en nu 1 M a m 3 1 BÉ van het water 1980 1990 2000 ®S <SAW!©W WW) IMgEXHSlLM!® Geschiedenis van Zeeland Jan.J.B. Kuipers Johan Francke - Walburg 2009 ISBN 978 90 5730 595 5 Prijs 34,95 (Uitgave onder auspiciën van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, de Zeeuwse Bibliotheek en het Zeeuws Archief.) Zeelands verleden komt weer tot leven! In de Zeeuwse canon komen de historische blikvangers aan bod, waarmee iedere Zeeuw be kend zou moeten zijn. In vijftig toegankelijk geschreven en rijk geïllustreerde hoofdstukken geeft de Zeeuwse canon een samenhan gend beeld van de geschiedenis van Zeeland sinds de prehistorie. Elk venster biedt ook doorkijkjes op ontwikkelingen en verwante onderwerpen, zodat alle belangrijke historische thema's aan bod komen. De auteurs leiden ons via de oudste landbouwers en de Romeinen, de zendeling Willibrord, krijgs zuchtige edelen en de beruchte Reynaert de Vos naar recente eeuwen, waarin Zeeuwse kapers en zeehelden, patriotten en oranjeklanten, meekraptelers en kanalengravers een bont mozaïek vor men. De jongste geschiedenis komt aan bod in uiteenlopende onderwerpen als de schilder Mondri aan in Domburg, de Tweede Wereldoorlog, Zeeuwse Molukkers en de Watersnood van 1953. De historie van Zeeland heeft raakvlakken met de nationale geschiedenis, maar wijkt daarvan soms ook af. Zo kwam de industrialisatie in Zeeland laat op gang. Soms zijn er zelfs tegengestelde ontwikkelingen, bijvoorbeeld de sterke Vlaamse invloeden en de rol van de kaapvaart. Het water vormt - als vriend én vijand - de rode draad door de Zeeuwse geschiedenis. Geschiedenis van Zee land is een prettig leesbaar naslagwerk voor iedereen die Zeeland een warm hart toedraagt. HBa 'ad'*** «O ém R HP m SB H 1 '3* HSbhBI i ÉlflèÜ 11*1 ffi-1 dak?! Is het water zo hoog gekomen? "Jongens, we gaan naar buiten. Vader is buiten, met een boot! We zijn gered." En met haar verkleumde handen probeert moeder de veter los te knopen waarmee Adriaan het raam had vastgezet. "Waarom heb je dat ook gedaan!?" schreeuwt ze. Adriaan begint te huilen. "Jacob was bang." "Niet!" "Wel!" "Al goed Adriaan, al goed. Het spijt me dat ik zo schreeuwde." "Kom nou. Het dak op, snel." Buiten klinkt de stem van vader vol ongeduld. Eindelijk los. Moeder probeert het raampje nog vast te houden, maar een windvlaag rukt het uit haar handen. Het raam breekt af en verdwijnt in de storm. "Jacob. Jij eerst, niet bang zijn!" Moeder tilt Jacob door het raampje omhoog. Hij knijpt zijn ogen dicht tegen de regen. Moeder houdt zijn handen vast en laat hem langs de dakpannen naar beneden glijden. "Laat maar los, Anneke!" Even heeft niemand Jacob vast. Hij gilt, maar dan voelt hij de sterke armen van vader die hem optillen en in de boot zetten. "Hou je goed vast, jong!" Een golf drijft het bootje weg van het huis. "Roeien man, roeien. Anneke en Adriaan zijn er nog!" Sterke knuisten pakken de riemen en even later knalt de boot weer tegen het dak. Jacob zit weggedoken een deken. Hij snapt er niks van. Staat het water overal tot aan het dak? Ook bij het huis van zijn vriend Willem en bij de meester van de klas? Even later zijn ook moeder en Adriaan gered. "Roeien man, roeien. Als we hier blijven worden we de zee ingetrok ken." De roeiboot zit vol met mensen. Niemand zegt iets. Zwijgend turen ze in de nacht. Soms horen ze iemand roepen, zien ze een lantaarn en wordt er weer iemand gered van een dak of uit een boom. De storm wordt minder, langzaam, maar toch... minder. En hoe gek het ook klinkt, Adriaan en Jacob vallen in slaap. In een natte deken, dicht tegen hun moeder aan. De volgende morgen weten ze niet wat ze zien. Water, zover ze kijken kunnen water. Hier en daar steekt er een dak boven uit. Koffers drijven voorbij, stoelen en tafels, maar ook koeien en varkens. Verdronken. En dan zien de jongens iets dat ze hun hele leven niet zullen vergeten. Mensen! Een vrouw en twee kleine kinderen. Verdronken! "Vader. Moeten we niet....?" "Nee, eerst jullie aan land." En ze roeien door tot aan de grote dijk, middenin het dorp. Die is ook kapot, maar nog wel begaanbaar. De jongens en moeder stappen uit. "Wij gaan terug," zegt vader. "Redden wat er te redden valt." "Vader! Als je mijn ene schoen ziet!" roept Adriaan. Tja, zonder veter. Een hele stoet mensen loopt over de dijk, ook vriendjes van school. "Moeten we vandaag naar school?" "Nee, het is zondag. Maar ik denk dat het nog wel een tijdje gaat duren voor je weer naar school kunt," antwoordt moeder. "En waar slapen we vannacht?" "Ik weet het niet. Loop nou maar." En zo trekt een eindeloze stoet over de dijk. In één nacht heeft de zee hele dorpen weggevaagd. Grote stukken land door de zee verzwolgen. Jacob en Adriaan kunnen pas weken later naar huis. Als de dijken gedicht zijn. Waar hun vriendjes van school zijn? Ze weten het niet. De jongens wonen samen met vader en moeder bij vreemde mensen in een vreemde stad. Aardige mensen, dat wel. Vanuit de hele wereld sturen mensen hulp. Nieuwe kleren, schoolspullen, speelgoed, spullen om huizen te bouwen. En zo komt het leven in de dorpen en huizen achter de dijk weer op gang. Maar in ieder dorp zijn er lege plekken, ook bij Jacob en Adriaan op school. Vaders, moeders, oude mensen, kinderen; 1835 mensen komen om in die helse nacht van 1953. En tot op de dag van vandaag vind je in Zeeland, Zuid-Holland en andere plekken, sporen van toen. Een klein monumentje in een park, een lange rij grafstenen op een klein kerk hofje op de kop van een dijk. En onzichtbaar in het hoofd van iedereen die er bij was in die barre nacht van 31 januari op 1 februari 1953. televisie en computers 2010 |nr. 3| UerteLeenó23

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 2010 | | pagina 7