Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 2281.
Zaterdag 26 Maart 1887.
27e Jaargang,
TER NEUZEN.
3) Oude Kennissen.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per post: Voor
Nederland f 1,10. Voor Belgie f 1,40. Voor Amerika f 1,32^.
Men abonneert zicb bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADVERTENTIEN:
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elke regel meer 0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaartot veel verminderden prijs.
Hit blad verMcliijiit l>iii»<I.is- en Vrijdagavond bij den nilgever P. Jl. VAX DE A It D
te Ter Keazen.
deze couiyiit belioort eeu bijvoegsel.
Ter Neuzen, nederig stedeke aan Schelde's boord
gelegen, welk eene eer werd u aangedaan In
Nederland zooveel mogelijk dood gezwegen, were
voor uw bestaan als haudelsplaats eene lans ge-
broken, en vvel in de Belgische Kamer op 17
Maart jl. door den beer S. Verwilghen, afgevaar-
digde van St. Nicolaas.
Het komt ons voor, dat deze redevoering voor
de lezers van dit blad, voor de bewoners van Ter
Neuzen, voor die van Zeeuwsch—Vlaanderen's Ooste-
lijk deel, zoo belangrijk is, dat wij die hier, zoo
niet geheel, dan toch in hoofdzaak eene plaats
moeteu geven.
Wat toch was de aanleiding daartoe In de
zitting van 9 Maart jl. werden de handelsbelangen
van Gent met warmte bepleit door den heer De
Smet de Naeijer, afgevaardigde van Gent. Hij
beklaagde zich over de toepassing van transito-
tarieven op zekere zware goederen ten uitvoer naar
Ter Neuzen gezonden en eischte, in het belang
der haven van Gent, de herziening en verandering
der grondslagen van de internationale tarieven.
De geachte Minister der Spoorwegen, den heer
De Smet de Naeijer beantwoordende, zeide dat de
Begeering het net van den Staat en die der bizondere
maatschappijen als een moest bescbouwen en dat,
als hij ging redeneeren zooals de heer De Naeijer
gedaan had, namelijk concurrentie te doeu aan die
maatschappijen, huu toestand onmogelijk zoude worden.
De heer Verwilghen, in zijne uitstekende rede
voering, begint nu met eene juiste voorstelling te
geven van de commercieele toekomst, die de op-
richters der maatschappij GentTer Neuzen van
af 1869 recht hadden te hopeu voor hunne onder-
neming en welke opeenhooping van miskenning
en van ouverdiende moeielijkheden zij sedert twintig
jaren ondervonden hebben. Aan den anderen kant
onderzoekt hij, welke bevoorrechte en onvergelijke-
lijke toestand de mildheden der schatkist, aan de
stad en de haven van Gent- gebracht heeft en zegt
vervolgens ongeveer 't volgende
Toeu de oprichters der lijn GentTer Neuzen,
aangernoedigd, aangezet door een uitstekend oud-
Minister der Spoorwegen, Gentenaar van geboorte,
eindelijk besloten waren eene concessie-aanvrage te
doen, hadden zij de gegronde hoopin uitge-
breiden zin en zonder terughouding artikel 8 van het
internalionaal tractaat van 9 November 1867 gesloten
tusschen Nederland en Belgie, te zien toepassen.
Dit hoofdartikel luidde als volgt
„De Hooge contracteerende partijen zullen zorg
dragen, dat, op den spoorweg GentTer Neuzen,
voor alle vervoer over de grenzen gaande een tarief
worde aangenomen zoo laag en zoo gelijk mogelijk.
FEUILLETQN.
„0, ik wist het wel, je bent een brave kerel,"
antwoordde de andere. „Daar is mijne hand. Ik
zal het nooit vergeten en zoodra ik een behoorlijk
bestaan heb gevonden, zal ik u bezoeken. Dus
vaarwel tot zoolang" en hij stak hem zijne
breede, beenderige hand toedie Kiirtenberg
aarzelend aannam.
Vaarwel," zeide hij zachtkens en hij zag den
woesteling nog lang na, tot deze in de schemering
verdween. Eindelijk raapte hij zijn moed bijeen,
zuchtte diep, streek zich met de hand over het
koortsachtig heete voorhoofd en ging daarop lang-
zaam en bedrukt als iemand die een zwaren last
torscht, naar de stad
Weken gingen voorbij en Kiirtenberg ademde
weer gerust, in de hoop, dat de oude, onverbe-
terlijke landlooper weder hier of daar in de ge-
vangenis een onderdak gevonden zou hebbenwant
hij was overtuigd, dat de ellendige schurk toch
steeds verder op den weg des verderfs zou gaan.
Toen de schrijnwerker op een goeden dag in
den hof was en zijn voorraad hout nazag, stond
Friedel Ueberling plotseling voor hem, zoo woest
en in lompen als toen hij hem op den weg ontmoet
had. In den eersten schrik en verwarring liet hem
Over dezen geheelen spoorweg zal geen onderscheid
gemaakt worden tusschen de onderdanen der beide
Staten, wat aangaat de wijze en den prijs en den
tijd van de expeditie.
De reizigers en de goederen van een der beide
Staten in den anderen overgaande, zullen op het
grondgebied van den Staat waarin zij binnenkomen
niet minder gunstig behandeld worden dan de rei
zigers en de goederen, reizende in ieder der beide
landen."
In eene zoo duidelijke en juist omschrevene
tekst meenden de concessie-aanvragers voor hunne
onderneming voldoende waarborgen te viuden en
zij sloegen vast besloten de hauden aan het werk
Toen men eenige jaren later, in 1875, trachtte
den zin en de strekking van dit artikel 8 te ver
basteren, kwam de Kamer van Koophandel van
Gent tusschenbeide en schreef den 12 April aan
den gemeenteraad van Gent een brief, waarin wij
onder anderen het volgende vinden
z/Gij kent den inhoud van het tractaat van 1867
en indien men zelfs aanneemt dat de letter van
dit tractaat niet duidelijk zegt of zijne bepalingen
slechts van toepassing zijn op het gedeelte der lijn,
aan te leggen op het eene of andere grondgebied,
of wel op de geheele uitgestrektheid daarvan, dan
moet men toch zeker aannemen, dat de bedoeling der
contracteerende partijen niet als twijfelachtig kan
beschouwd worden en dat zij zeker niet gewild
hebben, dat de goederen, van Ter Neuzen komende,
meer zouden betalen op het Belgische net dan die
van alle andere vreemde havens komende. (let
tractaat zegt integendeel in duidelijke termen, dat
het doel is, de haven van Ter Neuzen te verbin
den met de spoorwegen van Belgie, ten einde de
handelsbetrekkingen te vergemakkelijken.
Dat men dus het tractaat in zijn meest beperkten
zin uitleggedan kan men aan Nederland
ten minste het recht niet betwistenvoor deze
haven eene gelijke behandeling te eischen als andere
vreemde havens en niet te dulden dat men op
Ter Neuzen verhoogingen toepast, die geen andere
haven, noch Belgische, noch vreemde, heeft te on-
dergaan."
(Hoe zijn sedert dien de toestanden veranderd
Gent had toen nog een weinig bruikbaar kanaal
en had Ter Neuzen noodig en nu schreeuwt het
om wraak.)
Vertrouwende op de welwillendheid en sympathie
der beide Regeeringen, die in 1867 tot overeenkomst
gekoinen waren, richtten de concessionarissen van
GentTer Neuzen eene maatschappij op met een
kapitaal van 5000 aandeelen en 9700 obligation
van 500 francs ieder.
Men meende op betrekkelijk gunstige voorwaarden
de exploitatie der lijn eerst te kunnen toevertrouwen
aan de »Societe Anonyme", daarna aan de „So-
ciete Generale d'Exploitation."
zijne gewone bedoardheid in den steek. „Wat wilt
ge? Heb ik u niet verbodeu hier te komen?"
vroeg hij.
z/Nu wees maar bedaard en kalm. Uwegezellen
kunnen ieder oogenblik komen," zeide Friedel,
en buitendien was het alles behalve aardig van
u dat gij mij zoo bedrogen hebt. Langestraat 10,
daar kou ik lang zoeken maar ge kent Friedel
Ueberling nog niet, daar ge denkt, dat hij zich
zoo gemakkelijk voor den gek laat houden," zeide
hij honend.
ffWat wilt ge van mij; Maak het kort," zeide
Kiirtenberg, en zijne blikken waren daarbij op de
werkplaats gericht om te zien of men hem ook
bespieden kou.
//Is hier geen plaats, waar we ongestoord een
paar minuteu met elkaar kunnen keuvelen? Daar
is een schuilplaats, daar ziet ons niemand," en
meteen ging hij er heen.
Kiirtenberg volgde hem mechanisch door zijne
gedachten wemelde een stroom van allerlei verwarde
gedachten, en het hart dreigde hem te bersten
Hier is 't doodstil, hier hoort niemand ons,"
begon Friedel, die op een hoop planken was gaan
zitten. ,/Zet u hier ook neer," en in den besten
luim schoof hij hem een kist toe.
z/Ik dank," antwoordde de schrijnwerker, zonder
de lippen te openen. Het was hem of een ander'
voor hem gesproken had.
De oude landlooper liet zich door de koudheid
Deze maatregel was de toevallige oorzaak der
misrekeniugen en der teleurstellingen der maat
schappij. Toen van 1870 tot 1877 de gouden
eeuw aanbrak voor het grootste gedeelte der"bizon
dere spoorwegen in Belgie, toen er in den Minister-
raad en in de Kamers om zoo te zeggen slechts
sprake was van aankoopen of buitengewone voor-
deelige overnamen van de maatschappijen, waarmede
de Belgische Staat achtereenvolgens onderhandelde,
bleef de maatschappij GentTer Neuzen tot haar
ongeluk buiten alle combinaties; men verwaardigde
zich met, zich met hare belangen bezig te houden.
Tot overmaat van ongelukontstond er een
onverzoemijke tanef—oorlog tusschen den Belgischen
Staat en de //Societe d'Exploitation", die op dat
oogenblik de reeds gecompromitteerde fortuin der
Bassins Houillers opvolgde, en toen deze kollossus
eindelijk werd omver geworpen, werd de maat
schappij Gent-ler Neuzen gedwongen in alle
haast eene exploitatie te beginnen, ten einde te
voorkomen dat de Staat zich meester zoude raaken
van haar actief en den ondergang te voorkomen,
waarmede zij zich zag bedreigd.
In deze gevaarlijke en moeilijke toestanden
verloren de wakkere bestuurders van de maatschappij
den moed niet. Zich beroepende op het internationaal
tractaat van 9 November 1867, eischten zij met
aandrang de toepassing der transito-tarieven. De
Begeering was daarvoor eerst doofik weet volstrekt
niet, welke redenen of liever welke voorwendsels
zij heeft heeft kunnen inroepen, om niet onmiddellijk
de zoo billijke aanvragen in overweging te nemen,
die haar gedaan werden.
Hoe dat zij, de transito-tarieven in 1878
geweigerd, werden eindelijk in 1880 toegestaan
door den Minister van Openbare werken en der
Spoorwegen Sainctelette.
Verschillende transito-tarieven werden achtereen
volgens van af 4 Januari 1880 tot 10 Mei 1881
aan de maatschappij verleend.
Van af 1882 begonnen de zaken der maatschappij
eene betere wending te nemen; dank aan energieke
en volhardende pogingen, was zij er in geslaagd
op hare lijn het vervoer van zekere soorten zware
goederen te verkrijgen. Ongelukkigerwijs ontving zij
verleden jaar eenige waggons straatsteenen van
Quenast. Ditmaal is het te veel voor den heer
De Smet de Naeijer. Eene massa andere goeder^i
kan er nog door, maar straatsteenen die zi^i
onmogelijk te verteeren. Op gevaar af de grootste
verwarring te brengen in de grondslagen van alle
internationale tarieven moet men volstrekt beletten
dat straatsteenen per spoor de haven van Gent
voorbij gaan.
Ja, indien men door een weinig de genoemde
tarieven te wijzigen bijua alle goederen die nu naar
ler Aeuzen, (die verschnkkelijke haven op vreemd
grondgebied gelegen) gaan, naar de dokken van
van zijn vroegeren kameraad niet uit zijn humeur
brengen. „Ik moet toch zelf zeggen dat ik een beste
kerel ben. Ik geef mij de grootste moeite om u te
bezoeken, ofschoon ge mij, valsch genoeg, een
verkeerd adres gaaft. En ik heb zoo lang o-e-
wacht, dat ik u alleen aantrof. Moet ge nu ook
niet bekennen, dat ik zeer toegeeflijk ben?" En
zijne kleine spitsboevenoogen rolden'heen en weer
en zagen den schrijnwerker aan, die bewegeloos
bleef staan, den rug tegen wand der schutting
geleutid en de hauden over de borst geslageu,
ds verwachtte hij kalm en bedaard wat er zou
romen.
#Gij zegt geen woordGij verheugt u zelfs
met!" zeide de landlooper met een lach'alsof het
lem ongelooflijk veel genoegen deed zijn voor-
maligeu vriend naar hartelust te kunnen martelen.
z/Gij hebt liet uitstekend, naar ik gehoord heb;
'eel beter dan ik ooit van u heb durven droomen.
k gun u alles gaarne, en ik hoop alleen dat gij
in uw tegenwoordig geluk den oudeu schoolvriend
met zult vergeten, die het helaas niet zoo ver
gebraclit heeft, hoe veel moeite hij zich er ook
voor gegeven heeft. Ja, zie mij maar niet zoo
verwonderd aan. Had ik als gij eene rijke vrouw
getrouwd, dan was ik een heel andere kerel ge-
worden
Thans eerst kwam er leven en bewegino- in
iviirtenberg. De gedachte aan zijne vrouw vloog
hem als een verpletterende bliksemstranl door de
Gent kon brengen, dan zoude de heer De Smet
de Naeijer juichen, maar dat hij mij toesta te
ragen at zullen de ongelukkige aandeelhou-
ders van Gent-Ter Neuzen zeggen van dergelijke
handelwijze, die hunne wettige verwachtingen zou
vernietigen en misschien alle waarde zou doen
verliezen aan hunne reeds zooveel in waarde ver-
minderde aandeelen Indien de heer De Smet de
-Naeijer zooveel belang stelt in zijne landgenooten,
hanaelslui en concessionnairs, dan trek ik sterk
partij voor die ongelukkigen, die al hunne verwach
tingen den bodem hebben zien inslaan en die zoo
wreedaardig zijn beproefd.
Hebben de bestuurders der maatschappij Gent-
Ter Neuzen zich bitter te beklagen gehad over de
handelwijze van de Belgische regeering ten hunnen
opzichte, zeker hebben zij zich niet kunnen beroe-
meu op die der Nederlandsche.
Deze schijnt op den linker oever der Schelde
slechts vriendschappelijke betrekkingen te on-
derhouden met de ontvangers der haven- en
bruggelden. Overigcns schijnt zij zich niet
over de kleine haven van Ter Neuzen te bekom-
meren en doet alsof of zij niet bestond.
Sedert vijftien jaren toch is er niets, volstrekt
mets gedaan ten gunste van hen, die op dit punt
eene haudelsbeweging, een werkzaamheid, een leven
hebben aangebracht, dat men gaarne zou ver-
drongen zien.
Het is eene erg treurige zaak zulks te consta-
teeren maar ongelukkig is het zoo de Nederlanders
van den linkeroever der Schehle zijn door hunne
Regeering op dezelfde wijze behandeid geworden,
als de bewoners van het arrondissement St. Nico
laas zijn behandeld sedert 1830 door alle Ministers
zoiiuer uitzonderingdie elkaar zijn opgevolgd.
Dit is de zuivere waarheid en men zal het van
de Ministeneele banken niet tegenspreken.
Zeeuwsch-Vlaanderen is een strook lands waar
de ontvangst der belastingen op de meest regelma-
tige wijze plaats vindt. Dit is de eerste en de
hooidbetrekking, die met het moederland bestaat.
Komt het er op aan om subsidies toe te staan
om werken van opeubaar nut te ondersteunen, dan
vmdt het moederlaud gewoonlijk geen tijd om zich
met dergelijke kleimgheden bezig te houden, en
de bestoven dossiers worden eindelijk begraven
m de administratieve vergetelheid.
Maar indien particulieren, indien een Belgische
of Engelsche maatschappij, indien zelfs eene Neder
landsche maatschappij zich aanbood, om Ter Neuzen
op hunne eigene risico te begiftigen met eene voor-
haven en met weinig uitgebreide handelsinrichtimum
zou dan de Nederlandsche regeering, die zelf vol
strekt^ mets doen wil, de gevraagde toestemming
geven: Ik betwijfel het zeer! waarom omdat
lissingen en Rotterdam hierover geraadplee°d
waarschijnlijk onthouding zouden aanraden, en omdat
ziel. Als zij zijn verleden eens gewaar werd 1
Dan was hij reddeloos verloren Ach, zijn gansche
levensgeluk ging aan den haar Aan de verrader-
lijke tong van dezen kwaadaard;g griizenden
schurk.
Als doorzag deze wat er in het binuenste van
Kurtenberg omging, zeide hij: ,/Van mij hebt
gij niets te vreezen, beste Andreas. Uwe vrouw zal
mij niet te zien krijgen. Ik ga onbemerkt weer
weg, gij weet hoe behendig ik dat kan doen.
//Iloeveel wilt ge thans van mij hebben vroeg
Kurtenberg. 5
Friedel keek geheel verwonderd naar den bleeken
man, die zoo bedaard zijn noodlot droeg. „Nu,
't heeft zooveel haast niet, maar als ge mij met
honderd daalder kondt helpen want bij deze
slechte tijden
Kiirtenberg greep in den brieventasch en nam
er honderd daalder uit. „En wanneer komt ge
weder vroeg hij, en daarbij rustten zijne oogen
doordnngend op den schurk, die de zijne neersloe*.
,/Vt at denkt ge wel Nu ben ik geholpen, nu
val ik u nooit weer lastig."
,/Ik verklaar u ook bif dezen, dat dit het laatste
geld is dat ik u geef."
,/Nu dat is goed, wees maar kalm. Ik heb
ook nog eer in 't lijt, en gij ziet mij nooit weder."
Daarmede ging hij weg.
Kurtenberg zonk ineen en viel op de kist die
Inedel hem aaugeboden had om er op te gaau
TER VEIZEVSCHE 01 RUT.
I