangen-
venijn van den afschuwelijken laster, die harten
en hoofden vergiftigt en lichamelijk en zedelijk
vermoordt
Of daar hooren we een ander spreekwoord, dat
slechts ten halve waarheid bevat n. 1. ^weest ver-
trouwd en vertrouwt niemand."
't Is volstrekt ons plan niet om te velde te trekken
tegen den aard en de bedoeling ouzer spreekwoorden,
maar 't kan misschien zijn nut hebben 't laatst
geuoemde wat meer van nabij te beschouwen, en
naar aanleiding daarvan een en ander in't midden
te brengen.
Lieve Hemel, als men dan niemand mag of kan
vertrouwen, als men niemand kan aanwijzen, die
aanspraak zou mogen maken op den eernaam van
vriend, dan ziet het er werkelijk op de wereld al
heel akelig en naar uit. Waar, waar is dan toch
het zout des levens waar is de zuurdeesem, die
ons gansche wezen en zijn doortrekt Zoeken we
dan te vergeefs naar die heerlijke, levenswekkende
bloem, die onze gaarde siertdie in voorspoed ons
pad verlevendigt en in tegenspoed en druk hare
heerlijke en verkwikkende geuren verspreidt, om
ons, al was 't maar nu en dan, te leeren en te
doen ervaren, dat het niet altijd en overal duis-
ternis en treurigheid is op de aarde
Niemand te kuunen vertrouwen, aan niemand
onze geheimen te kunnen openbaren, niemand te
bezitten, die deeit in onze vreugde en mede lijdt
in onze smart, dat ware toch te vreeselijfi een
toestandeen toestand, die ons zou doen walgen
van 't leven en die ons, indien we niet alle gevoel
verloren hadden, tot wanhoop zou voeren.
Zulk een leven, waarlijk 't was geen leven, tenzij
dat van een eerlooze, wien ieder den rug toekeert
de man en de vrouw, de joDgeling en de maagd,
het kind en de grijsaard.
FEUILLETON.
i)
Het knaapje lag doodsbleek in zijn klein ledi-
kant met groote holle oogen, door de koorts ver-
oorzaakt, en staarde voor zich uit met den vreemden
blik den zieken eigen, die meenen te aanschouwen,
hetgeen voor het menschelijk oog steeds verborgen
blijft.
De moeder, die aan het ziekbed gezeten was,
hield den zakdoek stijf tegen haar mond gedrukt,
om niet in luid snikken uit te barsten. Angstig
volgde zij op bet vermagerde gelaat van den kleine
de toeneming der ziekte. De vader, een bekwaam
werktuigkuudige, had moeite de tranen te weerhou-
den, die zijne oogleden deden branden.
De dag brak aan, zacht en scboon, zooals dat in Juni
veelal het geval is. 't Werd licht in de kleine kamer,
waar Willem, het eenigst zoontje van de echtelieden
Jacques en Magdalena Legrand, op sterven lag.
Het jongetje had den leeftijd van zeven jaar
bereikt. Nog geen drie weken geleden was hij
zoo levenslustig, zoo vroolijk met zijne blonde haren
en roode wangen Maar de koorts had hem
aangegrepen. Op een avond uit de school komende
had Willen hevige hoofdpijn en klamme handen.
Sedert lag hij te bed. In een vlaag van ijlhoof-
digheid zeide het knaapje terwijl hij naar zijne
Zie, ge hadt hem lief den vriend uwer jeugd,
met wien ge in ddn woord „jong" waart. Ge
waart samen dwaas en verstandig, vroolijk en
ernstig, overgevoeligst zelfsge hadt samen genoten
en geleden (ook de jeugd heeft hare rampen)ge
hadt niet geaarzeld elkander ter hulpe te Snellen,
waar de nood drong en waar gij in uw hart
roeping gevoeldet om te helpen. Er was een band
tusschen u beiden gelegder was overeenstemming
tusschen u beiden. En toch er is o zoo weinig
noodig om dien band te verscheuren, die overeen
stemming te doen ophouden.
Ge hadt hem lief den vriend, die op rijperen
leeltijd u ten reisgezel werd en zoo vaak u ten
steun en gids was op den vaak moeilijken en
hobbeligen levensweg, en ook altijd waart gij gereed
om wederkeerig te helpen en te leiden. Gij waart
samen arbeidend tot nut van anderen en daardoor ook
tot nut van u zelven. Ge genoot en ge leedt
samen ge streedt schouder aan schouder, en bij
overwinning en neerlaag was uw jubeltoon en uw
troostwoord wederkeerig loon en henlsap. Zoo
bleeft ge samen edn van zin, een van willen, denken
en gevoelen.
En toch wederom, er is o zoo weinig noodig,
om die trouw te verbrekeu en die eensgezindheid
te verstoren.
En wie onzer weet niet, hoe smartelijk het is
een oud vriend te verliezen.
Ge gevoelt zoo spoedig die scheiding, ja zelfs
de voorboden er van doen u pijnlijk aan. Met
schroom, ja met angst wacht ge de geheele ont-
knooping en nauwelijks is de slag gevallen
of ge gevoelt een leegte om u en ook in u, en 't is
u als stondt ge bij een geopend graf waarin't dier-
baarste, wat ge bezat, geborgen werd en ontveinst
het u maar niet, nog dikwerf ziet ge om naar de
plaats, waar die kostelijke schat gelegd werd.
Is het niet treurig dat men aan weerszijden
soms zelfs dat graf delft
Is het niet te bejammeren, dat men zelf zoo
vaak die heerlijke bloem der vriendschap, die toch
al zoo schaars gevonden wordt in de voren onzer
menschelijke samenleving, met schendende hand
van den Stengel rukt
En dan 't moet gezegd worden omdat het
waar is wat zijn het soms niets beduidende
oorzaken die ons daartoe leidenOns hoogge-
plaatst eigen ik, onze verwaande trots, onze klein-
geestige zelfzucht, ons verregaand egoisme spelen
ons vaak parten en zijn daarvan de schuld, als
we 't ons zelven maar bekennen willen.
Maar juist aan die allernoodzakelijkste open-
hartigheid mangelt het ons vaak en niet zelden
gebeurt het, dat we de schuld bij ieder ander, in
plaats van bij ons zelven zoeken.
gepoetste schoentjes zag, die de moeder zorgvuldig
op een plank in den hoek van 't vertrek had ge
borgen
U kunt de schoenen van Wimpie wel weggeven.
Wimpie draagt ze toch niet meer Wimpie gaat
nooit weer naar schoolneen, nooit weer
De vader sprak met gesmoorde stem zoo iets
moogt ge niet zeggen, Willemen de moeder
haastte zich het bleeke hoofdje zachtkens in het
kussen te duwen, opdat het jongetje toch maar
niet het weenen van zijn vader zoude hooren.
Dien nacbt was het kind niet ijlhoofdig geweest.
De geneesheer had echter sinds een paar dagen
groote bezorgdheid wegens eene zonderlinge moede-
loosheid, die veel geleek op onverschilligheid, alsof
de zevenjarige zieke het leven reeds vervelend vond.
Hij was moede, in zich zelf gekeerd, droefgeestig,
wilde niets innemen, en scheen met zijne vreemde
blikken iets te zoeken, iets in de verte te zien,
zeer ver
Naar boven, misschien dacht Magdalena, terwijl
eene koude rilling hare leden deed sidderen.
Als men den knaap iets wilde geven, hetzij een
koeldrank, of een weinig bouillon, luidde het ant-
woord steedsIk kan niet innemen I
Men moet toch iets vinden om het jongetje uit
dien staat van verdooving te trekken, zeide de ge
neesheer tot de ouders. U kent uw kind. Wat
kan hem wel doen afleiden, wat kan de geest van
het knaapje weer opwekken P Zoekt
Want 't zijn niet altijd daden, die eene ver-
wijdering tusschen vrienden ten gevolge hebben.
O, neen. Een enkel los daarheen geworpen woord,
een ondoordachte uiting van 't gevoel kan van die
verwijdering de oorzaak zijn. Dan is de band
verbroken, die ons aan elkander hechte, dan is
daar een klove gropend, die steeds wijder wordt,
dan is daar een scheiding in 't leven geroepen,
die al verder en verder gaattotdat eindelijk
hereeniging ten eenenmale onmogelijk wordt.
Of is het niet moeilijk eigen dwalingen te
bekennen Valt het onzen hoogmoed niet zwaar
schuld te belijden, ook waar we weten verkeerd
te hebben gehandeld Men meent zoo vaak en
men maakt het zichzelven diets met allerlei drog—
en schijnredenen, dat het bijna onmogelijk is, dat
het tegen ons eergevoel indruist een gesproken
beleedigend woord te herroepen, en wij willen
't ons zelven niet bekennen, dat al dat volhouden
en dat blijven staan op ons eenmaal ingenomen
standpunt eigenlijk niets anders is dan koppigheid
en een halstarrig vasthouden aan een eenmaal
opgevatte meening. Mocht dit bij iemand onzer
't geval zijn, dan liever ten halve gekeerd dan ten
heele gedwaald.
Hebben we onzen vriend beleedigd, hem gegriefd
in 't diepst zijner ziel, o, dat wij hem dan onzen
misslag bekennen, hem openhartig te gemoet treden
en belijden, dat het ons leed doet hem aldus
bejegend te hebben. Dat een handdruk onze
woorden bezegele en wij hebben een goede daad
verricht. We hebben een overwinning behaald op
ons zelven wat dood was zal levend, wat verloren
was gevonden worden.
Maar wij hebben ook tegenover onze vrienden
zoowel onze verplichtingen als onze rechten. Want
een man van karakter zal geen schrede doen tot
toenadering, indien daartoe eerst geen poging aan-
gewend wordt door hem, die beleedigd heeft. Dit
toch zou een verregaande en laakbare zwakheid
verraden. Hoe gaarne hij de oude vriendschap
weder zag aangeknoopt, hij wil dat de hernieuwing
op echte en goede grondslagen zal berusten, iets
dat onmogelijk is, indien geen schuldbelijdenis is
voorafgegaan. Menschen, die elkaar verstaan en
begrijpen, hebben daartoe weinig woorden noodig.
Veel lief hebben, maar ook veel vergeven, ziedaar
de grondtoon ook van het vriendschappelijk leven.
De mantel der liefde moet veel bedekken en wij
moeten wat kunnen toegeven. Maar geen zwakheid.
Als we overtuigd zijn goed gedaan te hebben, dan
moeten we pal staan en ziet men toenadering,
dan ook dien weg gemakkelijk gemaakt. Zoo worden
we vertrouwd en zoo vinden we menschen die we
kunnen vertrouwen.
Voorzichtig te zijn in de keuze onzer vrienden
vooral is plicht.
Daarop vertrok hij.
O zeker, zij kenden hun Willem I Zij wisten
die goede ouders hoe gaarne hij des Zoudags
naar buiten ging, om de heggen te plunderen, en
's avonds beladen met hagedoorn op de schouders
van zijn vader huiswaarts te keeren, of in de
Champs-Elys^es de poppenkast te zien, gezeten in
het omheinde gedeelte, bij de kinderen der rijken
...Jacques Legrand had zijn zoontje Chineesche
schimmen en gekleurde prenten gekocht. De arme
vader knipte ze uit, liet ze op Willems bedje dansen,
en trachtte den zieke op te vroolijken.
Zie je, dat is Jan Klaassen En dat is de
generaalHerinner jij je nog, dat wij laatst
een generaal in het Bois de Boulogne hebben ge-
zien Als je het drankje wilt innemen dan
koop ik je een echte generaal, met een mooie
uniform en gouden epauletten Zeg, Willem,
wil je den generaal gaarne hebben
Neen, antwoordde het kind met heesche stem.
Wil je dan geweer en sabel hebben Of heb
je liever pijl en boog?...
Neen, klonk het wederom met dezelfde doffe stem.
En op alle vragen, en op elk aanbod zeide het
jongetje steedsneen neen neen terwijl
de ouders elkander radeloos aanstaarden.
Maar waaraan heb je dan toch zin P sprak ein
delijk de moeder. Er is toch wel iets, dat je
gaarne bezitten wiltZeg het mij, lief ventje,
zeg het aan je zoet mamaatje
En heeft men eenmaal dien vriend gevonden,
dan ook alles gedaan om hem te behouden. Dan
gaarne de hand der verzoening gedrukt, indien deze
ons wordt aangeboden. Maar aan den anderen
kant ook gaarne schuld beleden en ons daarvan
niet laten weerhouden door valsche schaamte of
een verkeerd geplaatst gevoel van eigenwaarde.
En zoo blijft geloof, hoop en liefde.
Doch de meeste van deze is de liefde.
JPolitieli Overzlcht.
In den Reichsanzeiger heeft Von Caprivi de
onthullingen voortgezet over de verhouding van de
tegenwoordige regeering tot den ex-kanselier. Drie
weken na Bismarck's val is aan de Duitsche en
Pruisische legatien in het buitenland bericht, dat
ofschoon de verdiensten van vorst Bismarck, hertog
van Lauenburg, hoog blijven geschat, de nitlatingen
van den onsterfelijken man thans van dien aard
zijn, dat er een oogje in 't zeil moet worden ge-
houden dat zijne ontboezemingen in het buitenland
geen kwaad bloed zetten. De Keizer maakt
onderscheid tusschen den Bismarck van toen en
den Bismarck van thans en hoewel de Keizer
aanmaant tot omzichtigheid in den omgang met
den ouden kanselier, wenscht hij toch van de zijde
der regeering alles vermeden te zien, wat zou
kunnen bijdragen om voor de Duitsche natie het
beeld van haren grootsten staatsman te verduisteren.
Verder zegt de Keizer de hoop te koesteren, dat
ook van de zijde der vreemde regeeringen geen
actueele waarde worde toegekend aan de uitlatingen
der pers. Naar de bedoeling van dit schrijven
heeft elk geaccrediteerde bij een buitenlandsche
mogendheid te handelen. Een tweede document
dat openbaar gemaakt is, werd den 9 Juni gericht
aan den gezant te Weenen, prins Reusz, en heeft
betrekking op het huwelijk van Bismarck's zoon,
graaf Herbert.
Daarin deelt Von Caprivi, namens den Keizer,
mede, dat van toenadering tusschen den ouden rijks-
kanselier en den Keizer geen sprake isdat die
toenadering toch geenerlei invloed op de leiding
der zaken zou verkrijgendat de gezant zich aan
eene eventueele uitnoodiging aan de bruiloft heeft
te onttrekken, gelijk ook het geheele personeel
der ambassadedat Z. M. van het huwelijk geen
notitie zal nemendat van deze boodschap kennis
moet gegeven worden aan graaf Kalnoky in den
vorm, die den gezant het meest gepast schijnt.
Hieruit nu blijkt duidelijk dat Von Bismarck ge-
heel en al buiten de regeeringszaken wordt gehouden.
De publicatie van een en ander moge voor Von
Bismarck hard zijn en eene grievende vernedering
bevatten, de provocatie is gekomen van de zijde
van den oud-rijkskanselier en wie kaatst moet den
bal verwachten.
In eene te Weenen gehouden vergadering der
Zij had haar hoofd op het kussen gelegd dicbt
bij Willems wang, en sprak zacht tot hem alsof
het een geheim betrof.
De kleine zieke richtte zijn brandend hoofdje
op, stak zijn hanclje vooruit als om iets aanteduiden
en antwoordde met een half smeekende, half beve-
lende stem
Ik wil Boem-Boem hebben
Boem-Boem
De arme Magdalena keek angstig haar echtge-
noot in 't gelaat. Wat beduidde dat antwoord
Had het knaapje weer een aanval van ijlhoofdigheid
van die verschrikkelijke ijlhoofdigheid
Boem-Boem
Zij wist niet wat dat beteekende. Zij was bang
voor het vreemde woord, dat het jongetje thans
met eene ziekelijke stijfhoofdigheid herhaalde
Ja, Boem-Boem, Boem-Boem wil ik hebben
De arme vrouw greep bevende de hand van haar
man en sprak zacht
Wat beteekent dat, Jacques ons kind is ver
loren
Doch het gelaat van den vader verhelderde:
hij geleek een veroordeede, die hoop had weldra
de vrijheid te zullen herwinnen.
Boem-BoemHij herinnerde zich nog zeer
goed den 1 aasch-Maandag, waarop hij Willem naar
het paardenspel had meegenomen. Wat had het
TER \EIZEIVS€HE COIIRAN
Itit lilml verscliijnt Uinmalatr- en Vrijdasavond bij den uitjjever P. J. A W E 8 i N D E te Ter lenien.