B 1J VOEGSEL
Algemeen Mem-en
vuor
Zeemeh-Vlaaiulcren
an Woensdag 3 Maart 1869, No. 411.
BEHOORENDE BIJ HET
Eclitie van Zaturdag €5 Maart.
Neuzen, 6 Maart.
Op vrijdag 26 February is voor het pro-
vinciaal geregtshof in Zeelaud een aanvang ge
maakt niet de behaudeling van het regtsgeding
tegen Elisius Johannes Passemier, oud 40 jaren,
herbergier te Clinge (Nederland), en Joseph de
Kindt, oud 39 jaren roudreizeud koopman te
Clinge (Belgie), thans gedetineerd te Middelburg,
beschuldigd van diefstal, gepleegd bij nacht in
een bevvoond huis, door middel van buitcnbiaak,
binnenbraak en inklimraing, door meerdere per
sonen, die wapen bij zich hadden, ouiler bedrei
ging en geweldpleging.
In deze zaak zijn 26 getuigen door het open
baar ministerie gedagvaard. In den loop der
zitting heeft het hof nog de dagvaarding van
een getuige, den thans te Moerdijk gestationeer
den mar6cbauss6e Dubois, bevoleu.
Aan de voorgelezen processtukkon en de ver
klaringen der getuigen ontleenen wij de volgem.e
bijzonderheden.
Zitting ran Vrijdag 26 February.
De beschuldigden zouden te zamen en in
cemeen overleg met eenige anderen in den avond
van 26 Maart 1868 tusschen 10 en 11 uren
zich hebben vervoegd aan de vvoning van Joban
nes Huysseueven buiten de gemeente Neuzen
staaudei en daarop in den aan de oostzijde van
de woning gelegen bakoven een gat hebben ge
broken met een beitelschop en spade, welke
voorvverpen zij genomen hadden uit twee hokken
in de schuur, die met een grendel gesloten waren
en die zij met geweld hebben opengebroken. Daar-
door zijn zij in de woning gekomen, waar zy
een raam hebben opengebroken, ten einde een
of meer anderen in de woning te laten. Huys
sen en zijne vrouw die toen te bed lagen, wer
den door het leven in hnnne slaapkamer versehrikt
wakkerzij bespenrden dat eeue lamp in het
vertrek brandde en zagen twee mauuen voor
lmn bed staan waarvan een met een pistool
gewapendop het bed sprong en op eU der
beide echtelieden een zijner kmeen zette, waar
door hij hen in bedwang hield, terwijl h'y steeds
met de pistool dreigde, zeggeuda„kapol moel
je
lcl Middelerwijl stond een ander persoon met
een ontbloot mes voor het bed, die evenzeer
met den dood dreigde. De man met de pistool
in het bed zeide„ivij zyu mtf ons etveimen
moetcn elk f 200 hebben." Huyssen antwoordde
daarop dat bij zooveel geld niet had, doch men
maar nemen moest wat er was, met aauwyzmg
van den sleutel van bet kabinetdie op een
kastje lag. Volgens vrouw Huysseu bevoudeu
zich toen vier mannen en eene vrouw iu bet
vertrek. t
Nadat de vreemde bezoekers het kabinet open
gebroken en doorsnutfeld hadden, deden zij lluys
sen en zijne vrouw uit het bed stappen, onder
zochteu dit naauwkeurig en deden ben toen weder
daariu gaan. Te ongeveer 12'/- uur vertrokken
de dieven. Bij onderzoek bleek de plaats gekad
hebbende braak en werd vermist uit het open
gebroken kabinet twee -bankbiljetten elk van
/60 alsmede eenig zilverwerk en centen en
uit 'de kist op den zolder 1100 aan bankbil
ietten en naar gissing f 1229 aan specie, en
nog eene soni van 50 uit de spinde naby den
kelder, benevens eenige gouden en zilveren wer-
ken, alles tot een gezamenlijk bedrag van 3000.
Voorts was nog gestolen een pistool met dub
belen loop en een geladeii gcweerwaarmede
de in het bed gekomen persoon gedreigd hail
hen te zullen doodschieten. Ook hebben zij
zich in het bezit gesteld van brood met ham en
"^De getuigen Hnyssen hebben later de beide
beschuldigden bij confrontatie herkend als de
personen die in en voor bun bed zijn geweest.
Dit was ook heden (26 February) bet geval
hoezeer beide beschuldigden alleschuldontkenuen.
De brigadier der mar6chanss6e L. de Boer te
Hulst had toen hij het gebeurde vernam, reeds
dadelijk kwaad vermoeden tegen eenige personen
te Clingedie mime vertering maakten lietcn
bouwen en timmeren, altijd ruim van geld voor
zien waren en took niet werkten en speciaal
teen de beide beschuldigden, terwijl de herberg
des eersten steeds eene vegaderplaats is van
boogst verdachte personen.
Toen de beschuldigde Passemier voor de eerste
maal aan de getuigen Hnyssen vertoond werd
zeide bij bij het verlaten van bet vertrek aan
zijne binnentredende huisvrouw Antbonia lar-
mentier„pas op, zegt nxel le veel! Ook
heeft Passemier op deu 2 April ten zijnen liuize
aan twee getuigen een zeer omstandig verhaal
van den te Neuzen plaats gebad bebbenden diet
stal gedaanten slotte er bijvoegeude ,,/ioe
zouden ivij dit nu gedaan kunnen hebben want
hoe koudan ivij tvelen dat er bij Huysseu zoo
veel geld in huis was Op dat oogenblik was
het echter nog niet eens bekeud dat er eenige
verdenking tegen Passemier gerezen was, er was
nog geen huiszoeking te Clinge gedaan.
De bewaarder van bet huis van arrest te Goes,
J. van de Velde, heeft den 12 Mei des morgens
ten 4'/; uur gehoord dat de beschuldigde Pas
sender in de luchteel gesprokeu heeft met zijn
toen mal igen medebeklaagde M. de Keyzer, die
zeidezijn hier met ons vijeenwaarop
de beschuldigde antwoordde: „God almachliql
zijn er al vijf en verder met veel gebaar
houd je smoell al was liel dat zij met ltd mes
op mijti keel stonden zal ik loch niels zeggen.
In zijn eel teruggekeerd heeft Passemier, vol
gens deu adjunct cipier F. den Hertog, gezegd
„ja, fa, liel koml nog irel uit, en dat vuor f 300
ik knjg er pijn van in mijn hop. Dit alles
wordt echter door Passemier ontkeud.
De voorsteilingen van Passemier en de Kindt
tot staving van hun alibi op den avond van het
voorgevallene worden door verschillende getui
gen weersproken.
Zitting van Zaturdag 27 February.
De beschuldigde de Kindt beweert dat hij
den avond vail den 26 Maart 1868 tea zijnen
huize heeft doorgebragt na te acht uren van het
sterfhuis zijns ooms te zijn teruggekeerd, en
zich te tiec uren ter rnste te hebben begeven
terwijl hij vroeger op dien dag naar de rnarkt
te St. Nicolaas is geweest. Hij beeft zich daar-
omtrent op verschillende personen beroepen, die
op dien avond te acht uren in zijn buis geko
men en tot omstreeks tien uren gebleven zouden
zijn. De verklaringen der bedoelde getuigen
zijn met die bewering geheel of gcdeelielijk in
strijd. J. Duinondt beeft de Kindt den 26 Maart
den gelieeien dag op zijn land werkzaam gezieu
en is des avonds te acht uren te zijnen huize
geweest, doch te half negen weder vertrokken.
E. d'Hoogbe beriunert zich niet op dien dag bij
Kindt geweest te zijn en ontkent met hem ge
sproken" te hebben. L. Goossens en J. B. Ha
geman zijn wel dien avond bij deu beschuldigde
geweest, doch een half uur later weder ver
trokken. Ph. Dorsselaar zegt dat zij den bewusteu
avond niet, en P. van Heemst dat hij omstreeks
zeven uren slechts eenige oogenblikken bij de
Kindt is geweest en met dezen gesprokeu heeft
over het koopeu van vlas.
Laatstgenoemde getuige houdt vol dat eene
geschreven verklaring „als zou hij de Kindtjop
26 Maart van de rnarkt te St. Nicolaas hebben
zien komen- en dezen te zijnen huize in eenig
zins besclionken toestand aangetroffen hebben,''
welke hij op aaudrang van zekeren zaakwaar-
nemer Onghena op 6 April jl. heeft ondertce-
kend, bepaald onwaarlieid bevat.
Soortgelijke verklaringen werden herbaaldclijk
ter teekening aangeboden door de vrouw van
den beschuldigde Passemier en voornoemden
Onghena. Onder anderen zijn den 6 April P. A.
Ilageman en J- F. de Bleijser door her. aange-
zocht om eerie verklaring te teekenen, inhoudende
„dat zij, getuigen, den beschuldigde Passemier
op 26 Maart 11. tot donkeren avond toe omtrent
zijne woning zouden gezicn hebben," doch deze
getuigen hebben geweigerd daaraan te voldoen,
als zij tide dit in strijd met de waarheid.
Uit een en ander blijkt, zooals door den voor
zittev werd opgemerkt, dat die Onghena, door
gebrnik te maken van de ouwetendheid der
getuigen en het ter teekening aanbieden van
die onware verklaringendie meuscheu alligt
in moeijelijkheden zou hebben kunnen brengen.
De getuige de Bleijser heeft zelfs ontkend dat
hij, niet kuntiende scbrijven, met een kruisje
g'teekend heeft, zooals dit iu de hem aange
boden doch door hem geweigerde verklaring is
geconstateerd, zoodat dit stuk valscli is.
J. van Langevelde cn F. Derde verklaarden
dat zij den 26 Maart 11. des avonds omstreeks
half acht uren nabij Axel op het Spui, ongeveer
drie kwartier afstands van de vvoning van Iiuys-
sen drie of vier personen hebben ontmoet, die
er zeer verdacht uitzagen en niet antwoordden
op den hun gebragten avondgroet. In de
beide beschuldigden herkennen zij twee dier per
sonen. De beschuldigden ontkennen dit evenwel
ten stelligste.
De voorzitter hield de beschuldigden de ver
schillende tegen hen gerezen bezwaren voor. De
diefstal bij Hnyssen, onder de meest verzwarende
omstandigheden en door meer dan twee personen
gepleegd, staat vast. De sporen der voetstappen
aldaar vvijzen zeven personen aan, terwijl de
verklaringen van Huyssen en zijne vrouw omtrent
de jegens hen gedaue bedreigingen worden be-
vestigd door het ten hove aanwezige en herkende
geweer en pistool. De vraag blijft alleen tegen
wie kunnen vermoedens bestaan en waarheen
leiden die vermoedens De gehoorde ambtenaren
hebben voetsporen gevondener zijn dadelijk
vermoedens gerezen tegen bewoners van Clinge
en derwaarts leiden die voetsporen. Bovendien
wordt de gegrondheid clier vermoedens gestaafd
door bet viuden van een paar schoenen, die,
hoezeer niet aan den beschuldigden, toch aan
een Clingeuaar behooren.
De beschuldigden beweren beiden dat zij den
avond van 26 Maart thuis zijn geweest en beroe
pen zich daartoe op verschillende getuigen
Passemier op Viva en diens vrouwde Kindt
op Drumondt, Goossens, Hageman en van Dors
selaar. Brengt men de verklaringen dier getuigen
in verband met de schriftelijke verklaringen door
den zaakwaarnemer Onghena voorgelegd, dan
zou men, volgens den voorzitterbedenking
kunuen maken tegen de geloofwaardigheid van
Viva en zijne vrouw en anderen. Heden is
evenwel pertinent door Langevelde en Derde
verklaard dat zij kort vbor het gepleegde feit
eenige personen hebben ontmoet en daaronder deze
beide beschuldigden, waaruit dns blijkt dat deze
laatsten dien avond niet thuis zijn geweest.
De beschuldigden beroepen zich op hun ge-
weteu ten betooge luinner geloofwaardigheid. De
voorzitter merkte echter op dat dit evenzeer
het geval is met Huyssen en zijn vrouw, die
heihaaldelijk eu steeds met de grootst mogelijke
gemoedelijkheid en waarheidsliefde verklaard
hebben dat Passemier en de Kindt de daders
zijn, terwijl zij dit van andere personen, die hun
voorgesteld zijn, niet hebben durven verklaren.
Nadat de beschuldigden zich weder op hunne
onschuld hadden beroepen, wees de voorzitter
hen op eeu ander bezwaarhet gebeurde in de
ge van gen is te Goes en de daar door Passemier
gehouden gesprekken. Laatstgenoemde hield vol
dat hij in de lnchtcel wel een persoon tegen het
raam heeft zien opklimmen, dien hij de Kindt
dacht te zijn, maar dat bij tegen dien persoon
niet gesprokenja zelfs geen geluid gegeven
beeft. In de gevangenis le Goes, zeide bij, mag
men niet piepen, veel minder spreken, want dan
hoorl men dadelijk liel bevelzwijg Ook ontkend
bij in zijn eel de woorden gesproken te hebben
„'cn dat voor f 300 ik Icrijg er pijn van in
mijn kop." Hij heeft alleen geweeud over het
ongeluk waarin een onscbnldig meiisch koraen
kau. De voorzitter en evenzeer verschillende
raadsheeren deden uitkomcn dat de geloofwaar
digheid der onder cede gehoorde ambtenaren
uit de gevangenis te Goes vast staat en de beschul
digde Passemier dus verkeerd doet met ook dit
punt te ontkennen.
Dat Passemier de bijzonderheden van het bij
Huyssen gebeurde haarklein heeft verteld zelfs
voor dat het bekend was dat er vermoedens
tegen hem waren of huiszoeking te Clinge bad
plaats gebadwerd mede als een bezwaar aan-
gevoerd. Hij bleef echter beweren dat hij het
verhaal van anderen had gehoord en zeide dat
men zooveel bezwaren kon inbrengen als men
wilde, maar dat bij onscbnldig was.
Nogmaals werd Huyssen en zijne vrouw af
gevraagd of zij wel zeker waren dat deze
beschuldigden de twee personen zijn die hen
met den dood hebben gedreigd Zij antwoord
den slctfig bevestigen zelfs de stem is, volgens
hen, dezelfde. Ook zeide zij dat Passemier, die
ook polier isvroeger wel eens op hun liof
is geweest, cn voegden eenige bijzonderheden
daarbij omtrent de kunstvaardiglieid van een
kondje, dat hij dan bij zich^jjLin het open-
doen van het kippenhok. PaSSfiBlier beweerde
evenwel dat hij evenmiu weet waar die menschen
wonen als de president zelf, doch dat het niet
onmogelijk is dat hij vroeger voor zijne zaken
wel eens bij hen is geweest. c I,
De slotsom van het verhoQJ*'der beschuldigden
isdat zij alles blijven ontkennen.
Aan al de getuigen, met uitzondering van den
brigadier den Boer, wordt verfof gegeven huis -
waarts te keeren.
Zitting van Maandag 1 ^SEaart.
In 's hofs zitting van den 1 dezer werd nog
als getuige gehoord de jl. vrijdag op last van
het hof gedagvaarde marechaussee Jannis Dubois,
thans gestationeerd te Moerdijkdoch vroeger
en tijdens het bij Huyssen voorgevallene te Hulst.
De verklaring van dezen getuige strekteu tot
bevestiging van het opgemaakt procesverhaal en
de plaats gehad hebbende huiszoeking te Clinge.
Ondere anderen bleek kieruit dat sonnuige
bijzonderheden door Passemier vbbr de huis
zoeking reeds verhaald aan twee kommiezen
en die hij van een voerman aan het veer van
Walzoorden zegt vernomen te hebben, den ge
tuige zelf niet bekeud zijn geweest. Van de
zijde der brigade marechaussee was voor de
huiszoeking ook niets uitgelekt. Dit gaf aan-
leiding tot de gevolgtrekking dat Passemier of
zelf bij het gebeurde tegenwoordig is geweest 6f
de bijzonderheden van een der daders verno
men heeft
De beschuldigden bleven alles ontkennen. Pas
semier zeide: „God geve dat liel uitkome dat
ik valschelijk ben beschuldigd Ik blijf gerust
want ik weet dat ik onschuldig ben." Op de
vraag des voorzitters, of al de aanwezige over-
tuigingstukken hun vertoond waren, gaf hij ten
antwoord, dat hij zich daarvan niots aantrok.
De advocaat generaal achtte, volgens do toe-
lichting van zijn requisitoir, het wettig en over-
tuigend bevvezene der feiten boven alien twijfel.
De eenige vraag is slechts of deze twee be
schuldigden hebben behoord tot het zevental
personen, die blijkens de gevonden sporen, die
feiten hebben bedreven Tot eene bevestigendc
beantwoording dier vraag kwam hij op grond
van de volgende omstandigheden. De ter goeder
naam en faam staande en als geloofwaardige
menschen bekende getuigen Huyssen en vrouw
hebben van het begin tot het einde pertinent
volgehouden dat deze beschuldigden de daders
zijn. Dat zij zich in hunne personen zouden
kunnen vergissen is niet aannemelijk, vooreerst
omdat zij den eersten beschuldigde reeds vroeger
hebben gekend, en ten andere omdat beide be
schuldigden niet alleen voor het bed hebben ge-
staanmaar een banner zelfs met cen pistool
in het bed is gekomen en zij de beide getuigen
ook uit eu iu het bed hebben laten gaan, waar-
door deze gelegenheid hadden de gelaatstrekken
der dieven te onderscheiden. Zij hebben dan
ook een vrij naauwkeurig signalement van die
personen aan deu brigadier der marechaussee
gegeven hetwelk dadelijk aanleiding gaf tot ver
moedens tegen deze beschuldigden. Als eene
merkwaardige omstandigheid werd aangevoerd
dat de getuigen Huyssen den eersten beschuldigde
te Hulst dadelijk' als een der daders heb
ben aangewezen voordat het bekend was dat
Passemier hun als verdachte zou voorgesteld
worden, terwijl bovendien de ruigliarige milts
van de Kindt door hen is herkeud als dezelfde
die hij in den bewusten nacht gedragen heeft.
Ook de verklaringen van de twee arbeiders
Langevelde en Derde, dat zij deze beschuldigden
in den avond van het gebeurde op het Spui
onder Axel hebben ontmoet, staven het bewijs.
Wel is waar staan daartegenover de verkla
ringen der getuigen die opgeven dat de beschul
digden dien avond thuis zijn geweestalsmede
de° door toedoen der vromven van de beide be
schuldigden door den zaakwaarnemer Onghena
gestelde schriftelijke verklaringen, doch volgens
spreker zijn die minder afdoende dan die van
genoemde arbeiders omdat deze meer dan het
stempel der waarheid dragen. Het verdacht
uiterlijk toch der personen die zij hadden ontmoet
heeft op die arbeiders zulk een indruk gemaakt
dat zij later daarvan aan de justitie aangifte
hebben gedaan.
Ten slotte wees spreker nog op drie bezwa-
ri j .11 non antipi' TiPi'SnOP. ITVfit
f"