NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAi
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
i
V
nr.° 05.
WOENSDAG 24 OCTOBER 18®,
A
A.
(tweede jaargang)
Ingczonden Stukkcn.
k
VOOR
ZElGELV
Dit Weekblad wordt elken Woensdag-morgen
tiilgegeven bij C. W. Overbeeke teNeuzen. De
prijs is 80 cents in de drie maanden en franco
per Post 95 cents. Men abonneert zich bij de Boe/c-
handelaars en Postkanloren zijner woonplaats.
Advertenlien gelieve men aan den Uilgever in le
zenden uiterlijk Dingsdag des namiddags ten
tirede prijs van 1 lot 4 regels is 40 centsvm,,
elken regel meer 10 cents, behalve 35 cents zegjel-
regt voor elke plaatsing. o c C
Met de uitgaaf van dit dubbele nommer,
lietwelk zondcr eenige verliooging van abon-
ncmentsprijs wordt afgeleverd, wil de Uil
gever een blijk geven van zijn slroven om
steeds bevorderlijk te zijn aan do belangen
dor bcgunsligers van dit Weekblad. Voort-
durend worden op hetzelve abonncmcnlen
aangenomen, zoowcl bij den Uitgever, als
bij alle Boekhandelaren en Postkantoren in
en bnilen Zeeuvvsch-Vlaandcren.
In het begin der vorige week is door de dijk-
werkers aan den Goudenpoldcr gemeente Hoek,
gevangen en gedood een zwemvogel, bekend onder
den naarn van Jan vnn Gent (I'elccanus Bassanus
Lwaarvan men eene goede afbeelding vindt bij
Houtluin, IS'atuurl. Ilislorie D.I, stuk 5, plaat
39, fig. 2.
De vogel heeft eene gedaante, niet ongelijk aan
die van eene ganshet lijf is geheel witde kop van
achleren vuihvit, de voorste slagpennen zwarl en
de vier nagels of vingers der poolen ligt groen, do
pooten zelven en de zwemvliczen aschkleurig. De
vleugels zijn lang en smal, en heeft de door ons ge-
ziene vogel eene vlugt van ruim 1,5 el. De bek is
fijn gezaagd langwerpig rolrond aan de zijden
zamengedrukt, naar voren puntig, en is aan weers-
zijden, in de plaats van een neusgat, van eene lange
sleuf voorzien, tot hetzelfde oogmerk dienendede
omtrek der oogen is kaal en blaauw gekleurd.
Deze vogel vliegt, volgens prof, van der Ilocven
Handbook der Dierkunde) hoog boven de zee en
uaall zeer snel naar beneden als hij een viseh be-
speurlhij zwemt weinigen duikelt niet. Hij vvoont
in noordelijke slreken in Noorwegen enz.doch
schijnt bijzonder het aanlal dier vogels op het
Scholsche eiland Basse (waarvan hij zijnen Latijn-
schen soortnaam ontvangen heeft) in de golf van
EdirnLmrg ongemeen grool le zijn daar in Mei en
Junij hunne nesten en eijeren dermate den grond
bedekken, dat men naauwelijks eenen voet ver-
zetten kan, zonderzete vertreden, niettegenslaande
elk wijfje maar een enkel ei legl. Volgens Blutnen-
bach en anderen zijn deze vogels sterke visschers
inzonderbeid op haring en sardellen en schijnt de
Nederduitsche naarn Jan van Gent afgcleid te zijn
van gentlemen welke de Schotten aan dezen vogel
geven.
II., 15 October 1855. W—n.
Na Dirk Maerlens, die in 1473 le Aalst en Co-
lard Mansion die in 1474 of 1475 le Brugge aan-
ving le drukken, zag men in eenige jaren geen'
drukker in Vlaanderen optreden. De oorlogdien
Lodewijk XI in deze provincie onlsloken had om
zich meesler temaken van het rijko erfdeel, dat Ka-
rel de Sloule zijner dochtcr Maria van Bourgondie
had nagelalen; de binnenlandsche verdeeldheden,
die de doodstraf van Ilugonet en Imbercourt, Maria's
trouwsle raadslieden, ten gevolge hadden, hebben
niet weinig bijgedragen om de beoefening der kun-
sten en welenschappen to stuilen. Eerst in 1480
was hetdat Arend of Arnold de Key sere (Arnoud
I'Empereur Arnoldus Cevsaristo Audenaerde de
drie volgende belangrijke werken nitgaf: 1.°
D'Yslorie van Saladine2.° Ilermani de Petra
scrmones L super orationem dominicam5.° De
qualuor novissimis. Van Audenaerde bragt deze
kunslcnaar zijne person naar Gent over, waar hij
sinds 1483 verscheideno werken drukle, waarvan
de Guillcrmi Parisiensis relhorica divina en Vijf
boucken Boccii de consolatione philosophies de be-
langrijksle zijn. Van 1485 tot 1490, zijn sterfjaar,
vindt men geen gejaarleekend werk, dat zijne pers
heeft verlaten. Uit de Recherches sur la vie el les
travaux de guclgues imprimeurs beiges, etc. par P. C.
van der Meersch, Advocat, Conscrvatcur des Archives
de la Flandre Occidcntale, etc. Gand ,1844, waaraan
wij het voorgaande onlleenen blijkt dus, dat in
Vlaanderen, van 1470 tot 1480, geene dan de drie
bovengenoemde drukkers met name bekend zijn,
Het is dus hoogsl waarschijnlijk, dat Arend de Key-
sere, te Audenaerde, de drukker is van de Prcnos-
ticalen van Johannis Laet van Borchloenwaarvan
wij in n.° 91 van dit weekblad eenig verslag gaven,
en dalle meer, wijl M. de la Serna Santander, in
zijne Diclionnairc bibliographique choisi du quin-
ziemc siecle, etc. bepaald zegt, dat hij de eenige
bckende drukker is der slad Audenaerde in de
15de eeuw, schoon hij deelgenooten aan zijne druk-
kerij schijnt gehad le hebben. Wij leeren dan in
de Voor spelling en van J. Laet een vierde werk ken-
nen dat A. de K. in 1480 moet gedrnkt hebben,
en het wordtonzes inziensmeer en meer waar
schijnlijk dat hij reeds in 1479 to Audenaerde
govesligd was.
Nogeenige opmerkingcn,belrekkelijkhet tweede
der boven opgegevene werken, mogen wij hier niet
achterwego houden. In de Uilvinding derbock-
drukkunstgetrokken uit het Lalijnsche werk van
Gerard Meer man, enz., bevatlendc eene Lijst der
boekenin de Nedcrlanden gedrukt voor 'tjaar 1500,
opgesleld door Jakob Visser, vindtmen, in genoemde
lijst, den li lei aldus: Ilcrmanni de Petra sermones in
orationem Dominicam. Aldenardce apud Joanncm
Ccesarcm1480, volgens Maillaire. Tom. 4Part. 1,
page 414. Deze gceft dus als drukker op Johannes
en met Arnold of Arend de Kcysere. Hetzelfde ge-
schiedt in de Recherches hisloriques, litteraires et
critiques sur Torigine de Timprimerieetc. par P.
Lambinet, page 453, met aanhaling en op het gezag
van Valere Andre, Maillaire en Verditssenjade
beer Lambinet houdt heler voor, dat Arnold de
Kcysere de boekdrukkunst to Gent, doch Johannes
de Key sere haar le Audenaerde heeft uitgeoefend.
De schrijver was nog van hetzelfde gevoelen in do
tweede uitgave van zijn werk, in 1810 onder den
tilol van Origine de I'Imprimerie in hcllicht ver-
schenen. Zie Tome Secondp. 303 en 310. Dit
bevreemdt, wijl M. de la Serna Santanderin zijn
boven aangehaald werk p. 387, betrekkelijk het
bovenslaande beslissend'het volgende zegt«Do
»drukkunst werd te Audenaerde, eene slad in
wVlaanderen in 1480, gebragt door Arnoud de
»PEmpereur Arnoldus Ccesarisen niet door den
»genaamden Johannes, zooals lot heden (1805)
MaillaireMarchand, Visser en andere biblio-
»graphen, de abt Lambinet zelfs niet uitgezonderd,
wvermeld hebben." De schrijver zegt wijders
«Wij hebben slechls den drukwerk, met dagleeke-
wning te Audenaerde in het licht gegeven, le we-
»lenHermanni de Petraetc. waarin men leest
Pressum Aldcnardi hermc Arnoldum Ccsaris meosque
sodales dominice incarnalionis supra 1480undo fe-
ranl landes cuncla creala Deo. Allerovertuigendst
worden wij hier op Arnoud de Kcysere gewezen en
met op Johanncs. Trouwens, de heer vander Mersch,
die zelf bezilter is van een der vier bekcnde exem-
plaren van het werk, maakt, in zijne belangrijke
Recherches, van sprekende van Johannes
niet ecus melding. Wij gelooven dus geregtigd to
zijn, om Arnold of Arend de Key sere le beschouwen
als den oudstcn Audenaardschen, en als den waar-
schijnlijkcn drukker van do Prenoslicatcn van Jo
hannes Laet van Borchloen. Wij voegen hier ten
slolte nog bij, daar dit welligt lot eenige onldek-
king Iciden kan dat aan het eindo van het werkje
op het laatsle blad, eene figuur isafgedrukt, die
wel eenige overeenkomsl heeft met eene grooto
schoppcn-afbcelding, op dekaarten van het kaarl-
spel voorkomende.
Zijn wij, blijkens het bovenslaande, vrij gelukkig
geweest met het opsporen van den drukker onzer
Prenoslicalen minder is dit het geval met deszelfs
schrijver, op wien wij dus bij vernieuwing de aan-
dacht der lelterkundigen veslen.
Sluis, den 9 Oct. 1855. J. H. van Dale.
Wanneer de ondergeleekende zich gedrongen
gevoelthier openlijk zijnen dank te bctuigen aan
den hoogsl geeerden inzcnder van het belangrijke
arlikel, in n.° 94 van dit weekblad opgenomen, dan
moet hij daarbij tevenszijn lcedvvezen beluigen van
eenigermale het vermoeden te hebben opgewekl
als of hij den bckwamen slellcr, wegens onvolledig-
heid of ook ongegrondheid van ZEd. lezenswaar-
dige.bijdrageinCadsandria, hadden willen beschul-
digeu. Gaarnc wil hij de verklaring afieggen dat
hij le veel eerbied koesterl voor de oudheidkundige
bek waamheden van ZEd.dan dat hij in helminste
zoude twijfelen, of wel al helgeen door ZEd. in gc-
meld jaarboekje over van Ghislelc gezegd is, op een
naauwkeurig onderzoek in aulhentieke bronnen
en alzoo op onwederlegbare gronden, steunt. Uit
dien hoofde wil hij dan ook geenszins met ZEd. in
eenig strijdperk treden over den loon, welko door
den geeerden sleller van het bovengenoemd arlikel
to zijnen opzigte is aangeslagen; alleen om zictA
eenigcrmato voor het oog van het publiek to regl-
vaardigen, acht hij zich verpligt de opmerking to
maken, dat de hem toegedichte dwaling als of hij
in do meening zoude verkeeren, dat de boekweit
reeds in de laatsle helft der 14de eeuw hier te lande
met winst vcrbomvd werd, abusivelijk te zijnen lasle
gebragt is, daar deze uitdrukking, gelijk loch uit
zijn art. in n.° 85 duidelijk blijktvandenaldaar
aangchaalden schrijver dr. C. R. Hermans, is ont-
leend. Doch ook over deze aanmerking welke
trouwens lot eene gewigtige opheldering aanloi-
ding heeft gegeven, wil hij geenszins het harnas
aanlrekkcn. Bij den innigen dank, welken hij nog-
maals den geeerden steller loebrengt dat ZEd.
zich wel heeft willen verledigen tot het geven van
de gewenschte inlichtingen verheugl het hem
dat zijn verlangen hetwelk hij ecniglijk bedoelde,
n. 1de hand having van de eer van v. G his tele en de
op dozen groolen reiziger gegronde naamsa/lciding
der boekweitnu ten voile is bevredigd geworden.
Z a a m s 1 a gden 18 October 1855.
Naar aanleiding van een paar voorvallen zoo to
Gent als te Rotterdam, is door mij, in n.° 83 van
dit weekblad, met nadruk op de voortdurend in
zwang blijvende schandelijke gewoonte gewezen
om verdronkenen en opgehangenen niet op to ha-
len of af te nemen ja die zelfs niet aan to taken
zonder behulp of adsistenlie der policie, en daarbij
de verzekering gegeven, dat er geene wellelijko
bepalingen bestaan welke lot zulk een laaghartig
en middeleeuwscb gebruik aanleiding geven. Na-
dat dit art. gelczen washoorde ik fnlusschcn van
een geletterd persoon beweren dat het in vroegcr
tijd toch werkelijk verboden wasdrenkclingen
zonder de ovcrheid op to halen. Een onderzoek
deswegens ingesteld, heeft mij inderdaad een twee-
tal bepalingen van dien aard doen ontdekken.
Ilel eerslc komt voor in het Groot Privilegievan
gravin Maria van Bourgondie van 14 Maarl 1477
waarvan art. 45 aldus luidlVan die haer selven
nverdoen ende Drinckelingen. Item, enz. Ende men
»saleen yegelijck uyt het waeter moogen treckcn
»die men daer inne vint, hy sij levende ofle dool
»sonder verbeuren, maer indiendat hij dool bovon-
»den wort, soo sal men hem weder melten voelen
win't waeter leggen." Het tweede in het Rooms-
Hollands Regt, door mr. Simonvan Lccuwcn, Leiden
1G66; deel 34, bock 4, 13, bl. 416 «Do Dreneke-
wlingen, ofte die andersins verongeluckt ofle dood
wgevonden worden mogen cvenwel van do plaats
wdaer die gevonden werden niet gebrogl werden,
wvoor ende aleor dat die bij do overhcid van do
plaats behoorlijck sijn geschouwen."
Omtrent deze en welligt meer andere wetsbc-
palingen uit die vroegere dagen moet ik ovcnwcl
opmerken, dat daarin slechts het wegvoeren van ge-
storvene-, maar geenszins hot afsnijden of ophalen
van levendezolfmoordenaars en drenkclingen wordt
verboden. Maar ook builendien spreckt het wel
als van zelf, dat niet alio welshepalingen van vorige
ceuwen lhans meer geldig zijn. Immcrshot aan-
gehaaldo Groot Privilegie werd reeds in 1494 door
Maria's zoon en opvolger Filips den Schoonc, zelfs
met bcwilliging en goedkeuring der Slalen van
Holland, herroepen en voor nul en van gcener
waardo vcrklaard. Daarenboven hebben die van.
den Geregle der slad Amsterdam op den 27 Januarij
1769 bepaaldelijk hetgemelde art. 45 ongeldig vcr
klaard on wel met verwijzing naar de, in 1767 to
dier slede opgcrigte Iofwaardigo Maatschappij tot
redding van drenkelingen. Het schandelijke gebruik,
dat wij dan nog voortdurend en allerwegen zoo
dik wij Is zien stand grijpen mogo dan al in wetlen
van vroegere tijdperken zijnen grond vinden, bij
herhaling noem ik het een middeleeuwsch gebruik,
dat door aliendie maar cenigen invloed op hunno
medeburgers kunnen uitoefenen, als eene ingewor-
telde dwaling, behoorl beslreden le worden bij
zoo velen dio daarmede nog besmct zijn, en wien
het anders niet aan den wil zoudo haperen om on-
golukkige naluurgenooten hulp le verleenen. Wel
rust, ingevolge de thans van kracht zijnde veror-
deningen op een iederdie drenkelingen of vcr-
hangenen onldektde verpligting van deswegens
aangifle te doen bij eenen hulp-officier van de justi-
lie maar men beginue met handen uit de mousv te
sicken en gcnecskundigen bijstand in le roepen,
opdal, zoo inogclijk zulke ongelukkigon nog go-
1
J. VAN DER BAAN.