Gemengde berichten.
Telegrafische berichten.
stelling, daarorn Van ilog te minder waarde, omdat
onze leerareti der veeartsenijschool reeds willen
uitgemaakt hebben, dat de beenderen eenmaal
zouden behoord hebben aan runderen, van een
groot soort, en wel daar ter plaatse, waar het
onderbeen overgaat in den hoef.
De beenderen zijn alle gelijlc en van eene grootte
en een van vorm.
En toch zou dit alles nog niet gefrappeerd
hebben, en niet de belangstelling van zoovele
geleerden alhier hebben opgewektiudien men
eenvoudig gevonden had eenen kuil gevuld met
deze en nog andere beenderen. Misschien waren
ze dan gevonden, verzameld en voor zooveel cent
per pond verkocht.
Maar wat heeft men gevonden?
Onder den vloer van eenen stal, lang als zoodauig
aan 't Hotel Garni behoord hebbende, maar nu,
wegens gebrek aan hotel—ruimte (gelukkig ver-
schijnsel in dezen tijd van overvloed en malaise
verbouwd en ingericht tot een uitstekend logies
voor families, vond men onder den stalvloer een
anderen, kluisvormig gemetseld, en daaronder eene
zich over eene groote oppervlakte uitstrekkende
bestrating, of beter gezegd plaveisel, van doodsbeen-
deren; alien van denzelfde vorm en dezelfde grootte.
De. gevonden voorwerpen maken het duidelijk, hoe
zij, in ietwat schuine ligging tegen elkaar gebracht,
een volkomen en hecht plaveisel vormen kunnen,
zooals zij het ook wezenlijk vormen, volkomen
waterpas, en zoo geregeld in elkaar passende als
de wervels eener wervelkolom.
Van waar komen ze? Hoe lang hebben ze daar
gelegen Aan welke wezens hebben ze eenmaal
behoord, en in welken tijd
Deze en meer zulke vragen hoort men ter plaatse
waar ze gevonden worden, en waar men den gauschen
dag verschillende geleerdenanatomeu, geschied-
kundigen, oudheidvorschers, enz. enz., kan aantretten,
orn met het gevondene in het laatste oogenblik
in de hand door te dringen in de raadselen van
het lang verleden, die jaren lang verborgen zijn
geweest onder eene steenen bekluizingnu te
voorschijn komen, nog even gelijk, vast en regelmatig,
als zij er zijn neergelegd, 1 meter diepte onder
den thans beganen grond, en boven gedekt door
zandgrond, en zelf rustende op eenen grond van
vaste klei, alzoo afscheiding vormende tusschen
twee zeer verschillende grondlagen.
De vorige week is van Amsterdam te Nieuwe-
diep aangekomen een volgens een nieuw systeem
ingerichte reddingsboot, voorzien van inrichtingen
voor oliestorting, tot stilling van golven en branding,
met het doel deze in de nabijheid van onze kust
te doen beproeven.
^/Voensdag bad de proeftocbt onder onstuiroig
weer>plaats.° Door de Hercules" gesleept tot op
de hoogte van den Razenden Bol, zette de red
dingsboot vandaar koers door het Kaap- en Molen-
gat naar den noordkant der Haaks, waar een
zware branding stond, zoodat de olieproef onmid-
dellijk kon aanvangen. De inrichting voldeed ecbter
niet aan de verwachting; of de voor de proefne-
ming gebezigde olie was te weinig vloeibaar, of de
buisjes, waardoor deze een uitweg moest vinden,
waren te nauw, zooveel althans is zeker, dat er te
weinig werd gestort om de branding te breken,
waardoor men genoodzaakt was de olie op de ge-
wone wijze over boord te werpen, hetwelk natuur-
lijk het gewenschte resultaat opleverde. De boot
zelf is zeer zeevaardig gebleken. Nadat aan de
olie-inrichting eenige verandering zal zijn geschied,
zal men deze opnieuw aan een proef onderwerpen.
De handel in rundvee begint weder levendig
te worden met stijgende prijzen. De markten in
Gelderland worden door de Pruisische boeren druk
bezocht en vooral dragende vaarzen en jonge koeieu
worden gezocht.
Omtrent den diamaut, door haar dezer dagen
als verinist vermeld, deelt thans de Arnh. Ct. het
volgende mede
Onder de Rijkssieraden van Bandjermasin, die
bij de inlijving van dat Rijk bij Ned.-Indie zijn
ik dat het een krijgslist van onze vijanden was
doch mijn voortreft'elijke kijker schonk mij al
spoedig de overtuiging, dat ge het zelf gaaft.^ Doch
hoe kwaamt ge op dien driemaster, graaf
Dreigend hief Lars Vonved den vinger op.
„Pas° op, kapitein Lundt, ik ben Vonved, kapitein
Vonved, en verder niets; denk er toch aan. Hoe
ik op dien driemaster verzeild kwam Hebt ge
wel eeus eenzaam, moederziel alleen, bij hooge
zeeen in stormachtig weer, op de golven den dood
in de oogen gezien, Lundt
/Zeker, kapitein; ik heb eens op den grooten
oceaan twee voile dagen en nachteu op een wrak
rondgezwalkt, zonder een enkel mensch om mij
heenwaar het overige scheepsvolk is gebleven, of
het gered of verdronkeu was, weet ik nietik achtte
me zelf reeds verloren en had me al op mijn lot
voorbereid om een welkome buit voor de haaien
te worden, toen een Hollandsch koopvaardijschip
mij ontdekte en redde. Die twee dagen zal ik zoo
lang ik leef niet vergeten."
,/Nu in dienzelfden toestand bevond ik mij
gisteren."
,/Onmogelijkriep Lundt verschnkt en onge
,/Waarom onmogelijk? Iledeu bij het aanbreken
van dun dag redden die Engelschen mij uit de
golven, waarover ik reeds uren lang opeen grooten
balk ronddreef; halfdood kwam rk'op het dek
en ben waarschijnlijk de eenige, die de ramp over-
leefd heeft."
overgegaan, bevond zich een ruwe diamant van
ongeveer 7 0 karaat. De Gouverncur-Generaal zond
dien in 1862 niet 1863 aan het Ministerie
van Kolonien.
De Minister van Binnenlandsche zakeu wilde het
edelgesteente plaatsen bij de gelijksoortige voor
werpen in het Museum van Natuurlijke Historie
te Leiden. Vroegere pogingeu om de stukken goud
uit Aruba, daarin tentoongesteld, te stelen, deed
den Minister echter aan den directeur, Dr. Schlegel,
vragen, of er voor den Borneoschen diamant maat-
regelen van voorzorg tegen dietstal te nernen waren
De directeur bracht in het midden, dat het voor
eene wetenschappelijke verzameling minder waarde
heeft of een diamaut groot is of klein, daar de
kristalvorm van beiden toch hetzelfde is. Met het
oog op de geldelijke waarde en het voorgevallene
met het goud van Aruba, gaf de directeur in over-
weging, den diamant niet te plaatsen in het Mu
seum, maar liever te verkoopen en de opbrengst
te besteden tot het aankoopen van voorwerpen,
waardoor de wetenschap gebaat zou worden.
Men meent doch onze zegsman kan voor de
waarheid niet instaan dat de diamant toen ge-
plaatst is in de Nederl. Bank te Amsterdam.
Zeker zal het wel zijn, dat hij nog niet verkocht
is, en daarorn meenen vvij te mogen vragen, ot
daartoe in den geest van Dr. Schlegel niet overgegaan
moet worden, zegt de Arnh. Ct.
TER \EU7JEX, 31 Mei 18*7.
Gisteren gaf het zanggezelschap //De Heuvelgalm"
uit Gent in de societeit //De Theetuin" alhier een
concert, dat zeer goed is bevallen. Ofschoou in
een der partijen absentie van leden was te yhooren
konden wij bemerken een der geoefende Belgische
zangvereenigingen in ons midden te hebben.
Ilet applaus en de gesproken woorden bij ont
vangst en vertrek bewezen dat onze zuiderbrueders
zoo goed als wij genoten hebben.
Zondag 11. in den vroegen morgen trok door
onze veste het harmoniegezelschap /Vooruit" uit
Gent, om zich van uit onze haven naar Vlissingen
en Middelburg te begeven. Was de begeleidiug
van nieuwsgierigen des morgens reeds talrijk, des
avonds toen het muziekgezelschap arriveerde en
zich naar het station begaf was het publiek over-
groot. Ordelijk, zonder de minste stoornis is het
gezelschap des avonds te half negen naar Gent
vertrokken.
Oostburg, 30 Mei. Door de vereeniging Volks
onderwijs" is de heer Iz. van Houte, burgemeester
dezer gemeente, tot kandidaat gesteld bij de aan-
staande verkiezing voor de Provinciale Staten
'sGravenhage, 31 Mei. Tweede Kamer. De
heer A. Mackay stelde eene motie voor, om in de
additioneele artt. op te nemen de bepaliug, dat de
leden der nieuwe Eerste Kamer zullen gekozen
worden door nieuwe Provinciale Staten.
Bij de discussie over het voorstel-Schaepman
tot wijziging van art. 194 (onderwijs) bestreden
de heeren Vermeulen, Ruijs en Brouwers ditde
beide eersten zouden het misschien amendeeren.
De heeren Rutgers, Buma, De Beaufort en Liet-
tinck bestreden het, juist omdat het subsidieering
van het bijzonder onderwijs voor minvermogendeu
inhield. De heer Schaepman verdedigde zijn voorstel
uit het oogpunt van rechtsgelijkheid.
Morgen voortzetting.
Dank zij de beschermende Vogelenwet, heeft
men op vele plaatsen zeer te klagen over het
aroote aantal kraaien die veel schade teweeg
brengen. Op dringende uitnoodiging zijuer pachters
heeft° de landheer van //de Loghem" met een 4tal
flinke schutters dezer dagen onder Terwolde, na
bekomen buitengewone machtiging, binnen den
tijd van drie uren een lOOtal kraaien gedood.
De boeren waren hun landheer zeer dankbaar
voor deze opruimiug, ofschoon de wetgever verklaart,
dat de kraai een voor den landbouw nuttige
vogel is.
Voor de rechtbank te Amsterdam stond Donder-
dag terecht Hendrik Visser, wonende te Amsterdam.
Hij geeft op zaakwaarnemer te zijn en draagt duide
lijk zichtbaar vermoedelijk als symbool een
ruoden zakdoek. De offic. v. just, legt hem ten
laste dat hij in den nacht van 4 op 5 Mei in een
tapperij een handelsreiziger een glas jenever in het
gezicht heeft geworpeu, bekl. antwoordt, desgevraagd,
dat hij dit ontkent; niet het glas, maar den inhoud
heeft hij geworpen.
Door de getuigen wordt de zaak aldus beschreven,
Een handelsreiziger en een sergeant—machinist van
de marine zaten in de gelagkamer genoeglijk te
praten. Het gesprek liep o. a. over het transport
van troepeu naar Indie. Eensklaps mengde bekl.,
die aan het biljarten was, zich in het gesprek en
dat op een wijze, die aan de bezoekers zeer veel
aanstoot gaf, daar hij zich zeer onvoegzaam over
onzen Koning uitliet. Op de woorden: /,man, je
schijnt wel sociaal—democraat te zijn," antwoordde
bekl. met een vloek, dat hij werkelijk sociaal—demo
craat was en dat alle oranje—gezinden schurken,
dieven en inbrekers waren. In beleefde termen
werd nu den bekl. opmerkzaam gemaakt, dat men
zijn tegenwoordigheid niet op zeer hoogen prijs
stelde. In toorn ontsloken wierp hij daarop den
inhoud van zijn glas den handelsreiziger in de
oogen. Een oogenblik ondervond de laatste eenige
pijn, maar gelukkig had het geen ernstige gevolgen.
Bekl. beweert dat de handelsreiziger onmogelijk
pijn kan hebben gehad, ,/Want dadelijk was hij
vertegenwoordigd bij den grooten .Stork aan de
2e sectie. Het 0. M. achtte de feiteu ten deele
bewezen, nl. het werpen met jenever; van het
werpen met het glas behoorde bekl. te worden
vrijgesproken. Aanvankelijk had het parket ge-
twijfeld of hier beleediging dan wel mishandeling
aanwezig zou zijn; nu echter gebleken was dat de
handelsreiziger pijn had ondervouden, moest men
tot mishandeling besluiten. Op dien grond was
de eisch f 25 boete.
Bekl. zegt terstond daarop dat hij appel aan"
teekent. De voorzitter doet hem opmerken dat hij
zich voor zaakwaarnemer uitgevende, toch moest
weten dat hij nog niet veroordeeld was, maar
alleen nog maar het requisitoir van het 0. M.
aangehoord had.
Met deftigen tred verlaat de man de zitting.
De nihilisten in Rusland schijuen een nieuw
middel gevonden te hebben om schrik te weeg
te brengen.
Te Petersburg toch waren in den nacht van 11.
Zondag op Maandag aanplakbiljetten tegen de muren
aangebracht, waarbij het uihilisteu-comite Norodna
Vodnva de bewoners der omstreken met brandstich
ting bedreigde. Thans zijn reeds, naar men ver
neemt, zestig villa's in den omtrek der Russische
hoofdstad door brand vernield. V erscheidene per-
sonen zijn omgekomen.
De schade wordt op 2,000,000 roebel geschat
Uit Suriname wordt gemeld, dat, wegens de
hooge prijzen van de koffie op de Europeesche markt,
eenige planters in het district Beneden—Commewijne
zullen beproeven om tusschen cacaoboomen, alsmede
op verlaten suikerrietvelden, weder koffieboomeu
aan te planten. Daar waar het noodig was om de
jeugdige koffieboomen door schaduw te beschermeu,
is met het planten van banauen en bamboes reeds
een aanvang gemaakt.
Zooals men weet, leverde Suriname in vroegere
jaren zeer veel koffie op; de uitvoer van dat pro
duct bedroeg in de jaren 1763 en 1765 ruim 13
millioen, in 1769 ongeveer 15 millioen en een
halve eeuw geleden nog ongeveer 2£ millioen Amst.
ponden per jaar. De lage prijzen en, naar men
beweert, de toenemende onvruchtbaarheid van den
grond, moeten als de voornaamste redenen worden
aangemerkt, waarom in de laatste 25 jaren de koffie
in de kolonie zoo goed als niet meer wordt geteeld.
Omtrent de werkstaking en de stemming
onder de arbeiders in de verschillende deelen des
lands in Belgie bevatten de bladen van gisteren
weinig bizonders. Van alle zijden luiden de be
richten guustiger, en zoowel uit het bekken van
Luik als uit geheel Henegouwen wordt gemeld,
dat in den loop dezer week de hervatting van het
werk verwacht wordt. Buitengewone voorvallen
van ernstigen aard hebben zich Zaterdag en Zondag,
voor zoover de berichten loopen, nergens voorgedaan.
Het Journal de Bruxelles meldt, dat het parket
vau Brussel zich Zaterdag naar den minister-
president, den heer Beernaert, heeft begeven om
hem te verzoeken, den brief van Stanislas Toudeur,
die volgens la Reforme hem gezonden zou wezen,
aan de rechterlijke autoriteit af te geven, ten eiude
eene instructie tegen den schrijver te openen. De
minister heeft de rechterlijke ambtenaren onver-
richterzake moeten laten vertrekken, daar zulk een
brief door hem niet ontvaugen was.
Naar aatdeiding van het telegram van Donderdag
avond uit Gent, hetwelk met de woorden eindigde
z/Tot wederziens op Maandag had het stedelijk
bestuur van Brussel, in overleg met de militaire
autoriteiten, voor gisteren voorzorgsmaatregelen
genomen, hoe wel het niet waarschijnlijk was, dat de
werklieden uit Gent gisteren naar de hoofdstad
zouden komen. Aanvragen om buitengewone
reisgelegenheid zijn er aan het spoorwegbestuur niet
gedaan, en de social isten hadden voor gisteren
eene manifestatie, gevolgd door eene algemeene
vergadering in het lokaal Vooruit, aangekondigd.
Barones Helena Rothschild te Parijs zal nu
toch met haar uitverkoreue, den Belgischen officier
der cavalerie Van Zuylen in het huwelijk treden,
daar haar geen verhinderingen meer worden in den
weg gelegd van de zijde harer moeder. Voor de
energie met welke de barones" dit huwelijk heeft
doorgezet, is een woord van de jonge dame karak-
teristiek, door het Parijsch blad medegedeeld. Een
bloedverwant zeide haar dat de officier slechts wegens
haar twaalf millioen naar hare hand dong. „Wat
geeft dat," zeide zij lachend, //beter nu te huwen
wegens den huwelijksschat dau ondanks dat ver-
mogen een oude vrijster te blijven."
In Mei van het vorige jaar werd een Duitsch
jonkman, die voorgaf John Steijerwalt te heeteu,
door een in de nabijheid van Romanstown, Pa,
wonenden pachter in dienst genomen. De jeugdige
John werkte hard; maar het viel op, dat hij zijn
kameraden steeds vermeed. Deze beklaagden zich
hierover bij den pachter, die den jongman ontbood
om hem zijn zonderling gedrag te verklaren.
Op het vastgestelde uur verscheen echter een
als boerinnetje gekleed meisje, dat verklaarde, zich
voor man te hebben uitgegeven, om met werken
zooveel te verdienen dat zij haar ouders uit Europa
kon laten overkomeu. Zij had nu zooveel geld bij
elkander, dat dit geschieden kon.
De pachter en ook de kameraden waren diep
getroffen door dit blijk van kinderliefde en van
rijke geschenken voorzien verliet zij de hoeve en
en ziet met een vreugdevol hart de komst harer
ouders op Amerikaanschen bodem te gemoet.
Het zal maar weinigen bekend zijn, dat op
het landgoed Krieblowitz, waar de veldmaarschalk
vorst Blucher zijn laatste levensjaren sleet, zich
een reliquie van groote historische waarde bevindt.
Het is de reiswageu van Napoleon I, die door den
veldmaarschalk na den slag bij Waterloo werd
buit gemaakt. Op den avond van 18 Juni 1815
trofl'en de Pruisen, die onder aanvoering van Blucher
den vijand vervolgden, den reiswagen in het stadje
Genappe aan. Napoleon had hem juist verlaten
en er zijn hoed en degen, benevens andere dingeu
van waarde in achtergelaten.
Vorst Blucher maakte sedert op zijn reizen
geregeld van het gemakkelijk voertuig gebruik.
Na den dood van den veldmaarschalk bleef de
wagen op het landgoed, waar hij nog heden in
de remise te zien is. Van buiten ziet hij er nog
Wat kapitein, de Schildpad is toch niet ver-
caan riep de jonge man terwijl hij verbleekte.
z/Neen, zoo erg is het nietniet de Schildpad heeft
een ongeluk gehad, maar De Valk is gisteren avond
in de lucht gevlogen."
„De Valk? Het grootste Deensche oorlogsschip
En waart ge dan op De Valk?" vroeg Lundt.
Zeker, Lundt; ik heb drie uren als gevangene
op De Valk doorgebracht en wat het voor mij te
beteekenen heeft, op een Deensch oorlogsschip ge-
vangen te zijn, weet gij even goed als ik."
,/Gij gevangen maar dan waart ge verraden.
z/Als ik niet verraden was, zou ik niet gevangen
genomen zijn
,/Wie was de verrader, kapitein?" vroeg de
jonge man dreigend.
ffIk ken hem, Lundt; hij zal zijn straf met
ontgaan 3
Terwijl hij deze woorden uitsprak had de zee-
man zijne kalmte verloren; zijne lippen trilden
krampachtig. Hij verhaalde zijn vnend de ge-
schiedenis van het verraad, van zijne gevangen-
neming en zijne bevrijding. //Dat ik de eenige
ben die gered is," voegde hij er bij, „heb ik
hieraan te danken, dat ik, voor ik het schip in
de lucht liet springen, door eene opening, die
ik bijtijds gemaakt had, in zee ben gesprongen.
Behalve het jacht, dat we hebben leeren ken-
nen, bezat Lars Vonved nog een ander, grooter
schip, de Schildpad, dat de eigenaar uit iromezoo
cedoopt had omdat het zoo buitengewoou snel
liep; het was een snelzeiler van den eersten rang,
een vaartuig van 250 ton en had eene bemanning
van 60 koppen, louter ervareu zeelui, die, gedeel-
telijk uit andere landen voortvluchtig, deels weer-
spanning tegen de PeeDsche wet geen beter onder-
komen hadden weten te vinden dan zich onder het com
mando van den beruchten en gevreesden zeeschuimer
Lars Vonved te stellen, die, machtiger dan de Koning
van Denemarken, onbeperkt o ver de Oostzee heerschte.
Doch hoe weerspanning deze manschappen zich
tegen de wetten in hun eigen land betoond
hadden, door de energie van den aanvoerder, dien
ze zich zelf hadden gekozen, hadden ze strenge
gehoorzaamheid en strenge tucht geleerd. Gewillig
zou elk der zestig er op hebben durven zweren,
dat alien te zamen volkomen bereid waren voor hun
kapitein hun leven te laten alien vertrouwen
vast en met geheele overgave hun lot toe aan de
hand huns aanvoerders, en even vast meenden zij
dat zijn lot door hen, hunne trouw en genegenheid
beschermd was.
Eenige dagen voor het onheil, waarvan we reeds
de onmiddellijke gevolgen hebben leeren kennen, had
Lars Vonved aan de Schildpad bevel geven, voor
Bornholm op de hooge zee te kruisen, totdat de
Amalia haar zou terugroepen. Onder de bemanning
der Schildpad bevond zich een nieuw geworven ma-
troos, die met des te meer vertrouwen door Lars
Vonved aangenomen en behandeld werd, daar hij de
broeder van den meest vertrouwde en beproe file
aller agenten was, die de zeeschuimer onder de vis-
schers van Bornholm bezat. In den nacht voor de
afvaart had Jorg Nielsen zoo heette de nieuwe
matroos ongemerkt de Schildpad verlaten en den
commandant der Valk medegedeeld, dat Lars Vonved
zich in de nabijheid bevonddaarna was hij op zijn
schip teruggekeerd, juist voor het in zee stak. Den
commandant der Valk viel het na de verkregen inlich-
tingen gemakkelijk Lars Vonved gevangen te nemen,
zoiuler dat iemaud het bespeurde of vernam, en
hem aan boord der Valk te laten brengen, ten einde
hem van daar aan de rechterlijke macht over te
leveren.
Dat "hem het schavot wachtte, wist Lars Vonved
even goed als de commandant, en dientengevolge
was hij van het eerste oogenblik vast besloten het
uiterste te wagen. Toen hij voor den commandant
werd gebracht, vroeg hij dezen of hij hem oo
daar het nu toch met hem gedaan was, ten minste
wilde zeggen hoe het mogelijk was geweest hem
op het spoor te komen de commandant was zoo
ouhandig om Vonved, daar hij meende dat deze
nu toch onschadelijk was gemaakt, te bekennen,
dat Jorg Nielsen hem voor de som van honderd-
vijftig rijksdaalders had verraden, en den verrader
er nog bovendien vijfhonderd beloofd waren zoo
hij de gezamenlijke bemanning der Schildpad en
der Amalia der overheid in handen zou lieboen
gespeeld.
(Wordt vervolgd.)