Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
382. Woensdag 14 Maart 1888. 28e Jaargang.
No. 2:
Buitenland.
ZONDER NAAM.
Gemengde berichten.
Binnenlarid.
FEUILLETON.
Als een doodmoede wierp George zich op zijn
hard leger en staarde voor zich uit. De vreeselijke
storm, die in zijn binnenste woedde, weerspiegelde
zich op zijn gelaat. Nu eens sprong hij op, als
wilde hij wegsnellen, dau weer zonk hij als verlamd
terug, terwijl een smartelijk kreunen van zijn lippen
klonk. Met beide handen bedekte hij ten laatste
zijn gelaatonbewegelijk bleef hij lang, zeer lang
in deze houding.
rIchtszaken.
Arrondissements-rcchtbank te Middelburg.
Bijvoegsel van de Ter Ueuzensche Courant.
F R E II ERIK II I.
Omtrent den nieuwen Duitscheu Keizer ontleenen
we aan het Handelsblad het volgende
Keizer Frederik en Keizerin Victoria deze
woorden hoort men hier op het oogenblik uit ieders
mond. Men is nog niet gewend aan die namen
en meermalen hoort men nog den tegenwoordigen
Keizer Keizer" Wilhelm noemen, een naam dien
men gewoon was gedurende bijna twintig jaren te
gebruiken. De nieuwe Keizer sluit zich door zijn
naam onmiddellijk aan bij Frederik den Groote,
die de tweede Frederik was. Als Keizer van
Duitschland moest hij eigenlijk Keizer Frederik I
heeten, maar hij gat er de voorkeur aan denzelfden
naam te behouden.
Over dezen naam is nog heel wat te doen
geweest. Algemeen werd verwacht dat de Keizer
die zich steeds noemde /Frederik Willem, kroou-
prius," nu ook Keizer Frederik Willem zou heeten.
Zelfs in de regeeringskringen bleef men dit tot het
laatste oogenblik gelooven. Zoo was o. a. in de
rijksdrukkerij de bekendmaking van het ministerie
betreffende den dood van Keizer Wilhelm en de
troousbeklimming van zijn zoon reeds gedrukt en
daarin zelfs werd de nieuwe Keizer Frederik
Willem genoemd. Zoodra echter het telegram uit
San Remo aankwain, onderteekend /Frederik" moest
de bekendmaking nog gauw worden veranderd.
Tot verklaring van deze naamsverandering wordt
er op gewezen, dat de Keizer in zijn prille jeugd
algemeen aan het hof prins Frederik" werd genoemd.
Eerst in 1840, toen Frederik Willem IV aan de
regeering kwam, gelastte de Kouing dat de eenige
zoon van zijn broeder en opvolger, de Prins van
Pruiseu, zich met zijn beide voornamen zou noemen
en voortaan Frederik Willem zou heeten. Het
eerst gebruikte de prins dezen naam in 1840, toen
hij bij het jubile der boekdrukkunst zijn naam
in een album moest scbrijven en zich //Frederik
Willem, prins van Pruisen" noemde. Aldus is de
Keizer nu weer tot den naam, dien hij in zijn
jeugd droeg, teruggekeerd.
Bij alle rampspoeden, welkehet Huis Hohenzollern
in den laalsteu tijd hebben getroffen, moet men
toch erkennen, dat de afloop nog veel erger had
kunnen zijn. Hoe verwikkeld en lastig had de
zaak kunnen worden, indien de Keizer een of twee
weken vroeger ware overleden. De Kroonprins
verkeerde toen nog onder den iuvloed der operatie
en zijn toestand was toen zoo gevaarlijk, dat
niemand gedacht had, dat de patient binnen eenige
weken voldoende hersteld zou zijn om de lastige
reis naar Potsdam te ondernemeu. Een regentschap
ware dan misschien noodig geweest. Nu echter is
men natuurlijk algemeen in het rijk zeer verheugd,
dat dit niet noodig is eu de nieuwe Keizer in
staat was naar Duitschland terug te keeren.
Evenwel ziet men toch niet zouder ongerustheid
de eerstkomende dagen te gemoet. Men hoopt,
dat de reis en de verschillende aandoeningen der
laatste dagen de gezoudheid des Keizers niet hebben
benadeeld. Aan gezonde frissche luclit zal het
den Keizer te Charlottenburg overigens niet ont-
breken, want het uitgestrekte park, waardoor het
paleis wordt omgeven, behoort tot de prachtigste
parken, welke men hier heelt. Daarbij ligt het
park vlak bij den Thiergarten, die zich van Berlijn
naar Charlottenburg uitstrekt.
Hoe flink Keizer Frederik van plan is de regeerings-
zaken te verrichten, blijkt reeds uit het feit, dat
hij zich reeds tijdens zijn reis daarmede bezighield.
Prins Bismarck en de ministers zijn den Keizer
daarom te gemoet gereisd, teneinde op de reis van
daar naar Berlijn verschillende staatszaken te kunnen
bespreken.
In de Maandagavond gehouden zitting van de
Eerste Kamer hield de voorzitter de volgende rede
z/Mijne heereu 1
Ik open deze vergadering, evenwel niet zonaer
een enkel woord te wijden aan de treurige ge-
beurtenis, die dezer dagen alom diepgevoelden rouw
heeft verspreid.
Wareu de jaren van Keizer Wilhelm ver ge-
klommen, toch ziet men manuen, die zoo grooteu
en weldadigen invloed op de Europeesche toestanden
uitoefenen, niet dan noode van dit aardsche tooneel
verdwijnen. Zijne assche ruste in vrede
Moge de nooit volprezen liefde der Voorzienigheid
zijn diepbedroefden opvolger, Keizer Frederik III,
steunen en nabij zijn!
Ik houd mij overtuigd, dat ik, door zoo te spreken,
de tolk van u alien ben en stel u voor, de Regeering
uit te noodigen van deze gevoelens der Eerste Kamer
mededeeliug te doen aan de Regeering van Z. M.
den Keizer van Duitschland." (Teekenen van in-
stemming.)
Hierop sprak de Minister van Buitenlandsche
Zaken
z/Mijnheer de Voorzitter!
's Konings Regeering sluit zich van harte aan
bij de gevoelvolle woorden, door u gewijd aan de
gebeurtenis, die de gemoederen in de laatste dagen
zoo diep geschokt heeft.
De Regeering heeft harerzijds reeds van hare
deelneming doen blijken en zal niet nalaten aan
den uitgesproken werisch dezer Kamer gevolg te
geven."
De kerkeraad der hervormde gemeente te
Zwijndrecht heeft aan Ds. Kalkman, pred. te Monster,
die eerst het beroep naar die gemeente had aange-
nomen en daarna daarvoor bedankte, een schrijven
gezonden, waarbij zij te kennen geeft, dat genoemde
predikant zich door zijne handelwijze heeft doen
kennen als een man, die als herder en leeraar
voor Zwijndrecht niet meer gewenschl is, waarom
zij hem op dien grond ontslaat van zijn eenmaal
gegeven woord.
Men meldt uit Maastricht dd. 12 dezer. De
vrees voor overstrooming heeft zich verwezenlijkt.
De rivier is buiten hare oevers getreden en heeft
behalve de laag gelegen velden ook de dorpen
Heugen, Borgharen en Itteren overstroomd. Het
water staat op den Heerderweg eu bedreigt den
rijksweg naar Nijmegen. De Heerder overlaat
werk sedert gistermorgeu.
Men schrijft uit Grave:
De rivierstand is te 12 uur 10,58 M. boven
A. P. Was in een etmaal 0,46 M. Het water
staat van dijk tot dijk. De overtocht naar de
brouwerij geschiedt met halve pont en roeiboot.
De Veerstraat is overstroomd. De Beersclie overlaat
werkte gisteren te 8 uur over 200 M. met 10
c. M., te 11 uur over 250 M. met 13 cM.
Uit Reukum meldt men
De Rijn blijft voortdurend hard wassen. Reeds
is de groote loskade aan het veerhuis ondergeloopen
en zijn de lage weilanden overstroomd. Wegens
den zwaren storm was gisteren de overtocht aan
het veerhuis alhier gestaakt en het verkeer met
de Betuwe geheel verbroken.
Ook uit Vreeswijk en Wageningen komen be-
richten van hoog water. Uit de laatste plaats
meldt men Rijnhoogte 9,18 M. -)- A. P.
TER AEIZE.V, 14 Maart 1888.
Gisteren was het 25 jaar geleden dat de heeren
J. Dielemau commissaris-voorzitter en J. A. Tazelaar,
commissaris der Ter Neuzensche brandweer daarbij
in dienst kwamen, de eerste in betrekking van
secretaris, de laatste in dien van opperbrandmeester.
Bij monde van den heer R. Walraven, opperbrand
meester, werd gisterenavond in tegenwoordigheid
en namens de brandmeesters en onderbrandmeesters,
en secretaris der brandweer aan de jubellarissen
een stoffelijk blijk van waardeering aangeboden
bestaande voor den heer Dielemau in een schrijf bureau
en voor den heer Tazelaar in eene fauteuil.
Gedurende de 2e helft der maand Februari
jl. zijn door het postkantoor alhier de volgende
onbestelbare brieven verzonden, aan de adressen van
G Veenhuis, Groningen A. van Rijn,...?; Ch.
Friks,Mad. Joos, Antwerpen; A. Hoesdie,
SelzaeteM. Noorderlaan, Brussel.
Gisterennacht is, bij den hevigen storm, een
op de reede te Vlissiugen liggende bark, waarschijnlijk
de Noorsche bark Jenny, van Antwerpen naar
Krageroe, van hare ankers geslagen en op de
Kaloot, bij Borssele, gestrand en zit thaus ver-
moedelijk vol water; de equipage bevond zich nog
aan boord, daar de sleepbooten niet bij het schip
konden komen.
Rreskens, 12 Maart. Bij de Ned. Herv. gemeente
alhier is beroepen, de heer W. van der Spek,
predikant te Molkwierum c. a. (Friesland).
Kiintou Oostburg. Ten einde een onderzoek in
te stellen naar vermoedelijken kindermoord bezocht
de iustitie uit Middelhnrc. vercrftwlrl \rnn Hp.n
zal de Keizerin zich naar Engeland begeven om
er eenige weken aan de zeekust door te brengen.
Men zegt dat de Keizer van Oostenrijk voornemens
is de Keizerin tijdens haar verblijf in Engeland te
bezoeken.
Op Noord-Beveland zal dit jaar de hoeveelheid
uit te zaaien suikerbieten enorm groot wezen.
Was bij minder hoogen prijs der bieteu de laatste
jaren de verbouwing van dat gewas toenemende, de
gedrukte landbouwsfcind aldaar is oorzaak, dat men
zijn heil zoekt bij de hooge markt, maar vooral
bij het aanzienlijk voorschot.
In den nacht van Zondag op Maandag is
nabij Grevenbicht aan de Maas een schip met ballast
gezonken. De twee op het vaartuig zijnde personen
hebben den geheelen nacht op het dek doorgebracht
tot aan de borst in het water eu vastgeklemd aan
den mast. Bij 't aaubreken van den dag wisten zij
met levensgevaar een achter aan het schip gebonden
bootje machtig te worden en daarmede naar Greven
bicht te roeien, alwaar zij op oogenblik liefderijk
worden verpleegd.
- Na de gratie, aan mevrouw de weduwe
Bulkley verleend, meende het publiek, dat thans
de aangelegenhedeu van de familien Bulkley en
Iloek niet meer in t openbaar zouden behoeven
ter sprake te worden gebracht en de grootmoeder
alle plaunen zou hebben laten varen om zich van
hare kleinkinderen meester te maken of zich met
deze in verbinding te stellen zouder toestemming
van hun vader. Uit de gebeurtenissen, die de
vorige week op Zwitsersch grondgebied zijn voor-
gevallen, blijkt evenwel het tegendeel.
De heer Hoek had in het najaar van 1887 met
zijne kinderen Apeldoorn verlaten, zonder zijn adres
achter te laten. Hij had dit opzettelijk gedaan
om gevrijwaard te zijn tegen alle mogelijke plannen,
die bij zijn schoonmoeder zouden kunnen opkomen.
Toch scheen mevrouw Bulkley er bizonder op gesteld
te zijn, de tegenwoordige verblijfplaats van den heer
Hoek op te sporen, en toen ''t haar niet gelukt
was in Nederland tot de verlangde wetenschap te
crproVpn nam 711 Viaor tnatrlnsilit 4^,4 J_i.__i.-_.
Ilistorisch verhaal van H. H.
Toen hij eindelijk ging opstaait, was hij bedaard;
a'li^M iT}b doodsbleeke kleur getuigde, wat hij had
geleuen, had overwonnen.
Uit een lad* van het zelf getimmerde kastje nam
ij eenige vellen yuym nri begon te schrijven.
Met bmnenkomen zijner kaLierad6n stoorde hem
met, met veel rumoer waren 7jjj gekomen om hun
ma er den nachtelijken aacva] (;e verkondigen,
maar toen zij George bezig zareUj hielden zij zich
stil De jongeling had zich ze.fs bij zijn minder
beschaafde makkers bemind en geacht weten te
ma en. Nu had hij eindelijk gedaan; hij sloot
en verzegelde het schrijven, sclreef het adres er op
en stak het bij zich.
Met verbazing bemerkte hij, hoe snel de uren
waren verloopeti het werd tijd om zich naar de
tent van den keurvorst te begeven met geweld
drong hij de herinuering aan hetgeen de laatste
uren hem hadden gebracht, terugslechts de stem
van den plicht was het, die thans zijn wangen de
kleur, zijn oog den glans terug gaf.
Nadat hij zich door spijs en drank had verkwikt,
wikkelde George zich in zijn mantel en schreed
langzaam naar het middelpunt van het kamp, naar
de tent van den keurvorst Friedrich Wilhelm.
De beweging was met het vallen van den avond
nog toegenomentroepen soldaten stonden om de
vlammende wachtvuren, een dubbel rantsoen was
ter eere van den dag uitgedeelden de vaatjes
der maiketentsters toonden spoedig den bodem.
De eenentwintigste was in weerwil van zijn bedaarde
natuur een algemeen geliefde kameraad, ofschoon
niemand zich op zijn vriendschap kon beroemen
en hij nooit deel nam aan de algemeene gelagen.
Vriendelijk begroette men hem van alle zijden
en noodigde hem uit om nader te tredenmaar
even vriendelijk, zonder te kwesten, bedankte George.
Steeds meer naderde hij het doel van zijn tocht
hij merkte op, dat nog een aautal in mantels ge-
wikkelde gestalten denzelfden weg gingen.
N u was het kwartier van den vorst bereikt, de
schildwachten lieten vrij passeeren, maar dadelijk
op den drempel van den iugang ontving een
officier den binnentredende; de naam werd gevraagd
wachtmeester der marechaussee alhierZondag
morgen St. Jorisdijk, gemeente St. Kruis. In hoever
het onderzoek iets zekers heeft aan 'i licht gebracht,
wagen wij voorshands nog niet te beslissen.
De rechtbank heeft in hare zittingen van 12 en
13 Maart de volgende vonnissen uitgesproken
M. d. D., oud 19 j., voerman wonende te Ter
Neuzen, is wegens mishandeling veroordeeld tot
eene maand gevangeuisstraf.
C. S., oud 24 j., schippersknecht te Hontenisse,
is wegens beleediging veroord. tot 8 boete of 6
dagen hechtenis.
F. J. P. B., oud 12 j., zouder beroep te Hulst,
is wegens mishandeling vrijgesproken.
Keizerin Elizabeth van Oostenrijk zal, naar
de Engelsche en Fransche bladen mededeelen
vergezeld van hare jongste dochter, prinses Maria
Valeria in het laatst dezer week van Weenen naar
Amsterdam vertrekkenom zich weder onder
behandeling te stellen van Dr. Mezger. Hierna
en vergeleken met een lijst in zijne hand. Daarna
werd de zwijgende gast in de grootere ruimte
gevoerd.
In het midden van deze ruimte, die door eenige
fakkels werd verlicht, stond een tafel met een aantal
ilesschen bourgongewijn, die den geest aanvuurt en
de spieren staalt. Een enkele zetel stond aan het
boveneinde van de tafelhet was de met een
vergulden kroon versierde zetel, waarvan de keurvorst
zich bij plechtige gelegenheden gewooulijk bediende
Voor hem op de tafel stond de goudeu bokaal,
het geschenk der burgers van Berlijn, op den dag
van den eersten plechtigen intocht.
Negentien kraclnige mannen stonden zwijgend
of fluisterend rondom de tafel. Allen droegen de
Brandenburgsche uniform, maar zoo verschillend
zij waren in ouderdom en rang, zoo verschillend
was ook hun kleedij. De verschillende rangen van
het kleine leger hadden hun beste en beproefdste
krachten gezonden, meest echter waren het adellijke
namen, slechts weinige burgerlijken had het vooroor-
deel, dat zelfs een Von Randnitz bij zijn keuze niet
geheel kon overwinnentot den heerscher ge-
roepen, wiens meening hij in dit opzicht genoegzaam
kende.
George bleef zwijgendhij had bij zijn binnen-
komen gegroet en was weder gegroet. Toen trok
hij zich terug op den achtergrond, om met zijn
zijn gedachten alleen te zijn. Het hart klopte hem
oustuimig in afwachting van hetgeen komen moest.
6w......... o.j ..u», ~i.rim.iii iui pnvaie ueiecuves
uit de Engelsche hoofdstad om het spoor te ontdekken
van haar sclioonzoon. Zelfs moet zij een som van
10,000 hebben beschikbaar gesteld voor dengene,
die haar deze verblijfplaats zou opgeven.
De scherpzinnigheid der detectives, die uit zoo
ruime beurs konden putten, bleek in dit geval op
nieuw. Het verblijf van den heer Hoek werd
opgespoord en ontdekt te Lugano in Zwitserland.
De vorige week verscheen daar plotseling mevr. de
wed. Bulkley in eigen persoon, vergezeld door een
Engelschman, die voorgaf advocaat te zijn, en die
reeds vroeger te Lugano was opgemerkt geworden.
Haar komst ging gepaard met eene oproeping
van den prefect van politie te Lugano tot den heer
Hoek om ten zijnen bureele te verschijnen. De
prefect bleek geheel onder den indruk te zijn
gebracht, dat de heer Hoek niet bevoegd was
zijne kinderen onder zich te houden en mevr.
Bulkley versterkte hem daarin door zich te beroepen
op een document, o. a. geteekend door Mr. De
Bas en den heer Knoote te s Gravenhage en eenige
andere heeren, die als familieraad zouden gezeten zijn.
De prefect was zeer geneigd om mevr. Bulkley,
die Engelschen onderdaan beweerde te zijn, terzijde
te staan en liet, toen Mr. Hoek weigerde aan zijn
verzoek te voldoen om de kinderen in tegen
woordigheid van zijn schoonmoeder te brengen, die
Nu werd andermaal de portiere, die de ruimte
afsloot, geopend, en aan zijns vaders zijde trad
Elimar von Randnitz over den drempel. On-
willekeurig maakte George een beweging, als wilde
hij beiden naderen, maar hij bedwoug zichmet
een langen, veelbeteekenenden blik omvatte hij
vader en zoon. Nooit was hem de oude heer zoo
ziek, zoo vervallen voorgekomen als thans; een
gevoel van innig medelijden bewoog zijn borst te
sterker, toen zijn oog viel op den naast hem staanden,
tamelijk onverschilligen Elimar, wiens gelaat geen
spoor van een verhevene stemming droeg, ofschoon
zijn vader hem toch ongetwijfeld op alles had
voorbereid.
Niet lang echter had hij tijd voor deze be-
schouwingenhellebaarden stampten daar buiten
op den bodem, de eeregroet der wachthoudende
hellebardiers, de vorstelijke kamerdieuaar sloeg de
portiere ver terug, en hoog en waardig betrad
keurvorst Friedrich Wilhelm de ruimte.
De heerscher was in krijgsdoseen kolder van
goudkleurig leder omsloot over het wambuis van
bruin sammeet de mannelijk breede borst; van
dezelfde stof waren de met gouden sporen versierde
laarzen, de stalen helm met de donkere reigerveeren
op den kam bedekte het hoofd en aan 's vorsten
zijde fonkelde het slagzwaard, dat zoo dikwerf den
weg ter overwinning had gewezen. Alles boog bij
het binnentreden van den heerscher, ieders hoofd
ontblootte zich voor de majesteit, die hemomgaf;