Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 2153.
Vrijdag 1 Januari 1886.
26e Jaarga.j,
Nog wat te doen?"
Binnenland
ABONNEMENT:
Voor
Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Eranco per post:
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£.
Men abonneert zich bij alle Boekbandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADVERTENTlEN:
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elke regel meer /0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
It It blad verscbljnt Uinndna-
en
Vrtjdagavoud blj den uit&ever P. J. VAN PE SANPE te Ter Nenzen.
n
rVrouw, ben je klaar," vraagt manlief, die een
uur vroeger is tehuis gekomen dan gewoonlijk,
omdat hij met zijne dierbare wederhelft op visite
moest ffben je klaar?" n Ja, ja, een oogen-
blikje, ik wacht ook wel eenseven naar boven
en naar de keuken om te zeggen, dat de meid
't eten
,/t Is al wel, vrouwtjeHad ik dat geweten
ik zou geen uurtje hebben verzuimd en kunnen
doorwerken.
(Kleine pauze). „We hadden evengoed kunnen
vragen of het gepermitteerd was een uurtje later
te komen 't was eigenlijk nog beter geweest formeel
te bedanken. Als er zooveel gesehikt en geplooid
moet worden om eens een avond uit te gaan,
dan dan blijf ik liever tehuis.
,/Nou, nou, zaeht wat, 'k heb mijn mantel al
om, nog eventjes de kinderen goeden naeht zeggen
en vdan toe doe de deur maar open."
^Eindelijkzueht de man als hij met zijne
ega op de stoep staat, ,/je liebt ook altijd nog
wat te doen."
Gearmd gaat het echtpaar naar de lieve vrienden
bij wie ze een avondje zullen „passeeren." Een
klein buitje is er gekomen aan de lucht, en 't is
gelukkig, dat de echtgenooten nog al een eindweegs
moeten wandelen eer ze op de plaats hunner be-
stemming zijn de bui moeht anders nog zichtbaar
gebleven zijn bij het binnentreden in het huis van
den gastheer. En onderwijl heeft de vrouw gelegen-
heid zich tegenover het gebrom van haar echtvriend
te verdedigen. Ieder bijna weet of beseft, wat
eene schoone taak die is van de huismoeder, maar
ook welk eene drukke, moeilijke, afmattende. De
man gaat naar zijn kantoor, zijn winkel, zijn
werkplaats, en doet zijn best om voor zich en
de zijnen het brood te verdienen maar de vrouw
blijft tehuis, midden in de slomtneringen van het
eeuwig alledaagsche, dat meestal zoo weinig ver-
kwikkelijk is, den geest eer ornlaag trekt dan hem
opheft, waarin men soms niet weet, hoe zich te
wenden en te keeren. De moeder evenwel getroost
zich datmet blijdschap vervult zij hare dagelijksche
taakvroolijk begmt ze 's morgensblijmoedig
al is haar het hoofd mat en al zijn haar de leden
zwaar van het getob en gesjouw toch gaat ze
's avonds ter ruste, denkende over wat ongedaan
is moeten blijven. Want er is voor morgeu nog
heel uwat te doen."
tfls het nu toch gansch onmogelijk om eens op
tijd klaar te zijn en altijd op 't laatste oogeublik
nog hier en daar en overal te moeten wezen" vraagt
manlief, nog niet best zoo 't hoort.
Men spreekt en redeneert. 't Zonnetje breekt
door, de hemel is tamelijk helder als ze komen
waar ze wezen moeten.
Vroolijk brengen ze den avond door. Ze amu-
seeren zich best, vergeten voor enkele uren hunue
huiselijke zorgeu misschien het grootste nut
van een gezellige conversatie en gaan opgeruimd
vrij laat huiswaarts en ter ruste. En de moeder
ze heeft nog wat te doen Ze moet even nog zien
of de kinderen warm toegedekt zijn
hNog wat te doenr" Wie is er onder de
menschen, die nooit een dag beleefd heeft, waarop
hij zeggen kon, dat hij niets, volstrekt niets meer
te doen had P Zells de meest heusche leeglooper,
die volstrekt niets om handen heeft, die niet gekweld
wordt door ambtelijke bezigheden, die niet gedrukt
wordt door huiselijke zorgen, hij die eenvoudig
zich ,/laat" leven en zich leukweg slechts ,/Ouder
laat worden," hij ook heeft eenige oogenblikken
in zijn leven, waarin hij wat heeft te doen, waarom
hij dit of dat uitstelt, dit of dat nalaat, waarin hij een
enkelen keer peinzeud de hand onder het hoofd legt
ffBom zegt de torenklok heden avond voor
de twaalfde maal; ffbom!" klinkt het in ons hoofd
en in ons hart»bom" weergalmt het door de
lucht en iedereen herhaalt luid of in zijn binnenste
dien toon, alsof niet iederen avond van elken dag
die toon door de lucht klonk. Deschepeling van
de verre stranden, de zeeman op den grqptei
Oceaan, de reiziger, die ver is van vriend en maag,
de gezegeude in zijn rijke woning, de arme in zijn
hut, alien, alien van het Noorden tot het Zuiden,
van het Oosten tot het Westen hooren, voor zoover
ze besef hebben van hun bestaan, dien laatsten klank
van het laatste uur op den laatsten dag van't jaar.
Dit jaar is met den laatsten klokslag van twaalven
weer bij zijn vadereu verzameld en het nieuwe jaar
is geboren. Het oude is voorbij gegaan," en wat
het ons gaf, of wat het ons nam het is verdwenen
om nimmer weer te keeren. Wij, menschen kun
nen niet voldoende beoordeelen of het genoeg heeft
gedaan, of we van een tijdruimte van meer dan
300 dagen niet meer hadden mogen verwachten.
Aan ons is het niet daarover een eindoordeel
uit te sprekeu, aan ons past het niet juist uit
te meten of dit jaar goed was of slecht, beter of
minder goed dan een zijner voorgangers. Hoe
zouden wij, die slechts over een spaune tijds hebben
te beschikken kunnen uitmaken welke tijd beter
of slechter was, wij, die zoo subjectief oordeelen,
die zoo licht denken dat onze dierbare persoon-
lijkheid het middelpunt is, waarom alles draait,
die meenen dat niets deugt als het voor ons
zelven niet deugt, die zoo licht gevaar loopen ons
zelven op een voetstuk te plaatsen en te gelooven
aan onze eigen voortreffelijkheid, onze eigen or.mis-
baarheid.
Maar dit weten we alien, dat er nog veel te doen
overblijft, al is het oude jaar verdwenen, dat we
nog wat te doen hebben in het nieuwe, dat de tijd
tot rustige rust nog niet is aangebroken, dat de
lauweren nog vele zijn en we dus nog dienen voort
te gaan met werken, met nuttig zijn en goeddoen
met zegeu te verspreiden en liefde te kweeken en
te betoouen.
ffNog wat te doen De bijl rust nog aan den
wortel van zoo menigen boom, die diende uitge-
houwen. Nog op veel te veel plaatsen is de schaduw
zoo donker, dat het licht, het heerlijke licht der
ware vroomheid, der deugd, der ontwikkeling, der
beschaving niet kan doordnngen. Nog bijna overal
is ontmoediging, omdat men niet slaagde in zijne
reine bedoelingen omdat men kwaad kweekte, waar
men goed meende te stichten, omdat laster en
achterklap het goede verstikten
In de tegenwoordige, Christelijke wereld zijn de
December-dagen, hoe donker en guur ze wezen
mogen toch heerlijke dagen. De Christenheid viert
in dien tijd het schoone feest ter eere van de
geboorte van haren Heiland en alien trachteu bij
die gelegenheid zich en anderen vreugde te ver-
schaffen. Misschien toont de Weldadigheid zich
het gansche jaar niet zoo warm als in dezen tijd.
't Is er ontegenzeggelijk de beste tijd voorde
armoede nijpt, de koude is scherp, de gezegende
voelt zich meer dan ooit gelukkig en de stille
winteravond doet bij hem rijpen menige nobele
gedachte, waarvoor in de drukte van den zomer
geen tijd is.
Ook de heidenen vierden in ouden tijd in deze
dagen hunne groote godsdienstfeesten. Wie nu
in Zweden en Noorwegen is ziet nog de gebruiken
van het heidendom overgenomen. De Zulle-feesten,
die ingesteld werdeu ter eere van Wodan zijn daar
nog in vollen gang, het groote blok ligt daar nog
op den haard, de huizen verspreiden nog den geur
van het gebraden wilde zwijn, de optochten met
fakkellicht hebben nog gedurende twaalf dagen
plaats. Ook de heidenwereld was blijde, dat de
donkere dagen voor de helft voorbij waren, dat
de zon weer hooger aan den hemel zou gaan staan
elken dag wat meer, en het Germaansch Europa
vierde zijne zonnefeesten gedurende de laatste veer-
tien dagen van het oude jaar. Van lieinde en ver
kwam men elkaar geluk wenschen met den afge-
loopen tijdkring in de hope op de toekomst, die
even als de zon misschien meer koesterende stralen
brengen zou in het hart, in het leven der menschen.
Zoo ook wij. Elke dag na 31 December is
winst, in zoover hij ons dichter brengt bij wat
langer dagen en wat liefelijker natuur. Onbewust
wellicht wenschen wij elkaar geluk dat de donkere
dagen aan 't minderen zijn en drukken de hoop
uit, dat die voortaan minder donker zullen zijn in
meer dan eenen zin.
De tijd gaat steeds voortde oogenblikken
volgen elkaar op, altijd door, zonder zich in't minste
om ons, menschen te bekommeren. En de natuur
gaat met hemop vasten tijd heeft ze haar zomer-
kleed aangetrokken of zich getooid met haar
viutergewaad. Hoe het soms koken moge of bruisen
in ons binnenste, zij doet haar plicht en gaf den
dichter de bittere woorden in de pen
En toch blijven er altijd gewichtige oogenblikken
over, waarop de mensch stil blijft staan, als wilde
hij de vertrekkendeu grijpen, de komenden terug
houden. Zijn de laatste oogenblikken van het jaar
niet zoo? Worden zij niet bij uitstek gekozen
om even stil te staan, om even achteruit en
beschroomd dikwerf even vooruit te zien Vragen
we dan niet ons zelven met meer nadruk af
hebben we wat gedaan is er nog wat te doen?"
Als de menschen in de wereld zijn om elkaar
te helpen, de sterken om den wil der zwakken,
dan moet ook zegen uitgaan van elken mensch
in 't bizonder. Als ieder voor zich doet, wat hij
kan, dan werken alien in 't belang van alien.
Als ieder individu zoo goed mogelijk tracht te
zijn, dan zijn ten laatste alien goed. Maar om
zoover te komen, blijft er nog vrij wat te doen
over. Dan moet nog heel wat eigenbaat worden
weggecijferd en heel wat zelfverloochening zooals
de Christelijke kerk daarvan een schoon voorbeeld
geeft, worden aangekweekt. Dan blijft er ook bij
het eindigen van het jaar bij de intrede van 1886
nog wat te doen, nog zooveel misschien dat we
peiuzend het hoofd laten hangen en niet weten
waar te beginnen.
Doch de hoop sterft nooit, ook niet dat we
krachten zullen krijgen uaarmate van ons werk.
De hoop blijft leven ook voor ons, die ziende naar
het jaar dat achter ons ligt dankbaar moeten ge-
tuigeu, dat de Ter Neuzensche Courant heeft mogen
oudervinden veel steun, veel sympathie, veel belang-
stelling. Mocht het zoo blijven en mochtzij steeds
naar hare krachten mogen blijven werken aan het
groote belang der publiciteit. Zij zal het te meer,
naar mate zij meer waardeering onderviudt.
Doch er is meer. Velen met ons zullen hun
hart voelen kloppen van dankba«rheid voor het
vele goede, dat zij genoten voor het vele kwade,
dat van hen werd afgewend.
Maar zeker alien stemmen overeen met het motto
van ons nieuwjaarsartikel,,er is nog veel te doen."
Laat ons dan elkaar 11EIL EX ZEGEN wenschen
bij den aanvang van 1886. Laat ons hopen, dat
elk kind beter zijn zal dan zijn vader, laat ons
hopen, dat wat komt beter zal zijn. dan wat was.
Het wapengekletter in de verte, de oneenigheid
aan onze grenzen, de kwijnende toestand in ons
midden, ze mogen de verwachting stille doen zijn,
de hoop doen verflauwen, laat ons hopen tegen
hope
Den moed willen we niet verliezen, den moed
dat ook wij werken ten nutte van ons zelven en
van anderen den moed dat ons leven niet te
vergeefsch zal zijn, en dat, wat ook gebeure, het
goede zal overwinnen over het kwade en de Opperste
Rechter eenmaal rechtvaardig recht spreken zal.
En daarom ffHeil en Zegen in het nieuwe jaar"
aan alien, aan onze vrienden en begunstigers in de
eerste plaats. Heil en Zegen, en de wensch, dat
de hoop nooit veiflauwe, al drukken de tijds- en
andere omstandigheden. Moed verloren, al ver-
loren Met het bewustzijn, dat er, ook in het
nieuwe jaar, voor ieder onzer nog veel te doen over
blijft, blijve leven de hoop, die ons doet hopen tegen
aller verwachting in.
Laten we eindigen met de verzuchting van den
dichter
Indertijd is aan de Hooge Regeering een verzoek-
schrift gericht, onderteekend door tal van burge-
meesters in de verschillende deelen des rijks, be-
sturen van landbouwmaatschappijen en andere be-
langhebbendeu, tot aanleg of subsideering van een
systematise!! net van stoomtramwegen hier te lande.
Naar de N. R. Ct. thans verueemt is aan adressanten
in hoofdzaak te kennen gegeven dat de Regeering
het nut van den aanleg van stoomtramwegen ter
bevordering van het locaal verkeer te plattelande
met adressanten erkent, en gaarne bereid is, gelijk
tot nu toe, rijkswegen daartoe beschikbaar te stellen
voor zoover het gewone verkeer het medegebruik
daarvan gedoogt, doch dat de regeering iu het
algemeen geen uitzicht kan geven op het bevorderen
van financieele hulp van het Rijk ten behoeve
van den aanleg van stoomtramwegen.
De directie van het Nieuws van den Dag
biedt een Nederlandsch geneeskundige, vertrouwd
met bacteriologisch onderzoek, die genegen is om
zich persoonlijk te overtuigen van de resultaten
der onderzoekingen van prof. Pasteur te Parijs,
daarvoor de gelegenheid aan. De uitzending zal
geschieden onder het toezicht van de heeren
professoren Stokvis en Porster, te Amsterdam, Mac
Gillavry, te Leiden, Pekelharing, te Utrecht, en
Eokker te Groningen. a
Men brengt den gedrukten toestand va
handel en nijverheid in verband met onze s' - r'
inrichting en laat het voorkomen, of dooi'"-
algemeen stemrecht de welvaartzal worden bevordtuu.
Reeds menigmaal is aangetoond, dat in andere
landenwaar andere staatsinrichtingen bestaan
eveneens een gedrukte toestand bestaat. Thans
komt uit Amerika het bericht, dat de werkeloosheid
en de nood der arbeidersklasse buitengewoon zijn
en ook in den handel groote malaise heerscht
De nood is zoo hoog, dat de buitenlanders en 1
familien gevaar loopen.
En in Amerika heeft men het meest uitgebri
stemrecht, dat men maar verlangen kan
Voor hen, die de uitbreiding van het kie^ echt
verlangen als middel, om de welvaart te doen
hcrleven, is deze stem uit Amerika een nuttige
wenk, waarop natuurlijk wel geen acht zal worden
geslagen.
Naar het U. D. mededeelt, wordt te Utrecht
eene poging beproefd tot oprichting eener maat
schappij, welke zich ten doel stelt de ontsd'
van heidevelden en andere woeste46" 5e
gronden in Nederland, en waaraan gelukkig
wenscht te geven„Onze nationa.
De ontwerpstatuten voor die PER,
maatschappij (als naamlooze venmoot5CnjDer-
proefdruk. De gelden voor het gevorderd ka1
hoopt men te verkrijgen als er een beroep
samenwerking wordt gedaan op de natie, maar
groote moeilijkheid welke zich voordoet en waa
waarschijnlijk het geheele plan zal moeten sehipbn
lijden is deze men kan in ons met hei nog
gezegend land, tot billijken prijs geen hei bekom
die als proefueming voor ontginning geseni'
achten. f.
Maandagavond te half twaalf is te Do
een van Gorinchem komende trein even v.
station op een stilstaande locomotief ges
Van den aankomenden trein, welke door twc
motieven werd getrokken, geraakte de eerst
machines geheel omver en werd belangrijk
digd, terwijl de tweede even buiten hei"" s o
kwam met een der assen.
Als oorzaak van dit ongeval, hetwelk gelukki.
tot geen persoonlijke ougelukken aanleidiug gar
meldt men, dat van den aankomenden trein, v
moedelijk door den sterken wind, de lichten w
uitgegaan, waardoor men op het rangeerterrein
dat de trein nog niet in aantocht was en men h«
veiligheids-signaal niet kon onderscheiden.
Thans heeft wederom eene ontsnapping plaa1
gehad, ditmaal uit het gemeente-ziekenhuis tt
's Hage. In den nacht van Maandag op Dinsdag
is het een verpleegde in een der lagere klassen,
den schoenmaker V. d. L., aan de Hoefkade aldaar,
gelukt het gesticht heimelijk te verlateti. V~
hem daartoe geleid heeft is niet bekend.
patient werd niet lang daarna. in zijne
teruggevonden.
A. „XJN.
C01IRMT.
Houw de akse neer,
Trek aan de touwen,
In een slag valt de boom niet om,
Wie yolhoudt zal zijn val aanschouwen."
„Natuur Wat deert haar
Uw vreugd, uw leed?
»Ze is zielloos lieflijk
En red'loos wreed."
Op den bodem van bet leven,
Ligt de Weemoed en de Smart
Maar de Hope njst er neven
In 't geslingerd menschenbart.
Tusschen Weemoed, Strijd en Hope
Vliegt het leven snel voorbij
Waakzaam, werkzaam wacbten wij,
Hat het raadsel zich ontknoope,
Wat ons korte leven zij