man en macht trachtte men hulp te verlenen. Zo ging het de eerste twee dagen
in het rampgebied Schouwen-Duiveland.
Na enkele dagen2 verdeelde het Korps Rijkspolitie het rampgebied zuidwest
Nederland in vijf gebieden met een gebiedscommandant aan het hoofd. Het
gebied Schouwen-Duiveland kwam onder bevel van de Officier der Rijkspolitie le
klasse (kapitein) Janse - De Jonge. Hij kreeg de leeskamer in het stadhuis als zijn
voorlopig kantoor toegewezen en verhuisde later naar het gebouw Havenoord
aan het Haven plein1.
Dat dit snel geregeld was blijkt uit de publicatie van burgemeester jonkheer mr.
J. Schuurbeque Boeije van Zierikzee van 5 februari 1953, waarin hij de taakverde
ling voor de hulpverlening en evacuatie voor Zierikzee en Schouwen-Duiveland
bekendmaakte. Hierin zijn achttien taken genoemd waaronder die voor het Korps
Rijkspolitie en de Gemeentepolitie:
'Rijkspolitie: directie kapt. Janse - De Jonge4
Taak: leiding over alle rijkspolitie op Schouwen-Duiveland en directie van het
detachement gemeentepolitie hetwelk ter zijner beschikking is gesteld. Dit houdt
in het regelen van de taak van de politie bij de hulpverlening van evacué's.
Tijdelijk tevens belast met coördinatie van de reddingswerkzaamheden in het
binnenland. Tevens belast met scherpe bewaking van Zierikzee tegen diefstal.
Hierbij is ingeschakeld de adjudant van politie Chr. Haverhoek. Directie bereik
baar op het stadhuis in de leeskamer, bij de politiezendinstallatie.
Gemeentepolitie: directie adjudant-korpschef Van Ast
Taak: handhaving orde en regeling verkeer en scherpe bewaking tegen diefstal.
Bureau: politiebureau Zierikzee'.
Al snel kwam er een regeling dat iedereen het eiland af mocht maar zonder ver
gunning niet (terug) mocht.
Zierikzee
De vloedplanken waren zaterdagmiddag al op de meeste plaatsen gezet. In
Zierikzee deden de agenten Fluijt en Berrevoets nachtdienst. Fluijt: "Toen ik op
dienst ging wist ik van niets. Wel waren de vloedplanken 's middags al gezet
want het stormde hard, maar dat gebeurde vaker. Verder hadden we geen bijzon
dere instructies".
Toen het water hoger kwam waarschuwden zij de adjudant-korpschef en gin
gen zij de inwoners en hun eigen familie waarschuwen. In Zierikzee was het
gebruik dat de burgemeester samen met de korpschef, de brandweercomman
dant en de directeur van de Centrale Dienst naar hotel Smalheer op de hoek van
de Hoofdpoortstraat en de Zevenhuisstraat gingen zodra de vloedplanken waren
geplaatst om een oogje in het zeil te houden.
Dit had deze nacht dramatische gevolgen want, toen het water met grote kracht
binnenkwam, konden de vloedplanken het water niet keren en vluchtten zij het
hotel in. Het water stroomde met kracht de stad in. Zij raakten volkomen geïso
leerd. Op het laatst belden zij uit het hotel met het politiebureau en gaven agent
Fluijt opdracht om de sirene zolang mogelijk te laten loeien.
Toen het hotel grotendeels instortte vluchtten zij via het dak naar woningen in de
Zevenhuisstraat en bereikten pas vroeg in de ochtend het stadhuis. Agent Fluijt: "Er
was de eerste tijd totaal geen leiding, noch van de burgemeester, noch van de korps
chef, noch van het gemeentebestuur. Wethouder Gerritsen kwam de volgende dag
eens kijken en ging weer naar huis omdat er volgens hem toch niets te doen was".
82