DE RAMP 1353-2 Dirk van der Pijl: Omdat de Duitsers niet over het Zijpe naar Zierikzee durfdenwerden wij ervoor gevraagd er mensen redde. Dertig in een roeibootje. Na anderhalve week keerde Visser terug bij zijn vrouw en kind op Urk. Vol indrukken. „Het is een zeer onaangename episode in je leven. Als ik over die smalle dijkjes liep, huiverde ik." Hij was blij weer thuis te zijn. „Ik was net getrouwd. Ze hadden al die tijd niets van me gehoord en moesten maar hopen dat het goed ging." Volgens Visser was en is het voor de Urkers een vanzelfsprekendheid om direct na een ramp aan de slag te gaan. „Noem het spontaniteit vermengd met een stuk naïviteit. Eerst doen en dan pas denken." Van eerbetoon wil hij niet horen. „Een Urker voelt zich niet zo gauw een redder." Later kregen de Urker vissers te maken met de gevolgen van de watersnoodramp. De hele Noord zeekust zat vol met rommel en vooral prikkeldraad. Dat kregen de vissers steeds in hun netten. „Dat was een toestand. We hebben er nog wekenlang last van gehad." Ducfe Alle militairen worden op zondag morgen 1 februari 1953 via de radio van verlof teruggeroepen. Dirk van der Pijl hoort de oproep niet. De 21- jarige dienstplichtige soldaat bij de Aan- en Afvoertroepen in Tilburg is met weekendverlof. Als hij in zijn woonplaats Werkendam even naar het hoge water wil kijken, grijpt een sergeant hem in de kraag. Dirk moet het verkeer regelen. Begin van de middag komt er aflos sing en mag Van der Pijl naar huis. 's Avonds wordt hij naar Gorin- chem-Oost gedirigeerd. „Daar moest alles ontruimd worden van wege dreigende overstromingen, 's Nachts hebben we in een school geslapen." De volgende morgen gaat Van der Pijl terug naar Werkendam en van- daaruit op de fiets naar Tilburg. „Daar deed ik twee uur over", zegt hij vijftig jaar later in zijn woning in Werkendam. Hij kreeg opdracht om met een vrachtwagen zakken zand naar Steenbergen te brengen. Na enkele dagen krijgt Van der Pijl de opdracht om met een amfibie voertuig, de zogenaamde Duck (Engels voor eend), naar Zierikzee te gaan. „Het waren Amerikaanse amfibievaartuigen met Duitse chauffeurs. Omdat de Duitsers niet over het Zijpe naar Zierikzee durf den, werden wij ervoor gevraagd." De jonge militair vindt het interes sant. „Ik stond er helemaal niet bij stil dat ik niet kon zwemmen." Geldkisten Het Zijpe was toen een breed water. „Het stroomde er verschrik kelijk. Rijden konden we wel met het ding, maar varen niet." Na de uitleg smeerden de Duitsers hem. En ploften de Nederlanders het water in. Op Schouwen-Duiveland werd de Duck-bemanning ingekwartierd in een school. Vandaar werden ze uit gezonden naar Zierikzee, Ooster- land en Nieuwerkerk. „Samen met de politie moesten we geldkisten en andere waardevolle spullen uit de verlaten huizen en boerderijen halen." Op de zolder van een grote boe renhoeve trof Van der Pijl een kist vol met zilveren gulden en rijks daalders aan. „Er was een greep in gedaan, dat kon je zien. Waar schijnlijk door de boer die op zijn vlucht nog wat geld mee wilde nemen." Ook trokken de vijftien amfibievoertuigen kadavers uit schuren en stallen, die ze vervol gens naar de dijk brachten. Dertien weken aan een stuk was Van der Pijl in het ondergelopen Zeeland. „Het was voor ons mooi en avontuurlijk. Je had praktisch met geen hogere leidinggevende te maken. Het varen met het amfi bievoertuig was mooi. Met een noodgang gingen we door de smalle straatjes. Het ding was ont zettend duur in verbruik: een op een." Van de regering heeft hij later nooit meer iets gehoord. Vindt Van der Pijl niet erg. „Je deed je plicht." Foto's rechts: Het amfibievoertuig waarmee Dirk van der Pijl en z'n maats hulp verleenden. TERDEGE 29 JANUARI 2003

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 2003 | | pagina 9