Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 2311.
Zaterdag 9 Juli 1887.
27e Jaargang.
M. van Rerkvoort,
A. Riemens
en R. de R raker,
Donkere wolken.
feuilleton.
ABONNEMENT:
Voor
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post:
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32*.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADVERTENTlEN:
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elke regel meer /0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
nit bind
verachljot en Vrijdagavond blj den ultgever P. J. V A HI E S A M E te Ter Keasen.
BURGEMEESTEK en WETHOUDERS van
ZAAMSLAG doen te weten, dat de verkiezing
van drie leden van den gemeenteraad, wegens de
gewone aftreding van de heeren
zal plaats hebben op Dinsdag 19 dezer, en dat
de inlevering der stembriefjes moet geschieden
in het gemeentehuis, van 's voormiddags 9 tot
's namiddags 5 uren.
Zaamslag, 7 Juli 1887.
C. DE BOKX, Voorzitter.
E. H. WORTMAN, Secretaris.
ii.
Het is vooral op 't gewijzigd art. 194, dat de
grondwetslierziening dreigt te stranden. De grid
is, dat de bepalingen zijn weggevallen, die de over-
heid oplegt voldoend openbaar onderwijs, met eer
biediging" van ieders godsdienstige begrippen, te
geven. Daar zijn nog wel andere grieven, maar
niet van dien aard, dat de herziening er om gevaar
zou hebben geloopen.
Het luidst, ja schier alleen klinkt die griel van
liberale zijde of van den kant der voorstanders
van het openbaar neutraal onderwijs.
Ouzes inziens is ze alleszins gegrond.
Intusschen verwondert het ons, dat zij van anti
liberale zijde of van den kant der voorstanders van
de bizondere school niet meer instemmiug heeft
gevonden.
Het is waar deze partij heeft door bedoelde
verminking eene betrekkelijke overwinuing behaald,
ten minste eeu doel bereikt, waarnaar zij jaren
lang heeft gestreefd. Het vermaarde woordje ,,overal"
is verdwenen, en hierdoor mitsgadersdoorde gewijzig-
de eerste alinea is het bizonder onderwijs op gelijke
lijn met het openbare gekomen, evenzeer ,/een
voorwerp van de aanhoudende zorg der regeering"
geworden. Deze regeeringszorg daar valt niet
meer aan te twijfelen mag zich voortaan ook
in subsidies omzetten, zonder dat het daarom zijn
bizonder, exclusief, confessioneel karakter behoeft
af te leggen.
Maar daar gelaten, dat eene gelijkluidende miide
duiding van het oude artikel in de laatste dagen
in de Kamer bijna algemeene instemming had ge
vonden, kan toch ook niet worden ontkend, dat
de openbare neutrale school eene behoefte, eene
onmisbare instelling blijven zal.
Het kan aan eene verkeerde opvatting van dat
woordje woveral", misschien aan overdreven ijver,
mogelijk aan een parti pris gelegen hebben, dat
aan onze school weiregelingen die omvang is gege-
ven, dien zij thans vertoont. Hoe het zij, het is
een onloochenbaar feit, dat zij de openbare neutrale
school nu eenmaal tot regel, een zoo groot mogelijk
algemeenen regel gemaakt hebben, en daar zullen
de voorstanders van 't biz. onderwijs in eene verre
toekomst, zelfs met behulp van de billijkste sub
sidies, betrekkelijk weinig aan kunnen veranderen.
En ook dan zelfs, wanneer de regel omkeeren
mocht (voor dien tijd zal de Grondwet wel meer
dan eens nog zijn herzien), hoe zou dan de daar-
naast staande, onmisbare, openbare school anders
mogen zijn dan zulk eene, waarop t onderwijs
gegeveu wordt met eerbiediging van ieders begrippen
Men heeft zich bij de beraadslagingen in deTweede
Kamer aan weerszijden vaak beroepen op gezag-
hebbende staatkundige schrijvers. Welnu, ook art. 12
van het anti-revolutionair Program" eischt uitdruk-
kelijk dat „de overheidsscholen niet tot propagan
da van godsdienstige of tegen den godsdienstge-
keerde begrippen misbruikt worden. De katholieke
sclirijver V. Gestel, een dier ingeroepen getuigen,
eischt, in zijn werkje De Nederl. Schoolwet,
waarin hij de bizondere school als regel verdedigt,
dat de openbare school, waar zij, bij ontstentenis
van voldoend bizonder onderwijs, oumisbaar blijken
mocht, a strikt neutraal zij." Ook de Roomsche
bisschoppen stellen bij de gevallen, waarin zij 't
bezoek der openbare school veroorloven, tot voor-
waarde dat er niets geleerd worde, hetwelk strijdt
met het Roomsch geloof, welke voorwaarde zooveel
zeggen wil als dat zij de godsdienstige begrippen
der Roomsche kinderen willen geeerbiedigd hebben.
Kb daar hebben die kinderen evenveel recht op
als andere. De vurigste voorstander van confes
sioneel onderwijs zal zich dit op de openbare school
ook wel niet anders dan met eerbiediging van zijn
begrippen laten welgevallen, als de omstandigheden
hem dwingen er van gebruik te maken. Wij hebben
van die zijde althans nooit anders gehoord of gele-
zeD, sedert het onstaatkundig en onpractisch denk-
beeld van openbare gezindtescholen is los gelaten,
en daar zijn al vele jaren over heen gegaan. Men
mag Ds. L. Tinholt iminers wel bij de eene achter-
gebleven bonte kraai vergelijken, die zeker geen
harden winter voorspelt."
Het gewijzigd artikel laat den toekomstigen wet-
gever nu vrij om op zijn benrt den onderwijzer der
openbare school de vrijheid te laten, de godsdienstige
begrippen zijner scholieren niet te eerbiedigen.
lndieu de voorstanders van het bizonder onderwijs
met hunne vroegere betuigingen en eischen be
trekkelijk 't onderwijs op de openbare school oprecht
zijn geweest, dan zouden wij meenen, dat zij zich
met de verkregen mogelijkheid van subsidie nog
al erg bekocht moeten achten.
Het gaat met de partijen vaak als met de in-
dividuen en het is daarom van eene partij uit ook
dikwijls moeilijk de beweegredenen te achterhalen
voor eene daad, die niet wel logisch schijnt of
konsekwent met het verleden. Maar als het der
rechterzijde in de Kamer inderdaad om rechtsge-
lijkheid in 't algemeen en subsidie in 't bizonder
te doen is geweest, dan begrijpen wij nog minder
waarom zij verleden jaar het amendement-Beaufort
niet heeft helpen aannemen. Dat gaf ten minste
uitdrukkelijk uitzicht op subsidie, terwijl het tevens
aan de openbare school het neutraal karakter waar-
borgde, dat bij haar steeds een onafwijsbare eisch
had geheeten en eene noodzakelijke voorwaarde
voor geoorloofd bezoek in gegeven omstandigheden.
Maar ieder voor zich en God voor ons alien
en des te beter ook begrijpen wij, dat de voorstan
ders der openbare neutrale school met het gewijzigde
artikel volstrekt geen vrede nemen en de geheele
grondwetshe'rziening er aan wagen willen. Voor
hen, de voorstanders uit beginsel van het neutraal
onderwijs of die er ten minste geen gemoedsbezwaren
tegen hebben, is het wegvallen van het grondwettelijk
verbod, dat de godsdienstige begrippen niet mogen
worden gekrenkt, waarlijk een dubbel verlies.
Men heeft in en buiten de Kamer gesproken
van een stuk papier en van papieren wallen, om
aan te duiden dat de desbetreffeude alinea van het
oude artikel volstrekt niets waarborgde.
Maar waarom maakt en herziet men dan eene
grondwet? Wanneer een harer bepalingen niets
waarborgt, waarom zouden het dan de anderen doen
Hebben zij dan geen gelijk, die om eene andere
reden meenden, dat men wel eene grondwet maken
kon, niets anders bevattende dan
Grondwet voor het enz.
Eenig artikel. Alles wordt overgelaten aan den
gewonen wetgever.
Wij dachten, dat het constitutioneel Staatsbegrip
zoo meebracht, dat er eene eonstitutie zij, die ten
minste de grondrechten der Staatsburgers aanwijst
en omschrijft. En wanneer zorg voor't onderwijs,
althans voor het openbaar onderwijs, een plicht of
een recht is van den Staat, wat door niet een
partij wordt ontkend, en die plicht ook in de
grondwet behoort te worden omschreven, gelijk in
het aangenomen ontwerp is geschied, dan heeft de
Staatsburger daartegenover ook rechten, voor welker
omschrijving in de Groodwet niet minder plaats is
niet minder ook dan voor zijn recht van volkomen
vrijheid om zijn godsdienstige meemngen te
belijden, van dezelfde burgerlijke en burger-
schapsrechten, van gelijke aanspraak op het
bekleeden van waardigheden, enz. het recht
niet alleen dat hem voldoend onderwijs gegeven
worde, maar ook en vooral het recht dat zijn gods
dienstige begrippen worden geeerbiedigd op de
openbare school.
Aan dat recht is de natie niet minder gehecht
dan aan de zooeven genoemde en andere, zouden
wij denken.
Niet over schennis der vrijheid van godsdienst-
belijdenis zijn sedert 1848 klachten vernomen,
wel over krenking van godsdienstige begrippen op
de openbare school, en vele klachten ook van
verschillende zijden. Dat bewijst toch wel, dat dit
recht voor het volk een kruidje—roer—me—niet is.
En dat de krenking van dit recht zoo moeilijk te
controleeren, zelden bewezen worden kan, zou voor
ons juist eene reden te meer zijn om het in de
grondwet geproclameerd te willen zien.
Men heeft nog eene exceptie van niet-ontvanke-
lijkheid willen vinden in het feit, dat het oude
artikel tot zoovele verschillende lezingen of inter-
pretaties heeft aanleiding gegeven. Doch al toege-
geven, dat men er zelfs min of meer tegenstrijdige
dingen in heeft gelezen, dit is toch ook een feit,
dat er niemand ooit in gelezen heeft, dat de gods
dienstige begrippen, op de openbare school met
behoorden te worden geeerbiedigd. Integendeel,
waar over krenking werd geklaagd, daar beriep
men zich meteen op zijn grondwettelijk recht.
Voorwaar, de zeven liberale voorstemmers van
het gewijzigd artikel hebben niet eens eieren voor
hun geldEn let wel, zij deden afstand van dien
grondwettelijken waarborg, zonder dat iemand hun
dat offer had gevraagd, zonder dat ooit te voren
daarnaar een verlangen was geuit.
Prof. Buijs heeft wel gelijk, als hij in zijn
jongste GAZropstel aaumerkt, dat die heeren eene
•bij iinprovisatie ontvallen gedachte gedachteloos op-
vingen en haar, toen ze bij verrassing in den vorm
van een amendement (Vos de Wael) verscheen,
zich even onnadenkend lieten aanleunen.
Zeker de onderwijsstrijd is op zich zelf al ramp-
zalig genoegWie wenscht hem niet beeindigd
te zien Wij kunnen ons een milden geest van
toenadering dan ook gemakkelijk verklaren. Wij
kunnen begrijpen, dat vele liberalen in de bestaande
schoolwetregeling eene zekere rechtsongelijkheid zijn
gaan zien tusschen de leden van den Staat, die
14)
Het feit alleen, dat Amalia was gekomen, was
reeds voldoende om Vonved de overtuiging te
schenken, dat zijue vrouw geene andere gevoelens
koesterde dan liefde en trouwe toewijding, ja, dat ze
hem misschien nog wel inniger liefhad dan te voren.
wDat ik u in zulk een toestand moet terugvinden,
in zulk een somberen kerker opgesloten
,/Laat Koning Frederik mij opsluiten waar hij
wil, mijn ziel is vrij, en ik, Lars Vonved, trotseer en
veracht den Koning van Denemarken. Als God wil,
zijn menschelijke kracht en hulp voldoende om mij
te redden," antwoordde hij kalm en vertrouwend.
Bij deze geheimzinnige woorden staarde Amalia
haren man verrast aanmaar zij ontmoette zijn
vriendelijken, geruststellenden blik, en hij drukte
haar een kus op het voorhoofd. Om hare gedachten
af te leiden, vroeg hij haar, hoe het haar gelukt was,
het verlof om hem te zien te erlangen. Ze deed hem
uitvoerig verslag van de bereidvaardigheid en de
vriendschap, haar door den gouverneur van Kopen-
hagen betoond, van het tooneel dat tusschen hem
en den Koning had plaats gegrepen en hoe men
den minister voor haar had gewonnen. Vonved
verklaarde aan zijne vrouw hoe diep erkentelijk hij
den beiden mannen was, van wie de eene om
zijnentwil zich de ongenade des Konings op den
hals had gehaald, terwijl de andere gelukkiger in
zijn verzoek ten gunste van Amalia geweest was.
Het gedrag van Koning Frederik verbaasde hem
volstrekt niet, het was volkomen zooals hij verwacht
had; doch toen Amalia hem meedeelde, op welke wijze
de kleine Willem ziju vader tegen de beschuldigingen
des Konings verdedigd had, glansden Vonved's
oogen en over zijn gelaat gleed een glimlach, die
van bevredigden trots getuigde.
,/Het geslacht der Waldemar's is niet verbasterd
en zal nooit verbasterenzeide hij fier, en hij scheen
het haast te vergeten, dat hij zelf zich bevond in de
macht van hem, dien zijn kind denzelfden morgen
getrotseerd had. Zijne vrouw deelde niet in zijne
geestdriftdroevig wekte zij hem uit zijne trotsche
overpeinzing.
Dadelijk," zeide zij, »zal men mij van u weg-
voerenMijn God, wat help u nu uw trotsche en
edele naatn?"
,Amalia, als ik trotsch ben op mijn zoon, dan
vergeet ik toch ook niet, dat gij zijne moeder zijt 1"
antwoordde hij op bijna plechtigen toon. „lIoud
moed. Omdat gij de middelen niet kent, waarover
Lars Vonved kan beschikken om zich te redden,
daarom wanhoopt gij en gelooft ge, dat zijn leven
reeds in de handen van den beul is Ik spot met de
wraak en de vijandschap van den Koning, gelijk ik
hem zelven veracht en haat. Eeu is er, die me kan
bevrijden."
Met twijfelenden blik zag Amalia hem aan, ze
dacht dat haar man haar en zichzelve met eene
bedrieglijke hoop wilde vleien.
,/En wie zou dat zijn?" vroeg ze.
ffGij zelve. Gij zult mij bevrijden!"
Ze antwoordde niets, doch staarde verbaasd haren
man aan.
Luister goed naar me, Amalia, en zoo ge eenigs-
zins verlangt, dat ik weer aan u teruggegeven word,
onthoud dan goed alles, wat ik u nu zeggen zal.
Ik heb u verteld, dat mijn grootvader Knud Von
ved nog leeft."
Ze knikte toestemmend.
,/Hedenavond brengt ge hem een bezoekzoodra
ge de citadel verlaten hebt begeeft ge u naar de
Nyhavn-zijde n°. 18. Daar woont Karel Jetsmark,
vroeger onderofficier bij het regiment dragonders van
Tiinen aan hem zegt ge, dat ik u heb gezonden,
en zoo hij daarvoor nog een bewijs wil hebben, laat
ge hem dezen zegelring zien."
Hij trok den ring van zijn vinger en gaf hem
aan zijne vrouw over.
//Is hij zelfs met dit bewijs nog niet tevreden, wat
allicht het geval kon zijn, omdat hij even voorzichtig
als trouw is, dan herinnert ge hem aan den eed,
dien hij op den dag toen zijn meester, graaf Knud
Vonved van Elsinore, gevangen werd genomen,
bij de graftombe der Waldemars in de kathedraal
van Roeskilde heeft gezworen. Van dat oogenblik
zal hij u gelooven en uw trouwe dienaar zijn.
Ge laat u onmiddellijk door hem bij Knud Vonved
brengen, wieus geheime verblijfplaats hij kentaan
hem zegt ge wie ge zijt, en ge vraagt hem, wat
het le^en van zijn kleinzoon Lars Vonved kan
redden. Juist heden is Knud Vonved honderd en
vier jaar, en ik hoop dat God hem in staat stelt
u te begrijpen. Als Knud eeu bewijs verlangt, laat
hem dan den zegelring zien en zeg, dat de ade-
laar eindelijk zijn degen op het dek van den snel-
zeiler heeft laten vallen. Dat zal voldoende zijn.
Hij zal u een fijn gepolijsten walrustand overhan-
digen, van welks wortel een Neptunuskop gesne-
den is."
Amalia wierp een doordringenden blik op Vonved,
waarin twijfel en verwijt lagen opgesloten, als wilde
ze vragen spot ge werkelijk met den dood Doch
hij glimlachte en fluisterde„Kom wat dichter
bij, Amalia, leg uw oor aan mijn mond.
Dezen tand brengt gij me bij uw volgend bezoek
mee; in dien tand is mijne redding verborgen. Zonder
dien tand ben ik verloren."
Bij deze geheimzinnige woorden wilde Amalia
een kreet laten hooren, doch Vonved sloot hare
lippen met een kus.
,/Bedaar, Amalia," fluisterde hij,/tirannen zijn
listig en gewelddadig. Hij, die deze muren heeft
gebouwd, heeft hun misschien wel ooren gegeven.
Luister goed naar me en vergeet niets van alles, wat
ik u zeg. Op eene bepaalde plaats aan den buitenkant
van den tand bevindt zich eene kleine, met onuit-
wischbare inkt geteekende afbeelding van eenen
adelaar; dit zwarte stiptje is een veer, die me in
staat stelt de tand te openen. De tand is hoi en
bevat in die smalle holte een goudeu pijpje, dat door
een Italiaansch meester uit den tijd van V aldemar
de Groote kunstig is vervaardigdook dit pijpje
wordt geopend door op een veertje te drukken en
de inhoud is van dien aard, dat ik na dien
gebruikt te hebben, uit de handen van den beul
gered ben."
(Wordt vervolgd.)
TER \EIZE\SC IIE 01 RUT