n
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch- Vlaanderen.
No. 2700.
Zaterdag 28 Maart 1891.
31e Jaargang.
EEN REDDING.
Binnenland.
r
Mi
j
te
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVo
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32$.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADVEETENTIlN.
Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
Kit bind vertehiint Dlnsdac- en Vrijdagavond bij den nitgever P. J. VAN DE M A N l> E te Ter Neuzen.
Bij deze couraut behoort eeu bijvoegsel.
folitieli Overzicht.
Wil men de Times gelooven, dan is er kentering
gekomeu in de gevoelens van de overgroote massa in
Portugal ten opzichte van Engeland. Het volk
zou het thans opeens afkeuren, dat de regeering
te Lissabon samengaat met de Mozambique—
maatsckappij, welk laatste een volharden beteekent
in de anti-Engelsche politiek.
Hiervan uitgaande, beweert het blad verder, dat
het fiscale beleid der Portugeesche regeering in de
Cortez bij het debat over de leenmg algemeene
afkeuring vond. De voorwaarden dier leening
zouden scherp gecritiseerd zijn en algemeen zou te
Lissabon de meening bovendrijven, dat men betere
verkregen zou hebben, wanneer de regeering eerst
de Oost-Afrikaansche conventie met Engeland had
afgedaan.
Met deze laatste bewering nu verraadt het blad
zich het behoeft niet nader uiteengezet te worden.
Eeu ieder weet, dat de Times gewoou is te trachten
hare meening ingang te doen vinden door het
verspreiden van geruchten, waarin die meening als
algemeen gedeeld wordt voorgesteld.
Van wijzigingen in het kabiuet, waarvan het
blad ook al bij wijze van „gerucht" heeft gesproken,
is in officieuse kringen te Lissabon mets bekend.
Ofschoon de officieele bevestiging nog ontbreekt
vinden in Italie de berichten, dat de verhouding
tot Abessinie eene ongunstige wending heeft ge-
nomen, vrij algemeen geloof. Wei verzekert de
Fanfulla, dat de betrekkingen met Koning Menelik
niet zijn afgebroken en waarschuwt de Opiuione, niet
ieder ongunstig bericht te gelooven, rnaar het wordt
niet ontkend dat verschil van meening is ontstaan
omtrent de uitlegging van art. 17 van het tractaat,
dat den 2den Mei 1889 tusschen Italie en Abessinie
is geslotendat daarom graaf Antonelli naar
Menelik is gezondendat hij niet naar wensch
is geslaagd en dat hij den 11 Februari het Abessi-
nisch hof heeft verlaten en binnenkort te Rome
wordt verwacht.
Nu meldt de Tribuna, evenwel onder voorbehoud
dat Menelik niet alleen dat art. 17 op zijue wijze
uitlegt, maar ook graat Antonelli en andere Itali-
anen zoo ruw heeft behandeld, dat zij met achter-
lating van huune bezittiugen het land hebben
verlaten. Ook in Harrar zouden alle Italianen
gedwongen zijn te vertrekken.
Of dit waar is zal later blijken, maar zeer waar-
scliijnlijk is, dat Menelik, na met hulp der Italianen
Keizer van Ethiopie te zijn geworden, thans zich
tracht te onttrekken aan de verplichting, die art.
17 hem oplegt.
Dit art. luidtDe Keizer van Ethiopie verbindt
zich in alle handelingen met vreemde mogendhedeu
FEUILLETQN
Het was in Februari. Zwaar en dik hing de
nevel over de Noordzee en donkere wolkenmassa's
belemmerden het uitzicht. Dikke sneeuwwolken
de zekere voorboden van een naderend ruw
weder gleden met ijzige scherpte over den
waterspiegel. De barometer stond buiteugewoon laag.
De nacht van den twaalfden op den dertienden
was buitengewoon onstuimig, zoodat de zeelieden
hem smerig noemden. Wie niet genoodzaakt was
buiten te zijn, bleef in huis en ging daar het
woeden der elementen na. Alleen de zeelieden
waren buitenzij stonden tot zeer laat in den
avond aan het havenhoofd en wierpen onderzoekende
blikken op de onstuimige zee. Tegen Maandag,
den dertienden, was het weer aanmerkelijk ver-
anderdde windvlagen werden heviger en men
verwachtte algemeen een zwaren storm.
De bewoners van de dorpen aan Engelands
Noordoostelijke kust zijn meerendeels zeelieden,
die meermalen de schoonste blijken gaven van
moed en onverschrokkenheid. Hun arbeidsveld is
de zee. Spoedig brengen zij den in nood ver-
keerenden schepeu hulp, verzeuden zij telegrammen
naar de reederijen en even vlug zijn zij in
dienst van het reddingswezen en daarvoor juist
of regeeringen de bemiddeling te gebruiken der
regeering van den Koning van Italie.
Koning Menelik heeft alles toegestaan, wat Italie
verlangde, zoolang hij niet zeker was van de kroon,
maar nu zijne mededingers zijn overwonueu be-
kommert hij zich niet meer om het Italiaansche
bondgenootschap. Dikwijls genoeg is Italie ge-
waarschuwd, dat het zich niet kon veilaten op
zijn goede trouw, maar het ministerie Crispi, dat
aan het bewind was, toen het tractaat werd ge
sloten, stelde in hem het grootste vertrouwen.
Of Menelik aan Fransche of Russische ophitsing
heeft gehoor gegeven, is moeielijk te zeggen, maar
dat beide landeu na het sluiten van het tractaat
hebben getracht hun invloed in Abessinie te ver-
sterken, is bekend.
Mocht het tot de vijandelijkheden komen tusschen
Italie en Abessinie, dan ziet het er treurig uit
voor de Italiaansche financien.
Yorst Bismarck heeft zelf zich nog niet uitge-
laten over zijne candidatuur voor den Rijksdag
van Duitschland en de uationaal-liberalen verdedigden
haar met weinig geestdrift. Eene oproeping aan
de kiezers is door Bismarcks aanhangers verspreid,
maar ougeteekend. De sociaal-democraten werken
hem tegen en de vrijzinnigen hebben een eigen
candidaat gesteld.
Mocht Bismarck worden gekozen, dan zal hij
het alleen te danken hebben aan den roem, die
hem omstraalt en zal hij met grond kunnen
beweren, dat hij niet als vertegeuwoordiger eener
partij in den Rijksdag komt.
De berichten uit Chili blijven zeer tegenstrijdig.
Nu weer zijn te Parijs telegrammen ontvangen uit
deze republiek, waarin wordt geineld, dat de toestand
ouhoudbaar is. De gouverneurs van Caldera en Taltal
hebben zich bij het Cougres aangesloten, en ondanks
de troepenmacht, welke president Balmaceda bij
Santiago heeft bijeengetrokken, wordt Balmaceda's
nederlaag als zeker beschouwd.
In dit opzicht strookt dit bericht met vorige
mededeelingen, dat de oorlog van weerskanten
met groote verbittering wordt gevoerd. Beide
partijen bestrijden elkaar met alle middelen en de
meeste gevangenen worden doodgescnoten.
In strijd met andere berichten, die melden,
dat van de aanstaande komst des Duitschen Keizers
hier te lande nog niets bekend is, verklaart het
N. v. d. D., dat de geruchten hoe langer hoe meer
stelligheid verkrijgen.
Het is evenwel nog niet zeker of Z. M. recht-
streeks in de hoofdstad zal aaukomen of via Den
Haag. Dit hangt er van af of zijn komst samen
valt met het verblijf van de beide Koninginnen te
Amsterdam in de laatste week van Mei.
zijn die lieden onontbeerlijk, want voor deze een-
voudige zeebonken geldt het als de hoogste zee-
manseer, aan het verhevenste werk deronbaatzuchtige
menschenliefde te mogen medewerkeu.
De dichter Burger zong zijnLied van den
braven man, doch hoe zou dit wel geklonkeu
hebben, wanneer hem de volgende redding bij
schipbreuk bekend geweest ware
Tegen het krieken van den dag zette een schip
van de Engelsche kust, de Eclips, koers naar de,
in de nabijheid van Margate liggende, zandbauk,
ten einde die om te zeilen en inspectie te houden.
Terwijl de manschappen scherp uitkeken, bemerkte
een der bootslieden in de richting van de Walpack
een donkere massa en dadelijk ging de Eclips met
voile zeilen daarop af.
Nader komende ontdekte men, dat het de Spaansche
brik Samaritano was, die aan den grond zaten
naar het zich liet aanzien was dit vaartuig, dat
met een kostbare lading van Antwerpen naar San-
tander bestemd was, tijdens den sneeuwstorm afge-
dreven en den koers kwijt geraakt hoewel het nog
niet lang vast zat.
De sloep was, bij het uitzetten, geheel uit el-
kander geslagen en lag aan stukken op het dek,
waardoor der bemanning r.iets ander overbleef, dan
hulp van de kust af te wachten. Daar het schip
oogenschijnlijk niet geleden had en het nu eb was,
hoopte de kapitein, het met den intredende vloed
weder vlot te krijgen met dit doel vroeg de Eclips
De Regeering heeft door de indiening van
een wetsontwerp, waarvan de toelichting door alle
Ministers is onderteekend, een einde willeu maken
aan den strijd, die gerezen is over de vraag, of
thans in titels, eedsformulieren enz., waarin het
woord Koning voorkomt, dit door Koningin moet
worden vervangen. Zij verklaart zich voor het
laatste en heeft een daartoe strekkend voorschrift in
art. 1 van het ontwerp opgenomen. Art. 2 bevat
een regeling voor den sedert 23 November ver-
loopen tijd, toen nu eens Koning werd behouden,
dan weder door Koningin werd vervangen. Het
artikel maakt nu uit, dat het voor de rechts-
geldigheid dier gevallen niets afdoet, of door het
mannelijk dan wel door het vrouwelijk woord het
hoofd van den Staat is aangeduid. Daarmede is
deze zaak dan in orde.
De bijlagen, behoorende tot het verslag over
het wetsontwerp tot regeling van den krijgsdienst,
zijn thans in druk verschenen.
De nota van den heer Bahlmann bevat een uit-
gewerkt protest tegen de algemeene strekking der
wetsvoordracht. De hoofdgedachte van den steller
is Nederland heeft ter verdediging van zijn
grondgebied in Europa en tot beveiliging zijner
kolonien noodigeen leger, een legerreserve en
eene volkswapening. Alle drie deze elementen
waren in de vroegere Grondwet aangenomen en
hadden met eenige moeite tot een deugdelyk stelsel
van defensie kunnen gevormd worden.
De motie van den heer Land bepaalt zich tot
opmerkingen over de marine. Hij wenscht o. a.
den gezamelijken dienst wel te stellen op elf jaren,
maar dien te verdeelen in acht jaren dienst bij de
actieve zeemacht en drie jaren bij de zeeweer.
Naar het Haagsche Dagblad bericht, zijn bij
den Peusioenraad reeds ruim 2100 verzoekschriften
om pensioen ingediend door weduwen, wier echt-
genooten voor de inwerkingtreding der wet van
10 December 1888 zijn overleden en die dus in
de termen vallen van de artikelen 27 en 28
dier wet.
Omtrent de zaak tusschen den oud-kapitein
M. de Ras, burgemeester van Pannerden, en den
kapitein-plaatseiijk adjudant T. M. Keyser vinden
wij nadere bijzonderheden vermeld in de Tijd en
in het Centrum. Wij ontleenen daaraan dat de
grief tegen kapt. Keyser dateert van 20 jaren her,
toen de voormalige kapitein bij het le reg. inf.
P. A. Janssen, voor een raad van onderzoek
gebracht en met 5 tegen 2 stem men veroordeeld
werd. In de Arnh. Ct. van 7 October 1871
trachtte de heer Janssen zich tegenover bet publiek
te rechtvaardigen door het opsommen van 15
artikelen te zijner verdediging. Art. 12 hiervan
luidde als volgtEen officier van het Nederlandsch
leger, de luitenant-adjudant Keyser heeft volgens
nog om twee matrozen en de boot van een visschers-
vaartuig, dat passeerde en bleef de zaken afwachten
die komen zouden.
Snel werden nu ankers uitgebracht en, met behulp
van zeilen, pogingen aangewend om het schip vlot
te krijgen, doch alle moeite en krachtsinspanning
was vruchteloos, het vaartuig zat en bleef vast en
onbeweeglijk.
Intusschen was de vloed ingetreden en de hevig-
heid van den storm nog aanzienlijk toegenomen.
Wild stoven de sneeuwmassa's over den water
spiegel en joegen met de schuimende koppen der
golven over het schip heen, zoodat dit soms ge
heel onzichtbaar werd.
Het vaartuig verhief zich, zonk weder, doch had
nog geen lek bekomen, toen plotseling een zeer
zware golf kwam aaurollen en het schip hoog werd
opgeheven.
Met donderend geweld zonk het weder in de
dieptemen voelde een schok tengevolge van
het stooten op den harden bodem en de kiel
was gespleten. Het water stroomde onmiddelijk in
het ruim en het gevolg daarvan was, dat het schip
voor altijd verloren was.
De woeste golven beukten het dek, alles wat in
den weg kwam vernielende, zoodat het zeer gevaarlijk
was voor de bemanning om boven te blijven. Men
kapte den grooten mast en alien vluchtten in het
want van den fokkemast.
Daar moesten de mannen den strijd tusschen
zijn eigen verklaring op een ongeoorloofde wijze
een stuk weten in handen te krijgen, dat hem
niet toebehoorde en niet voor hem bestemd was,
en van dat stuk gebruik gemaakt om mij in een
slecht daglicht te plaatsen.
De heer Keyser heeft in eene brochure, die door
hem werd uitgegeven, de door hem gepleegde
onvoorzichtigheid erkend en betreurd maar gaf
daarover alle inlichtingen, terwijl hij zijne verdedi
ging en rehabilitatie overliet aan den raad van
onderzoek die ingevolge aanschrijving van den Minis
ter van oorlog van 5 Juli 1872 werd ingesteld.
Aan dezen raad werden de volgende drie vragen
voorgelegd
1. Is aangeklaagde schuldig aan hetgeen hem ten
laste wordt gelegd 2. Moet hij diensvolgens
uit den dienst worden ontslagen? en 3. Zijn er
verzachtende omstandigheden De eerste vraag
werd met algemeene stemmen ontkennend beant-
woord, waardoor de beide volgende vragen vervielen.
Tengevolge van deze uitspraak is de heer Keyser
geheel gerehabiliteerd en dan ook bij Kon. besluit
van 19 Aug. 1873 opnieuw bij het wapen der
infanterie geplaatst en aangesteld tot commandant
der 2e comp. hospilaal-soldaten, waarop later zijn
bevordering tot kapitein is gevolgd.
Het Journal de Bruxelles meldt, dat de heer
Greshoff, bestuurder der N. Afr. Handelsvennoot-
schap aan den Boven-Congo, die geen onderzoek
van zijn stoombooten wilde toelaten uit den Congo-
staat is verbannen.
Naar de N. R Ct. verneemt, is reeds een
weerlegging der grieven van den Vrijen Congo—
Staat tegen den heer Greshoff, punt voor punt,
in handen gesteld van onze Regeering met het
verzoek, door bemiddeling van den Nederlaudschen
gezant te Brussel, te bewerken, dat de maatregel
van verbanning, tegen den heer Greshoff geheel
ten onrechte genomen, niet door den Souverein
worde bekrachtigd, voordat er een onderzoek hebbe
plaats gehad. Het besluit tot verbanning van
den heer Greshoff is door den Gouverneur
inderdaad genomen zonder onderzoek en zonder
eenigen vorm van proces, zoodat hem zelfs de
gelegenheid tot verweer niet gegeven was.
Den heer Greshoff, die tot Nederlandsch consul
aan den Boven-Congo was benoemd, was even voor
zijn verbanning door den Congo-Staai het exequatur
geweigerd.
Eeu treurig feit moet wederom in de analen
van de Indische krijgsgeschiedenis worden inge-
schreven zegl de Deli-Courant.
De Europeesche sergeant Carli, zoou van den
met den titulairen rang van majoor gepensioneerden
kapitein Carli, is op den 6 dezer, des morgens te
5 J uur, uit de benting te Kota Pohama naar den
vijand overgeloopen, met medeneming van zijn
geweer, kapmes en 400 scherpe patronen. Ge-
leven en dood afwachten. Wel rees in veler borst
nog de hoop, dat het wrak door de kustwacht zou
worden opgemerkt, doch de storm stak steeds met
meer geweld op en naarmat'e deze heviger werd,
begon die hoop te verflauwen.
Op hun plaats als vastgebonden, niet in staat
zich te bewegen, doornat van het zeewater en de
sneeuw, welke dadelijk op hun kleeren bevroren,
geleken deze arme menschen op vormloozeijsklompen
en terwijl de snijdende koude hen om 't hart
sloeg, beving alien een gevoel van hopeloosheid
en met vert wij feling blikten zij den dood in het
aangezicht.
Hooger, steeds hooger, werden de golvenzij
waren reeds tot aan de brug van het schip gekomen,
als wachten zij slechts om hun buit geheel te
versliuden en dit duurde van het eene uur
in het andere; met het verloopen van den tijd
verdween voor de bemanning tevens elke schemering
van hoop op redding. Was er dan in 't geheel
geen redding mogelijk
De lezer volge nu den schrijver naar het kleine
kustplaatsje Margate. Onder de zeelieden was
daar juist het bericht verspreid, dat een schip op
de Walpack vast zat, iets dat aller gedachten bezig
hield.
Dadelijk was de kleine reddingboot te water
gelaten en bemaud. Nauwelijks een mijl van
het havenhoofd verwijderd, bemerkte de bemanning
eensklaps dat er water in de boot kwam tengevolge
In
mum
j)