A1 g e m e e n Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Woensdag 26 November 1890. Neerlands Yolk in rouw. DE VONDELING. FEUILLETQN. 6) TER HEME OIRAM ABONNEMENT: Yoor Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post Nederland 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32^. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven bushouders. ADVERTENTIEN. Van 1 tot 4 regels/0,40. Voor elken regel meer 0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaar, tot veel verminderden prijs. IHt blad verwhljjnt tHnwring- en VrlJdagaTond bljj den nltsrever P. J. V 1 N It E 8 A W D E te Tee Itenzen De langverwacbte slag heeft ten laatste ons Vaderland en ons Volk getroffen. De tijding van het afsterven van onzen geeerbiedigden Vorst, Koniug Willem-Alexander Paul Frederik Lodewijk, reeds eergisteren per bulletin aan vele van onze abonne's medegedeeld heeft Neerlands volk in rouw en droefheid gedompeld. De krachtige loot uit den fieren Oranje-stam, welks zonen goed en bloed voor 't dierbaar Vaderland hebben opgeofferd is afgesneden. Willem III, de Koninklijke figuur, de forsche gestalte, Hij is heengegaan en zyu verscheiden slaat het volk, dat Hem liefhad en hoogschatte, eene diepe wonde. Met Hem omsluit de Koninklijke grafkelder den laatsten telg uit het geliefde huis van Oranje. En bij die sombere verblijfplaats, waarheen ons volk in den laatsten tijd zoo menig droeve tocht ondernain, treurt thans datzelfde volk, omdat het stamhuis is uitgestorven, dat zoo innig met Neder land was verbonden, en wijl 't geen Vorst meer bezit, om zijn kroon te dragen en zijn schepter te voeren. Willem III is niet meer In angstige spanning en vervuld met diepen weemoed, staarde Neerlands volk reeds langen tijd naar het Koninklijk lustslot, leefde mee met alles, wat daar voorviel, voltrde den loon van de sraart/dijk" ziekte van den geliefden Vorst, een ziekte, die zijn krachtig gestel eindelijk sloopte, en thans staat het in den geest bij het stoffelijk overschot van den beminden doode. Zoo ooit dan voelt Neerlands volk nu, hoe innig en nauw Vorst en onderdaan aan elkander verbonden waren. Want Nederland en Oranje zijn den De grootsche herinneringen van het volk en die van 't aloude Stamhuis, de roem des Vaderlands en de glorie van het doorluchte Oranjegeslacht zijn dezelfde. Door banden van daukbaarheid, liefde en dure verplichting is het volk van Nederland aan het huis van Oranje verwant. Met daukbaarheid ziet het nageslacht terug op de edele figuur van een grooten Zwijger, den Eersten Willem, die de grondlegger was onzer duurgekochte vrijheidop al die helden, die op het slagveld en in de raadzaal waakten en streden voor ons recht en voor onze onafhankelijkheid. Met innige liefde in vreugd en smart samenge- snoerd, vergeet het volk van Nederland thans Het was eene gewooute van Mona, die nog van haar kinderjaren dagteekende, om doelloos in de duinen rond te zwerven. Ook heden was zij den ouden, bekenden weg opgegaan en had het uiterste einde van het eiland bereikt waar nog geen kunst- werken de machtige zee in bedwang hielden. Het was een stille eenzame plek. Mona zat peinzend op het zaudzij had de arrnen om de knieen geslagen, haar hoed lag naast haar en zoo tuurde zij, met voorover gebogen hoofd, naar de woe- lige zee. Het was zonderling welk een indruk de muziek der golven op haar teweegbracht. Zij gaf gedaante en leven aan onbestemde gedachten en telkens was 't haar alsof allerlei beelden uit den vloed op- rezen. Soms was 't alsof die in een nevel ver- dweuen en dan stond eene schoone, bleeke vrouw voor haar, die zich bukte en haar weenend kuste. Was dat haar moeder? Haar moeder, die zij nooit had gekend Ook die gedaante verdween in nevelen en zij zag niets meer, niettegenstaaude zij voortdurend naar het bruischen der golven bleef luisteren. Zij zuchtte. Toen verrees eens- klaps een andere gestalte voor haar, waaraan zij dag en nacht had gedacht, sinds hij haar een kleine witte roos had genoemd en toevoegdeIk kom terug, spoedig, zoodra de zomer in't land is! minder dan ooit wat Oranje was voor Nederlaud en wat het Vaderland door en met Oranje geworden is. En de geschiedenis is daar om te bewijzen dat, wat er ook wisselde of veranderde, trouwe gehecht- heid en zelfopofferende toewijding de banden waren, die Vorst en volk samenhielden. Aan het woord van nagedachtenis paart zich thans een woord van eerbiedige hulde en diepgevoel- den dank aan den Vorst, wiens taak thans is afgedaan. Want waarhjk met liefde en toewijding vervulde Willem III de grootsche en edele taak, die op Zij ne schouders rustte. Oorlogsroem was voor Hem niet te behalen en aan de lauweren, die het dankbaar volk den Vorst om de slapen vlecht, kleeft geen bloed. Zijne regeering was rijk aan werken des vredes. De schepter aan Zijne handen toevertrouwd was Hem heilig en de belolte. „Ik zal handhaven I" was bij Hem geen ijdele klank. Het welzijn zijuer onderdanen lag hem na aan 't harte en met krachtige en vaste hand werkte Hij mede aan de welvaart des lauds, waar het er op aan kwam, handel, nijverheid en laudbouw te bevorderen. In dagen van rampspoed, ja, dan juist het meest, was Hij zijn volk ten zegen en schooner titel kon het dankbare volk Hem nirnmer geven dan dien van //Vader des Vaderlands." Wie onzer herinnert zich niet de bange dagen, toen een geduchte overstroomiug een gedeelte van ons Vaderland teisterde Met eigen oogen ging de kloeke Koning zich Jvv aij.- - a 'Aot getroffen, en door Vorstelijke gifteu hielp hij den nood lenigen. Z66 won hij nog meer de harten zijner onder danen, zo6 werd de baud tusschen Vorst en volk nog hechter en nauwer. Zullen we in 't breede uitweiden over al het goede, dat onder zijne gezegende regeering tot stand kwam? Is het noodig alles te vermelden, wat laudbouw en veeteelt, hoofdbrounen van ons volksbestaan, ten goede kwam door gronden, aan de golven ontwoekerd, in vruchtbare akkers te herscheppen? Zullen we gewagen van de uitgevaardigde wetten op Hooger-, Middelbaar- en Lager onderwijs, waardoor zoo vele verbeteringen werden aaugebracht, die tot heil des volks konden strekken Zullen wij vermelden wat gedaan werd tot bevordering en uitbreiding van den handel door het graven van kanalen of tot regeling van het onderling verkeer, neergelegd in wetten op spoor- wegen en telegraphie Is niet de afschaffing van de doodstraf een Heusch had zij gezegd en haar stem had getrild door met moeite bedwongen droefheid Komt ge heusch terug Ja ik kom terug, ik beloof het je, over een jaar ben ik weder hier. Over een jaar Hoe lang bad de winter geduurd. Die akelige, gure, storinachtige winter, waarin't in de lage, te sterk verwarmde vertrekken niet uit te houden en buiteushuis zoo bitter koud wasEin delijk kwam de lente, de met vurig verlangen verwachte lente. Ook zij bracht geen warmte en ook geen badgaslen aan. Maar toch de blijde verwachting, de lange dagen, de vrijheid om tus schen rotsen en duinen rond te dolen en de be- nauwde kamers te ontvluchten en de onvriendelijke inenschen, die niet van haar hielden, omdat zij niet in staat was zich aan hen te hechten. De lente maakte plaats voor den zomervele badgasten kwamen op het eiland, maar hij kwam niet. Iederen dag was zij aan het strand, als het vaartuig nieuwe gasten medebracht, maar nooit was hij, dien zij verwachtte, onder hen. Iederkeer, als zij zoo bitter was teleurgesteld, weende zij alsof haar klein, arm hart moest breken. Waarom kwam hij niet? Had hij zijne belofte vergeten Hij had toch zoo vast en zeker gezegd dat hij zou komen en zij wist niot anders of men moest een gegeven belofte nakomen. Wederom werd het herfst, de badgasten ver trokken en bet leven scheen haar ondragelijk toe. Zij was bang voor den naderendeu langen en koude winter, voor het samenzijn met menschen die haar niet begrepen en die zij ook niet begreep. De arme Strandgoed had slechts een enkel geluk- verblijdend verschijnsel te noemeu onder Zijn bestuur En zouden we geen melding maken van het feit dat Nederland, in 't zelfde jaar, dat het volk zijn eigen vrijheidsfeest vierde, ook aan zijn ongelukkige broedeis, die in 't verre West-Indien het juk droegen der slavernij, de vrijheid weergaf? Maar genoeg Ware het noodig om een gevoel van dankbaarheia in de harten van 't volk te wekken, we zouden van nog veel kunnen spreken. Thans echter achten we dit overbodig. Ook zander dat erkent het volk van Nederland, dat 's Vorsten regeering een tijdperk was van vrede, van steeds toenemende welvaart, van steeds vooruit- strevende ontwikkeling op elk gebied. Wet en recht heerschte onbelemmerd en wat Neerland altijd 'tdierbaarst was zijn vrijheid was veilig onder zijne hoede. En thans Thans vervult diepe weemoed de harten het volk had zijn Koning lief, en zijn heengaan wekt rouw in alle oorden des lands. Want dat de Vorst eene plaats had in de harten zijner onderdanen we herinneren ons nog de geestdrift, aan den dag gelegd bij de viering van Zijn 40jarig Koningschap. Hoe kan het ook anders Een met zijn volk, welks geluk hij steeds beoogde, welks eer en roemrijke historie hem ter harte gingen, moest zulk een Vorst door zulk een UU WUilllU RUlULllt Dat het volk hem lief had, getuigen de ondubbel- zinnige blijken van trouw en geestdrift, gegeven bij zijn 70ste geboortefeest. Dat het volk Hem lief had en beminde, dat getuigden de tranen, die gestort werden, telkens als de aood tot offer eiscbte een van Hen, die Hem dierbaar waren. Want langdurig en gezegend, gelukkig en voor- spoedig moge Zijne regeering geweest zijn, ook Hem werden soms diepe wonden geslagen. Prins Maurits was de eerste Zijner telgen, die Hem van 't Vaderhart werd gescheurd. En ach hoe menig, menigmaal heeft hij den droeven tocht naar den Vorstelijken grafkelder nog ondernomen. Door het geheele volk betreurd, betaalde drie jaren na het zilveren kroningsfeest Koningiu Sophia den laatsten tol aan de natuur. 's Vorsten broeder Prins Hendrik, stierf in't begin van 1879. En eer vijf maanden verder waren en de grafkelder nauwelijks gesloten was trof een nieuwe kig tijdperk in het leven gehad en dat was toen graaf Fabrie vrieudschappelijk met haar omging. Toen hij echter vertrok was zij ongelukkiger dan voorheeen en zij had geen vriend of trooster om haar ter zijde te staan. Hoewel zij nog zeer jong was twijfelde zij aan het bestaan van eene godde- lijke wereldorde, die haar hulpeloos en onbegrepen onder menschen stiet, waarmede zij niet te zamen kon leven. Die twijfel nam met de jaren nog toe en ver dween ook toen niet, toen haar weldoener haar tot andere gedachten wilde brengen en er voor zorgde dat aan haar wensch om te leeren en een goede opvoeding te verkrijgen, gevolg werd gegeven. Wat echter eene weldaad voor haar moest zijn en haar ziel, naar zij zelve gehoopt had, van druk had moeten bevrijden, droeg er integendeel toe bij, dat zij nog smartelijker ondervond alieen in de wereld te staan en afhankelijk te zijn van de welwillendheid van vreemden. Wat had zij aan al de kundigheden, verkregen ten koste van haar gezondheid Zij werd er niet onafhankelijk door gelijk zij gehoopt had, alleen de banden die de arme Strandgoed aan haren weldoener ketenden werden versterkt. Bij alle dankbaarbeid die zij jegens hem koes- terde en die er haar ook toe bracht om zijn huwe- lijksaanzoek aau te nernen, was het haar in oogen- blikken van stille overpeinzing toch onmogelijk om een kreet van vertwijfeling te onderdrukken. Zij was ongelukkig, diep ongelukkig In dit uur gevoelde zij het sterker dan ooit te voren Toch verdiende haar weldoener het niet dat zij, zijne slag den grijzen Koning door den dood van den beminden Kroonprins, in wien het Vaderland gehoopt had een waardig opvolger van Zijnen be minden Vader te huldigen. En weer werd een doode bij gezet in het Koninklijk graf n. 1. 's Vorsten oom Prins Frederik. En om de mate vol te meten, daar wordt een nieuw offer van ons Vorstenhuis geeischt Prins Alexander, de aangewezen troonsopvolger, stierf in 1884. Zwaar waren de beproevingen, vlijmend was de smart, maar Neerlands volk leed mede, en al kon dit medegevoel de geslagen wonden niet heelen, toch was die deelneming balsem voor den Vorst, wien het droeve lot beschoren was, al zijn naaste betrekkingen te overleven. En nu, nog weinige dagen en ook zijn stoffelijk overschot zal rusten bij alien, die Hem lief en dierbaar waren. Doch denken we niet om eigen smart alleen. Daar ginds aan de baar van den Koninklijken doode ook daar wordt geleden. Onze geeerbiedigde Vorstin Koningin Emma, die zich door haren eenvoud eene plaats heeft veroverd in de harten des volks, maar meer nog door de liefde en toewijding, waarmede zij den Hoogen Lijder heeft verpleegd, Koningin Emma, onze Regentes, treurt bij het smartelijk verlies. En 1 rinses AA ilhelmina, zoo God wil, eenmaal Nfig^anrk ""AtYe" aiTeen" de""hoop""Van het volk kan gevestigd zijn, om den band samen te houden tusschen Nederland en Oranje. Dit is een troost bij het onherstelbaar verlies Het klokkengelui aan alle oorden in ons Vaderland schijut op zijn somberen toon ons toe te galmen #Een goed Vorst is tot zijne vaderen verzameld." En als straks de Koninklijke grafkelder zich sluit, dan zal menig oog vochtig zijn, en menig hart zal kloppen van heilige aandoening, en meuige mond zal 't uitspreken »Uw volk vergeet u niet, o Koning!" In lief en leed, in vreugd en smart waren wij immer verbonden, Uw naam blijft voortleven Uwe nagedachtenis blijft in eere, en onzen kinderen zullen we Uwen naam en Uwe daden met eerbied vermelden. Zijne assche ruste in vrede verloofde, zich zoo ongelukkig gevoelde. Hij was altijd goed en voorkomend voor haar en altijd bereid om zelfs haar kleinste wenschen in te willigen. Kon zij die goedheid maar beter beloonen Waarom was het haar niet mogelijk, liefde voor hem te gevoelen Waarom? Zij dwong zichzelve die vraag te vergeten en schrikte uit haar peinzende houdiug op. Zij keek naar het strand, ontstelde en een vurige bios kwam op haar gelaat. Graaf Fabrie kwam van het strand naar haar toe. Hij moest haar reeds lang ontwaard hebben want hij ver- snelde zijn stap, toen hij bemerkte dat zij hem had opgemerkt. Haar hart klopte onstuimig maar zij had den tijd haar kalmte terug te erlangen, alvorens hij in haar nabijheid was. U hier graaf! riep zij hem zoo kalm mogelijk toe. Ik dacht dat ge heden, met uw bekenden, een uitstapje waart gaau maken. Dat klinkt haast alsof ik ongelegen kom, ant- woordde hij schertsend. Ik geloof dat een uit- uitstapje dat van des morgens negen uur tot des avonds zes duurt, lang genoeg mag worden genoemd. Ik dacht dat ge tot laat in den avond zoudt uitblijven omdat de zonsondergang op zee zoo verrukkelijk schoon is. Het zou ook gebeurd zijn, als niet heden avond het concert ten voordeele van de armen plaats vond. 11 ij thans de plek bereikt waar zij zat en gaf haar de hand. Haastig sprong zij op. Ja dat is waar, het concert, daar had ik niet meer aan gedacht. Wij hebben ook entreebiljetten genomen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1890 | | pagina 1