ter zijde plaatsen van gronden of materialen
geschiedt ten koste en door de zorg van den
concessionarisovereenkomstig de wet voor de
onteigening ten algemeenen nutte.
De spoorweg van Sluiskil tot aan de Belgische
grenzenin de rigting van Selzaetemoet vol-
tooid en in exploitatie gebragt zijn binnen drie
jaren na den dag waarop de concessie detinitief
is geworden. Voor het deel van den spoorweg
bezuiden Sas-van-Gent tot de Belgische grenzen
kan de termijn voor de voltooijing en het in
exploitatie brengen zoo noodigdoor den mi
nister van binnenlandsche zaken verlengd worden
tot ten hoogste twee jaren na den dag waarop
de aansluiting met den Belgischen spoorweg en
de daartoe te volgen rigting bepaaldelijk by
tractaat zal zijn geregeld en vastgesteld.
Bij niet-voldoening door den concessionaris aan
de tjjdsbepaling in dit artikel vermeld, vervalt
de concessietenzij de vertraging het gevolg
zij van overmagt buiten schuld van den conces
sionaris ot die vertraging veroorzaakt wordt
door de geregtelijke onteigeninginsgelijks buiten
toedoen van den concessionaris; beide gevallen
ter beoordeeling van den minister van bin
nenlandsche zaken.
Het vervoer op den spoorweg moet door stoom-
kracht geschiedeu.
Het aantal der dagelijksche treinen bestemd
om reizigers of koopmansgoederen te vervoeren
moet ten alien tijde voldoende zijn voor de be-
hoeften van het verkeer en van den handel.
De keuze en de benoeming der beambten
voor het opzigt over de werken van aanleg en
onderhoudvoor de exploitatie en voor de ont-
vangst der geldenbehooren aau den concessio
naris.
De benoeming van den persoon of de per-
sonenmet het onmiddellijk beheer over den
v aanleg en de exploitatie belastbehoeft evenwel
de goedkeuring van den minister van binnen
landsche zaken. Zij moeten Nederlanders zijn.
De minister van binnenlandsch zaken kan uit-
zonderingen toestaan.
De beambten van den concessionaris zullen
zooveel mogelijk Nederlanders zijn.
De beambten van den concessionarisdie met
het publiek in aanraking komenmoeten in"
uniform gekleed zijn wanneer zij in de uitoefe-
ning hunner functien zijn.
De concessionaris moet voor of op den lsten
Mei 1864 ten aantewijzen landskantore storten
een voorloopig waarborgkapitaal, in Nederland-
sche munt of in Nederlandsche staats-effecten
met de couponbladentot een bedrag van vijf-
en-twintig duizend gulden (f 25,000).
Dit waarborgkapitaal wordt hem teruggegeven,
zoo de definitive aanvaarding der concessie door
hem niet heeft plaats gehad op den lsten Au
gustus 1864.
De voorloopige concessie wordt als definitief
aanvaard beschouwdzoodra de concessionaris
vbbr of op den lsten Augustus 1864 heeft doen
blijken
1.° dat hij het voorloopig waarborgkapitaal
door bijstorting heeft gebragt tot de som' van
vijftig duizend gulden 50,000) en
2.° ten genoegen van den minister van binnen
landsche zaken heeft doen blijkendat het ka-
pitaalvoor den aanleg en het in exploitatie bren
gen van den weg benoodigdgenoegzaam ver-
zekerd is.
Nadat de minister van binnenlandsche zaken
heeft verklaard dat de concessie als definitief
aanvaard wordt beschouwdheeft de concessi
onaris geene aanspraak meer op de teruggave
der gestorte waarborgsommenwelke tot een
bedrag van vijftig duizend gulden 50,000)
aan den staat der Nederlanden vervallenzoo
de concessionaris niet aan de aangegane ver-
bindtenissen voldoet.
Evenzoo vervalt het voorloopig waarborgka
pitaal ad vijf-en-twintig duizend gulden (f 25,000)
aan den staatzoo de concessionaris op den lsten
Augustus 1864, bij niet-voldoening aan de be-
palingen van art. 42, niet heeft verklaarddat
hij van de concessie afziet.
De concessionaris zal van al zijne regten ver
vallen zijn
1indien hij de plannenuitgewerkte grond
teekeningenprofillen en ontwerpen niet binnen
de bepaalde termijnen aan de goedkeuring van
den minister van binnenlandsche zaken heeft
onderworpen
2." indien hij niet voldoet aan de bepaling
van art. 24;
3.° indien hijmet betrekking tot den aanleg
van een tweede spoorniet voldbet aan het voor-
schrift van art. 8;
4-indien het waarborgkapitaal niet binnen
de bij artt. 41 en 42 bepaalde termijnen is ge-
stort of nedergelegden
5.° zoo het kapitaal voor den aanleg en het
in exploitatie brengent van den wegvolgens
art. 42, op den lstjiSAugustus 1864 niet is
verzekerd.
Hij kan buitendien van al zijne regten ver
vallen worden verklaard wanneer hij in gebreke
blijft te voldoen aan de bevelen van den minis
ter van binnenlandsche zaken, nadat art. 14
der wet van 21 Augustus 1859 Staatsblad n.°
98) reeds eenmaal op hem is toegepast.
In geval van vervallenverklaring wordt de
concessie ingetrokken.
Het waarborgkapitaal, in art. 42 vermeld,
voor zoover het niet is teruggegevenvervalt
alsdan aan den staat.
De staat is bevoegd, bij vervallenverklaring
der concessie zich te stellen in het bezit van
den weg, van het materieel en van al wat tot
een en ander behoort, ten einde, zoo hij het
noodig achtin het publiek belang de dienst
voort te zettenten bate en schade van den
concessionaris. Hij is gedurende eenjaarnade
vervallenverklaring bevoegd, zich de geheele
onderneming met al hare baten en lasten toe
te eigenen tegen betaling eener vergoeding, te
berekenen als volgt
1.® Wordt de concessie ingetrokken v66r dat
zelfs een gedeelte van den weg in exploitatie
is gebragtdan wordt de verkoopwaarde van
den weghet materieel en wat tot een en ander
behoort geschat door drie deskundigen, van
weerszijden eenen de derde door den hoogen
raad der Nederlanden te benoemen. De staat
betaalt alsdan de door die drie deskundigen ge-
schatte waarde, verminderd met 20 percent.
2." Wordt de concessie ingetrokken nadat de
weg in zijn geheel in exploitatie is gebragt,
dan is de vergoeding gelijk aan het twintig-
voud van de zuivere opbrengstwelke de onder
neming heeft opgeleverdberekend naar het ge-
middelde van de laatstverloopen zeven jaren
na aftrek van de twee voordeeligste jaren.
Heeft de intrekking plaats voor dat de exploi
tatie zeven jaren heeft geduurddan wordt de
vergoeding berekend over het korter getal ja
ren gedurende hetwelk de exploitatie plaats
vond.
3.° Wordt de concessie ingetrokken nadat de
weg voor een gedeelte in exploitatie is gebragt
dan wordt de vergoeding berekend
a. voor het gedeelte dat nog niet in exploi
tatie wasnaar den maatstaf hierboven sub 1
aangewezen met den aldaar vermelden aftrek;
b. voor het gedeelte dat in exploitatie was,
naar den maatstaf sub 2 aangewezen,
In geen geval kan de vergoeding hooger klim-
men dan 80 ten honderd van het bedrag van
het oorspronkelijk kapitaal.
De bcpalingen der artt. 44 en 45 zijn niet
toepasselijk indien de concessionaris aantoont,
dat de vertraging of de staking der werken het
gevolg is van een behoorlijk bewezen geval van
overmagt, ter beoordeeling van den minister
van binnenlandsche zaken.
De minister van binnenlandsche zaken is bo-
vendien bevoegd, in geval van onvermijdelijke
noodzakelijkheidde in vorige artikelen vast-
gestelde termijnen te verlengen.
De vervallenverklaring heeft dan plaats bij
het einde van den alzoo verlengden tijdstermijn.
Door rijksbeambten wordt toezigt gehouden
op de uitvoering van alle werken, zoowel van
eersten aanleg als van onderhoud, vernieuwing
of verandering, zoomede op de exploitatie.
Alle sehadevergoedingen en alle kosten, ten
behoeve van wien het ook zijwaartoe de aan
leg, de exploitatie, het onderhoud en de her-
stelling van den spoorweg en van al hetgeener
toe behoort aanleiding gevenkomen ten laste
van den concessionaris, die daarmedc alleenen
uitsluitend belast blijft.
Gedurende den tijd der concessie zal op den
geconcessioneerden spoorweg geen weg- of pas-
sagegeld geheven worden, ten voordeele nock
van den staat, noch van eenige provincie of
gemeente.
Tijdens den geheelen duur der concessie kan
hetzij in de doorsneden landstreekhetzij overal
elders alle aanleg van wegen of kanalen of
spoorwegen van rijkswege worden toegestaan
zonder dat de concessionaris uit dien hoofde
eenige schadevergoeding kan vorderen.
Zoo een kanaal van Sluiskil langs Axel en
Hulst wordt aangelegden ten behoeve van
dat kanaal eene beweegbare brug in den spoor-
Vi eg moet gemaakt wordenzal de concessio
naris dit gedoogendaartoe de behulpzame hand
bieden en alleen regt op schadeloosstelling hebberi.
De concessie voor de exploitatie van den spoor
weg wordt gegeven voor een tijdvak van 99 ja
ren in te gaan met den dag waarop het ge
deelte van den spoorweg tusschen Sluiskil en
Sas-van-Gent ten dienste van het publiek is ee-
opend.
Na afloop van den termijnvoor de concessie
bepaaldvervalt de weg met het materieel en
alles wat tot een en ander behoort aan den>
staatop den voet van art. 41 der wet van den
21sten Augustus 1859 Staatsblad n.® 98).
Bij het eindigen der concessie moet de spoor
weg het materieel en alles wat tot een en ander
behoort, zich in volkoraen staat van onderhoud
bevinden.
Zoo de concessionaris gedurende de vijf jaren,
welke het eindigen der concessie voorafgaan
zich niet voorbereidt om aan die verpligting te
voldoen, heeft de minister van binnenlandsche
zaken het regtop de ontvangsten beslag te
leggen en die te gebruiken om den spoorweg
het materieel en alles wat tot een en ander be
hoort, in goeden staat te brengen.
Alle kosten en regten, op het verleenen
verkrijgen en exploiteren van de concessie val-
lendezijn ten laste van den concessionaris.
Tot waarborg voor het naleven dezer voor-
waarden strekt het waarborgkapitaal door den
concessionaris bij de aanvaarding der concessie,
uiterlijk op den lsten Augustus 1864 gestort
ter somma van vijftig duizend gulden (f 50,000).
De storting geschiedt op een aan te wijzen
landskantoor in geld of in Nederlandsche staats-
effecten.
Van het geld wordt geen interest betaald.
De coupons der staatseffecten worden op de
verschijndagen tegen recu aan den concessionaris
ter hand gesteldindien het telkens blijkt dat
hij aan al zijne verpligtingen heeft voldaan.
De helft van het in art. 61 bedoelde waar
borgkapitaal wordt aan den concessionaris te
ruggegeven wanneer behoorlijk blijktdat
gronden zijn verkregen of werken z'ijn uitge-
voerd voor eene waarde van ten minste honderd
duizend gulden. De helft van het waarborgka
pitaal wordt ingehouden om te strekken tot
waarborg der uitvoering van al de op den con
cessionaris rustende verpligtingen en om daaruit
eventueel te betalen de uitgavenambtshalve
voor zijne rekening te doen."
Het ingehouden deel wordt teruggegeven zoo
dra voldoende is gebleken dat al de werken
van eersten aanleg geheel voltooid en uitgevoerd
zijn overeenkomstig de bepalingen en voorwaar-
den van deze concessie.
De bestaande of te maken algemeene wetten
en verordeningen omtrent het gebruik der spoor
wegen zijn op den geconcessioneerden spoorweg
van toepassing.
Wordt het algemeen nut der onderneming,
met betrekking tot de onteigening, niet door
de staten-generaal erkenddan wordt de con
cessie als niet geschied beschouwdzonder dat
de concessionaris daarom regt heeft op eenige
schadevergoeding. Het waarborgkapitaal wordt
in dat geval in zijn geheel aan den concessio
naris teruggegeven.
GEDRUKT BIJ J. STURMTE NEUZEN.
Art. 24.
Art. 26.
Art. 28.
Art. 30.
Art. 41.
Art. 42.
Art. 43.
Art. 44.
Art. 45.
Art. 46.
Art. 49.
Art. 52.
Art. 55.
Art. 56.
Art. 58.
Art. 59.
Art. 60.
Art. 61.
Art. 62.
Art. 63.
Art. 65.
jVWVWwt.