Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. No. 2756. Zaterdag 10 October 1891. 31e Jaargang. Ontevredenen en miskende genien. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per postYoor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. advertentiEn. Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer /"0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. Dit blad verschi|nt Uinsdag. en Vrijdagavond blj den nlttever P. J. VAN HE I A N D E te Ter Neuzen. Bij deze couraut belioort eeu bijvoegsel. Wij leven tegenwoordig in een veelbewogen tijd. Allerwege worden klachten geuitoveral hoort men werkelijke en vermeende grieven luide bespreken. Er is gisting in veler gemoed, er heerscht eene spanning die neerdrukt. Knappe mannen, die ons vertrouwen inboe- zemen door hunne degelijkheidheldenfiguren in den vaak zoo moeilijken strijd des levens mannen, die ernstig acht geven op de teekenen der tijden en met profetiscken blik in de toekomst zien, doen hier en daar hunne waarschuwende stem hooren en verhelen het niet, dat groote omkeeringen op til zijn op maatschappelijk gebied. En ('tvalt niet te loochenen) er is werkelijk veel in de maatschappij, dat dringend verbetering behoefter zijn tal van toestanden, waarin verandering komen moett is maar de groote vraag welke weg moet ingeslagen en welke middelen moeten aangewend worden om die verbetering en die verandering tot stand te brengen, zonder daarbij niet uit het oog te verliezen, dat dit alles geleidelijk en niet op eens zal moeten plaats liebben. Doch al zijn wij van dit alles in ons gemoed ten voile verzekerd, toch gelooven wij en aarzelen geenszins om het als onze meening uit te spreken, dat velen klagen, zonder dat zij ooit ernstig onderzocht hebben of er wel reden voor bestaan. Men heeft menschen, die met alles ontevreden zijn, die op alles iets hebben aan te merken, die 't weinig goeds negeeren, en, als ze er nu en dan nog eens toe komen om het te erkennen, toch altijd nog een »maar" hebben, dat hen belet om naar waarde van dat goede te ge- nieten. Het schijnt ons sorns waarlijk toe alsof sommigen klagen uit gewoonte, en wat nogal erger is, omdat anderen steeds bittere klachten doen hooren. Zij praten die mopperaars na worden meegesleept door allerlei liolle phrasen en niets beduidende theorieen en zoeken ver betering overal, behalve bij zich zelven. Voor hen bestaat, altijd volgens hun zeggen, geen geluk, en zij staan zich zelven in den weg om geluk deelachtig te worden, zonder de kracht te verstaan van het woordHerzie u zelven. Waarlijk, die »Kennissen van Job" doen meer kwaad dan we wel denken en menigeen, die hun 't oor leent, wordt met die ziekte besmet. 't Grootste deel van hen, die dweepen met onbekookte stellingen, waarvan volksmenners heil verwachten voor de maatschappij, bestaat uit die soort van menscheu, die met den naam van pessimisten worden bestempeld. De sociale vraagstukken zijn nog lang niet opgelost, maar of de weg, welken men in dezen bewandelt, wel de ware is, dat betwijfelen we sterk. Waar ook de middelen mogen gevonden worden, zeker niet in afbreken zonder op te bouwen, geenszins daarin om een vrijheid te bewierooken, welke in losbandigheid en tuchte- loosheid moet ontaardenin geenen deele daarin om neer te gaan zitten bij de schaduwen, zonder 'tlicht te willen zien. Onder die klagers en ontevredenen behooren ook velen, die hoog met zichzelven zijn inge- nomen. Hun hoogmoed speelt hun vaak leelijke parten zij achten zich miskend of verongelijkt het dwaze denkbeeld is bij hen levendig, dat zij onmisbaar zijn en dat alles verkeerd zal uitkomen, indien zij er niet op den voorgrond staan. Anderen bekleeden winstgevende of aan- zienlijke posten, zij moeten zich met iets minder vergenoegen, en toch weten zij zeker (zij maken 't althans zichzelven wijs) dat zij er evengoed, zoo niet beter voor zouden berekend zijn. Geen wonder dus, dat zij dit laatste beide uitspreken en bij alles op- en aanmerkingen doen hooren. Daar heb je nu mijn buurman b. v. Die man is er vast van overtuigd, dat de gemeentezaken beter zouden gaan, indien hij met zijn groot verstand lid van den raad was, en dat het heele dorp een modelstaatje zou zijn, als de Hooge R.egeering op 't denkbeeld was gekomen hem tot Burgemeester aan te stellen. De regeling van de belasting deugt nietde verfraaiing der gemeente komt niet tot liaar rechtde straat- verlichting is allerellendigstde politiemannen doen te veel of te weinighet onderwijs eischt strenger toezicht de vrijheid der onderwijzers dient beperkt te worden. In een woord: niets is goed en niemand is goed dan een, n.l.hij. We doen de vraag, of 't nu te verwonderen is, dat die man kregel wordt en zijn gemoed in allerlei hatelijkheden omtrent personen en zaken lucht geeft De Hemel beware de maatschappij voor veel zulke miskende genien, want ze zijn zeer lastig en werken weinig uit en 't laatste is nog 't ergste. Toch hebben ook zij onder de minder ontwik- kelden hunne aanhangers en doen daardoor ten slotte nog kwaad ook. Maar er is meer. Als we in de maatschappij zoo eens rond zien, dan bemerken we niet zonder verwondering, dat zoovelen trachten van handenarbeid ontsla- gen te worden. Zou dit ook een olfer zijn, aan den Tijdgeest gebracht. 't Is alsof arbeid schande is en alsof het oude woord Arbeid adelt" zijn kracht heeft verloren. De menschen redeneeren maar, dat »er met werken niets te verdienen is", en menig vader wendt alles aan om van zijn jongen een heer" te maken, en hem van 't werken" af te helpen. Of hij daardoor zijn zoon gelukkiger maakt is vaak te betwijfelen. Er wordt ook in het geheel niet gevraagd, of het jonge mensch voor deze of gene betrekking aanleg of geschiktheid heeft, of die post in ver- volg van tijd brood geeft, om in eigen onder- houd te voorzien o, neen, hij moet maar begin- nen, »'t zal wel losloopen", zoo wordt gehoopt en gezegd. Maar of dit waar is en of dit alles op geen ernstiger onderzoek aanspraak maakt, die vragen laten we nu voor 't oogenblik aan den aandach- tigen lezer ter beantwoording over. Zeker is het, dat menig jongeling, indien hij zich in zijn jeugd op handenarbeid had toegelegd, thans een beter stuk brood zou verdienen dan nu hij, en dat nog wel als »heer", van een karig inkomentje moet leven. Juist dat sheer" zijn wordt hem een last, zonder dat hij ook maar in de verste verte de lusten er van kent. De strijd om 't bestaan hardt hem niet, maar maakt hem krachteloosde ontberingen maken hem lusteloos en zijn ontevredenheid neemt toe, naarmate hij meent op iets beters aanspraak te hebben. Ontegenzeggelijk is die toestand zeer treurig en vaak benijdt hij den ambachtsman, die, ja 't ook wel niet te breed heeft, maar die ook zijn levensmanier voor 't oog der wereld niet beter moet doen schijnen, dan zij is. Zal het zaad der ontevredenheid, 't welk velen met zoo kwistige hand zaaien, niet spoedig wortel schieten in zijn hart Laat ons trachten het bovenstaande in beeld te brengende vriendelijke lezer en belang- stellende lezeres zal, indien de omtrekken er niet scherp genoeg van zijn, dit gebrek wel willen verschoonen. Ter zake. De jongeling, die aan den hoogen kantoor- lessenaar druk bezig is met schrijven, zit over zijn werk gebogen en doet de pen vlug over 't papier gaan. Kondet ge hem in't gelaat zien, ge zoudt bemerken, dat overspanning er zijn zegel had op gedrukt. Blijkbaar valt de arbeid hem zwaarhet hoofd, dat bij wijlen lusteloos op de hand rust, gaat zwanger van heillooze plannen, die door ontevredenheid wor den gevoed. Uit geringe ouders geboren, had zijn vader zich in 't hoofd gezet om den jongen wat meer te doen worden dan handwerksman. Alles werd aan hem ten koste gelegd, en in letterlijken zin werd door hen menige bete uit den mond gespaard om het kind een opvoeding te doen geven, en hem toe te rusten met kennis, waardoor hij eenmaal, zooals zij meenden, het voorgestelde doel zou kunnen bereiken. Vele opofferingen hadden zij zich getroost, veel hadden zij ontbeerd en de taak werd niet gemakke- lijker, toen de vader aan een ernstige ziekte overleed. Was misschien zijn stervenspeluw zacht geschud door de gedachte aan 't beter lot, dat hij zijn jongen beschoren had IJdele hoop En de moeder, die alles voor haar kind wilde zijn, spande alle krachten in, om den knaap zijn studien te doen voortzetten, en was vol liefde en vol zelfopoffering, als een stille hulde aan de nagedachtenis van haren echt- genoot. En de borst was 't waard, dat zijn moeder hem lief had, evenals hij de achting waard was van zijn patroon, een geacht notaris ter plaatse zijner inwoning, bij wien hij als klerk in dienst was getreden en wien hij met voorbeeldeloozen ijver en toewijding diende. Maar de knaap tot jongeling opgegroeid kwam ook nu en dan in aanraking met personen, die er bij zonder veel werk van maakten tegen de kapitalisten uit te varenhen af te schilderen als wangedrochten en geen leugen en verdacht- making spaarden, om de meer bevoorrechten in een verkeerd daglicht te plaatsen. Scheeve voorstellingen werden bij hem ge- kweekt, de verhouding tusschen kapitaal en arbeid tusschen hem, die werkt en hem, die werk geeft, werden in zijn oog hoe langer hoe onrecht- vaardiger, en met die gedachten bezield kon het wel niet anders, of zijn werk moest hem een last worden. Stil en in zich zelven gekeerd verrichtte hij morrend den arbeid, die hem was opgelegd. Elke vergelijking, welke hij tusschen zich zelf en zijn meester maakte, viel tot'a jonge- lings nadeel uithij was in alles de verongelijkte, de mindere, die zijn druk loodzwaar voelde, sedert het zaad der ontevredenheid wortel had geschoten in zijn gemoed, sedert de vonk tot een vuur werd aangeblazen, dat spoedig tot uitbarsting zou komen. En daar kwam het ook toe. Onder een gezocht voorwendsel kreeg hij twist met zijn edelen meester, hij overlaadde den man met de bitterste verwijtingen, en deze, dit alles toeschrijvende aan de opgewondenheid van 't oogenblik, bracht hem met vriendelijken ernst tot zijn plicht. Maar de eenmaal losgebroken stroom was niet zoo gemakkelijk in zijn bedding terug te leiden de storm in zijn binnenste niet zoo gemakkelijk te bezweeren. Als zoo vele anderen geeft hij zijn gemoed lucht in opruiende geschriften, srnaalt op de bezitters, schimpt op de regeeringwekt op tot revolutie en gaat voort met wind te zaaien om storm te oogsten. Deze handelwijze, gevoegd bij de merkbare verwaarloozing van zijn arbeid is oorzaak, dat hij zijne betrekking verliest. Met haat en wrok in 't hart, gaat hij op den ingeslagen weg voort. Men kan hem vinden op vergaderingen, op meetings, waar men met voorliefde spreekt over de verdrukking van 't volk, over klasjustitie, over rooven en stelen waarvan de bezittende klasse beschuldigd wordtwaar men de gemoe- deren opwindt, de hartstochten prikkelt, de hoofden warm maakt en de harten ledig laat. En de jonge man valt dieper en dieper naarmate zijn toestand hopeloozer wordt. Hoe menigmaal bait hij de vuist en vloekt zijn bestaan Want hij lijdt armoedearmoede, zooals hij ze nog nooit heeft gekend. Hoeveel ellendiger is zijn toestand bij vroeger vergeleken. Hoe eenzaam en verlaten gevoelt hij zich, en hoe duidelijk begint hij nu in te zien, dat hij een hersenschim heeft nagejaagd Gelukkig, dat hij het inzag, en driewerf ge- lukkig dat zijn vorige patroon hem niet uit het oog en nog minder uit het hart verloren had. Want toen de jonkman, na zijn moeders dood, worstelde met broodsgebrek, nam de notaris die tot een edel soort van kapitalisten behoorde, hem met vreugde in zijn vorigen werkkring terug. Wij hebben in onze korte beschouwing gezien, dat, waar misnoegen heerscht, dit zijn grond vindt in zeer uiteenloopende en van elkander verschillende oorzaken. De pessimist is uit den aard van zijn karakter met alles ontevredenhij gruwt van 't nieuwe, omdat het nieuw is hij is egoist in den volsten zin des woordsde zon heeft voor hem haar glans verloren en de bloem der tevredenheid kweekt hij niet aan in zijn hart. Ach en wee zijn de grondtonen van het levenslied, dat daar ruischt door zijn sombere gaarde, en levenslust is hem ten eenenmale onbekend. Een miskend genie waant zich een grootheid en gevoelt telkens en telkens meer, dat weinigen hem als zoodanig erkennen. Het is hem een doorn in 't oog, dat hij een bespottelijk figuur maakt op 't voetstuk, waarop hij zich zelven heeft trachten te plaatsen. Elke toestand, goed of niet, zou z. i. beter worden, indien hem 't beleid of 't bestuur daarover in handen was gelegd. Ook hij schaart zich onder de malcon- tenten en gebruikt elk wapen om zijn haan koning te doen kraaien. Wanneer zal hij inzien, dat zijn positie on- houdbaar iswanneer zal 'them duidelijk worden, dat hij redeneert over dingen, waarvan hij hoegenaamd niet het minste begrip heeft wanneer zal hij begrijpen, dat de verstandige hem met recht schouderophalend voorbijgaat Doch wij vonden ook ontevredenen onder de misplaatsten in de maatschappij personen, die door de omstandigheden een standpunt innemen, waarop zij zich niet op hun gemak gevoelen. En we mogen niet ontkennen, dat vele ouders, die dwaalden ter goeder trouw, daarvan de schuld zijn. Is het niet waar, dat velen hun kinderen een sheer" willen zien en zich daarvan allerlei over- dreven voorstellingen makenidealen die meestal nooit tot werkelijkheid komen, eenvoudig omdat zulks onmogelijk is Aan de ouders om toe te zien voor welken stand of welke betrekking in't maatschappelijk leven zij hunne kinderen bestemmen. Aan hen om met onbevangen blik en op praktische wijze in dezen te werk te gaan, opdat hunne kinderen eenmaal niet tegen hen getuigen. De arbeid met de handen worde door hen toch niet beschouwd als strekkende tot oneer of tot vernederingal is de hand vereelt, het hart kan goed zijn en daarop komt het toch maar aan. Ten slotteSluiten wij de oogen niet voor het verkeerde in maatschappij en huis, in kerk en staat, maar onderzoeken wij met al den ernst, die in ons is, naar de middelen om daarin ver betering te brengen. In dien arbeid en in dat streven zullen we vrede vinden voor ons gemoed, en anderen ten zegen zijn. Laat ons onszelven en anderen opwekken om niet alleen te le4ten op de schaduw- zijde der dingen, maar ook een open oog te hebben voor het vele goede. Zoo zal het ons wel zijn TER NE11ZENSCHE COHANT

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1891 | | pagina 1