werd later via de haven van Scharendijke per schip afgevoerd. Op het haven
terrein werd een tijdelijke politiepost ingericht om het verkeer van en naar het
eiland te controleren.
Burgemeester Nieborg schreef na de ramp een persoonJijk verslag van de rampnacht5.
Haamstede, Burgh, Burghsluis en Renesse
De burgemeester van Haamstede liet de klokken luiden en de sirene loeien.
Wachtmeester Mooij ging in Haamstede met een vrachtauto en een tiental vrij
willigers de polder in richting Burghsluis en zij waarschuwden ongeveer dertig
gezinnen om zo snel mogelijk naar Haamstede te gaan. Bij de dijk bij Burghsluis
moesten zij omkeren omdat het water in golven over de dijk kwam.
In enkele gevallen kostte het Mooij veel overredingskracht om de mensen zover
te krijgen om huis en haard te verlaten. Bij de inundatie in 1944 liep het tenslotte
ook zo'n vaart niet.
Alleen de laag gelegen delen liepen in de Westhoek onder water en velen von
den op het hoger gelegen duingebied een veilige plek.
De burgemeester van Haamstede gaf die nacht een aannemer opdracht om een
groot vlot te bouwen om mensen te gaan waarschuwen in de polder. Het vlot
bleek echter door de sterke stroom onbruikbaar.
Bij de haven van Burghsluis brak de Havendijk door. Een poldertje daarachter
liep vol en de Meeldijk brak ook door. In het poldertje, waarin het zogenaamde
'Oude Sluisje' lag, verdronken een tiental mensen. Ook in de ondergelopen pol
ders Westland en Burgh kwamen veel mensen om.
Renesse bleef die nacht vrijwel gespaard en werd een veilig oord voor de vele
ontheemden.
Bureaucratie
De bureaucratie bleef hoogtij vieren, ook direct na de ramp. Het dagrapport van
1 februari 1953 van de gemeentepolitie Zierikzee wijdt alleen enkele pagina's
aan het uitlenen en ter beschikking stellen van laarzen. Het Korps Rijkspolitie
vaardigde een order uit dat men onberispelijk gekleed en zonder modder aan de
laarzen dienst moest doen, met uitzondering in de ondergelopen rampgebieden.
De gedetacheerde politiemensen kregen twee gulden dagvergoeding voor hun
dienst in het rampgebied. Maar de Minister van Justitie was zeer inventief, want
zodra een gebied droog viel was het rampgebied af en verviel de vergoeding. De
wachtmeesters Van Zaal en Beumers uit het district Amsterdam kregen in 1954
nog een rekening voor voedsel dat zij hadden afgehaald en dat niet betaald was
door de gebiedscommandant. Maar die gebiedscommandant was er slechts tijde
lijk en dus ging de rekening naar de afhalers.
Persoonlijke ervaringen
De politiemensen die nu nog leven en kunnen vertellen over de rampnacht heb
ben allemaal het verschrikkelijke dilemma gevoeld: wanneer houdt je taak als
politieman op en wanneer kies je voor de veiligheid van je eigen gezin. Op
enig moment zijn de gezinnen van deze mensen gewaarschuwd en in veiligheid
gebracht. Maar het staan voor de veiligheid van de bevolking, het blijven probe
ren mensen te waarschuwen, was zo belangrijk dat het moeilijk was de keuze te
maken zonder je schuldig te voelen. Ook het gevoel van machteloosheid wan
neer mensen niet wilden vluchten, omdat het ook in 1944 niet zo ernstig was
92