Ingezonden Stukken. r Ik begin met den heer J. E. R.leOoslburg, die mij, in n.° 97 van dit weekblad, do eer be wczen heoft, het resullaat zijner nasporingen mede le deelen belrekkelijk het werk en deszelfs druliker waarvan ik in u.° 91 en 95 melding maakte, daar- voor mijnen dank le beluigen. Daar mij reeds van verschillende zijden is gebleken, datmijne ontdek- king velen niel zonder eenig gewigt voorkotnl, noopl mij dit, om mijne aanmerkingen op het, door den heer R. medegedeelde openbaar to maken, opdal men uit mijn stilzwijgen niet besluile, dal ik instem met de opmerkingen van gemelden heer. Dit loch is er zeer verre van daan wijl ik niet in een opzigl het gevoelen des schrijvers bijtreden kan; om welke redcnen moge uit het volgende blijken. Wanneer wij de verschilpnnlen met den heer R. zamenvallen dan knnncn wij zo lot de volgende vier terug brengen als 1.° Verschil van meening omtrenl den nnarn des vervaardigers van de bewusle prenosti- caten. 2.° Ornlrent den lijdwanneer de prenosli- calen zijn opgesteld. 3.° Omtrenl den persoon des drukkers. 4.° Omtrenl den lijd der drulcking. 1.° Wanneer wij naauwleltend overwegen wal in het slot der prenosliealen gezegd vvordt, dan vail daaruit, o. i.het volgende af te leiden «Hier zijn vollooid, voleimligd, de prenosliealen van Jo- hannis laetdeze prenosliealen zijn uitgegeven van Rorehloen in heljaarSl." De naam lies schrijvers is derhalve Johannis Laet. lleelte hij Johannes, laet van Rorehloen, dan zoude, bij het drukken de punt achter laet zijn weggevallen en lussehen den eigennaam Johannis en het gemeene zelfst. naamwoord laet geplaalst zijn geworden, ofle wel eene komma hadde dan daardeplaals der punt ingenomen. Wij kennen de beleekenis van laet, die de sehrijver er aan geeft, en nemen deze belee kenis aan, maarwij verwerpen de loepassing dier beleekenis le dezer plaalse daar zij slechls op bloole hoewel schoone gissing steunt eene gissing die, door de wijze waarop ons de sehrijver der prenosticaten zijn' naam bekend raaakt niet in het minste ondersteund wordt. Dal hij Johannis Laet heette, doch van Borchloen bij zijn' naam voegde als aanwijzende zijne woon- plaats, alwaar hij dan ook zijne prenosliealen uit- gaf, blijkl uit den aanvang van zijn werk, dien wij bereids mededeelden waar hij zich noemlic iohannis laet van borchloen" zonder eenig tusschen- gcvoegd scheileeken, dal bewijzen kondeof laet tot iohannis, dan wel lot van borchloen behoort. I rouwens, ware laet hier een gemeen zelfst. naam woord wie weel hoeveel Johannissenalien lat.cn van Borchloen, erdan, in 1480, te gelijk met onzen sehrijver bestaan hebben, en alle bepaaldc aanwij- zing van den sehrijver vervalt dan, met een, geheel en al. 2.° De heer R. meenl, volgens zijne lezing van helslot. en volgens de beleekenis die hij aan het woord mlgeven daarin hecht, dal de sehrijver zijne prenosliealen in 1481 gedaan heeft. Hier zal de sehrijver zelf den heer R. wederleggen. Hoe loch, indien hij in 1481 zelf, zijne voorspellingen voor dal zelfde jaar had opgesleid, kondo hij dan schrij- ven, gelijk ik bereids in n.° 91 mededeelde So willic scriven hoe hem dit loecomende jaer van 1481 hebben sal." Er ware, hadde de sehrijver in 1481 zijne voorspellingen opgesleid, geene sprake ge- weest van een loekomend, maar van een tegenvuoot- dig jaar. Ook spreekt de sehrijver verder van dip geheel loecomende jaerenz. Het is dus allerblijk— baarstdat de sehrijver zijne prenosliealen in 1480 heeft vervaardigd. Wij ontkennen nieldat het woord nitgeven vroeger de beleekenis had van ver- kondigd of gepredikt; ja wij gelooven zelfs, dat deze beleekenis niel in strijd is met onze stelling do voorspellingen, in 1480, gedaan voor 1481, zijn in dit laatstc jaar eerst door den sehrijver open baar gemaakten wel vau uit zijne woonplaats Borchloen. Neemt men, om nog eens lot het slot der prenosliealen lerug te keeren.de lezing niet aan, gelijk zij volgens de wijze waarop het slot is uitgedrukt, o. i.moet aangenomen worden, dan vervalt naluurlijk een gedeelte van het boven- staande, doch waar is dan, bij zoodanige willekeu- rige lezing en verklaring van het slot, de grens- paal der gissing Wij vermeenen, zonder den schijn op ons te laden van onvalbaar le zijn voor overluigingons vroeger uitgedrukt en hier nader bevesligd gevoelen le mogen aankleven, lot nader bewijs zal geleverd zijn, dat wij dwalen. 3.° en 4.° Walden persoon des drukkers aan- gaal, wij blijven daarvoor alsnog houden Arend de Keyscrc. Had hij reeds op het einde van 1479 Oude- naarden verluten gelijk de heer R. ons mededeelt, op de geluigeuis van dr. van der Meerschhoe is het dan rnogelijk (zie n.° 95 van dil weekblad), dat het d£nige gejaarleekende werk, dal le Oudenaarden zijne drukkerij verlalen heeft, juisl in 1480, hij hem gedrukt zij Dil is dan eene onrnogelijkheid, en dan dwalen alle geleerden, die over A. de K. schreven, en ik die hen raadpleegde dwale met hen. Dil kunnen wij hezwaarlijk gelooven. Trou- wens, de heer R. sehijnt dil ook in to zien, wijl hij naderhand volgen laa tDal Arend de Key sere in 1480 Oudenaerde verlalen heeftslaat bij alien vastdus, daar hier hel eene hel andere uilsluit, dan loch niel reeds in 1479. Dal A. de K., in 1481, le Oudenaarden niet meer gedrukl heefl daar heb ik nooit aan gelwijfeld. Zulkshebik dan ook in n.° 91 niet gezegd, maar, opzettelijk en hoogsl voorziglig ondcrscheid makende lussehen mlgevenin vvelkenzin men hel neme en druk ken, schreef ik dal des schrijvers werk voor spellingen bevat over heljaar 1481, in daljaar zelf is uitgegeven, en dal hel le Oudenaarden in Viaanderen is gedrukl. Ik mogt en dorsl niel meer zeggen, dan vvaartoe, m. i.hel slot regt gaf, en 'I blijkl iiu, dat ik wijselijk handelde. Ik durf dus niet veronderstellen, dal de heer R. die in den aanvang zijner mededeelingen zelf schrijfl, dal ik de prenosliealen hotid voor in 1479 of 1480 gedrukl, mij de bevvering vvil loeschrijven, als druklc A. de K. nog in 1481 le Oudenaarden. Irouwens, en dat zal hier wel alles afdoen, in ii.° 95 schreef ik Wij leeren dan in de voorspellin gen van Johannis Laet een vierde werk kennen dal A. de K. xn 1480 moet gedrukl hebben, en hel wordt, o. i.meer en meer waarschijnlijk, dat hij reeds in 1479 le Oudenaarden gevestigd was." Wij nemen van dit laatsle niels terug, en dat des le minder, wijl de nasporingen van den heer R. waarvoor wij hem onzen dank beluigen tot ze- kcrheid gebragt hebben, wat wij als waarschijnlijk voorslelden. Waar de heer R. schrijflWat gezegd wordt in den lilel [leksl] van een werk, in 1480 [1479?] le Oudenaerde gedrukl, bewijsl niets enz.daar zeggen wij, hel bewijsl reel. Hel bewijsldal er voorspellingen van J. Laet moeten bestaan over hel jaar 1480, gelijksoortig met die over 1481; het bewijsl dal deze het lichl hebben gezien en bekend waren wijl de sehrijver er zich anders moeijelijk op beroepen of zijrie lezers er naar ver- wijzen konde; hel bewijsl, dal de sehrijver de door hem in voorspelling beschreven lolgevallen van een geheel yerleden jaar legen over die van een loekomend jaar stelt, en er kan hier dus hoe- genaamd geene sprake zijn van de toepassing der opmerking, daldeze sehrijver hel jaar met Paschen, gene het met Kersdag aanving. De sehrijver der prenosliealen zal, in twee opeenvolgende jaren, in twee gelijksoorlige, door hem beschrevene vverken, zich zelven wel gelijk gebleven zijn. Wij vragen welke waarde men wel gehechl zoude hebben aan voorspellingen over 1481, zoo deze, cersl jaren nadal helzelve voorbijgesneld was, het lichl gezien hadden. Immers de voor spellingen hebben alleen daardoor waarde, en vin- den alleen daardoor aflrek wijl zij wijzen op eene toekomslwelke iedereen begeerig is in te zien En dan die opdragt aan Lodeivijk van Bourbon, bis— schop van Luik die geheel en al lijdelijk is en na diens dood alle waarde kracht en eere verlorcn had. Uwer hooger mogendheid is'l," zoo zegt de sehrijver, dat ik nu presenlere deze naarvol- gende prenosticacie van dezen loekornenden jare van 81." Houden wij nu hier by in het oog dat reeds in 1482 bisschop Lodcwijk van Bourbon door Jan van Hoorn werd opgevolgd dan vragen wij weder Is het denkbaar dat J. Laet de opdragt van zijn werk onveranderd hadde gelalen, zoo zijne voorspellingen na 1482 hel licht hadden gezien Het zal hier ongelwijfeld van belang zijn le doen opmerken dal Lodeivijk van Bourbon, als ver- maagschapt met hel Bourgondische vorslenhuis in de onluslen welke Viaanderen leislerden im- mer deszelfs partij koos. Door loedoen van den beruehlen heer Willem vander Merk en Hazenberg, in 1482 binnen Luik wreeddadig vermoord, werd hij opgevolgd door Jan van Hoorn wiens broeder Fredcrik, genoemden heer Willem gevangenkreeg, 'I geen de onthalzing van dozen le Maastricht ten gevolge had. En bisschop Lodewijk van Bourbon en bisschop Jan van IJoorn waren cvenzeer Maxirni- liaan van Oostcnrijk loegedaan en hel is dus zeer naluurlijk, dat Lael zijn werk waarin aan Maxi- miliaan cere en voorspoed wordt toegezegd aan In Waar*.' G 'nJibrieti) diens voorslander Lodeivijk van Bourbon ojiijrocte'fi en moge nu al deze of gene geschiedk 0ndis# bit' zonderheid het volgens den heer rI schijiilijk maken dat het werk te OiA gedrukt zij daar zeggen wij er staal ge gheprendt Taudenacrdeen voor die slelTme getuigems moet alle gissing w ijken. Nog eenmaal wij houden het er voor dat de prenosliealen in 1480 gedrukl zijn, v66r het overlijden van bis schop Lodeivijk van Bourbon bij of door Arend de Keyserele Oudenaarden, die, in dalzelfde jaar drie belangrijke werken hel licht deed zien. Dat de sehrijver hij zij dan een leek ofgeestelijke ge- weest niet behoefde le vreezen als loovenaar vcrbrand te worden zou de heer R. mij ongelwij feld loestemmen zoo hij las, hoe de sehrijver de toekomst voorspelt uit den loop en de irifluencio der slerren die hij slell onder het onmiddellijke bestuur der Voorzienigheid waarom hij reeds, in den aanvang zegt, dalhijweet, dat alle ding op aarde door God wordt geregeerd enz. [Het sehijnt loen in zwang geweesl le zijn soorl- gelijke voorspellingen te doen. Wij hebben ten mmsle voor onsen door ons onldektfragmen- len van een onbekend Jransch drukwerk even— eens pienosticalen bevallende, en waarschijnlijk gedrukt bij den beroemden Colard Mansion oud- sten drukker der stad Brugge, die op hel einde der 15de eeuw bloeidedoch hierover elders nader.) En nu ten slolle wal in de kweslie over het drukjaar der prenosliealen alles afdoende is, en, geyoegd bij het voorgaande, de#aak ten voordeele mijncr onderstelling beslissen rnoetis deze op merking dal ik de fragmcnten van het drukwerk gevonden heb lussehen den band van een Cartula- rium datbehalvo afschriflen van privilegien ook opgave beval van de voorwaarden waarop en de so rn in en waarvoor binnen de stad Sluis de ver schillende assyzen der stad verpachl werden. Met deze opgaven die tot 1494 voorlloopen vangt hel Garliilarium aan en de eersle opgave op hel eersle blad van hel register voorkomendeda<*- leekent van den 15 November 1488. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat lussehen de vervaardiging van hel boek en deszelfs gebruik ligl een of twee jaar verloopen konden dan ldijft den heer R. niels anders over dan voor den door hem yeronderslelden laleren druk der prenosliealen een jaar te kiezen dal lussehen 1481 en 1487 inligt; en dan moetal lijd volgens den heer R. in dien lusschenlijd Johannis Laet overleden zijn nog niet eens gelel op hel bezwaar, dat de dood van bis schop L. van Bourbon in 1482, beschouwd in verband lot de opdragt van hel werk aanbiedl. Wij lalen hier gerustelijk aan ieder onderzoeker de beslissing der vraag over: Is dit alles waar schijnlijk Wij voor ons deelgelooven hier onze aan merkingen le mogen sluilen, en volkomen het regt le hebben bij het door ons geslelde te volharden tot echte en onomsloolelijke bewijzen geleverd worden, dat wij d/dan m'eZgedwaald hebben. Deze bewijzen verwachten wij uit hel naburige Zuid- Nederland en met name uit de stad Gend welke zoo velen in haar midden tell, die wij ten vollen in staal achlen hel pleit le voldingen. Ik ben dan ook volkomen bercid alle verlangdo inlich- ting le geven en zal mij gelukkig rckenen zoo de pogingen die aangewend worden om tol eene gewenschte oplossing der belwisle punlen te ge- raken al bleke het dan ook dat ik in mijn oordeel gedwaald hebbe met een goeden uits!a«- worden gekroond. Eindelijk govoel ik mij ge- drongen openlijk mijn' opregten dank loe le bren gen aan den wel-ed. heer F. Renste Gend die, wijzcude op de belangrijkheid van de door ons in n.° 91 en 95 medegedeelde onldekking door de opname daarvan in het gunslig bekende blad de Eendragt, Vecrliendaegsch Tijdschrift voor lelteren, kunsten en melenschappen daaraan eene zoo ge wenschte als wij hopen gezegende openbaarheid heefl geschonken. Sluis, den 17 November 1855. J. H. van Dale. I

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1855 | | pagina 3