Samen met haar ouders en zus overleefde ze op het dak van hun woning de rampnacht van I februari 1953. Ria Geluk (60) is nu de onvermoeibare ambassadrice van het Nationaal Monument Watersnood 1953. „De zee geeft en neemt altijd. We moeten daarmee leren omgaan." Een helder winterzonnetje beschijnt de boerderij annex mini-trekkerscamping aan de Capelleweg, even buiten Nieuwer- kerk. Ogenschijnlijk herinnert niets aan de nacht toen de zoute golven met niets en niemand ontziende kracht ook Schouwen-Duiveland overspoelden. Volgende week is dat precies 54 jaar geleden. Schijn bedriegt. Niet voor niets spreken de oudere Zeeuwen nog steeds over 'ervoor' en 'erna'. De watersnoodramp markeert voor hen een ander tijdperk. Ook in het vriendelijke landschap zijn nog vele tastbare zaken terug te vinden. De naam van de weg herinnert aan het gehucht Capelle, tussen Nieuwer- kerk en Ouwerkerk. Het bestaat niet meer. Van de ongeveer honderd bewoners van Capelle vonden er veertig hun dood in de golven. Van het buurt - schapje bleven twee woningen overeind. Aan de overkant van de provinciale weg, de huidige N59, staan vier wo ningen. Er vlak achter ligt een oud begraafplaatsje. Daar staat sinds enkele jaren een gedenkteken, dat herinnert aan de vloed die in dit deel van Zeeland honderden men senlevens eiste. Het leven van Ria Geluk wordt, zeker de laatste twintig jaar, even eens getekend door de ramp. Als stuwende kracht achter het Waters noodmuseum, sinds drie jaar Nati onaal Monument geheten, spreekt ze nog vaak over de gebeurtenissen van toen. Maar een halve eeuw geleden -ze was 6,5 jaar oud- ging Tekst: Ad Ermstrang Foto's: Anton Dommerholt de ramp haar persoonlijk evenmin onopgemerkt voorbij. Voor de groepen blijft dit verhaal achterwege. Ook deze keer, in de huiskamer van haar op historische grond gebouwde woning, komen de emoties. „Die wil ik niet tonen als ik in het openbaar spreek." Het water komt De familie Geluk was in de nacht van 1 februari 1953 gewaarschuwd. „De dokter maakte ons wakker. 'Het water komt', zei hij. Toch kwamen onze twee knechten van Capelle in de vroege ochtenduren naar de boerderij. We hadden een gemengd bedrijf, de mannen gingen de koeien melken. Niemand besefte de ernst van de toestand. Halver wege het melken kwam het water. Het ging zo snel dat ze de dieren niet eens meer los konden maken. Die wilden eigenlijk ook niet naar buiten, uit de warme stal die gure nacht in. Allemaal kwamen ze om, de koeien, onze paarden, de hond en de katten... We hadden drie logeetjes, kinderen van kennissen uit Capelle. Die ble ven die nacht bij ons slapen. Zo wa ren we, met m'n ouders, zus en de knechts, met z'n negenen. Gelukkig hadden we twee dakkapellen. Een tje lag er uit de wind. We konden erbovenop zitten. Veel mensen die geen dakraam of dakkapel had den, zaten in de val als het huis instortte. Of schoven na vele uren, als ze aan schuine randen moesten hangen, alsnog dodelijk vermoeid het water in. Vader bleef bovenop het dak en zag wat er om ons heen gebeurde. Vre selijk. Vooral toen op zondagmid dag de tweede vloed kwam. Hij zag het huis van zijn ouders instorten." Niet alleen de grootouders van Ria kwamen om het leven. Een tante vond eveneens de dood in de kolkende watermassa. En vele vrienden en kennissen. Het huis van de familie Geluk hield stand. „Wel was een van de muren inge stort. Op maandagmiddag werden we door een mossel-roeiboot van het dak gehaald. Van een van de knechts was de vrouw verdronken. We verbleven aanvankelijk in Zie- rikzee, kwamen via Dordrecht in

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 2007 | | pagina 2