Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. V No. 2667. Zaterdag: 6 December 1890. 30e Jaargang. BEKENDMAKING~ De Burgemeester der gemeente Ter Neuzen DE VON DELING. m ABONNEMENT: BT. NIKOLA AS. FEUILLETQN. 8) TER lEIZEVMHE 01 R UT Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVoor Nederland 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika f 1,32£. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushonders. ADYEETENTIlN. Van 1 tot 4 regels/0,40. Voor elken regel meer /0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zicb abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. I'll hl.td ver«rhiint en Vplidassvond bij den nlteever P. J. V i 81 BE I A N D E te Ter Nrozrn. Bij deze couraiit behoort een bijvoegsel. maakt bekend, dat eene Openbare Vergadenng van den Gemeenteraad is belegd tegen JIatindag den 8 December 1890, des voormiddags ten 11 ure. Ter Neuzen, den 5 December 1890. De Burgemeester voornoemd, J. DE FEIJTER Pz., L°. B. Wees mij gegroet beste, brave heilige Nog altijd houd ik uwe nagedachtenis in eere, Sint Heer Nikolaas al was het alleen daaroin, dat gij mij de vroolijke, heerlijke dagen mijner jeugd voor oogen toovert en mij weer voor een poosje althaus terug voert in dien gulden tijd, waarin de jongenskiel mij nog om de schouders gleed en het alles, alles even blijde was. Niet waar, ook gij vriendelijke lezers en wel- willeude lezeressen, ook gij verplaatst u nog gaarne in uwe gedachten terug in uwe kinderjaren en herinnert u ook nog wel veel, zoo niet alles, van datgeen, wat ons als zeer wonderbaarlijks van den goeden Sint verhaald werd. Och, och, wat verkeerden we toch in een prettige spanning reeds dagen te voren hoe hield de brave Bisschop onze gedachten geheel en al bezig welke luchtkasteelen bouwden we over alles, wat we zouden krijgen en wat we zouden viuden in ons mandje en in onzen schoen Hoe hoorden we werkelijk het trappelen vaD Sinterklaas z'n paard over het dak, hoe duidelijk meenden we het brieschen van zijn schimmel te hoorenWelke voorstellingen maakten we ons niet van zijn knecht, en hoe onbegrijpelijk kwam het ons voor, hoe die knecht toch al die geschenken raoest dragen, als zijn meester den beroemden rit over de schoor- steenen deed. En dan die St. Nikolaasavond zelf. Dagen te voren keuden we ons versje al, ge weet wel van ,/St. Niklaas goedheilig man," enz. en met welk een vaste overtuiging beweerden we, dat we vol- strekt niet bang zouden zijn als de lang verwaclite en vurig verbeide bezoeker zijn intrede zou doen in ons huiseen bewering, die niet altijd zoo Onmiddellijk trok het de aandacht dat Cam- pella het meisje onophoudelijk aanstaarde, op een wijze die graaf Fabrie ten zeerste mishaagde. Toen de kunstenaar, na eene buiging te hebben gemaakt, de viool begon te bespelen, tuurae hij, als ver- keerde hij onder eene betoovering voortdurend naar Mona. Hij was een knap en statig man de blonde haren, waartusschen zich enkele grijze begonnen te vertoonen, vielen tot op de schouders neder. Zijn zwarte oogen en fraai besneden gelaat maakten hem tot eene opmerkelijke verschijning. Mona had vaak naar zijn vioolspel geluisterd, als het van de woning aan het strand tot haar doordrongtot op dit oogenblik had zij hem echter nooit gezien. Hij zelf had veel over haar hooren praten en zijne nieuwsgierigheid was daardoor opgewekt, maar toch was het hem nooit gelukt haar persoonlijk te leeren kennen. Daardoor kwam het, dat hij op dezen avond Mona voor de eerste maal ontmoette. Hij staarde haar aan alsof hij een engel des hemels zag en vergat geheel dat er, behalve Mona, nog andere menschen in de zaal waren. Hij speelde slechts voor haar die beurtelings rood en bleek werd bij deze, in't open- baar gebrachte hulde. Zij wist dat niet enkel de blikken van Campella, maar ook die van den graaf en alle personen, die in haar nabijheid zaten, op haar waren gericht. Zij durfde bijna niet adem zuiver was, omdat het geheimzinnige ons toch wel een beetje angstig maakte. Stil, daar hoorden we 't rammelen van zijn keten en de moed begon te wijken, maar toch we vermanden ons een regen van peperbollen verzoende ons met alles en we zeiden ons versje op en beloofden heel zoet te zijn, o zoo zoeten we zouden vlijtig leeren, o zoo vlijtig maar na een paar grabbelingen waren we al die heilige geloften vergeten en we smulden en hadden het prettig en warm; in 66n woord, we waren kinderen Deze en nog veel meer herinneringen doemen op voor onzen geest. We zien nog de zorgen onzer goede raoeder de deelnemende blijdschap van vader, en nu nog na vele, lange jaren, nu nog doen die herinneringen ons goed. Onze liefde tot ons kroost is slechts een af- spiegeling van de liefde, die onze ouders ons toedroegen, en 't is ons telken jare goed onzen kinderen een vroolijken St. Nikolaasavond te be- zorgeugezwegen nog van den volgenden dag, waarop zoo menige blijde verrassing huu oogen doet tintelen van genot en hun harten doet kloppeu van dankbaarheid. Ik hoop toch niet dat mijn lezers z66 verstandig zoo nuchteren en z66 practisch zullen zijn om het zich ten plicht te rekenen hunue kinderen vd<5r alle dingen in te prenten, „dat er geen Sinterklaas is", #dat die al lang dood is" en „dat het gekheid is aan al die dingen te gelooven". Neen, waarlijk dat hoop ik nietdat zou ik erg, heel erg vinden voor die jongens en meisjes. Want al krijgen ze nu nog zulke mooie presenten en nog zulke dure cadeaux, er is niet half zoo veel aardigheid aan al dat mooie en aan al dat dure, waarvan aan 't kind gezegd is dat vvader en moeder het in den winkel gekocht hebben", als aan een handvol pepernoten, die onverwacht uit de lucht komt vallen. Och, indien er zulken zijn, ik bid u, ontneemt het kind toch niet alle poesie, laat het toch wat kinderidealen behouden. Er zal nog zoo veel dat koud is en naar in hun leven voorkomen, dat zij waarlijk wel wat warmte mogen houden, want in liefde en poesie schuilt weldadige warmte. Ze zullen immers uit eigen beweging wel tot de ontdekking komen, dat de weldadige macht, die zij daar eerst boven op den schoorsteen zochten, nergens anders schuilt dan te halen bij de klanken van het spel, die haar ziel in opstand brachten en zat met gevouwen handen haar waaier was op den grond gevallen en zij bemerkte niet eens dat juffrouw Ursula dien weder op haar knieen legde. Zij wist dat zij moest bezwijmen, als men haar niet naar buiten in de frissche lucht bracht, waardoor zij aan de betooverende uitwerking van het vioolspel zou worden onttrokken. Maar het ontbrak haar aan moed en kracht om dit te verzoekenzij was bang voor de menigte, waardoor zij dan heen moest gaanzij vreesde voor de blikken van al die nieuwsgierige oogen. Steeds woester en grilliger werd Campella's spel de snaren schenen te spreken van smart, vertwijfeling en smeeken, en de toe- hoorders werden onweerstaanbaar medegesleept. Mona was niet in staat langer te luisteren, haar kracht was uitgeput, er kwam een nevel voor haar oogen en zij bezwijmde. Graaf Fabrie, die voortdurend naar haar had gestaard en met smart en steeds toeuemende ja- loerschheid den indruk had waargenomen, die Campella op de geliefde maakte, was de eerste die haar, met den kunstenaar, te hulp snelde. Er ontstond algemeene ongerustheid en allerlei vragen en antwoorden kruisten elkander. Slechts op de voorste rijen wist men wat geschied wasanderen meenden, dat er een ongeluk was voorgevallen of een begin van brand ontstaan. Velen snelden naar de deuren, en eerst toen de bewustelooze op de gespierde armen van den roeder naar buiten werd gedragen, hoorde men wat er eigenlijk was gebeurd. Natuurlijk waren er velen, die van 't eeuvoudige in hunne onmiddellijke nabijheid en wel in het liefderijk ouderhart. Ziet ge, dat is een aardige, een prettige manier van wijs worden, waarbij niemand iets verliest. Werkelijk, laten we onze kinderen zoolang moge- lijk jong blijven. Dat is goed, geloof me. Mistige Decemberavond, wat al genot en vreugde bergt ge in uw neveligen schoot Beste, goede heiligeWaarlijk gij weet het iedereen naar den zin te maken. Gij geeft zoo veel bij de kinderen der rijkengij strooit zoo met milde hand uwe zegeningen uit in de huizen der burgers en burgertjes, die toch ook zoo graag de prettige gezichten hunner kinderen zien. Gij vervult zelfs de nederige woning van den werk- man met het blijde gerucht van vroolijke kinder- stemmen, een gerucht dat aantrekt en boeit, dat de ouderharten doet tintelen van geluk en vreugde. O wie niet blind is en ongevoelig voor een paar helder glinsterende kinderoogen, wie den onge- kunstelden lach van een blijden kindermond niet zondig vindt, hij of zij kan veel goeds doen op Sinterklaasavond. Want er zijn ook op dit feest akelige tegen- stellingen O, het wemelt van opgetogen kleinen in bauketbakkers- en speelgoedwinkelsmaar er zijn er o zoo velen, die tot deze paradijzen niet worden toegelaten. Er zijn zoo velen, die in warme rijtuigen, goed gekleed en goed gevoed rond rijden om al dat schoone te zien en er van te genieten, maar er zijn ook ettelijken, die niet binnen mogen komen, arme drommels, met kapotte klompen en schamele kleeren. En toch ook zij zijn kinderen, zij leven, denken en gevoelen als de onze. O, goede, beste heilige, gij gaaft ons een goed voorbeeld gij gingt overal. Ook in de hutten der armen deeldet gij van uw overvloed uit, ook daar ont- loktet gij den blijden lach, ook daar strekte uw weldoende hand zich zegenend uit. Het moet het vader- en moederhart zoo pijnlijk aandoen als de hand niet kan geven, als zelfs het kleinste geschenk het kinderoog niet kan doen stralen van blijde verrassing. Ik verzeker u, dat is hard, bitter hard dat ontneemt dunkt mij, voor een oogenblik den moeddat moet droevig en wrevelig makendat moet tranen brengen in 't oog en weemoed in 't hart van hen, die toch ook zoo graag hun kroost zouden doen deelen in de algemeene vreugde. voorval iets heel bijzonders maakten en over ge heimzinnige verhoudingen tusschen Campella en Mona fluisterden. Iedereen had moeten bemerken hoe zijne blikken onophoudelijk op haar hadden gerust en men wist sedert langen tijd dat er een duistere plek in het leven van het jonge meisje was, die enkel en alleen haar zonderlinge keuze van haar aanstaand echtgenoot verklaarbaar maakte. Was er werkelijk een duister punt in het leven der geliefde? vroeg Fabrie zich zelf af, stond het in verband met dien Campella, die door zijn spel eene zoo betooverende uitwerking op haar had uitgeoefend, dat zij, alles rondoin zich vergetende, als eene slaapwandelaarster naar hem had geluisterd? Welke herinneringen had hij bij haar opgewekt, in welke betrekking stonden zij tot elkander Was die betrekking de oorzaak waarom zij zoo bevreesd was om het verleden aan te roeren De reeder zelf had hem verteld, dat hij jaren lang op zee was geweest en het meisje lijdend had te- ruggevonden. Hij had de oorzaak van haar onge- steldheid in het ongewone en te drukke leeren ge- zocht. Als die oorzaak echter eene andere was en zij dien Campella hier eens niet voor de eerste maal had gezien? Was het de herinnering aan den verloren geliefde, die haar heden de heete tranen had ontlokt, die hij, dwaas als hij was, meende dat hem golden Thans eerst werd het hem duidelijk, uu hij niet langer naar de inspraak van het verstand luisterde, dat hij Mona zoozeer liefhad, dat haar verlies hem zijn levensgeluk zou kosten. Er lag geen onmannelijke zwakheid in het karak- Lieve lezeressen, welwiilende lezers, ik doe een beroep op uw hart, op uw goed, uw medelijdend hart. Begrijpt ge, wat het zegt voor een kind, weet u, om dit alles, al dat schoons en heerlijks van verre te zien, zonder er zelfs iets van te kunnen krijgen Gevoelt ge, wat het beteekent voor een armen vader of een arme moeder om 's morgens die ge- zichtjes te zien toch nog, hoe arm ook, vol hoop en dan door hun tranen heen tot hun lievelingen (want ook de arme heeft zijn kinderen lief) te moeten zeggen We hebben uiets te geven Sinterklaas heeft niets gebracht." Och, ?ij meer bedeeldenbrengt de nagedachtenis van onzen goeden heilige niet in discrediet. Laat uw hart warm worden bij de kou, laat een koesterende warmte van u uitgaan; weest gelukkig, maar maakt ook gelukkig. Aan u om voor Sinterklaas te spelenaan u om wel te doen, aan u om te toonen, dat er nog harten kloppen voor kinderen, ook voor die der armen aan u om als een goede heilige rond te gaan, goed doende. Ge weet wel, die jongens en meisjes van buurvrouw, zooveel huizen ver; die kinderen van uw werkvrouw, van uw knecht och ik bid u, laat ook hen genieten. Laat een enkel zonnestraaltje schijnen bij die arme kindertjes; geeft, geeft, maakt blijde en gelukkig, tevreden en vroolijk. Ik kan 't niet helpen, maar ik zou zoo gaarne, zoo heel gaarne alle jongens en meisjes blij willen maken op het feest van Sint Heer Nikolaas. Komt dan, de harten open, de koorden der beurs los en gij weet het een kinderhand is gauw gevuld. St. Nikolaas heeft liefst een mistigen avond dan kan men hem niet zien. Doet gij ook op die wijze wel, d. i. ongezien. En gelooft maar, als ge dan om 't hoekje van de deur kondet kijken in de woningen, waar gij blijdschap en geluk bracht, o dan hadt ge de rijkste belooning. Weest ons gegroet, beste, brave heilige. Uw nagedachtenis blijft bij ons in eere, uw aandenken bij ons in zegening. Gij roept ons uit het grijze verleden toe Doe wel" ij wenschen kleinen en grooten een prettig, een heerlijk St. Nikolaasfeest. ter van den graaf, maar toch had hij zijn vertrek van dag tot dag uitgesteld, niettegenstaande hij iederen dag de kracht om zijn hartsgeheim te ver- bergen, voelde verminderen. Dit had echter ook niet behoefd, tenminste niet bij zijn nieuwen vriend. De reeder had dat geheim reeds lang verinoed en meende daaraan Mona's zwaarmoedigheid te moeten toeschrijven. Zij moest graaf Fabrie, toen zij nog een kind was, reeds hebben liefgehaa en die gene- genheid had haar zeker in den dood gedreveiw Wellicht was die ook oorzaak van haar ziekte waarvoor hij, maar te vergeefs, aan de badplaats herstel was komen zoeken. Zou hij voor grooL moedig geneesheer spelen die uit pure menschen- liefde helpt, al is het dan ook met inspanning van al zijn krachten In de reeder was, reeds sedert eenige weken, eene merkwaardige verande- ring voorgevallen, en de vrouwelijke badgast die achter alles wist te komen, had dit wellicht het eerst bemerkt. Zij vroeg er mevrouw Karsten naar en voegde haar toe of't ook haar was opgevallen dat de reeder geheel het kalkoensehe-haanachtige van voorheen had verloren en dat zelfs de sieraden van zijn horlogekettiDg waren verdwenen. Men zou haast gaan gelooven, dat hij zijn millioen had verloren. Hij had zijn millioen niet verloren, maar wel iets anders, zijn zelfbewustzijn, de tevredenheid met zich zelf, toen hij Mona's wangen iederen dag bleeker zag worden en haar gang steeds wankelender. Moest hij haar verliezen Die gedachte deed den reeder zoo geweldig aan, dat hij zich haast als haar moordenaar geloofde

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1890 | | pagina 1