Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeenwsch-Vlaanderen. No. 2443. Zaterdag 13 October 1888. 28e Jaargang. AANKONMGING. Binnenland. ABONNEMENT: Voor Per drie maanden biunen Ter Neuzen f 1,Eranco per post Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£. Men abonneert zich bij alle Boekbandelaars, Postdirecteuren en Bneven- bushouders. nit bind versehljnt Dimdat- en Vrljdagavond ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer f 0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaartot veel verminderden prijs. uitgcver Bij deze courant belioort een bijvoegsel. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Zaamslag brengen ter kennis van be- langhebbenden, dat te beginuen op 22 October e.k., vanwege de gemeente eene algemeene opneming zal worden gehouden van de voetpadeu met de kuustwerken. Zaamslag, 12 October 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. DE BOKX, Voorzitter. E. H. WORTMAN, Secretaris. Ir*olitielx Overzicht. Hoe het in Frankrijk nog gaan zal P Men danst er op een vulkaan. Floquet schijnt werkelijk te zullen overgaan tot het indienen van een voorstel tot grondwetsherziening. Nu, als daarmee de storm bezworen kan worden, dan zal het ons toevallen. De Minister van Justitie wil aandringen op het herstel van de ten behoeve der Israelitische simi- narien uitgetrokken credieten, en de afgevaardigde Atidrieux wil Numa Gilly achter de veters, omdat hij zich heeft uitgelaten over de finantieele knoeie- rijen en de omkoopbaarheid der Kamerleden en zegt voor die beweringen bewijzen te hebben. Die nu, wil Andrieux te voorschijn halen. In de Kamer dus ook hierom een gepeperd debat. Carnot wordt overal goed ontvangen, ook te Lyon. Dat de Fransche gezaut bij de feestelijkheden te Weenen werd gemist, verwondert zeker niemand, die weet hoe groot nog de haat is tusschen 1 ransch- man en Duitscher, maar dat de Prins van W alles, die te Weenen vertoefde, zich verwijderde, toen zijn neef, de Keizer van Duitschlaud, den blijden intocht deed, dit geeft opnieuw stof tot deuken en doet vermoeden, dat de verhouding tusschen de Duitsche en de Engelsche politiek er wel eens beter op geweest is. En wat te opmerkelijker is? Zoodra Wilhelm den tocht naar Rome onderneemt en Weenen verlaat, komt neefje de Donaustad weer binnen. Met Kroonprins Rudolf is de jonge Keizer uit jagen geweest en is later met Keizer Franz en den Koning van Saksen naar Stiermarken vertrokken om op groot wild te jagen. Het af- scheid van de Keizerin moet zeer hartelijk zijn geweest, volgens de Oostenrijksche bladeu. Dat had ik liever maar niet zoo publiek in de bladen, zoo 't mij overkomen ware," zal misschien een enkele opmerken, „hoewel ik liever de Keizerin van Oostenrijk zou willen omhelzen, dan dan bijvoorbeeld zoo'n ouwe Bismarck." In de Rijkslanden oudervindt men al het wee der zoogenaamde vreemdelingenwet. De armbesturen van Straatsburg, Colmar en Mulhausen hebben aan Voor de derde maal is bij de Tweede Kamer een adres ingekomen van een ingezetene van's Gra- venhage, die klaagt dat een geneesheer te Leiden hem door het toedienen van vergif bij de behandeling eener ongesteldheid, lichamelijk lijden heeft berok- kend. Op voorstel der commissie voor de verzoek- schriften heeft de Kamer voor den derden keer besloten op dit adres over te gaan tot de orde van den dag. Hetzelfde is bestoteu omtrent het adres eener Haagsche weduwe, van wie twee andere verzoekschriften als ongezeld ter zijde zijn gelegd. De commissie zegt van dat adres, dat ,/niet duidelijk blijkt wat adressante eigenlijk wil en dat zij ver- moedelijk aan een zielsziekte lijdt." Uit Texel meldt men Een nieuw artikel, tot heden door onze Noordzeevisschers als waardeloos beschouwd, wordt thaus ter markt gezonden naar Belgie. Het zijn groote zeekrabben, die in manden met stroo gepakt worden afgeleverd. De prijs van dit nieuwe handelsartikel is nog niet openbaar gemaakt. Hertog George van Saksen Meiningen, die het vorige jaar geruimen tijd in Amsterdam door- bracht, legt in een der bladen in die gemeente de verklaring af dat hij er niets anders dan beleefdheid ontmoette en het betreurt, dat zooveel geruchten over onwellevendheid van de Amsterdammers en de verregaaude brutaliteit van de straatjeugd aldaar, de ronde doen in de binnen- en buitenlandsche pers die geruchten komen hem volkomeu onge- grond voor. Aan 16 Atjehsche hoofden zullen over 1889 ioelagenten bedrage te zamen van f 45000, worden uitbetaald. Als nieuwe toelage komt daar- onder voor een van f 4800 aan Toeankoe Hangeran Abdoel Madjid, die een neef is en tevens schoon- vader van den zoogenaamden pretendent-sultan Toeankoe Daoed, en die in het vorige jaar in on- derwerprng is gekomen. De llegeering koestert van deze onderwerping gunstige verwachtingen voor de verbetering der toestanden in Atjeh. Boven- dien geniet nog een lid der oude sultansfamilie in Atjeh een toelage van f 4800. Volgens Het Vad. is het bericht, dat de beer Domela Nieuwenhuis aan de Belgische regeering verlof zou gevraagd hebben om eenigen tijd in Belgie te vertoeven, onjuist. De heer Nieuwenhuis heeft enkel de vergunniug gevraagd en verkregen om door Belgie naar Bazel te gaan. Hij was te Brussel van 5 uur 19 m. tot 7 uur. De R. Kath. geestelijken, die ter vervulling van open plaatsen in het van staatswege bezoldigd personeel naar Indie worden gezonden, ontvangen f 1200 voor uitrusting, f 1000 voor kosten van vestiging en genieten vrijen overtocht, met een voorloopig traktement van /"150 's maands sedert hun vertrek uit Nederland. Daarentegen krijgen de geestelijken, die boven het benoodigd aantal naar Indie vertrekken en eerst later worden opgenomen onder de staats-ambtenaren, bij dien overgang enkel de gratificatie van f 1000. De Regeering acht die regeling onbillijk en stelt nu voor de gratificatie op 2000 te brengen. Te Zuidbroek zijn de werkzaamheden aan de fabriek Motke van den heer Scholten gestaakt omdat een nieuwe iurichting (een wasscherij met een Jacobsladder) aan de fabriek is bijgebouwd, waarvoor geen vergunning bij het gemeentebestuur is aangevraagd, terwijl dit volgens de wet van 1875 tot regeling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen die gevaar of hinder kunnen veroorzaken, noodig is. Het gemeentebestuur had het gebruik der iurichting op Maandag 11. doen verbieden; en de fabrikant heeft daarop de geheele fabriek doen sluiten en het werkvolk afgedankt, dat nu gedwongen is werkeloos rond te ioopen. Aan de N. R. Ct. wordt over de kwestie gemeld Naar aanleiding van de staking der werkzaam heden in de fabriek Motke van den heer Scholten, begaven zich Maandagavond een lOOtal werklieden naar de woning van den burgemeester, om te vragen of en hoe er gehandeld zou kunnen worden, opdat zij niet werkeloos werden gemaakt. Wij vernemen, dat de burgemeester, onder verwijzing naar de wet, te kennen gaf dat van terugtrediug van de zijde van het gemeentebestuur geeu sprake kon en mocht zijn, en dat de sluiting allien op het nieuw aangebouwde stoomwerktuig betrek- king had. Zijn wij goed ingelicht, dan zal dadelijk beproefd worden, de zoogenaamde Jacobsladder door de ge- wone machine in beweging te doen brengen. Het volk hield zich zeer rustig en bescheiden. Uit Groningen wordt gemeld: De commissaris des Konings is naar Zuidbroek vertrokken. Het werkvolk van den heer Scholten is onrustig. Uit Rotterdam wordt gemeld De onveiligheid begint hier een in waarheid ver- ontrustend karakter aan te nemen. Zondagavond hebben dieven zich weder toegang weten te ver- schaffen (ditmaal waarschijnlijk door middel van een valschen sleutel) tot een woouhuis op den Westzeedijk, waar eene herberg gehouden wordt en waarvan de bewoners dien avond afwezig waren. Twee kasten werden opengebroken en daaruit voor een vrij aanmerkelijk bedrag aan bankbiljetten, alsmede specie, oude murrtstukken en tal van gouden en zilveren sieraden enz. ontvreemd. Alles natuur- lijk weder, zonder dat de politie er iets van ge- merkt heeft. Die talrijke inbraken en diefstallen wekken terecht onder de burgerij groote ongerustheid en ontevre- FEUILLETON, ©BflFifga De bediende nam het licht en voerde zijnen geleider de trappen op door verschillende gangen. Hij opende eene deur en verwijderde zich om den dokter aan te melden. Dezen liet hij alleen in een groote zaal, in den stijl van het eerste keizerrijk geiueubeld. Doch onze vreemdeling behoefde niet laug te wachten, want nauwelijks had hij plaats genomen of een tweede deur werd geopend en eene dame verscheen. De vreemde, welkeu zij stijf groette, stond op en boog. „Mijnheer is geneesheer?" vroeg de dame. „Jawel, mevrouw. ffEn uw naam? Landregarde." Zij groette weer. „Gij zijt toch niet van hier en komt uit Parijs? ^Inderdaad, en ik dacht niet, dat ik heden avond nog eenen zieke zou bezoeken." //Wij zijn u grooten dank verschuldigd voor de bereidwilligheid, waarop gij ons op dit late uur ter hulp komt." Landregarde had bij dit kort onderhoud eenen onderzoekenden blik op de dame geworpen. Zij was eene groote slanke vrouw van eene deftige, fijne houding, maar met een bleek ziekelijk gelaat, waarop eene zekere vermoedheid te lezen was. #Eene de regeering doen weten, dat bet hun onmogelij is, aan alle aanvragen om hulp te voldoen. De ellende onder deu werkenden stand is groot; vele huisgezinnen leven alleen van aardappeleu en een slecht soort brood, de handel gaat hoe langs hoe meer achteruit, door de afzondering, waarin de Elzas verkeert. Het Fransche decreet is milder dan de Duitsche passenwet. Deze treft elken vreemdeling, die maar door het Rijksland reist het decreet integendeel is alleen van toepassing op hen, die, zonder bepaald voornemens te zijn hun geheel leven in Frankrijk te slijten, zich er toch voor onbepaalden tijd hebben gevestigd en tot het zittend gedeelte der bevolking zijn gaan behooren, wieus feitelijk hoofdverblijf is in Frankrijk, terwijl hun wettelijk domicilie of in het geheel niet be- staat, of nog in het land is tot welks nationaliteit zij behooren. Deze lieden moesten zeggen wie ze zijn, wat ze doen en wat ze willen. Misschien heeft men de Duitsche spionnen willen trelfen. Over de verzoeuing van hertog Adolf van Nassau met deu Duitschen Keizer verheugt men zich in Luxemburg zeer, daar men van dien kant nu een waarborg ziet in de vreedzame oplossing van de erfopvolgingskweslie, als onze Koning, Willem III, eens zijn rol zal hebben afgespeeld. Volgens het geruchtmakend Tagebuch, is, tijdens den oorlog van 187071 in het Duitsche hoofdkwartier de vraag geopperd, of men niet Luxemburg zou nemen in plaats van Metz. De hertog Adolf van Nassau is in 1866 onttroond, zoo men weet, maar daarmee vervalt geenszins zijn aanspraak op Luxemburg, dat spreekt. Maar niettegenstaande alle rechten op aanspraak, zou er van een bezit nemen van Luxemburg's troon niets komen, indien men dat te Friedrichsruhe niet wenschelijk achtte, dat spreekt ook. Groot hertog Willem heeft getoond, gaarne in het Duitsche vaarwater te willen sturen, over- tuigd als hij is, dat de Luxemburgers liefst door een Duitsch vorst zullen worden geregeerd, na hem. Daarom ontsloeg hij bijvoorbeeld baron Von Bloc- hausen, die den Duitschen invloed in het groot- hertogdom wilde onderdrukken en meer sympathie toonde voor Frankrijk en Belgie. Thans staat aan het hoofd der zaken Dr. Eysschen, die te Berlijn zeer in de gunst deelt. Dat onze Willem bij de Luxemburgers hoog geacht is, behoeven wij toch wel niet te verzekeren. Mevrouw Adam blijft even onvermoeid in het schrijven van sensatie—artikelen. Nu beweert zij, dat er tusschen Belgie en Duitschland eene tegen Frankrijk gerichte alliantie is gesloten, waartegen het geheele ministerstel van Koning Leopold opkomt. Een boos wijf, die mevrouw Adam heerlijke schoonheid, die reeds haren herfst tege- moet gaat," dacht de geneesheer. De dame had van haren kant den vreemdeling beschouwd, en over haar onderzoek tevreden, zeide ze: //Volg mij mijnheer; gij zult zien, dat hij zeer ziek is." z/Geeft gij alle hoop verloren, mevrouw?" z/Ik, ach, wat weet ik, mijnheer! wat kent eene vrouw daarvan Verschillende doctoren hebben hem bezocht en wisteu niets te zeggen. Dokter Hugo- net, die hem behandelt, weet ook niet veel te zeggen. Er doen zich bij deze zieke zulke vreese- lijke verschijnselen voor." z/Heb ik de eer mevr. De Fairieres zelftespreken?" vroeg de geneesheer. »Ja, mijnheer. Och, als mijn echtgenoot stierf, zou ik zinneloos worden." z/Wij willen hopen, dat God u voor zulk een ongeluk beware, hernam de dokter. Sedert wanneer is de heer De Fairieres onder behandeling?" z/Reeds lang verscheidene maanden." De jonge dokter scheen over dit onbestemd antwoord verwonderd. //Kent gij niet de oorzaak der ziekte, waaraan hij lijdt?" wWat zou ik? Hij kent ze immers zelf niet." z/Dat zich dokter Hugonet niet in 't bijzijn van den zieke heeft uitgesproken, laat zich begrijpen, want daarvoor had hij reden maar toch heeft hij u wellicht eenmaal zijne ziekte genoemd, of er bedekt over gesproken?" z/Neen mijnheer nooit." De arts zweeg en volgde de dame, die met eene lamp voorging. „Ik vind hem heden avond zeer ziek, begon mevr. De Fairieres weder, slechter dan gewoonlijk; daarom wilde ik het bezoek van dokter Hugonet niet afwachten. Nu gij hier zijt, ben ik reeds rustiger." Zij hadden verschillende vertrekken doorloopen, voor een half geopende deur bleef de dame staan en zeide: //Hier ligt hij," en den vinger op den mond houdeud voegde zij er bijWees voorzichtig; verschrik hem niet Beiden traden binnen. Mevrouw De Fairieres naderde het bed en schoof de kostbare gordijnen ter zijde. //Hier is de dokter, mijn vriend," fluister- de zij. De zieke veroerde zich niet. //Mijnheer is werkelijk zeer ziek," zeide Lan dregarde zachtjes, terwijl hij 't gelaat des zieken opmerkzaam beschouwde. //Wij vertrouwen op u," antwoordde mevrouw De Fairieres, schoof een stoel bij, en zette zich een weinig verder neer, maar zoo, dat het licht der op den schoorsteen staande lamp geheel op 't gelaat van den geneesheer viel en het hare in het donkere bleef. Landregarde boog zich over den ziekeeene diepe stilte heerschte in de deftig gemeubeleerde zaal. Het licht van 't vuur dat in den haard brandde en alles vriendelijk verlichtte, speelde tegen de wanden en verzachtte den droevigen indruk, welken het vertrek op de aanwezigen maakte. De dokter sprak geen woord. Hij stond op, schoof zijnen stoel een weinig terug en beschouwde den zieke met dubbele opmerkzaamheid. Maar verre van door zijn onderzoek bevredigd te zijn, scheen hij voortdurend meer te twijfelen en onzekerder te worden. Mevr. De Fairieres volgde met toenemende op merkzaamheid 't onderzoek van den arts. Zijne iuspanning was duidelijk te zien op zijne ge- laatstrekken. Hij keerde zich om en verklaarde op bescheiden toonwaarvan men de oprechtheid niet kon loochenen, dat hij verlegen was met het geval, dat hij behandelde en dat hij zich nog niet duide lijk kon verklaren. De zieke lag bewusteloos en reutelde zwaar; een steunend geluid kwam uit zijn gloeiende borst, het zweet parelde in groote droppels op zijn voor- hoofd. De weinig ervaren hand des dokters voelde nu eens een koortsachtig Snellen, dan weer een zwakken, haast onmerkbaren polsslag. #De zieke is verloren," zeide hij met vastberaden- heid, //Wanneer hem niet spoedig hulp verleend wordt." Toen nam hij eene pen, en schreef eenige nauwelijks leesbare regels. Toen hij weer opzag bemerkte hij vijf personen in de kamer, die hem ouophoudelijk en vragend aanstaarden. Achteraan stond de knecht, die hem hierheen gevoerd had, aan het venster de meid, mevr. De Fairieres in TER \EIZE\S( HE COHANT. N D Ncuzcd 2)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1888 | | pagina 1