Alg emeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeenwsch-Vlaanderen.
No. 2597.
Zaterdag 5 April 1890.
30e Jaargang.
DE VR0CW IN 'T ZWART.
Binnenland.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postYoor
Nederland 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
Dushouders.
ADVERTENTlEN:
Yan 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer f 0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
IHI blad veraehljnt Dlnadac- en Vrijdasravond bij den nttgever P. JC V i BE SANDE te Tee Nenzen.
Bij tleze courant behoort een bijvoegsel.
folitieli Overzicht.
Voor de viering van het 60—jarig bestaan der
onafhankelijkheid stelde de Belgische regeering voor
om voor dit gedeukfeest 150,000 frs. toe te staan
maar de heeren Garlier en d'Oultremont wilden
dit krediet op 1,000,000 en 500,000 frs. breugen.
Beide voorstelleu werden met 51 tegen 26 stemmen
verworpen. Het voorstel der regeering werd toen
aangenomen. De burgemeester van Brussel, de
heer Buls en de wethouders, die aan het hoofd
der feestcommissie stonden, hebben terstoud hun
ontslag genomeu. Het officieuse Journal de Bruxelles
het orgaan van den Minister—president Beernaert,
betreurt het zeer, dat de heer Buls zijn ontslag
heeft genomen, maar houdt vol, dat het niet uoodig
is een zoo groote som voor het nationale feest
af te staan. Er wordt toch reeds zooveel geld
verspild zegt het blad dat wij wat zuiniger
mueten wezen, vooral omdat een nationaal feest
toch wel voor minder dan een half- millioen kan
worden georganiseerd.
De Berlijusche arbeids-conferentie heeft haren
arbeid ten einde gebracht, het protocol is ondertee-
keud en de gevolmachtigden zijn bij den Keizer genoo-
digd. Aan het diner bij den Minister van koophaudel
bracht de Oostenrijksche gevolmachtigde een drouk
uit op den Keizer, waarop de Minister een dronk
wijdde aan de vertegenwoordigde vorsteu en eene
uitvoerige rede over de conferentie, die zooveel
goeds belooft, hield. De Deeusche gedelegeerde
antwoordde met een drouk op den Minister. De
te Berlijn gevestigde club „Nederland en Oranje
gaf een feestavond ter eere van de Nederlandsche
gedelegeerden in de arbeidsconferentie, de heeren
Slruve en Suijders van Wissekerke. Daarbij was
het gezautschap vertegenwoordigd door Jbr. Van
Citters en Dr. Jansma van der Ploeg. Bij de
sluitiug der conferentie hield de Minister Von
Berlepsch een lange redevoering, waarin hij deed
uitkomen, dat de conferentie niet in de gelegenheid
is geweest internatiouale schikkingen te treffen
wel kon zij hare meeningen en wenschen kenbaar
maken. Volgens hem heeft zij den grond gelegd,
waarop uerder kan worden voortgebouwd tot ver-
wezeulijking van het streven, om aan de werkende
klasse meer bescherming en grooteren waarborg
voor hare stoffelijke en zedelijke outwikkeling te
versehaffen. De Engelsche gevolmachtigde betuigde
zijn dank aan den Keizer voor het bijeenroepen
der conferentie, welker uitkomsteu buitengewoon
verblijdend waren, en die, naar bij hoopte, niet
de laatste zoude zijn. Wanneer millioenen kinderen
aan de ellende zullen zijn onttrokken en even
zooveel vrouwen aan het huiselijk leven zullen zijn
hergeven, dan zullen de leden der conferentie zich
FETJIEEETON.
Naar het Fransch
Novelle van I. HUGUET.
1) -
jNummer 4 roept de korporaal van de wacht.
Op de slecht bij elkaar gevoegde planken van de
bedden, die aan de muren van het lage en rookerige
vertrek staan, dat tot nwacht dient, slapen de
manschappen dien diepen vermoeienden slaap, die nog
bezwaard wordt door de warmte van een kachel,
tot boventoe met brandstof gevuld. llun gesnork
vervult de ,/Wacht" met verschilleude geluiden, die
alleen de doodsche stilte verbreken.
Aan een vierkante tafel gezeten, die zoo goed
als 't kan met een vuil laken, dat vol gaten is, is
bedekt, lezen de sergeant en de korporaal van de
iwacht" goedkoope romans, gescheurd en beduimeld
door de aanraking der min of meer vette vingers
van heel het bataillon.
Tusschen hen beviuden zich een loopende vet-
kaars, een portefeuille en een horloge, dat juist
middernacht aanwijst.
„Waar is die nummer 4 nu roept de kor
poraal..
Eenig onbestemd geluid komt uit het bed
verwarde gedaanten vertoonen zich in de scha-
met dankbaarheid zich het initiatief des Keizers her-
mneren.
Von Bismarck is vertrokken. Eerst heeft de
oud-kanselier nog aan al de prinsen van het koninklijk
huis afscheidsbezoeken gebracht, daarua begaf hij
zich naar het eenzame slotpark van Charlottenburg,
waar keizer Wilhelm I rust. Op zijn witten
wapenrok droeg de kanselier alleen het zwarte
ijzeren Kruis (hij heeft in 't geheel 103
ridderorden), het hoogste eersteeken uit den krijg
van 1870, toen hij en de Keizer zij aan zij
stonden. Met zijn zware ruiterlaarzen aan, den
blinkende helm op het hoofd en den langen degen
aan de zijde, schreed hij met rinkelende sporen
door het schemerdonker der vorstelijke doodenhal.
Alle dienaren wegzendend, liet hij de deuren
sluiten en bleef eenige oogenblikken geheel alleen
bij het graf van zijn vorigen meester. Hoevele
gedachten zullen door den geest des 76-jarigen
grijsaards gevlogen zijn. „Toen en nu 1" 't Was
tijd geworden, om de stad te verlaten, die hij tot
wereldstad heeft gemaakthij legde een krans op
het graf, waarin het gebeente des zwijgenden
meesters rust en ging heen. Spoedig van kleed
verwisseld en tegen 5 uur 's middags zag
de dichte volksmenigte den ijzeren kanselier,
gestoken in het pak van een kurassier, in een open
rijtuig aankoinen. Oorverdoovend was het gejuich,
dat tot het station aanhield, terwijl het kransen,
bouqetten en bloemen regende. Op het perron
had een eskadron van de garde-kurassiers te voet,
met de regimentsmuziek, post gevat. Al de ministers,
al de leden van het »corps diplomatique" en vele
andere voorname personen waren tegenwoordig
De wachtzalen waren feestelijk getooid en vele
extratreinen stonden gereed om duizenden belang-
stellenden naar Friedriclisruhe te brengen. Te 5,40
stak de trein met Von Bismarck af.
In Zwitserland hoopt men, dat de nieuwe Duitsche
staatssecretaris voor buitenlandsche zaken, de heer
Von Marschall, als Zuid-Duitscher den Zwitsers
meer genegen zal zijn, dan graaf Herbert von
Bismarck het zich heeft getoond. Wat vorst
Bismarck betreft, deze had, naar men meent, reeds
in 1856, toen de onderhandelingen over de los-
making van het kanton Neufchatel van de kroon
van Pruisen niet Jen voordeele van Pruisen waren
uitgevallen, zoo al geen wrok opgevat tegen de
Zwitsers, toch weinig sympathie voor het „demo-
cratennesl." Evenmin als in 1851 was in 1889
de Pruisische diplomatic tegenover Zwitserland
gelukkig.
duw, en alles wordt weer stil en onbewegelijk.
De korporaal staat op, nadert de mannen, en een
paar beenen grijpend, die buiten de planken uitsteken,
schudt hij ze terdeeg.
„Komaan, Lampeigne, zijt ge doof, voor den
weerga
Nummer 4 wordt eindelijk wakker.
»Komaan toch 't is al tien minuten over den tijd."
Buiten is de nacht pikdouker. Een fijne regen
valt zeer schuin neder, die gedreven wordt door
een scherpen westenwind, welke boven aan het oude
Ursulinen-klooster, dat tot kazerne is ingericht de
groote, ingeroeste windwijzers doet knarsen. Een
voortdurend geruisch van water vervult, melanco-
liek en zacht, het gansche groote voorplein met
zijn klagelijk geluid. Af en toe giert een wind-
vlaag en spreidt de regendroppels bij oogenblikken
als een tafelkleed over den grond.
Met opgetrokken rug bereiken de korporaal en
numero 4 de poort en openeu die.
Langs den ringmuur loopt de schildwacht met
groote stappen om zich te weren tegen de kou.
Op het geluid der nieuw aankomenden, nadert
hij en staat met het geweer aan den voet stil.
Als de consigues, tegelijk met den wachtmantel
overgegeven zijn, volgt de soldaat Lampeigne,
een recruut, die voor't eerst's nachts op post staat
met een jaloersch oog den zich verwijderenden
makker, die zich haast om van den slaap en tegelijk
van de zwoele warmte van den kachel te gaan
De vierde driejaarlijksche tentoonstelling van schil-
derijen te Middelburg werd Woensdag met een kort
woord door den voorzitter, den heer De Stoppelaar,
geopend213 schilderijen zijn ingezonden door
134 schilders. Wegens gebrek aan ruimte kon
geen grooter aantal doeken worden toegelaten.
Onder de ingezondene vindt men zeer fraaie van
goede bekenden, o. a. van Bastert, Theoph. de
Boch, Josselin de Jong, Kever, Wally Moes, mevr.
Bonner, Tholen, Jan Veth enz.
Door den rechter-commissaris van Zutfen zijn
te Apeldoorn de drie loodgieters en een timmerman
gehoord, die Vrijdag en Zaterdag op de Herv. kerk
gewerkt hebben, daar men vermoedt, dat door hun
onvoorzichtigheid de brand, waardoor datgebouw
een prooi der vlammen werd, is ontstaan.
De groote Nederlandsche Maatschappij van
Oestercultuur, die onder leiding van jhr. Pompe
van Meerdervoort in wording was, is dezer dagen
tot stand gekomen. Het kapitaal is bepaald op
f 2,300,000 met de emissie hebben zich twee
welbekende Amsterdamsche huizen belast.
Niettegenstaande industrie in zilver en goud
in de laatste jaren te Schoonhoven sterk achteruit
is gegaan, bedroeg in 1889 het getal gepatenteerden
in dat vak nog 111, die gezamenlijk 500 werk-
lieden in dienst hadden. Het bedrag aan belas-
tingen, dat door hun in dat jaar werd betaald,
bedroeg ongeveer f 30,000 vroegere jaren was
dit cijfer wel een f 35,000.
In Friesland liggen de weilanden zoo schoon,
dat men er gerust het vee in kan jagen. Er is
gras genoeg. Een spreekwoord zegt: „een hoed
vol van dit gras, daartegen is op den besten stal
niet te voeden," zooveel voedsel zit er in de
jeugdige spruitjes. Sommige boeren hebben jong
vee uitgelaten; voor het melk- en kalfvee is het
te koud.
Het hooi is zoo goedkoop, dat men daarvoor
niet meer maken kan, dan de mest opbrengt. Een
hoeveelheid, die ten vorigen jare 150 kon opbren-
gen, werd dezer dagen verkocht voor f 42,50.
Daar de vare koeien ontzettend duur zijn, zal
dit jaar weinig aan vetweiderij gedaan worden.
Men betaalt voor de vare thans zooveel, als de
beste vette koeien kunnen opbrengen, en weidegeld
wordt dan niet gebeurd.
De Noordbr. deelt het volgende raede om-
trent het opstootje te Uden
De fabriek van hulpmeststoffen, waar op dit
oogenblik een veertigtal personen werk vindt, ver-
keert in bloeiende toestand toch zijn de loonen
van de arbeiders laag, 't moet een bolleboos zijn,
die acht eenten per uur verdient. Het schijnt dat,
gemeten.
Vervolgens schikt hij zich, ondanks
zich zelven rillende van den regen, van den wind,
van den akeligen indruk, dien hij van de duisternis
opvangt, in zijn schilderhuis, vast besloten om
zoo de komst af te wachten van den kameraad,
die hem van de wacht zal komen aflossen.
Niets wekt zoo zeer tot overpeinzen op en
baart zooveel gedachten als het //schilderen" bij
nacht.
De soldaat Lampeigne, ofschoon eenvoudig van
verstand, ontsnapt, bevangen als hij is door den
plotselingen overgang van de zeer warme kamer
naar de ijskoude straat, ook niet aan de algemeene
wet en laat weldra zijne jongensachtige verbeelding
reizen naar zijn geboorteplaats.
Ongemerkt is hij midden in een dier rijke
wouden van het departement waar hij vandaan
komt, waar de storm de naakte takken beukt met
hetzelfde onheilspellend geluid, dat hem op 't
oogenblik de keel en het hart als toeknijpt.
„Brrrwat een weer, wat een scherpe
wind, wat een vreeselijke kou
Rillende, ten spijt van de voorgeschreven be-
dekking en de wollen kleeding, besluit hij den
regen te trotseeren en zich door een beetje loopen
te verwarmen.
Rechts en links verliest zich de vrij nauwe
straat in het duister. Van afstand tot afstand
tracht een gasvlam, welker op en neergaande
flikkering, door den mist, het doffe licht geeft
ondanks dit lage loon, veel arbeid gevorderd wordt.
Toen Maandag ochtend een der patroons tot een
arbeider een aanmerking maakte, staakte deze on-
middellijk het werk, welk voorbeeld aanstonds door
alien werd gevolgd. En daar begon het lieve
leventje.
Al spoedig rinkelden de glasruiten, terwijl een
en ander in de fabriek beschadigd werd. Daarna
werd de fabriek, die een eindje van de kom der
gemeeute ligt, verlaten en trok men dorpwaarts.
Ook daar werden baldadigheden gepleegd, zoodat
de brigade marechauessee de handen vol had. Er
werd goed aan Bacchus geofferd, waardoor natuur-
lijk de gemoederen verhit raakten. Tegenstaud
van de zijde der marechaussee werd dan ook niet
geduld. Bleef het aanvankelijk bij uitjouwen en
steenen gooien, het duurde niet lang, of het volk
werd handgemeen met de politie.
De brigadier der marechaussee moet ernstig
verwond zijn. Men ontwapende de marechaussees,
scheurde een van hen zelfs de uniform van het lijf,
zette hem een hoed op en gebruikte hem als
speelpop. Ofschoon omliggende brigades spoedig
ter versterking opdaagden, was de rust niet hersteld
dan na aankomst der justitie uit Den Bosch.
Acht der belhamels zijn gearresteerd, om voor-
loopig in de gevangenis te 's Hertogenbosch hun
daden te kunnen betreuren. Hoewel er nog gisting
heerscht, hebben op het oogenblik geen wanordelijk-
heden plaats.
Te Katwijk is op aansporing en voorgang van
den burgemeester, den heer F. A. O. de Ridder,
een loffelijk vooruemen opgevat. Men wil daar
een uitspanningslokaal voor de visschers oprichten.
De visschers, ongeveer ten getale van 400 man,
vinden, wanneer ze, na dagen doorgebracht op zee
en afgescheiden van de samenleving, in hunne woon-
plaats terngkeeren en soms weken aan wal blijven,
geen ander toevluchtsoord dan de kroeg. De huizen
toch, die zij met hunne gezinnen bewonen, zijn
niet op hun lang verblijf aan den wal ingericht,
zijn laag van verdieping, bieden aan het meestal
talrijk gezin weinig ruimte aan en zijn geheel onge-
schikt voor gezellig verkeer,
De ontspanning, waarop zij toch eenige aanspraak
hebben gedurende den tijd, dien hun gevaar- en
moeitevol beroep overlaat, gaan zij dus zoeken in
de kroeg en bij den drank.
Men wil nu in dezen toestand verbetering brengen
door de oprichting van een uitspanningszaal, die
hun behalve wat lectuur, de gelegenheid zou aan-
bieden tot enkele onschuldige gezelschapsspelen,
waar zoo nu en dan eene lezing gehouden wordt
en waar voor alles de jenever en andere sterke
dranken contrabande zullen zijn.
Men heeft voor de uitvoeriug van het voornemen
geldelijken steun noodig, dien men hoopt bij den
landgenoot te zullen vinden. En als het nog waar
van een rookerige fakkel, de duisternis te door-
boren. Voor het schilderhuis opent zich een
straatje, een soort van blindloopend steegje, niet
ongelijk aan den mond van een oven.
Te vergeefs peilt zijn oog er de diepte van
alleen de wind, die er suizend in ronddraait,
doorloopt het van het eene eind tot het andere.
In de verte slaat een losgeraakt venster, terwijl
van den ouden toren van Sint Come een heldere
slag klinkt, die voortgedragen wordt door de
windstooten, zoodat hij in verschillende tonen door
de stad heen gehoord wordt.
vHalfslag 1" denkt de jonge soldaat.
Op dit oogenblik doemt aan het einde der
straat, nauwelijks zichtbaar, een gedaante op. Een
lantaarn, die haar een seconde met zijn bleeken
straal beschijnt, teekent haar onzekeren, onregel-
matigen, wakelenden tred.
De schildwacht is blijven stilstaan, met het oog
gericht op die menschelijke gedaante, welker nadering
hem een pijulijk oogenblik bezorgt.
De verschijning is nu op slechts tien schreden
afstand. 't Is een vrouw. Zij komt nader met
een tred zoo langzaam en zacht, dat geen een
der strenge plooien van haar zwart kleed wordt
verbroken, geen enkele weerklank in de lucht
wordt gehoord. Zoo gezien, schijnt zij over de
blinkende straat te glijden, als een wolk over den
verwijderden horizon.
Haar gestalte schijnt, hetzij dit veroorzaakt
TE! iETJfflSCHlE nillltVI