TER NEUZENSCHE COURANT.
RI-JVO^aSKL
Al(|emeen JVieuws- en Advertenlielilail voar
Zeeuwscii-Vlaaniken.
Zaterdag 13 September 1879. No. 1494.
Gemengde Berichten
G-emeenteraad van Ter Neuzen.
INGEZONDEN STUKKEN.
Verslag van het verhandelde in de zitting
van den gemeenteraad te Axel op den Z
September 1879.
VAN BE
Een diefstal van eeii verzameling wilde dieren
behoort zeker niet tot de alledaagsche voorvallen. De
bekende dierentemmer Amed^e Dombrombe heeft
echter dezer dagen aangifte geditan dat hem in
den nacht van 1 op 2 September tusschen Orleans
en Choisy-le-Roi een prachtige Atlasleeuw, een Ben-
gaalsche tijger en twee zwarte Sahara-panters ont-
stolen zijn. Daar tegelijkertijd de hokken dezer
dieren, zijn vrouw en zijn eerste equilibrist, Jozeph
Larget, verdwenen zijn, is de zaak verklaarbaarder
dan zij anders zou wezen. Dombrombe heeft aan
de politie het signalement der dieren en van Jozeph
Larget opgegevenwat zijn vrouw betreft, daarover
bekommert hij zich niet, daar deze, zegt hij, in
zijn menagerie toch slechts een onnut meubel was.
Dezer dagen is door een onbekende bij een
juwelier te Parijs een diefstal gepleegd van een
halssnoer ter waarde van 30,000 ires. Toen het
kleinood hem was voorgelegd, verzocht hij om een
vochtig lopje, ten einde een saffier wat op te wrijven,
om er beter over te kunnen oordeelen. De dame,
die hem te woord stond, begaf zich naar een ver-
trek achter den winkel om het verlangde te halen
en toen zij terugkwarn was de man met het snoer
verdwenen. Hij was reeds meermalen in den winkel
geweest om over het halssieraad te onderhandelen.
Zitting van Dinsdag 2 September.
Voorzitter de heer J. A. van Boven.
Afwezig met kennisgeving de heeren C. J. A.
Fercken en A. C. N. Grenu en wegens ziekte de
heeren J. de Jonge en J. de Smidt.
De twee herbenoemde leden, de heeren Joz. de
Feijter en G. Dees, benevens het nieuw benoemde
lid, de heer J. Donze Az., leggen in handen van
den voorzitter de volgens de wet gevorderde eeden af
en nemen zitting.
De notulen van de vorige vergadering worden,
na lezing van den secretaris, goedgekeurd.
Als lid van den grintweg Ter Neuzen-Hoek
wordt bij acclamatie herbenoemd de heer Joz.
de Feijter.
Door burgemeester en wethouders wordt in over-
weging gegeven, om een adres naar Z. M. den
Koning te zenden met verzoek
1°. Afschaffing van de bestaande kanaalrechten,
voor zooveel de buitenlandsche vaart betreft.
2°. Uitvoering van de in 1869 geslotene over-
eenkomst, betreffende het aanleggen van spoorwegeu
te Ter Neuzen.
3". Ondersteuning van het rijk stoombootdienst
Ter NeuzenVlissingen
4°. Om weder begunstigd te worden met
gamizoen.
Nadat door het dagehjksch bestuur hieroratrent
breedvoerige toelichtingen zijn gegeven, wordt met
algemeene stemmen besloten in dien geest een adres
aan Z. M. te zenden, de redactie aan burgemeester
en wethouders overlatende
Ontvangen waseen brief van 23 Augustus van
den commissaris aes Konings Jhr. Mr. W. Six,
waarbij hij afscheid neemt van de overheden en
collegien in Zeeland bij zijne benoeming als
minister van binnenlandsche zakenhet dagelijksch
bestuur had dezen brief beantwoord, welke missieve
door den voorzitter wordt voorgelezen.
Ingekomeu wareu eeuige Provinciale- en Staats-
bladen.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
vernemen, dat door het dagelijksch bestuur deze zaak
niet in het adres is behandeld, daar ua de gehouden vergadering
van den gemeeuteraad, door Gedeputeerde Stateo eene ilinke
verbetering in de stoombootdienst tusschen Ter Neuzen en
Vlissingen is gebracht.
(s) Onze lezers vinden hierachter het adres in zijn geheel,
zooals het door burgemeester en wethouders is verzonden.
Ann Zijne Majesteit den Koning.
Geeft met den meesten eerbied te keunen de Raad
der gemeente Ter Neuzen
dat hij, hoog waardeerende het grondwettig reeht
der gemeentebesturen. om de belangen van hunne ge-
meenten en van hare iugezetenen bij Uwe Majesteit voor
te staan, beseft daarvan niet dan ingeval van volstrekte
nood/.akelijkheid gebruik te moeten maken;
dat die noodzakelijkheid thans voor hem bestaat,
zoo door het groote belang en de rechtmatigheid der
betrokken zaak, als wegens de vruchteloosheia der
pogingen, ter verkrijging der gewenschte voorziening
daaromtrent, reeds sedert geruimen tijd langs andere
wegen aangewend;
dat Ter Neuzen, onder den hoogst aangenamen in-
druk van de verblijdende woorden, door Uwe Majesteit
bij Haar bezoek aan de gemeente in 1862 gesproken
namelijk dat zij eene schoone toekomst te gemoet
ging de vervulling daarvan zag toen het door Uwer
Majesteits bemoeiing en wel ten gevolge van het trac-
taat tusschen Nederland en Belgie van 9 November
1867, eindpunt van twee internationale spoorwegen met
goede los- en laadplaatsen en was het vroeger
rnaar eenvoudige doorvaartplaats geweest daardoor
ook commercieele haven geworden zijnde, daarvan aan-
vankelijk veel voordeel geitoot, hetgeen de beste ver-
wacbtingen voor zijne verdere toekomst gaf;
dat evenwel de algemeene toestaud der gemeente
thans verre van opbeurend is
dat dit voor een goed deel ook wel het gevolg is
van de kwijning in de laatste jaren, in de meeste
takken van volksbestaan scbier over de geheele wereld,
waartegen geene regeering iets vermag, doch bepaalde-
lijk veel veroorzaakt wordt door gansoh andere omstan-
digheden, die de verdere verwezenlijking van Uwer
Majesteits goede bedoelingen ten aanzien dezer gemeente
belemmerende, haar in het bijzondere drukken;
dat bij voortduring van rijkswege, dikwerf met de
gr ,-itste opofferingen voor de schatkist, in andere loka-
liteiten zeer veel wordt gedaan, wel is waar in bet
algemeen belang, maar dat daarom uiettemin toch in
de eerste plaats aan die lokaliteiten zelven ten goede
komt, eene omstandigheid, die naar de Raad hoopt
zal kunnen medewerken tot ondersteuning van dit
adres, waarmede in het belang van Ter Neuzen, het-
welk onderwerpelijk tevens is dat dezer geheele streek,
die wegens landaanwinning en indijking zulke groote
sommen in 's lands kas doet vloeien, en wier ontwik-
keling en bloei voorzeker een groot algemeen provin-
ciaal en rijks belang is, niet anders of meer dan het
uit den weg ruimeu van groote belemmeringen in de
regelmatige werking van de natuurlijke bronnen van
bestaan en ontwikkeling dier gemeente en in het alge
meen eene rechtvaardige en billijke behandeling wordt
beoogd
dat het, in dat verband, vooral drie zaken zijn, waar-
omtrent de Raad thans zeer eerbiedig de aandacht
van Uwe Majesteit inroept;
1°. betreffende de kanaalrechten:
dat zeeschepen, het kanaal doorvarende naar Belgische
plaatseu, vrij zijn van de betaling dier rechten, doch
daaraau onderworpen wauneer zij aan het spoorweg-
station alhier lossen of laden, welke oneigenaardige
regeling zich grondt op voorschriften, die wellicht goed
konden worden geacht in geheel andere toestanden,
waarbij zeker ook in aanmerking dient te worden ge-
nomen, dat vroeger schepen, die aldus doorvoeren,
den Scheldetol verschuldigd waren, doch tegenwoordig,
vooral nu Ter Neuzen ook commercieele haven is, moeie-
lijk meer te verdedigen zijn;
dat de Raad zich dan ook reeds sedert lang had
gevleid, dat Ter Neuzen in het hierbedoelde opzicht
op gelijken voet als Belgie zou worden behandeld,
en dit te eerder wijl zich daartegen toch wel geen
overwegend bezwaar voor de schatkist kan doen gelden.
2°. betreffende de spoorwegen:
dat het recht, verzekerd door het aangehaalde trac-
taat en geworteld in de zeer interessante geschiedenis
van het ontstaan van de spoorwegen naar Ter Neuzen,
ten aanzien van de tarieven voor het goederenvervoer
langs de Belgische staatsspoorvvegen, vordert:
gelijkstelling dier haven met de meest bevoordeelde
Belgische havens
dat evenwel, geheel in strijd daarmede, het vervoer
over de spoorwegen van en naar deze gemeente op
aUerlei wijze wordt belemmerd eu aan dat recht zoo
weinig voldaan, dat toen het eenige jaren geleden ernst
scheen te worden, betzelve werkelijk te doen gelden,
daartegen in Belgie een storm van verzet opstak, zoo
onstuimig als maar zelden wordt vvaargenomen, doch
die met dit al de beste getuige van de voortreffelijk-
heid van Ter Neuzen als commercieele haven was.
3°. betreffende het gamizoen:
dat dit, na vroeger reeds veel te zijn verminderd,
met Mei jl. geheel is opgeheven, waarvan de gemeente
nu te gelijk de nadeelige gevolgen ondervindt;
dat, hoe verschillend ook al moge kunnen worden
gedacht over de beste wijze van garnizoensindeeling,
het toch zeker in ieder geval aanbeveling schjjnt te
verdienen, eene groote vesting als Ter Neuzen niet
zonder troepen te laten;
dat daarbij Ter Neuzen steeds een der meest voor-
deelige en gezonde garnizoensplaatsen was en uit-
muntende gelegenheid voor schietoefeningen op de
grootste afstanden biedt, aan welk een en ander
ongetwijfeld is toe te schrijven, dat het vroeger immer
voor een althans betrekkelijk sterk garnizoen in aan
merking kwarn; blijkende het o. a. uit eenen brief
van Zijne Excellent,ie den Minister van oorlog van 14
Januari 1868 No. 44 P, dat het destijds, toen hier
4 compagnieen infanterie verblijf hielden, in het be
lang van den dienst wenschelijk werd geoordeeld, de be-
zetting nog met eene tirailleur-compagnie te vermeerderen
en aldus een geheel bataljon te Ter Neuzen te vestigen,
hetgeen meer in overeenstemming was met den toe-
stand in vroegeren tijd, toen nog veel meter troepen al
hier gelegerd waren;
dat de tegenwoordige toestand der plaats als vesting
maar zonder garnizoen gewis zonderling is en geen
goedeti indruk kan geven aan de etat-major van vreemde
oorlogsehepen, die somwijlen de reede bezoeken en
wier bevefhebbers zich gewoonlijk met de autoriteiten
der vesting in aauraking wenschen te stellen;
dat het voor eene gemeente ontegenzeggelijk hard
is, de lasten, aan het vesting zijn verbonden, te moeten
dragen, zonder daarvan eenig voordeel, als gelegen is
in het bezit van garnizoen, te genieten, en dat wel
ter wijl open plaatsen met sterke garnizoenen worden
bevoordeeld, eene hardheid voor Ter Neuzen te
gevoeliger, omdat eenige jaren geleden, toen het, in
tegenstelling met het tegenwoordige, een allergeschikste
tijd was, om door handel, scheepvaart en nijverheid
zijne belangen krachtig te ontwikkelen, dit ook voor
een zeer groot deel moest afstuiten op het vesting
der le klas»e zijn van de plaats, waarover echter de iuge
zetenen zeer opmerkelijk geen enkel beklag dedeu
hooren uit vrees, dat anders het behoud van het gar
nizoen, op welks vermeerdering zij zelfs hoopten, ge-
vaar zoude kunnen loopen;
dat gemeentebestuur en ingezetenen zich steeds heb-
ben beijverd, het departement van oorlog aangenaam
te zijn, en dat bestuur, om van onderscheidene andere
zaken niet te gewagen, nog in 1865 goede woningeu
voor gehuwde militairen heeft laten bouwen, waarop
de gemeente, ofschoor. daarvoor huur door het depar
tement vau oorlog wordt betaald, jaarlijks nog steeds
een niet onbeduidend verlies lijdt;
dat voorts het aanwezig zijn van troepen te Ter
Neuzen zeer bevorderlijk is voor den Nederlandschen
invloed in deze streek, en, wat met het oog op hare ge-
isoleerde ligging, gescheiden als dezelve van het overige
Nederlandsche grondgebied is door de breede en snel-
stroomende Wester-Schelde, bij harden wind en ijsgang
meermalen geheel onbevaarbaar, insgelijks zeer belang-
rijk is, een waarborg geeft, om ingeval van ernstige
verstoring der openbare orde dadelijk met eene ge-
noegzaam sterke macht daartegen te kunnen optreden,
zoomede om te verzekeren, het naar eisch ten uitvoer
leggen van rechterlijke vonnissen, zaken, waarop
het, uit aanmerking van de ligging van Ter Neuzen
aan twee internationale spoorwegen en een kanaal voor
binnen— en buitenlandsche scheepvaart, aanbeveling
verdient bedacht te wezen.
Op grond waarvan de Raad der gemeente Ter Neuzen
Uwer Majesteit hoogst eerbiedig verzoekt
1 o. Vrijstelling van de betaling der bedoelde kanaal
rechten voor alle zeeschepen, onverschillig of die wel
dan niet naar Belgie doorvaren.
2o Toepassing en handhaving van het recht der
gelijkstelling van de haven vau Ter Neuzen met de
meest bevoordeelde Belgische havens, ten aanzien van
de tarieven voor het goederenvervoer langs de Belgi
sche staatsspoorwegen.
36. Aan Ter Neuzen weder een behoorlijk garni
zoen te geven.
't Welk doende:
De Raad voornoemd,
J. A. VAN BOVEN, Voorzitter.
J- DIELEMAN, Secretaris.
Ter Neuzen, 10 September 1879.
Aan de orde is de behandeling van het voorstel van
den heer M. J. van Vessem betrekkelijk het oprichten
van normaallesseu aan de openbare school alhier; (zie
het nummer dezer courant vau 23 Aug. jl. no. 1488.
De heer M. J. van Vessem verkrijgt bet woord tot
toelichting van zijn voorstel en zegt het volgende:
Tot toelichting en aanbeveling van mijn voorstel in
de vorige vergadering gedaau, is het mij noodzakelijk
voorgekomen, de zaak, zoo als zij zich van den beginne
af aan heeft toegedragen, te bespreken.
Uit den brief van den Inspecteur van het lager
onderwijs in Zeeland dato 14 Juni 1879 blijkt, dat