Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 2334. Woensdag 28 September 1887. 27e Jaargang« verkocht. feuillbton. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,—. Franco per post: Voor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32*. Men abonneert zicb bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Bneven- bushouders. ADVERTENTlEN: meer 0,10. Grootere letters Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elke reg worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zicb abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaartot veel verminderden prijs. Neuzen. Het is al vele weken oud. Het was in de dagen van de Landbouw-Tentoonstelling te Hulst. Wii waren er ook heen gestoomd. Het voor- laatste station te X hadden wij reeds bereikt. Ook daar wacbtten een groot aantal ientoonstel- ling-bezoekers, die zoo goed en kwaad als t kon, een plaatsje poogden te bemacbtigen in de reeds meer dan gevulde wagens. Bij zulke gelegenbeden kan bet een stations-chei met orde en voorschriften zoo nauw met nemen, en het publiek is over 't algemeen dan ook met Veilet was al lang over tijd, en boewel alle deurtjes nog niet gesloten waren, werd ten lange leste het sein tot vertrek gegeven. De locomotief bet haar schril gefluit hooren, zucbtte eemge malen diep daarop volgden een gerammel van kettingen, een geknars en gepiep van raderen we voelden een schok en voort roldeu wij naar de plaats onzer bestemming, vol blijde verwachting van de d.ngen, die wij zonden bewonderen en gemeten, toen plotseling het deurtje van onzen coupe (2e kl.) werd opengerukt en een flink uit de klunen ge- scboten Xscbe boerenjongen binnenstormde en onder den uitroep ,/Potv. dat scbeelde met vele nog juist op tied!" in den tegenovergestelden hoek ^DaTwas het werk van een ondeelbaar oogenblik geweest. Wij waren alien verbijsterd. Van een paar hoofden waren de hoeden afgevlogen. ij hadden geen tijd gehad orn onze voeten in veilig- heid te brengen en uit een kernachtig woor dat ik een onzer hoorde uitstooten, besloot lk, dat de zijne in onzachte aanraking was geweest met de gesuijkerde zool van dien knaap. Deze scheen van een en ander mets te bemerken of zich daarover niet te bekommeren. Zijn vfee- zigste licbaamsdeel gaf bij een steunpunt in het openstaande raampje, liaalde een neusbrandertje voor den dag, streek een lucifer aan zijne ghmmende broek en begon vervaarlijke rookwolken uit te blazeu, alles met zulk een onverstoorbare kalmte, alsof hij zooeven slechts een sprong op zijn wagen had gemaakt. Mogelijk verkeerden wij nog onder den invloec van de ondergane verrassingmisschien deed de nuchtere houding van den slungel, na zijn geweldi- gen stormloop, de verrassing in een stomrae verba- ziug overgaan hoe het zij, hij voorkwam al e aaumerkiugen met de nuchtere vraagGa je ook naar de Ulsterse kermesse, 'tzaler aanzitten. Die vraag bracht verandering van tooneel, en deed ons in" een hartelijken lach uitbarsten. Alleen onze reisgenoot, wiens gezicht bewees dat hi] nog eene pijnelijke herinneriug had van de eerste ken- Weder deed zich gedruisch hooren, doch ditmaal kwam het van buiten. Onder het balcon klapte iemand zacht in de handen. „Goddauk, 't is Hubert." Zij opende de bal- condeur en trad behoedzaam naar buiten. Elize," werd met zachte stem geroepen. Plotse ling vloog Sabine de kaiuer binnen. „De Prins," riep zij, Elize van het venster te- rugtrekkende. ,0 God!" stamelde deze. Eli7P rien nogmaals de stem daarbuiten. !lk kom Hubert! Ik kom." „Ik moet tot hem gaan Sabine. Ik kan niet anders, al gold het mijn leven." Ga dan," zei de kleine beslist. #l)e Prins kan eerst over een kwartier hier zijn. Dat kwartier behoort u nogals ge wilt nog meerdere. lk zal hier blijven en den Prins bezignouden Elize snelde een zijkamer binnen, vanwaar een verborgen trap naar het park voerde. Zij vloog deze af en bevond zich in den tuin. Bij een rozenstruik stond een man. Zij ijlde op hem toe, terwijl hij haar langzaam tegemoet kwam. Zij reikte hem beide handen, wilde spreken, doch de woorden stokten haar in de keel. nismaking met den vrager, lachte niet mede en kon niet"nalaten met de grootst mogelijke gering- schatting te opperen ,/Verbeeldt u, dat heet eene Landbouw-tentooustelling eene kermis.' Tot eenig autwoord zette onze Xsche maat een paar groote oogen op en hulde zich in eene wolk van zijn ongeurigen tabaksdamp. Diens kermisdeukbeeld evenwel werd met alien ernst overgenomen door een ander reisgenoot, ken- nelijk een landbouwer dezer streken, te oordeelen naar zijn eigenaardige Zeeuwsche kleediug, maar met een gemoedelijk gelaat en wien de schrander- heid uit de oogen keek. Hij ontwikkelde dat denkbeeld en knoopte er eene beschouwing aan vast, waarbij ik enkel aau- hoorder, maar ook geheel oor was, en die, voor zoover ik mij haar nog heriuneren kan, wel waard acht onzen lezers mede te deelen. „Die gelijkstelling," zoo sprak hij ongeveer, „die gelijkstelling van eene landbouw-tentoonstelling met eene kermis, wat gener waarde betreft, is nog zoo kwaad niet. Onze maat daar heeft, zonder daarvan bewust te zijn, eene goede satyre gegeven op de landbouw-ten- toonstellingen, zooals die in de laatste jaren hier te lande gehouden werden. Ik geloof gaarne, dat al de oprichters en de meeste voorstanders van landbouw—tentoonstellingen, landbouw-congressen, landbouwkundig onderwijs en landbouwkundige wandelleeraren (een raar woord) goede bedoelingen hebben. Maar ik sta verwonderd, dat men thans nog niet ziet of niet wil zien, dat hun bemoeiingen niet van zooveel practisch nut zijn of geweest zijn, om daarvan zooveel lawaai te maken en daarvoor subsidien van stad en provincie over te hebben. De bloei van den landbouw voor eenige jaren is wel uitsluitend te danken geweest aan de hooge prijzen van de landbouw-producten en het vee destijds. Enkelen zijn nog dwaas genoeg, dien bloei te I willen toeschrijven aan den stoot, dien de geleerde lui met liun wetenschap daaraan zouden gegeven hebben. Maar de tegenwoordige kwijning moest hen tot andere gedachten gebracht, overtuigd hebben dat de meerdere of mindere bloei van den landbouw niet afhankelijk is van het wetenschappelijk gehalte des landbouwers. Want ware dit wel zoo, dan zou iedereen in zijne omgeving moeten ervaren, dat de landhoeve van den geleerden boer meer opbrengt dan die van den ongeleerden. Men heeft alle redenen om het tegendeel aan te nemen. Immers in het tijdperk van landbouwbloei hebben wij maatschappijen met aanzienlijke kapi- talen zien oprichten om landerijen volgens de regels der wetenschap te exploiteeren of ontginnen. Deze hebben alien geliquideerd of gefailleerd. Heere- boeren zijn opgestaan en met een landbouwkundig leerboek in de hand aan het werk getogen. Edoch, ware hun aanzienlijk fortuin niet bestand geweest tegen de verliezen, die zij als boer ondergingen, ze waren alien over den kop gegaan. Ik erken dat dergelijke maatschappijen en de heereboeren onder eenig opzicht nuttig zijn. Zij v^rhefl'en den landbouwersstand en brengen geld onder de menschen, vooral onder de arbeiders. Ik begrijp ook, dat sommige heeren in hun oppervlakkigheid, iets verwachten van de door mij gewraakte dingen. Maar het is onverklaarbaar, dat mannen, die als grondeigenaars en dagelijksche waarnemers van het boerenbedrijf de geringe resul- taten daarvan onder de oogen hebben, naar land bouw-congressen kunnen opgaan, om daar wat holle woorden te debiteeren of te hooren opdreunen, ofschoon zij zeer goed weten dat het gansche boerenbedrijf bestaat inBemest en werkt, waar bij de geloovige nog een derde voegt, n.l.Bidt. Willen de heeren congressen en landbouw-ten- toonstellingen in 't leven roepen om een prettigen dag te hebben, om vertier te bevorderen, om met Jan Steen's vrouw „meer leven in de wereldbrou- werij" te brengen, om plezierritten te maken en toespraken te houden, die na vijven gemeenlijk zeer geanimeerd zijn, om muziekuitvoeringen te geven en een vuurwerk af te steken; opperbest, maar dan moest men dat doel ook duidelijk voorop zetten, in plaats van den volke wijs te maken dat men den landbouw wil vooruit helpen. ooral moest men daarvoor geen subsidie vragen uit de provinciale kas en nog minder moest men die geven. 't Zit er niet aan. Ik heb eene landbouw-ten toonstelling of dito congres bijgewoond, waar eene verhandeling over eene vraag, waarin de landbou wers wel het meest belangstellen en waarover zij ook in staat zijn te oordeelen, zeer ten nadeele harer duidelijkheid moest worden ingekrompen, orn- dat den heeren anders geen tijd genoeg overbleef voor hun rijtoer. De waarheid is, dat zonder de openbare verrna- kelijkheden, waarmede landbouw—tentoonstellingen en landbouwkundige congressen steeds vergezeld gaan, deze geen toeloop zouden lckken, ook niet van de zijde der landbouwers. Van daar dat voor de meeste bezoekers, eveuals voor onzen maat daar, zoo'n tentoonstelling of congres niet veel meer waarde heeft dan een gewone kermis. Ik heb aanvankelijk eene andere, eene weten- scbappelijke carriere willen ingaan en daarvoor van mijn 14de tot mijn 18de jaar eene meer weten- schappelijke opleiding genoten. Maar gelooft mij, de wetenschappelijke opleiding der meeste land bouwers reikt niet verder dan hun 14de of 15de jaar, en daarom zijn de verhandelingen, die op zulke landbouwkundige bijeenkomsten of daar buiten door dito wandelleeraars gehouden worden, hun veel te geleerd. En de onderviuding heeft bewezen, dat ook zonder tentoonstelling, doelmatige en verbeterde landbouw-werktuigen bij den landbouwer hun weg wel vinden. Neen, aan tentoonstellingen, congressen en wat al meer heeren en heerenboeren ons bezorgen wil len, heeft de kwijnende landbouw niet zoozeer be- hoefte. Hij kwijnt onder de lage prijzen zijner producten. En die lage prijzen zijn een noodzakelijk gevolg van den invoer der producten uit het buitenland. Een invoerrecht op die buitenlandsche producten alleen, zooals ook andere, aangrenzende landen dat reeds heffen of zullen gaan heffen, kan onzen land bouw uit zijn kwijnenden toestand opbeuren. Dat invoerrecht is dus zijn eerste behoefte. En daarom deden m. i. de landbouwers, in plaats van tentoonstellingen en congressen te bezoeken, beter met in hunne respectieve kiesdistricten voor de Tweede Kamer vereenigingen op te richten, niet enkel met het doel om zich soliede en goedkoope zaden en meststoffen te verschaffen, maar ook om door middel van verkiezingen, adressen als anders- zins een doelmatig invoerrecht op de vreemde land- bouwproducten te verkrijgen. Hunne vereeniging zou moeten ijveren, elken kandidaat voor de I weede Kamer te weren, van wien zij geen zekerheid heeft, dat hij daarin voor eene desbetreflende verbetering van ons grenstarief zal medewerken. Vermoedelijk zullen de wandelleeraars en de heeren hen daarin niet willen helpen. Mogelijk zal men hen ook daarvan willen afhouden naar aauleiding van het- geen de hoogere politiek geuoemd wordt. Maar er is een belang, dat hen tot handelen, en tot zelf- standig handelen bewegen ja nopen kan, namelijk dat zij toch moeten eten." Zoo ongeveer sprak onze reisgenoot, en middeler- wijl had voortnelde knaap zijn neusbrandertje laten uitgaan en onze andere reisgenoot de herinnering aan zijn gespijkerde schoenzool verloren. F»olitieli Overzicht. Het Duitsch-Bulgaarsch conflict is gelukkig uit de wereld. Nu doemt er een andere kwestie op, namelijk een Helgoland-kwestie. Helgoland, een klein eilandje vlak voor de Elbe gelegen behoort den Brit. Men mag nu zeggen in Duitschland, dat dit niet zooveel hindert, wij gelooven vast, dat Von Bismarck de Engelsehen daar liever niet zag. In het Engelsche Lagerhuis heeft de Iersche afge- vaardigde Tanner voorgesteld, het jaargeld voor den Engelsehen gouverneur van dit eiland te schrappen, en tegelijk tot den staatssecretaris voor kolonien de vraag gericht, of Engeland niet beter zou doen, wanneer het deze nuttelooze bezittingaan Duitschland afstond. Sir Henry Holland antwoordde, dat de „Gij zijt ontsteld, Elize, bedaar eerst." „De Prins," stamelde zij, „binnen weimge oogenblikken komt hij." De luitenant Von Willich liet hare handen los en keek somber voor zich. „Kunt ge u dan niet van hem losmaken vroeg hij bitter. Hij dwong haar hem aan te zien. Elize," sprak hij, „ik kwam hier om afscheid van u te nemen. Dit wederzien moet het laatste zijn. Wij moeten scheiden, scheiden voor immer. 't Zij ge morgen met den Prins vertrekt of hier blijft. Wij mogen elkaar niet meer ontmoeten. Gevoelt ge dit zelf ook niet?" ffJa," antwoordde zij smartelijk. „Zoo beslis dan nu. Doe wat uw hart u ingeeft. Voor alles ter wereld zou ik niet willen dat men ons samenvond. Ik had u nog zooveel willen zeggen. O, innig geliefd meisje, heb dank voor 't^aandenken dat ge mij gaaft en dat ik als eene herinnering aan onze gelukkige dagen, aan onze liefde, zal bewaren. En laat ons thans afscheid nemen." Zijn kalmte werkte ook op haar weldadig. „Ja, laat ons thans scheiden, Hubert, helaas voor altijd, doch laten wij in dit oogenblik onze liefde, de gelukkige dagen onzer jeugd, nog eenmaal herdenken. Daarom had ik u verzocht nog eenmaal hier te komen. Kom zet u hier naast mij neer en laat ons dit laatste samenzijn ongestoord ge- nieteu." Zij voerde hem met zich naar een bank onder een rozenstruik. „Eu geef mij thans uw hand, juist zooals we deden toen we nog maar eigenlijk kinderen waren. Gij waart toen reeds een gelauwerd krijgsman, die zijn bloed voor het Vaderland geplengd had. Uw hart was evenwel nog kinderlijk en vol reine liefdedat edele hart dat ik zoo lief had en dat ook voor mij zoo innig klopte. Zonder woorden begrepen wij elkaar en al hoorden wij in jaren niets van elkander, toch bleven onze harten getrouw in het bewustzijn eener wederzijdsche liefde. Eindelijk kwaamt ge terug. O welk een zalig oogenblik was dat wederzien. Ik zat alleen in den tuin en dacht als altijd aan uaan het afscheid dat wij vier jaren geleden genomen hadden. Mijn blikken werden altijd naar de plek getrokken waar ik u het laatst gezien had. Daar zag ik u plotseling, zoo geheel onverwacht weder. Daar zaagt ge ook mij. „Eliza," riept ge. /Hubert 1" jubelde ikwij vlogen elkaar in de armen en ik voelde mij zoo naamloos gelukkig." ,/En," viel de jonge man in, „ook ik was zoo overgelukkig, dat ik geen woord kon uitbrengen." ,/Q Hubert, ik herinner 't mij nog, hoe ge eerst sprakeloos stond en de eerste woorden die ge spraakt zal ik nimmer vergeten. Gij zeidetdat steeds eene gedachte u was bijgebleven, de gedachte aan mij, en dat ge nimmer aan een ander zoudt denkenen ik, ik zwoerhier zweeg zij, doch vervolgde weldra met verheffing van stem ,/En ik zwoer u eenig lief te hebben, dat ik u nimmer vergeten zou en altijd trouw zou blijven. Doch ik heb mijn eed gebroken, Hubert. Ik heb het edelste hart, de trouwste liefde verraden." Daarna wilde zij opstaan. De jonge man hield haar terug. Spreken was hem on mogelijk, en wat zou hij ook hebben kunnen zeggen Nog altijd had hij haar innig lief. „Zeg nog eenmaal, dat ge mij nog bernint," smeekte zij. ,/Ik kon het niet gelooven, Elize, toen uWo moeder mij de verpletterende tijding schreef, waarbij slechts deze enkele regel van u,/Zoek eeu ander hart dat u trouwer mint." U te beschrijven wat er toen in mij omging gaat boven mijn krachten. Ik dacht waanzinnig te worden en dien slag nimmer te boven te komen. Ik werd ziek en ijlde dag en nacht. Ik bad God mij tot zich te nemen. Niettegenstaande mijn wonden mij aan 'tziekbed kluisterden, wilde ik tot u gaanmet geweld moest men mij terughouden en steeds bewaken, opdat ik de handen niet aan mij zelf sloeg. Na mijne genezing werd ik kalmer en ik beschouwde u toen als iemand die voor altijd voor mij verloren was als een geliefde doode, doch met wie ik tot over het graf verbonden bleef. ,/Zoek een ander hart, dat u trouwer mint," had ge geschreven. En ik vond weder een lief, trouw meisje. Ik sprak u reeds van haar op den avond TER NEIIZEIVSCHE COIMT. Inkomrechten op de granen worden o. a. geheven in OostenrijkDuitschland, Fraokrijk. Rusland, Italie, Spanje, Portugal, Zwitserland, Servie en Vereenigde Staten. De be- lasting varieert van 1 tot 5 frane per 100 kilo.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1887 | | pagina 1